sensor OPEL INSIGNIA BREAK 2019 Gebruikershandleiding (in Dutch)
[x] Cancel search | Manufacturer: OPEL, Model Year: 2019, Model line: INSIGNIA BREAK, Model: OPEL INSIGNIA BREAK 2019Pages: 361, PDF Size: 9.67 MB
Page 15 of 361

Kort en bondig13Alarmknipperlichten
Om in te schakelen ¨ indrukken.
Alarmknipperlichten 3 143.
Claxon
j indrukken.
Wis-/wasinstallatie
VoorruitwissersHI:snelLO:langzaamINT:intervalwissen of automatisch
wissen met regensensorOFF:uit
Hendel omlaag in de stand 1x duwen
om wissers één slag te laten maken
wanneer de voorruitwisser uitgescha‐
keld is.
Voorruitwisser 3 91, wisserblad
vervangen 3 273.
Page 31 of 361

Sleutels, portieren en ruiten29de bediening niets bekneld raakt
en dat er niemand in het bewe‐
gingsgebied staat.
U kunt de elektrische achterklep als
volgt bedienen:
● De elektronische sleutel.
● Handsfree bediening met behulp van de bewegingssensor onder
de achterbumper.
● Met de tiptoets onder de sierlijst van de achterklep en C in de
geopende achterklep.
● De schakelaar C aan de
binnenzijde van het bestuurders‐
portier.
Bij auto's met een automatische
versnellingsbak kan de achterklep
alleen worden bediend wanneer de
auto stilstaat en met de keuzehendel
in P.
De richtingaanwijzers knipperen en u
hoort een geluidssignaal wanneer de
elektrische achterklep in werking is.
Let op
De bediening van de elektrische
achterklep heeft geen invloed op de
centrale vergrendeling. Het is niet
nodig om de auto te ontgrendelen
om de achterklep te openen met de
knop op de elektronische sleutel, de
tiptoets onder de sierlijst van de
achterklep of de handsfree bedie‐
ning. Hiervoor moet de elektroni‐
sche sleutel zich wel buiten de auto
bevinden, binnen ongeveer
één meter van de achterklep.
Laat de elektronische sleutel niet
achter in de bagageruimte.
Vergrendel de auto na het sluiten,
indien hij eerder werd ontgrendeld.
Centrale vergrendeling 3 24.Bediening met de elektronische
sleutel
Druk tweemaal op X om de achter‐
klep te openen of te sluiten. Om onbe‐
doeld openen van de achterklep te
voorkomen, moet X langer worden
ingedrukt dan bij het vergrendelen of
ontgrendelen.
Page 32 of 361

30Sleutels, portieren en ruitenHandsfree bediening met behulp van
de bewegingssensor onder de
achterbumper
Om de achterklep te openen of te slui‐
ten moet u uw voet recht onder het
middelste gedeelte van de achter‐
bumper snel heen en weer bewegen. Houd uw voet niet stil onder de
bumper. Het desbetreffende gedeelte wordt aangegeven met een op de
grond geprojecteerd symbool, waar‐
van de zichtbaarheid afhangt van de
lichtomstandigheden. De elektroni‐
sche sleutel moet zich buiten de auto
bevinden, binnen ongeveer
één meter van de achterklep.
Wanneer het systeem een voetbewe‐ ging detecteert, activeert het systeemna korte tijd de achterklep.9 Gevaar
Raak tijdens de handsfree bedie‐
ning geen voertuigonderdelen
onder de auto aan. Er bestaat dan gevaar voor verwonding vanwege
hete motoronderdelen.
Bediening met de tiptoets onder de
sierlijst van de achterklep
Om de achterklep te openen, drukt u
op de tiptoets onder de achterkleplijst
totdat de achterklep begint te bewe‐
gen. Als de auto is afgesloten, moet
de elektronische sleutel zich buiten
de auto bevinden, binnen ongeveer
één meter van de achterklep.
Om de klep te sluiten, drukt u op
C in de geopende achterklep totdat
de achterklep begint te bewegen.
Page 34 of 361

32Sleutels, portieren en ruiten
4. Houd de toets C aan de
binnenkant van de geopende
achterklep drie seconden inge‐
drukt.
Let op
De openingshoogte moet met de auto op de grond worden gepro‐ grammeerd.
U hoort een geluidssignaal en de rich‐ tingaanwijzers knipperen wanneer de
nieuwe instelling is opgeslagen. De
verlaagde hoogte kan alleen worden
ingesteld bij een openingshoek van
meer dan 30°.
Wanneer u het stelwiel in het bestuur‐ dersportier naar de tussenmodus
3/4 draait, zal de elektrische achter‐
klep opengaan tot aan de nieuw inge‐ stelde positie.
De achterklep kan alleen geopend
blijven als er een minimale hoogte is
overschreden (minimale openings‐
hoek van 30°). U kunt geen openings‐
hoogte programmeren die een lagere
hoogte oplevert.
Beveiligingsfunctie
Wanneer de elektrische achterklep
tijdens het openen of sluiten een
obstakel raakt, keert de klep automa‐ tisch een stukje om. Bij meerdere
obstakels tijdens één beweging wordt
de functie gedeactiveerd. In dat geval moet u de achterklep met de hand
openen of sluiten.
De elektrische achterklep heeft
beknellingssensoren langs de zijran‐
den. Herkennen deze sensoren een
obstakel tussen de achterklep en de
carrosserie, dan opent de achterklep tot u deze weer activeert of handma‐tig sluit.De beveiligingsfunctie wordt kenbaar
gemaakt door een geluidssignaal.
Verwijder alle obstakels voordat u
verdergaat met de elektrische bedie‐ ning.
Als de auto is uitgerust met een af
fabriek gemonteerde trekhaak en er
is een aanhanger aangesloten op de
trekhaakaansluiting, dan is de elektri‐
sche achterklep alleen handmatig te bedienen. Druk op de tiptoets om de
achterklep te ontgrendelen, te
openen en handmatig te sluiten. Zorg ervoor dat er geen obstakels in het
bewegingsgebied staan.
Overbelasting
Als de elektrische achterklep
herhaald met korte tussenpozen
wordt bediend, wordt de functie enige
tijd uitgeschakeld. Beweeg de achter‐ klep handbediend naar de eindstandom het systeem te resetten.
Page 37 of 361

Sleutels, portieren en ruiten351. Sluit de achterklep, de motorkap,de ruiten en het zonnedak.
2. Druk op o. De led in de knop
o brandt maximaal
tien minuten.
3. Portieren sluiten.
4. Diefstalalarmsysteem inschake‐ len.
Het statusbericht verschijnt in het
Driver Information Center.
Status-LED
De status-LED is geïntegreerd in de
sensor boven op het instrumentenpa‐
neel.
Status tijdens de eerste
30 seconden na het activeren van het alarmsysteem:LED aan:test, inschakel‐
vertragingLED knippert snel:portieren,
achterklep of
motorkap niet
goed dicht,
eventuele
systeemstoring
Status nadat systeem is geactiveerd:
LED knippert lang‐
zaam:systeem is
geactiveerd
Bij storingen de hulp van een werk‐
plaats inroepen.
Uitschakelen
Bij het ontgrendelen van de auto met
de knop op één van de buitenkrukken
wordt het diefstalalarmsysteem
gedeactiveerd.
De elektronische sleutel moet zich
binnen een bereik van ongeveer één
meter van het desbetreffende portier
buiten de auto bevinden.
Het systeem wordt niet gedeactiveerd door het bestuurdersportier te
ontgrendelen met de sleutel of met de
centrale vergrendelingsknop in het
interieur.
Page 41 of 361

Sleutels, portieren en ruiten39Binnenspiegel
Handmatige dimfunctie
Om verblinding te verminderen, de
hendel aan de onderkant van de spie‐
gelbehuizing verstellen.
Automatische dimfunctie
Verblinding 's nachts door achterop‐
komend verkeer wordt automatisch
verminderd.
Ruiten
Voorruit
Voorruitstickers Plak geen stickers, zoals bijvoorbeeld
tolvignetten, rondom de binnenspie‐
gel op de voorruit. Anders kunnen de detectiezone van de sensor en het
zichtveld van de camera in de spie‐
gelbehuizing kleiner worden.
Vervanging van voorruitVoorzichtig
Als de auto met een vooruitzicht‐
camera voor de bestuurderson‐
dersteuningssystemen uitgevoerd is, is het zeer belangrijk dat een
eventuele vervanging van de voor‐ ruit precies volgens de specifica‐
ties van Opel plaatsvindt. Anders
werken deze systemen wellicht
niet goed en bestaat het risico van
onverwacht gedrag en/of berich‐
ten van deze systemen.
Page 61 of 361

Stoelen, veiligheidssystemen59Airbagsysteem
Het airbagsysteem bestaat uit meer‐
dere afzonderlijke systemen afhanke‐
lijk van de omvang van de uitrusting.
Bij het activeren worden de airbags
binnen enkele milliseconden gevuld.
Ook het leeglopen van de airbags
verloopt zo snel, dat dit tijdens een
aanrijding vaak niet eens wordt opge‐
merkt.9 Waarschuwing
Het airbagsysteem ontplooit
explosief, laat reparaties alleen
door deskundig personeel verrich‐ ten.
9 Waarschuwing
Bij het aanbouwen van accessoi‐
res die het frame van de auto, het
bumpersysteem, de hoogte, de
voorkant of de zijbeplating veran‐ deren werkt het airbagsysteem
mogelijk niet goed. De werking
van het airbagsysteem kan ook
nadelig worden beïnvloed door het wijzigen van onderdelen van de
voorstoelen, de veiligheidsgor‐
dels, de airbagsensor- en diagno‐
semodule, het stuurwiel, het
instrumentenpaneel, de portier‐
rubbers aan de binnenkant, waar‐
onder de luidsprekers, een van de
airbagmodules, de hemel- of stijl‐
bekleding, de frontsensoren, de
zij-impactsensoren of de airbag‐
bedrading.
Let op
Ter hoogte van de middenconsole
zitten de regelelektronica van het
airbagsysteem en de gordelspan‐
ners. In dit gebied geen magneti‐
sche voorwerpen plaatsen.
Bevestig geen voorwerpen op de
afdekkingen van de airbags en
bedek ze niet met andere materia‐
len. Laat beschadigde afdekkingen
vervangen door een werkplaats.
Elke airbag treedt slechts eenmaal
in werking. Geactiveerde airbags
onmiddellijk laten vervangen door
een werkplaats. Ook moeten even‐
tueel het stuurwiel, het instrumen‐
tenbord, plaatwerk, de portierafdich‐ tingen, handgrepen en de stoelen
worden vervangen.
Geen aanpassingen in het airbag‐
systeem aanbrengen, anders
vervalt de typegoedkeuring van de
auto.
Controlelamp v voor airbagsystemen
3 108.
Kinderveiligheidssystemen op de
passagiersstoel met
airbagsystemen
Waarschuwing conform ECE R94.02 :
Page 74 of 361

72Stoelen, veiligheidssystemenVoetgangersbescher‐
mingssysteem
Actieve motorkap
Het voetgangersbeschermingssys‐
teem vermindert mogelijk de ernst
van het letsel aan voetgangers bij een
frontale botsing.
Wanneer de sensoren in de voorbum‐
per een bepaalde impact waarnemen binnen het snelheidsbereik van
25 km/u tot 50 km/u te gaan, wordt het
achtergedeelte van de motorkap
opgetild om hoofdletsel aan voetgan‐ gers te voorkomen.
Bovendien is de voorbumper ontwor‐
pen op minder beenletsel aan voet‐
gangers.
De actieve motorkap kan maar één
keer worden geactiveerd en blijft
omhoog staan. Er verschijnt een
bericht op het Driver Information
Center.
Begeef u zo spoedig naar een werk‐
plaats, en rijd daarbij zeer behoed‐
zaam, om de stelelementen, schar‐
nieren en motorkap te laten vervan‐
gen.9 Waarschuwing
Rijd niet met de motorkap
omhoog.
9 Waarschuwing
Na een frontale botsing kan de
voorbumper weliswaar intact
lijken, maar kunnen de sensoren toch beschadigd zijn. Laat een
werkplaats nagaan of de sensoren
goed werken.
In de volgende situaties wordt het
systeem mogelijk niet actief:
● De impact ligt buiten het sensor‐ bereik.
● De sensoren zijn beschadigd of afgedekt door accessoires.
● De motorkap is geblokkeerd door
sneeuw of ijs.
● De rijsnelheid is niet binnen het bereik.
● Het object is te klein.
Motorkap handmatig laten
zakken9 Waarschuwing
Na het activeren van het systeem
zijn de scharnieren van de motor‐
kap heet. Niet aanraken.
Ga als volgt om de geactiveerde
motorkap te laten zakken om naar de
dichtstbijzijnde werkplaats te gaan:
1. Trek aan de ontgrendelingshand‐ greep motorkap.
2. Druk op de veiligheidspal links op
de auto.
3. Open de motorkap zo'n 20 cm en laat deze langzaam zakken
zonder vast te klikken.
4. Druk de motorkap met beide handen op de achterste afwisse‐
lend tussen rechts en links in
kleine stapjes omlaag.
Page 89 of 361

Opbergen87Zet de dakdrager volgens de
montage-instructies vast.
Dakdrager wegnemen als deze niet wordt gebruikt.
Sports Tourer, Country Tourer
De bevestigingspunten zitten aan
weerskanten in de dakrails.
Zet de dakdrager volgens de bij de
dakdrager geleverde montage-
instructies vast.
Dakdrager wegnemen als deze niet
wordt gebruikt.
Beladingsinformatie
● Zware voorwerpen in de bagage‐
ruimte tegen de rugleuningen
leggen. Zorg dat de rugleuningen
goed vastklikken. D.w.z. dat de
rode merktekens dichtbij de
ontgrendelingshendel aan de
zijkant mogen niet meer zicht‐
baar mogen zijn. Bij stapelbare
voorwerpen de zwaarste voor‐
werpen onderop leggen.
● Voorkom dat losse voorwerpen gaan schuiven door ze met
banden vast te zetten aan de
sjorogen 3 82.
● Bagage niet boven de rugleunin‐
gen laten uitsteken.
● Leg niets op de bagageruimte- afdekking of op het instrumenten‐
paneel en dek de sensor boven
op het instrumentenpaneel niet
af.
● De bagage mag de bediening van pedalen, handrem, schakel‐
hendel en de bewegingsvrijheid
van de bestuurder niet belemme‐ ren. Geen losse voorwerpen inhet interieur leggen.
● Niet met een geopende achter‐ klep rijden.9Waarschuwing
Controleer altijd of de lading in het
voertuig goed vastgezet is. Als datniet het geval is, kunnen voorwer‐
pen in het voertuig rondgeslingerd worden en letsel of schade aan delading of de auto veroorzaken.
● Het nuttig draagvermogen is het verschil tussen het maximaal
toelaatbare totaalgewicht van de
Page 94 of 361

92Instrumenten en bedieningsorganenVoorruitwisser met regensensorHI:snelLO:langzaamAUTO:Automatische wisfunctie
met regensensorOFF:uit
In de stand AUTO registreert de
regensensor de hoeveelheid neer‐
slag op de voorruit en stuurt automa‐
tisch de wissnelheid van de voorrui‐
twisser aan.
Hendel omlaag in de stand 1x duwen
om wissers één slag te laten maken
wanneer de voorruitwisser uitgescha‐
keld is.
Niet inschakelen wanneer de voorruit bevroren is.
Uitschakelen in wasstraten.
Instelbare gevoeligheid van de
regensensor
Wisserhendel in stand AUTO.
Draai aan het stelwiel om de gevoe‐ ligheid van de regensensor in te stel‐
len.
Sensor vrijhouden van stof, vuil en ijs.
Regensensorfunctie kan worden
geactiveerd of gedeactiveerd in de
Persoonlijke instellingen.
Selecteer de desbetreffende instel‐
ling in Instellingen , I Voertuig op het
Info-Display.
Info-Display 3 122.
Persoonlijke instellingen 3 128.