sensor OPEL INSIGNIA BREAK 2020 Gebruikershandleiding (in Dutch)
[x] Cancel search | Manufacturer: OPEL, Model Year: 2020, Model line: INSIGNIA BREAK, Model: OPEL INSIGNIA BREAK 2020Pages: 329, PDF Size: 9.37 MB
Page 200 of 329

198Rijden en bedieningDe frontaanrijdingswaarschuwing
met radarsensor detecteert voertui‐
gen tot afstanden van ca. 150 m en
werkt automatisch bij alle snelheden
boven wandeltempo.
Inschakelen
Een voorwaarde is dat de frontaanrij‐
dingswaarschuwing in het menu
Persoonlijke instellingen niet gedeac‐
tiveerd is 3 127.
Bestuurder waarschuwen Het groene controlelampje voor 'voor‐
ligger gedetecteerd' A licht groen op
in de instrumentengroep wanneer het systeem een voorligger heeft waar‐
genomen. Bij auto's met head-updis‐
play wordt A op de voorruit gepro‐
jecteerd.
Controlelampje A wordt oranje als de
afstand tot een rijdende voorligger te
klein wordt.Voorzichtig
De kleur van dit waarschuwings‐
lampje komt niet overeen met
plaatselijke verkeerswetten met
betrekking tot uw afstand tot de
voorligger. De bestuurder is te
allen tijde volledig verantwoorde‐
lijk voor het op een veilige afstand volgen van de voorligger, volgens
de betreffende verkeersregels, het weer en de toestand van de weg.
Wanneer de tijd tot een mogelijke
botsing met een voorligger te kort
wordt en een botsing op handen is,
verschijnt er een waarschuwingssym‐ bool op het Driver Information Center
en wordt de bestuurder gewaar‐
schuwd door een knipperende rode
led-strook of een pop-upsymbool op
het head-updisplay dat in het
gezichtsveld van de bestuurder op de
voorruit wordt geprojecteerd.
Er klinkt tegelijkertijd een waarschu‐
wingsgeluid. Trap het rempedaal in
en voer de benodigde stuurhandelin‐
gen uit.
Page 202 of 329

200Rijden en bedieningAanduiding op pagina Rijhulp
Uitschakelen
U kunt het systeem deactiveren in het
menu Persoonlijke instellingen
3 127.
Als de frontaanrijdingswaarschuwing
werd gedeactiveerd, wordt de
systeemgevoeligheid ingesteld op
"medium" bij hernieuwde inschake‐ ling van het contact.
Bij uitschakeling van het contact
wordt de laatst geselecteerde instel‐
ling opgeslagen.
Algemene informatie9 Waarschuwing
De frontaanrijdingswaarschuwing
is een waarschuwingssysteem dat de remmen niet activeert. Bij het
met een te hoge snelheid naderen
van een voorligger, kan er onvol‐
doende tijd zijn om een aanrijding
te voorkomen.
De bestuurder aanvaardt de volle
verantwoordelijkheid voor het
bewaren van een veilige onder‐
linge afstand bij de betreffende
verkeers-, weers- en zichtomstan‐
digheden.
De bestuurder moet onder het
rijden altijd zijn of haar onver‐
deelde aandacht aan het verkeer
geven. De bestuurder moet altijd
gereed zijn om actie te onderne‐
men en te remmen.
Systeembeperkingen
De frontaanrijdingswaarschuwing is
bedoeld om alleen te waarschuwen
voor voertuigen, maar kan ook op
andere obstakels reageren.
In de volgende gevallen detecteert de
frontaanrijdingswaarschuwing
wellicht geen voorliggers of kunnen
de prestaties van de sensor beperkt
zijn:
● bij ritten op bochtige of heuvel‐ achtige wegen
● bij nachtelijke ritten
● bij een beperkt zicht door weers‐ omstandigheden, zoals bij mist,
regen of sneeuw
● de sensor in de voorruit wordt geblokkeerd door sneeuw, ijs,
slijk, modder, vuil, schade aan de voorruit of werkt slechter door
vreemde voorwerpen, bijv. stic‐
kers
Indicatie afstand tot voorligger
De volgende afstandsaanduiding
toont de afstand tot een bewegend
voorliggend voertuig. De frontcamera
in de voorruit wordt gebruikt voor het
detecteren van de afstand van een
voertuig dat direct voorop in de baan
van de auto rijdt. Hij is actief bij snel‐
heden boven 40 km/u.
Page 203 of 329

Rijden en bediening201Als er een voorligger wordt gedetec‐
teerd, wordt de afstand in seconden
weergegeven op een pagina in het Driver Information Centre.
Kies bij een Baselevel-display het
Info -menu ? en selecteer de
pagina met aanduidingen voor de
afstand tot voorliggers 3 114.
Selecteer op het Mid- en Uplevel-
display het menu Info met de stuur‐
wieltoetsen en druk op å om de Indi‐
catie afstand tot voorligger 3 114 te
selecteren.
De minimale aangegeven afstand is
0,5 seconde.
Als er geen voorligger is of als de
voorligger buiten bereik is, worden er twee streepjes getoond: -.- sec.
Als de adaptieve cruisecontrol actief
is, geeft deze pagina de instelling van
de gevoeligheid van de waarschu‐
wingsfunctie weer in plaats van de
ingestelde afstand tot de voorligger.
3 188.
Systeembeperkingen
In de volgende situaties zijn de pres‐
taties van de sensor indicatie afstand tot voorligger beperkt:
● Er op bochtige of heuvelachtige wegen wordt gereden.
● Er 's nachts wordt gereden.
● Het zicht beperkt is door weers‐ omstandigheden, zoals bij mist,
regen of sneeuw.
● De sensor wordt geblokkeerd door sneeuw, ijs, slijk, modder,
vuil, schade aan de voorruit of
werkt slechter door vreemde
voorwerpen, bijv. stickers.
Actieve noodrem De actieve noodrem is deel van het
frontaanrijdingssysteem 3 127. Deze
kan helpen om de schade en letsel
door aanrijdingen met voertuigen,
voetgangers of obstakels direct vóór
de auto te beperken, indien een
aanrijding door remmen of sturen niet
langer kan worden vermeden. Voor‐
dat de actieve noodrem gaat werken, wordt de bestuurder gewaarschuwd
Page 204 of 329

202Rijden en bedieningdoor de frontaanrijdingswaarschu‐
wing 3 197 of de voetgangersbe‐
schermingswaarschuwing vóór
3 205.
Deze functie maakt gebruik van input uit vele bronnen ( bijv. camerasensor,
radarsensor, remdruk, rijsnelheid) om
de waarschijnlijkheid van een frontale
aanrijding te berekenen.9 Waarschuwing
Dit systeem is niet bedoeld om de
verantwoordelijkheid van de
bestuurder, voor het besturen van
de auto en anticiperen op de
verkeerssituatie, over te nemen.
Het is alleen bedoeld als aanvul‐
ling om de rijsnelheid vóór een
botsing te verlagen.
Het systeem reageert mogelijk
niet op dieren. Na een plotselinge
verandering van rijstrook, heeft
het systeem enige tijd nodig om de
nieuwe voorligger te detecteren.
De bestuurder moet altijd gereed
zijn om actie te ondernemen en te remmen en sturen om aanrijdin‐
gen te voorkomen.
Werking
Het systeem omvat: ● anticiperend remsysteem
● automatisch noodstopsysteem
● anticiperend remassistentiesys‐ teem
● intelligente remassistentie (alleen bij radarsensor)
● voetgangersbeschermingssys‐ teem vóór
Indien alleen uitgerust met frontca‐
mera werkt de actieve noodrem in
vooruitversnellingen boven wandel‐
tempo tot 80 km/u.
Indien uitgerust met radarsensor
werkt de actieve noodrem in vooruit‐
versnellingen op een willekeurige
snelheid boven wandeltempo. Alleen de voetgangersbescherming vóór is
actief tot een snelheid van 80 km/h.
Inschakelen
Een voorwaarde is dat Botswaar‐
schuwingssysteem en Voetganger‐
detectie voorzijde niet zijn geacti‐
veerd in de persoonlijke instellingen
3 127.Anticiperend remsysteem
Bij het naderen van een voorligger of
een voetganger met een zodanige
snelheid dat een aanrijding waar‐
schijnlijk is, zet het anticiperend
remsysteem een lichte remactie in.
Dit verkort de responstijd, mocht
handmatig of automatisch remmen
noodzakelijk zijn.
Automatisch noodstopsysteem
Na het activeren van het remvoorbe‐
reidingssysteem en net voor het
moment van aanrijding past deze
functie automatisch beperkte remac‐
tie toe om de snelheid te verlagen of
een botsing te voorkomen.
Als de actieve noodrem is aangezet,
verschijnt er een bericht op het Driver
Information Center en klinkt er een
zoemer.
Afhankelijk van de situatie kan de auto automatisch iets of krachtig
afremmen. Dit automatisch remmen
is alleen mogelijk als het systeem een voorligger waarneemt, aangegeven
door het voorliggerlampje A 3 197.
Bij auto's met
Page 205 of 329

Rijden en bediening203voetgangersbescherming vóór kan
het automatisch remmen vóór ook
gaan werken na het detecteren van
een voetganger vóór de auto.
Bij snelheden van minder dan
40 km/u kan het systeem met volle
kracht remmen activeren.
Het automatische noodstopsysteem
remt de auto mogelijk tot stilstand af
om een mogelijke botsing te helpen voorkomen. Als dit gebeurt, schakelt
het automatische noodstopsysteem mogelijk de elektrische parkeerrem in
om de auto op zijn plaats te houden.
Druk om de elektrische parkeerrem
los te zetten op de knop of trap het
gaspedaal krachtig in.9 Waarschuwing
Het automatisch noodstopsys‐
teem is een noodfunctie ter voor‐
bereiding op een botsing en is niet ontworpen om botsingen te voor‐
komen. Vertrouw voor het afrem‐
men van de auto niet op het
systeem. Het automatische nood‐
stopsysteem remt niet buiten het
actieve snelheidsbereik en
reageert alleen op gedetecteerde
voertuigen en voetgangers.
Anticiperend
remassistentiesysteem
Naast het anticiperend remsysteem
en het automatisch noodstopsysteem
verhoogt het anticiperende remassis‐
tentiesysteem de gevoeligheid van de remassistentie. Daarom remt de auto
bij minder stevig intrappen van het
rempedaal onmiddellijk krachtig af.
Deze functie helpt de bestuurder om
sneller en krachtiger te remmen vóór
de mogelijke aanrijding.
9 Waarschuwing
De actieve noodrem is niet ontwor‐
pen voor krachtig autonoom
remmen of het automatisch
vermijden van botsingen. Het is
ontworpen om de rijsnelheid voor‐
afgaand aan een aanrijding te
verlagen. Het reageert mogelijk
niet op dieren. Na een plotselinge
verandering van rijstrook, heeft
het systeem enige tijd nodig om de nieuwe voorligger te detecteren.
De bestuurder moet onder het
rijden altijd zijn of haar onver‐
deelde aandacht aan het verkeer
geven. De bestuurder moet altijd
gereed zijn om actie te onderne‐
men en te remmen en sturen om
aanrijdingen te voorkomen.
Het systeem is ontworpen voor een
situatie waarin alle inzittenden hun
veiligheidsgordels dragen.
Intelligente remassistentie
Als de auto is uitgerust met een radar‐
sensor, gaat de intelligente remassis‐
tentie mogelijk werken wanneer het
rempedaal snel wordt ingetrapt om
extra goed te remmen op basis van
de naderingssnelheid en afstand tot een voorligger.
Iets trillen van het rempedaal of
bewegen van het pedaal is hierbij
normaal en het rempedaal moet zo
nodig ingetrapt blijven. Intelligente
Page 206 of 329

204Rijden en bedieningremassistentie wordt pas automa‐
tisch uitgeschakeld wanneer het
rempedaal wordt losgelaten.9 Waarschuwing
Door de intelligente remassisten‐
tie kan de auto in bepaalde situ‐
aties krachtiger remmen dan op
dat moment strikt noodzakelijk is.
Hierbij kunt u de verkeersstroom
belemmeren. Haal in dat geval uw
voet van het rempedaal en rem
vervolgens in gepaste mate af.
Voetgangersbescherming vóór
3 205.
Uitschakelen
U kunt de actieve noodrem deactive‐
ren in het menu Persoonlijke instellin‐ gen 3 127. Als dat het geval is,
verschijnt er een bericht op het Driver Information Center.
We adviseren u om het systeem te
deactiveren of om het alleen in de volgende gevallen te laten waarschu‐ wen:
● wanneer de auto wordt gesleept● als er een aanhanger is aange‐ koppeld aan de auto
● vóór gebruik van een automati‐ sche wasstraat met ingeschakeldcontact
● als de voorruit beschadigd is in de buurt van de camera
● als de voorbumper beschadigd is
Systeembeperkingen
In sommige gevallen kan de actieve
noodrem automatisch remmen in situaties waarin dat onnodig lijkt te
zijn, bijvoorbeeld in parkeergarages,
als er verkeersborden in een bocht
staan of door auto's die zich in een
andere rijstrook bevinden. Dit behoort bij de normale werking van het
systeem, de auto behoeft geen
onderhoud. Trap om automatisch
remmen te negeren het gaspedaal stevig in als de situatie en de omge‐
ving dat toelaten.In de volgende situaties zijn de pres‐ taties van de actieve noodrem
beperkt:
● rijden op bochtige of heuvelach‐ tige wegen
● bij detectie van alle voertuigen, in
het bijzonder voertuigen met een aanhanger, trekkers, modderige
voertuigen, enz.
● bij detectie van een voertuig, wanneer het zicht door weersom‐standigheden beperkt is, zoals bijmist, regen of sneeuw.
● bij nachtelijke ritten
● bij een beperkt zicht door weers‐ omstandigheden, zoals bij mist,
regen of sneeuw
● de sensor in de voorruit wordt afgedekt door (natte) sneeuw, ijs,modder, vuil, enz.
● de voorruit is beschadigd of bedekt met vreemde voorwer‐
pen, bijv. stickers
Houd om defecten te voorkomen de
zones van de camerasensor in de
voorruit en de radarsensor in de radi‐
ateurgrille altijd vrij van vuil, stof, ijs en sneeuw.
Page 209 of 329

Rijden en bediening2079Waarschuwing
Bij gebruik van het remsysteem
voor voetgangers vóór terwijl u
met een aanhanger rijdt, kunt u de macht over het stuur verliezen en
een botsing veroorzaken. Stel het
systeem bij ritten met een aanhan‐
ger in de Persoonlijke instellingen
op Waarschuwen of Uit.
Persoonlijke instellingen 3 127.
Systeembeperkingen
In de volgende gevallen detecteert de voetgangersbescherming vóór
mogelijk geen voetganger vóór de
auto of werkt de sensor mogelijk maar
beperkt:
● De rijsnelheid ligt buiten het bereik van 8 km/h tot 80 km/h ineen vooruitversnelling.
● De afstand tot een voetganger vóór de auto bedraagt meer dan
40 m.
● Er op bochtige of heuvelachtige wegen wordt gereden.
● Er 's nachts wordt gereden.
● Het zicht beperkt is door weers‐ omstandigheden, zoals bij mist,
regen of sneeuw.
● De sensor in de voorruit wordt gehinderd door sneeuw, ijs, slijk,
modder, vuil, schade aan de
voorruit of slechter werkt door
vreemde voorwerpen, bijv. stic‐
kers.
Parkeerhulp Algemene informatie
Wijzig bij het gebruik van de trekhaak
de configuratie-instellingen in het
menu Persoonlijke instellingen op het
Info-Display.
Persoonlijke instellingen 3 127.
Bij een aanhangwagen of fietsendra‐
ger op de trekhaak is de parkeerhulp
gedeactiveerd.Parkeerhulp voor-achter9 Waarschuwing
De bestuurder is zelf geheel
verantwoordelijk voor het inparke‐ ren.
Controleer bij het achteruit- en
vooruitrijden en het gebruik van de
parkeerhulp de zone rondom de
auto.
De parkeerhulp voor-achter meet de
afstand tussen de auto en voorgele‐
gen obstakels en achter de auto.
Deze informeert en waarschuwt de
bestuurder met geluidssignalen en een aanduiding op het display.
Het gebruikt twee verschillende
akoestische waarschuwingssignalen
voor de controlezones voor en achter,
elk met een andere geluidsfrequentie.
Page 210 of 329

208Rijden en bediening
Het systeem heeft vier ultrasone
parkeersensoren elk in de achter- en
voorbumper.
Inschakelen
Het systeem wordt automatisch inge‐
schakeld bij een snelheid tot 11 km/u.Een brandend ledje in de parkeer‐
hulptoets r geeft aan dat het
systeem klaar voor gebruik is.
Als r binnen een contactcyclus
wordt uitgeschakeld, wordt de
parkeerhulp gedeactiveerd. Als de
snelheid eerder meer dan 25 km/u
was, wordt de parkeerhulp opnieuw
geactiveerd wanneer de snelheid tot
onder 11 km/u daalt.
Bij deactivering van het systeem
dooft het led-lampje in de knop en
verschijnt er een bericht op het Driver Information Center.
Melding
Het systeem waarschuwt de bestuur‐
der met waarschuwingstonen voor
mogelijk gevaarlijke obstakels voor
de auto die dichterbij zijn dan 80 cm
en tegen mogelijk gevaarlijke obsta‐
kels achter de auto die dichterbij zijn
dan 50 cm terwijl er een vooruitver‐ snelling is ingeschakeld, of tot
1,5 meter als de achteruitversnelling
is geselecteerd.
Afhankelijk van de kant waar de auto
dichter bij een obstakel is, hoort u aan
de desbetreffende zijde akoestische
waarschuwingssignalen in de auto.
De geluidssignalen volgen elkaar sneller op naarmate de auto dat
obstakel nadert. Is de afstand kleiner
dan ongeveer 30 cm, dan klinkt het
geluid continu.
Ook wordt de afstand tot obstakels
achter en voor de auto weergegeven
door veranderende afstandslijnen op
het Driver Information Center 3 114
of, afhankelijk van de versie, op het
Info-Display 3 120.
Page 212 of 329

210Rijden en bedieningAlleen GSi-modellen
Bij auto's met een automatische
versnellingsbak moet de bestuurder
zelf optrekken en schakelen maar
remt en stuurt de auto automatisch.
De geavanceerde parkeerhulp werkt
altijd samen met de parkeerhulp voor/
achter. Beide systemen gebruiken
dezelfde sensoren in de voor- en
achterbumper.
Het systeem heeft zes ultrasoon
parkeersensoren elk in de achter- en
voorbumper.
Geavanceerde parkeerhulp activeren
De geavanceerde parkeerhulp kan
alleen bij vooruit rijden worden geac‐
tiveerd.
Bij het zoeken naar een parkeerplek
is het systeem door kort indrukken
van ( klaar voor gebruik.
In de parkeerhulpmodus herkent en
memoreert het systeem fileparkeer‐
plekken van 10 m en insteekplekken
van 6 m.
Het systeem kan alleen worden geac‐
tiveerd en een parkeerplek zoeken bij snelheden tot 30 km/u.
De geavanceerde parkeerhulp wordt
op zeer steile hellingen mogelijk niet
geactiveerd.
WerkingZoekmodus voor parkeerplekken,
weergave in het Driver Information
Center
Selecteer een parallelle of haakse
parkeerplek op het Driver Information Center door lang op de toets ( te
drukken.
Het systeem is geconfigureerd om
standaard naar parkeerplekken aan
de passagierskant te zoeken. Om
Page 215 of 329

Rijden en bediening213Als er tijdens parkeerinstructies een
obstakel wordt gedetecteerd,
verschijnt er een bericht om de auto
te stoppen. Door het verwijderen van
het object wordt het inparkeren
hervat. Wordt het niet verwijderd, dan
wordt het systeem gedeactiveerd.
Algemene opmerkingen over
parkeerhulpsystemen9 Waarschuwing
In bepaalde omstandigheden
kunnen allerhande reflecterende
oppervlakken op voorwerpen of
kledingstukken evenals externe
geluidsbronnen ertoe leiden dat
het systeem geen obstakels waar‐ neemt.
Voorzichtig
Het systeem werkt eventueel
minder goed wanneer de senso‐
ren zijn bedekt, bijv. met ijs of
sneeuw.
Het parkeerhulpsysteem werkt bij
een zware belading eventueel
minder goed.
Voor grotere auto's in de buurt
(bijv. off-roads, minivans, vans)
gelden speciale voorwaarden. De
objectherkenning en de juiste
afstandsindicatie in het bovenste
deel van deze voertuigen kan niet
worden gegarandeerd.
Objecten met een erg klein reflec‐ tievlak, bijv. smalle voorwerpen of
zachte materialen, herkent het
systeem mogelijkerwijs niet.
Parkeerhulpsystemen detecteren
geen voorwerpen buiten het
detectiebereik.
Let op
Mogelijk detecteert de sensor een
niet-bestaand object als gevolg van
echostoring van buitengeluiden of
mechanische verstoringen (sporadi‐ sche valse waarschuwingen kunnenvoorkomen).
Zorg ervoor dat de kentekenplaat voor goed gemonteerd is (niet
verbogen en geen speling ten
opzichte van de bumper links of
rechts) en dat de sensoren goed op
hun plek zitten.
De geavanceerde parkeerhulp
reageert eventueel niet op verande‐
ringen in de beschikbare parkeer‐
plek nadat u met het inparkeren bent
begonnen. Het systeem kan een
ingang, een oprit, een binnenplaats
of zelfs een kruising als een parkeer‐ plek herkennen. Na het inschakelen van de achteruitversnelling begint
het systeem met inparkeren. Kijk
goed of de voorgestelde parkeerplek
inderdaad beschikbaar is.
Het systeem detecteert geen lage
stoepranden en onregelmatigheden
in het wegdek, bijv. op bouwterrei‐
nen. De bestuurder neemt de
verantwoordelijkheid op zich.
Let op
Bij nieuwe auto's is er bij het eerste
gebruik een kalibratie nodig. Voor
optimale begeleiding tijdens het