sensor OPEL INSIGNIA BREAK 2020 Gebruikershandleiding (in Dutch)
[x] Cancel search | Manufacturer: OPEL, Model Year: 2020, Model line: INSIGNIA BREAK, Model: OPEL INSIGNIA BREAK 2020Pages: 329, PDF Size: 9.37 MB
Page 113 of 329

Instrumenten en bedieningsorganen111BrandtEr zit een storing in het systeem.
Verder rijden is mogelijk. De rijstabili‐ teit kan echter afhankelijk van de
staat van het wegdek verslechteren.
Oorzaak van de storing onmiddellijk
door een werkplaats laten verhelpen.
Knippert
Het systeem is actief ingeschakeld.
Het motorvermogen kan worden
begrensd en de auto kan automatisch iets worden afgeremd.
Elektronische stabiliteitsregeling
3 182.
Traction Control-systeem 3 181.
Traction Control-systeem UIT
k brandt geel.
Het systeem is gedeactiveerd.
Koelvloeistoftemperatuur
W brandt rood.Brandt bij een draaiende motor
Stoppen, motor afzetten.Voorzichtig
Koelvloeistoftemperatuur is te
hoog.
Koelvloeistofpeil meteen controleren
3 243.
Is het koelvloeistofpeil hoog genoeg,
dan de hulp van een werkplaats
inroepen.
Voorverwarming ! brandt geel.
Het voorverwarmen van de dieselmo‐
tor is geactiveerd. Wordt alleen bij
lage buitentemperaturen ingescha‐
keld. Start de motor wanneer het
controlelampje dooft.
AdBlue
Y knippert geel.
Het AdBlue-peil is te laag. Vul AdBlue
spoedig bij om te voorkomen dat de
motor niet start.
AdBlue 3 168.
Bandenspanningscontrole‐ systeem
w brandt of knippert geel.
Brandt
Banden verliezen spanning. Meteen
stoppen en bandenspanning contro‐
leren.
Knippert
Storing in het systeem of montage
van een wiel zonder druksensor (bijv. reservewiel). Na 60 tot 90 seconden
brandt de controlelamp continu. De
hulp van een werkplaats inroepen.
Motoroliedruk I brandt rood.
Brandt na het inschakelen van het
contact en dooft vlak na het starten
van de motor.
Page 130 of 329

128Instrumenten en bedieningsorganenselectie van de vereiste instellin‐
gen en de automatische aircomo‐ dus.
Autom. achterruitontwaseming :
De achterruitverwarming wordt
automatisch geactiveerd.
● Bots-/detectiesystemen
Richtlijnen camera achterzijde :
Activeert of deactiveert de hulp‐
lijnen voor de achteruitkijkca‐
mera op het Info-Display.
Waarschuwing frontale botsing :
De frontaanrijdingswaarschu‐ wing wordt geactiveerd of
gedeactiveerd.
Automatische botsvoorberei‐
ding : Activeert of deactiveert de
automatische remwerking van de auto bij dreigend aanrijdingsge‐
vaar. Het volgende kan worden
geselecteerd: het systeem neemt
de remregeling over, waarschuwt alleen door middel van geluids‐
signalen of wordt volledig
gedeactiveerd.
Botswaarschuwingssysteem :
Activeert of deactiveert geluids‐ signalen of de automatischeremwerking bij dreigend aanrij‐
dingsgevaar.
Voetgangerdetectie voorzijde :
Activeert of deactiveert geluids‐
signalen of de automatische
remwerking van het voetgan‐
gersdetectiesysteem.
Waarschuwing verkeer achter :
Activeert of deactiveert de waar‐
schuwing kruisend verkeer
achter.
Parkeerhulp : Activeert of deacti‐
veert de parkeerhulp. Activering kan worden geselecteerd met of
zonder de aanhangerkoppeling bevestigd.
"Vrij rijden"-aankondiging : Acti‐
veert of deactiveert het herinne‐
ringsbericht om weg te rijden
wanneer de adaptieve cruisecon‐
trol de auto op zijn plaats houdt.
Waarschuwing dode hoek : Acti‐
veert of deactiveert het dode‐
hoeksysteem.
● Comfort en gemak
Auto geheugen opvragen :
Verandert de instellingen voor het oproepen van de opgeslageninstellingen voor de elektrische
stoelverstelling.
Bestuurdersstoel m.
gemakkelijke uitstap : Activeert of
deactiveert de uitstaphulp van de
elektrische stoelverstelling.
Volume geluidssignaal : Veran‐
dert het volume van geluidssig‐
nalen.
Bij achteruit kantelende spiegel :
Activeert of deactiveert de
parkeerhulp via de buitenspie‐
gels.
Automatisch inklappen spiegels :
Activeert of deactiveert het
inklappen van de buitenspiegels
via de handzender.
Aanpassing door bestuurder :
Activeert of deactiveert de
persoonlijke instellingen.
Wissers met regensensor : Acti‐
veert of deactiveert automatisch wissen met regensensor.
Automatisch wissen bij achteruit :
Activeert of deactiveert automa‐ tische inschakeling achterruitwis‐
ser bij inschakelen achteruitver‐
snelling.
Page 133 of 329

Instrumenten en bedieningsorganen131Rear Cross Traffic Alert: Acti‐
veert of deactiveert de waarschu‐
wing kruisend verkeer achter.
● Comfort en gebruiksgemak
Automatische geheugenoproep :
Verandert de instellingen voor
het oproepen van de opgeslagen instellingen voor de elektrische
stoelverstelling.
Makkelijk uitstappen van de
bestuurder : Activeert of deacti‐
veert de uitstaphulp van de elek‐
trische stoelverstelling.
Volume geluidssignaal : Veran‐
dert het volume van geluidssig‐
nalen.
Handsfree bediening laadklep/
kofferdeksel : Wijzigt de instellin‐
gen voor contactloze bediening
van de elektrisch bediende
achterklep.
Spiegel kantelen bij achteruit :
Wijzigt de parkeerhulp via de
buitenspiegels.
Automatisch inklappen spiegels :
Activeert of deactiveert het
inklappen van de buitenspiegels
via de handzender.Personaliseren door bestuurder :
Activeert of deactiveert de functie
Persoonlijke instellingen, afhan‐ kelijk van welke sleutel er wordtgebruikt.
Regendetectie ruitenwissers :
Activeert of deactiveert automa‐
tisch wissen met regensensor.
Automatisch wissen bij achteruit :
Activeert of deactiveert automa‐ tische inschakeling achterruitwis‐
ser bij inschakelen achteruitver‐
snelling.
Verlengde hellingrem : Wisselt
tussen hellingrem en verlengde
hellingrem
● Verlichting
Voertuig-lokaliseerverlichting :
Activeert of deactiveert de instap‐ verlichting.
Uitstapverlichting : Activeert of
deactiveert en verandert de duur
van de uitstapverlichting.
Links of rechts rijdend verkeer :
Wisselt tussen verlichting voor links- of rechtsrijdend verkeer.Adaptief rijlicht (AFL) : Verandert
de instellingen van de led-
koplampen.
● Portiervergrendeling
Anti-buitensluitfunctie bij open
deur : Activeert of deactiveert de
portiervergrendeling wanneer
een portier openstaat.
Automatische portiervergrende‐
ling : Activeert of deactiveert de
automatische portiervergrende‐
ling na inschakeling van het
contact.
Vertraagde portiervergrendeling :
Activeert of deactiveert de
vertraagde portiervergrendeling.
Deze functie vertraagt de daad‐
werkelijke vergrendeling van de
portieren totdat alle portieren
dichtstaan.
● Ver-/Ont-grendelen en starten op
afstand
Terugkoppeling licht
ontgrendelen op afstand : Acti‐
veert of deactiveert het alarm‐
knipperlichtsignaal bij het
ontgrendelen.
Page 143 of 329

Verlichting141Het mistachterlicht is gedeactiveerd
wanneer er een aanhanger of een
stekker op het contact is aangesloten,
bijv. wanneer een fietsdrager is
geplaatst.
Parkeerlichten
Bij het parkeren kunnen de parkeer‐
lichten aan één kant worden inge‐
schakeld:
1. Schakel het contact uit.
2. Richtingaanwijzerhendel volledig omhoog- (parkeerlichten rechts)
of omlaaghalen (parkeerlichten links).
Bevestiging door een geluidssignaal
en het bijbehorende controlelampje
van de richtingaanwijzer.
Achteruitrijlichten
Het achteruitrijlicht gaat branden
wanneer het contact aanstaat en de auto in de achteruitversnelling staat.
Beslagen lampglazen De binnenkant van de lampenglazen
kan bij koud en vochtig weer, bij
hevige regen of na een wasbeurt
korte tijd beslaan. De condens
verdwijnt na korte tijd vanzelf, om dit
te versnellen de verlichting inschake‐
len.Binnenverlichting
Regelbare
instrumentenverlichting
De helderheid van onderstaande
verlichting kan in de stand AUTO
worden afgesteld wanneer de licht‐ sensor merkt dat het donker is, of in
de stand 8 of 9.
● instrumentenverlichting
● Info-Display
● verlichte schakelaars en bedie‐ ningselementen
Druk op en draai aan A tot de gewen‐
ste helderheid is bereikt.
Page 154 of 329

152KlimaatregelingAirconditioning A/C
Druk op Climate om het menu te
openen en tik op de tiptoets A/C om
de airco in of uit te schakelen.
Koeling werkt alleen bij een draai‐
ende motor en ingeschakelde venti‐
lator van de klimaatregeling.
De airconditioning koelt en ontvoch‐
tigt (droogt) de lucht vanaf een
bepaalde buitentemperatuur. Er kan
zich dan condens vormen en onder
de auto op de grond druppelen.
Als geen koeling of droging gewenst
is, moet u omwille van het brandstof‐
verbruik de koeling uitschakelen.
Handmatig bediende
luchtrecirculatie n
Luchtrecirculatiemodus met n
inschakelen. Het led-lampje in de
knop brandt om activering aan te
geven.
Recirculatiemodus uitschakelen door
weer op n te drukken.
9Waarschuwing
Als het luchtrecirculatiesysteem is
ingeschakeld, vermindert de lucht‐verversing. Bij het gebruik zonder
koeling neemt de luchtvochtigheid
toe waardoor de ruiten van
binnenuit kunnen aandampen. De kwaliteit van de binnenlucht neemt
na verloop van tijd af, wat tot
vermoeidheidsverschijnselen bij de inzittenden kan leiden.
Wanneer de omgevingslucht warm
en zeer vochtig is, kan de voorruit aan de buitenkant aandampen wanneer
er koude lucht naartoe stroomt. Als de
voorruit aan de buitenkant aandampt, moet u de ruitenwisser inschakelen
en w uitschakelen.
Automatische luchtrecirculatie
Een luchtvochtigheidssensor scha‐ kelt automatisch over op buitenlucht
als de luchtvochtigheid in het interieur
te hoog is.
Page 191 of 329

Rijden en bediening189
De adaptieve cruisecontrol gebruikt
radar en camerasensoren voor de
detectie van voorliggers. Als er zich
geen voertuig voor u bevindt, zal de
adaptieve cruisecontrol zich als een
conventionele cruisecontrol gedra‐
gen 3 185.
Bezoek ons voor meer informatie,
waaronder een video, online.
De adaptieve cruisecontrol is voorna‐
melijk bedoeld voor gebruik op lange
rechte wegen, zoals snelwegen of
provinciale wegen met een constante verkeersstroom. Het systeem niet
inschakelen als het aanhouden van
een constante snelheid onverstandig
is.
Controlelampje A 3 113, C 3 113.
Daarbij wordt de status van de adap‐
tieve cruisecontrol aangegeven op de
pagina Rijhulp op het Driver Informa‐
tion Center 3 114.
9
Waarschuwing
Bij het rijden met de adaptieve
cruise control dient de bestuurder
altijd zijn of haar volledige
aandacht bij het verkeer te
houden. De bestuurder behoudt
de volledige controle over de auto omdat rempedaal, gaspedaal en
de onderbrekingsschakelaar voor‐
rang hebben op de adaptieve
cruise control.
Systeem inschakelen
Druk op v om adaptieve cruisecon‐
trol in te schakelen. C verschijnt op
het Driver Information Center.
Aanduiding op pagina Rijhulp
Als het systeem ingeschakeld maar
inactief is, verschijnt er een witte balk
in de positie van de ingestelde
tussenruimte vóór het voertuigsym‐ bool.
Page 195 of 329

Rijden en bediening193Bij auto's met Flex Ride-rijmodi kan
de bestuurder bij adaptieve cruise‐
control met de sportmodus iets krach‐
tiger optrekken. Deze functie is uit te
schakelen in het visualisatiemenu
Flex Ride 3 183.
Detectie van voorligger
Het controlelampje voorligger gede‐
tecteerd A verschijnt wanneer het
systeem een voorligger heeft gede‐
tecteerd. Afhankelijk van de rijsnel‐
heid ligt het bereik van de sensoren
tussen 25 en 150 m.
Frontaanrijdingswaarschuwing
3 197.
Als dit symbool niet verschijnt of
slechts korte tijd oplicht, zal de adap‐ tieve cruisecontrol niet reageren op
voorliggers.
Aanduiding op pagina Rijhulp
Als het systeem actief is en een voor‐ ligger detecteert, worden de balken
vóór het voertuigsymbool groen en
geven de positie van de ingestelde
tussenruimte aan.
Functie deactiveren
De bestuurder deactiveert de adap‐
tieve cruisecontrol wanneer:
● y wordt ingedrukt.
● Het rempedaal wordt ingetrapt.
● Het koppelingspedaal langer dan
4 seconden wordt ingetrapt.
● De schakelhendel van de auto‐ matische versnellingsbak in
stand N wordt gezet.
Het systeem wordt ook automatisch gedeactiveerd wanneer:
● De auto optrekt tot een snelheid hoger dan 190 km/u of afremt tot
een snelheid lager dan 25 km/u.
Een auto met een automatische
versnellingsbak tot stilstand komt
en het systeem niet binnen
5 minuten wordt gedeactiveerd.
● Het Traction Control-systeem is gedeactiveerd of werkt.
● De elektronische stabiliteitsrege‐ ling is gedeactiveerd of werkt.
● Er ongeveer 1 minuut lang geen ander verkeer of object langs de
weg wordt gedetecteerd. In het
gegeven geval zijn er geen radar‐
echo's en kan de sensor melding maken van verontreiniging.
● De actieve noodrem in werking treedt.
● Er op steile helling wordt gere‐ den.
Page 196 of 329

194Rijden en bediening● De radarsensor bedekt is meteen laagje ijs of water.
● Er een storing wordt geconsta‐ teerd in de radar, camera, motor
of het remsysteem.
● De remmen moeten afkoelen.
Daarnaast wordt het systeem auto‐
matisch gedeactiveerd bij auto's met
een automatische versnellingsbak
(adaptieve cruisecontrol met volledig
snelheidsbereik) wanneer:
● De op- of aflopende helling is steiler dan 20%.
● De elektrische parkeerrem wordt ingeschakeld.
● Het systeem de auto langer dan 5 minuten staande houdt.
● De auto stopt, de veiligheidsgor‐ del van de bestuurder is losge‐
daan en het bestuurdersportier is
geopend.
Wanneer de adaptieve cruisecontrol wordt gedeactiveerd, verandert
controlelampje C van groen in wit en
verschijnt er een pop-upbericht op het
Driver Information Center.De opslagen snelheid wordt aange‐
houden.
De opgeslagen snelheid verschijnt
tussen haakjes op het Driver Informa‐
tion Center wanneer het systeem
wordt gedeactiveerd maar niet wordt
uitgeschakeld.
Het symbool van de adaptieve crui‐
secontrol C verandert van groen in
wit wanneer het systeem wordt
gedeactiveerd maar niet wordt uitge‐
schakeld.
9 Waarschuwing
Na het deactiveren van de adap‐
tieve cruise control moet de
bestuurder onmiddellijk de
controle over het remmen en gas geven overnemen.
Systeem uitschakelen
Druk op v om de adaptieve cruise‐
control uit te schakelen. Controle‐
lampje C op het Driver Information
Center dooft. De opslagen snelheid
wordt gewist.
Door het uitschakelen van het
contact, wordt ook de adaptieve crui‐
secontrol uitgeschakeld en wordt de
opgeslagen snelheid gewist.
Aandacht van de bestuurder ● Let op met de adaptieve cruise‐ control in bochten of op heuvel‐
achtige wegen, het systeem kan
contact met de voorligger verlie‐
zen en heeft de tijd nodig om
deze opnieuw te detecteren.
● Gebruik het systeem niet op gladde wegen omdat het snelle
veranderingen in de tractie (door‐ slaan) van de banden kan
veroorzaken, waardoor u de
macht over het stuur zou kunnen
verliezen.
● Gebruik de adaptieve cruisecon‐ trol niet bij regen, sneeuw of
modder, omdat de radarsensor
Page 197 of 329

Rijden en bediening195door waterfilm, stof, ijs of sneeuwbedekt kan worden. Het zicht
wordt dan geheel of gedeeltelijk
onderdrukt. Bij een vervuilde
sensor, de sensorafdekking reini‐ gen.
Systeembeperkingen9 Waarschuwing
De automatische remkracht van
het systeem volstaat niet voor
krachtig remmen en de remwer‐
king is mogelijk onvoldoende om
een botsing te vermijden.
● Na aan plotselinge rijstrookwis‐ sel, heeft het systeem enige tijd
nodig om de volgende voorligger
te detecteren. Als dus een
nieuwe voorligger wordt gedetec‐ teerd, kan het systeem de snel‐
heid verhogen in plaats van te
remmen.
● De adaptieve cruisecontrol negeert tegemoetkomend
verkeer.
● Adaptieve cruisecontrol houdt voor het remmen en wegrijden
geen rekening met voetgangers
en dieren.
● Adaptieve cruisecontrol houdt alleen bij een lage snelheid reke‐ning met gestopte voertuigen.
● Gebruik de adaptieve cruisecon‐ trol niet bij het trekken van een
aanhanger.
● Gebruik adaptieve cruisecontrol niet op wegen met een stijgings‐
percentage van meer dan 10%.
Bochten
De adaptieve cruisecontrol berekent
aan de hand van de centrifugale
kracht een voorspelde koers. Deze voorspelde koers neemt de kenmer‐
ken van de huidige bocht in aanmer‐
king, maar kan geen veranderingen
incalculeren. Het systeem kan de
huidige voorligger verliezen of zich op
een voertuig in een andere rijstrook
richten. Dit kan gebeuren tijdens het inzetten of uitrijden van een bocht ofals de bocht scherper of minder
scherp wordt. De camera hanteert
een bepaalde correctie op basis van
de zichtbare rijstrookmarkeringen.
Controlelampje A dooft als het
systeem geen voorligger meer detec‐ teert.
Als de centrifugale kracht in een
bocht te groot is, zal het systeem de
rijsnelheid enigszins verlagen. Deze
remactie is niet ontworpen om te
voorkomen dat de auto uit de bocht
vliegt. De bestuurder is verantwoor‐
delijk voor het verlagen van de snel‐
heid bij het ingaan van een bocht en
in het algemeen voor het aanpassen
van de snelheid aan het wegtype en
de geldende maximumsnelheid.
Page 199 of 329

Rijden en bediening197Radareenheid
De radareenheid zit achter de radia‐
teurgrille of onder het merkembleem.
9 Waarschuwing
De radareenheid is tijdens de
fabricage zorgvuldig uitgelijnd.
Gebruik het systeem daarom bij
een frontale botsing niet. De voor‐ bumper kan nog intact lijken, maar
de sensor die erachter ligt, kan
verschoven zijn en onjuist reage‐
ren. Overleg na een ongeluk met
een werkplaats om de stand van
de radarmodule te controleren en
af te stellen.
Instellingen
De bestuurder wordt met boordinfor‐
matie en een geluidssignaal eraan herinnerd om weg te rijden wanneer
de adaptieve cruisecontrol de auto op zijn plaats houdt. Deze functie met de
aanduiding "Vrij rijden"-aankondiging
is te activeren en te deactiveren in het
menu Persoonlijke instellingen op het
Info-Display.
Persoonlijke instellingen 3 127.
Storing
Als de adaptieve cruisecontrol door
tijdelijke omstandigheden (bijv. door
ijsafzetting, oververhitte remmen of
manoeuvres bij lage snelheden) niet
werkt, of als er een permanente
systeemfout is, verschijnt er een
melding op het Driver Information
Center.
Boordinformatie 3 126.
Frontaanrijdingswaarschu‐
wing
De frontaanrijdingswaarschuwing is
deel van het frontaanrijdingssysteem
3 127. Deze kan helpen schade bij
frontale aanrijdingen te vermijden of
te beperken.
Een voorligger wordt aangegeven
door controlelampje A.
Daarbij wordt de status van de fron‐ taanrijdingswaarschuwing aangege‐
ven op de pagina Rijhulp op het Driver
Information Center 3 114.
Als de auto is uitgerust met conventi‐
onele cruisecontrol, gebruikt de fron‐
taanrijdingswaarschuwing de frontca‐ mera in de voorruit om een voorligger
op uw rijstrook te detecteren.
Als de auto is uitgerust met adaptieve
cruisecontrol, gebruikt de frontaanrij‐
dingswaarschuwing de radarsensor en de frontcamera om een voorligger, op uw rijstrook, te detecteren.
De frontaanrijdingswaarschuwing
met frontcamera detecteert voertui‐
gen tot afstanden van ca. 60 m en
werkt automatisch bij alle snelheden
boven wandeltempo.