OPEL KARL 2017.5 Gebruikershandleiding (in Dutch)
Manufacturer: OPEL, Model Year: 2017.5, Model line: KARL, Model: OPEL KARL 2017.5Pages: 209, PDF Size: 5.32 MB
Page 11 of 209

Kort en bondig9BuitenspiegelsHandmatig verstellen
Hendel in de gewenste richting kante‐len.
Buitenspiegels 3 27, Handmatig
verstellen 3 27.
Elektrisch verstelbare buitenspiegels
Desbetreffende buitenspiegel selec‐
teren en verstellen.
Elektrische verstelling 3 27, Inklap‐
bare buitenspiegels 3 27.
Verwarmbare buitenspiegels 3 28.
Stuurwiel instellen
Hendel omlaagbewegen, stuurwiel
instellen, hendel omhoogbewegen en
vergrendelen.
Stuurwiel uitsluitend bij stilstaande
auto en ontgrendeld stuurslot verstel‐ len.
Airbagsysteem 3 39, contactslot‐
standen 3 109.
Page 12 of 209

10Kort en bondigOverzicht instrumentenpaneel
Page 13 of 209

Kort en bondig111Centrale vergrendeling .........21
Elektrische ruitbediening .......29
2 Buitenspiegels ......................27
3 Cruise control .....................124
Snelheidsbegrenzer ...........126
Verwarmd stuurwiel ..............60
4 Richtingaanwijzers,
lichtsignaal, dimlicht en
grootlicht ............................... 95
Omgevingsverlichting ........... 97
Parkeerlichten ....................... 96
5 Zijdelingse luchtroosters .....106
6 Instrumenten ........................ 65
7 Driver Information Center ...... 76
8 Stuurbedieningsknoppen .....60
9 Voorruitenwisser, wis-/
wasinstallatie voor,
achterruitenwisser, wis-/
wasinstallatie achter .............. 61
10 Middelste luchtroosters ......106
11 Alarmknipperlichten .............94
12 Info-Display ........................... 81
13 Status-led diefstalalarm‐
systeem ................................ 2614 Infotainmentsysteem
15 Handschoenenkastje ...........52
16 Verwarming en ventilatie ......99
17 AUX-ingang, USB-ingang
18 Schakelpook,
handgeschakelde
versnellingsbak ..................115
Keuzehendel,
geautomatiseerde
versnellingsbak ...................116
19 Stoelverwarming ...................36
20 Handrem ............................. 120
21 Contactslot met stuurslot ...109
22 Claxon .................................. 61
Bestuurdersairbag ...............43
23 Ontgrendelingshandgreep
motorkap ............................ 140
24 Stuurwiel instellen ................60
25 Zekeringhouder ..................155
26 Traction Control-systeem ...121
Stadsmodus ........................ 123
Stop/Start-systeem .............111
Brandstofkeuzeschakelaar ...66
Lane Departure Warning ...128Elektronische
stabiliteitsregeling ...............122
27 Lichtschakelaar ....................93
Koplampverstelling ............... 94
Mistlamp ................................ 95
Mistachterlicht ......................95
Helderheid van instrumen‐
tenverlichting ......................... 96
Page 14 of 209

12Kort en bondigRijverlichtingLichtschakelaar
Lichtschakelaar draaien:
7:verlichting uit8:zijmarkeringslichten9:dimlicht of grootlicht
Mistlampen
Druk op de knop in de lichtschake‐
laar:
>:mistlampenr:mistachterlichtLichtsignaal, grootlicht en dimlichtlichtsignaal:hendel naar u toe
trekkengrootlicht:hendel van u af
duwendimlicht:hendel van u af
duwen of naar u
toe trekken
Grootlicht 3 93, lichtsignaal 3 93.
Richtingaanwijzershendel omhoog:rechter richting‐
aanwijzerhendel omlaag:linker richtingaan‐
wijzer
Richtingaanwijzers 3 95, parkeer‐
lichten 3 96.
Page 15 of 209

Kort en bondig13Alarmknipperlichten
Om in te schakelen ¨ indrukken.
Alarmknipperlichten 3 94.
Claxon
j indrukken.
Wis-/wasinstallatie
VoorruitwissersHI:snelLO:langzaamE:intervalwissenOFF:uit
Druk de hendel omlaag naar de stand
2 om de wissers één slag te laten
maken wanneer ze uitgeschakeld
zijn.
Voorruitwissers 3 61.
Page 16 of 209

14Kort en bondigVoorruitsproeiers
Hendel naar u toe trekken.
Voorruitsproeiersysteem 3 61,
sproeiervloeistof 3 143, wisserblad
vervangen 3 145.
Achterruitwisser
Druk de tuimelschakelaar in om de
achterruitwisser aan te zetten:
schakelaar
boven:continue werkingschakelaar
onder:onderbroken
werkingmiddenstand:uitAchterruitsproeier
Hendel van u af duwen.
Er wordt sproeiervloeistof op de
achterruit gespoten en de ruitenwis‐
ser maakt enkele slagen.
Wis-/wasinstallatie achterruit 3 62.
Page 17 of 209

Kort en bondig15KlimaatregelingVerwarmbare achterruit
Ü indrukken om verwarming in te
schakelen.
Verwarmbare achterruit 3 31.
Verwarmbare buitenspiegels
Met Ü schakelt u ook de verwarm‐
bare buitenspiegels in.
Verwarmbare buitenspiegels 3 28.
Ruiten ontwasemen en ontdooien
● Luchtverdeelschakelaar op V
zetten.
● Draaiknop voor temperatuur in hoogste stand zetten.
● Luchtdebiet op hoogste stand zetten.
● Elektronisch klimaatregelsys‐ teem: V indrukken.
● Verwarming achterruit Ü inscha‐
kelen.
● Zijdelingse luchtroosters openen naar wens en op de zijruiten rich‐ten.
Klimaatregelsysteem 3 99.Versnellingsbak
Handgeschakelde
versnellingsbak
Om de achteruit in te schakelen, trapt u het koppelingspedaal in en selec‐
teert u de achteruitversnelling.
Kan de versnelling niet worden inge‐
schakeld, dan koppeling in de
neutrale stand laten opkomen,
koppeling weer intrappen en
nogmaals schakelen.
Handgeschakelde versnellingsbak
3 115.
Page 18 of 209

16Kort en bondigGeautomatiseerde
versnellingsbakR:achteruit, alleen inschakelen
wanneer de auto stilstaatN:neutrale standD:automatische modusM:handgeschakelde modus<:opschakelen in handgescha‐
kelde modus]:terugschakelen in handgescha‐
kelde modus
Geautomatiseerde versnellingsbak
3 116.
Voordat u wegrijdt
Voor het wegrijden controleren ● Bandenspanning en -staat 3 158,
3 192.
● Motoroliepeil en vloeistofniveaus 3 141.
● Ruiten, spiegels, buitenverlich‐ ting en kentekenplaat: vrij van
vuil, sneeuw of ijs en gebruiks‐
klaar.
● Juiste positie van spiegels, stoe‐ len en veiligheidsgordels 3 27,
3 34, 3 38.
● Werking van remsysteem (bij lage snelheid), vooral bij vochtigeremmen.Motor starten
● Draai de sleutel naar stand 1.
● Stuurwiel iets verdraaien om het stuurslot te ontgrendelen.
● Handgeschakelde versnellings‐ bak: koppelings- en rempedaalintrappen.
Geautomatiseerde versnellings‐
bak: rempedaal intrappen.
Automatische versnellingsbak:
trap het rempedaal in en zet de
keuzehendel op P of N.
● Geen gas geven.
● Draai de sleutel naar stand 3 en
laat deze los.
Page 19 of 209

Kort en bondig17Motor starten 3 110.Stop/Start-systeem
Als de auto langzaam rijdt of stilstaat
en aan bepaalde voorwaarden is voldaan, activeer dan een Autostop
zoals hieronder beschreven:
Auto's met handgeschakelde
versnellingsbak:
● Het koppelingspedaal intrappen.
● Schakel de neutraalstand in.
● Laat het koppelingspedaal los.
Een Autostop wordt aangegeven
door de naald op de AUTOSTOP-
positie in de toerenteller.
Om de motor te herstarten, moet u het koppelingspedaal opnieuw bedienen.
Auto's met geautomatiseerde
versnellingsbak:
Als de auto stilstaat met ingetrapt
rempedaal, wordt Autostop automa‐
tisch geactiveerd, aangegeven door
de naald in de stand AUTOSTOP op
de toerenteller.
Laat het rempedaal los of haal de
keuzehendel uit D om de motor
opnieuw te starten.
Stop-startsysteem 3 111.
Page 20 of 209

18Kort en bondigParkeren9Waarschuwing
● Parkeer de auto niet op een
licht ontvlambaar oppervlak.
Door de hoge temperatuur van
het uitlaatsysteem kan het
oppervlak ontbranden.
● Trek altijd de handrem aan. Trek de handrem aan zonder
op de ontgrendelingsknop te
drukken. Op een aflopende of
oplopende helling zo stevig
mogelijk. Trap tegelijkertijd het rempedaal in om minder kracht
nodig te hebben.
● Zet de motor af.
● Schakel als de auto op een vlakke ondergrond of een oplo‐
pende helling staat de eerste
versnelling in voordat u de
contactsleutel lostrekt. Op een
oplopende helling bovendien de voorwielen van de stoep‐
rand wegdraaien.
Schakel als de auto op een
aflopende helling staat de
achteruitversnelling in voordat
u de contactsleutel lostrekt.
Bovendien de voorwielen naar
de stoeprand toedraaien.
● Sluit de ramen en het schuif‐ dak.
● Trek de contactsleutel uit het contactslot. Stuurwiel
verdraaien totdat het stuurslot
merkbaar vergrendelt.
Voor auto's met geautomati‐
seerde versnellingsbak kan de
sleutel alleen uit het contactslot
worden verwijderd wanneer de
handrem is aangetrokken.
● Vergrendel de auto door e op de
handzender in te drukken.
Activeer het alarmsysteem
3 26.
● Koelventilatoren kunnen ook na het afzetten van de motor in
werking treden 3 140.
Voorzichtig
Na een rit waarbij met hoge motor‐
toerentallen of met hoge motorbe‐
lasting werd gereden, de motor
vóór het afzetten gedurende een
korte tijd met lage belasting laten
draaien of gedurende ca.
30 seconden stationair laten
draaien om de turbolader te
beschermen.
Sleutels, sloten 3 19, auto een
langere tijd stilzetten 3 139.