OPEL KARL 2017.5 Gebruikershandleiding (in Dutch)
Manufacturer: OPEL, Model Year: 2017.5, Model line: KARL, Model: OPEL KARL 2017.5Pages: 209, PDF Size: 5.32 MB
Page 21 of 209

Sleutels, portieren en ruiten19Sleutels, portieren
en ruitenSleutels, sloten ............................ 19
Sleutels ...................................... 19
Handzender ............................... 20
Opgeslagen instellingen ............21
Centrale vergrendeling ..............21
Kindersloten .............................. 23
Portieren ...................................... 24
Voorportieren ............................. 24
Achterdeuren ............................. 24
Bagageruimte ............................ 24
Antidiefstalbeveiliging ..................26
Diefstalalarmsysteem ................26
Startbeveiliging .......................... 26
Buitenspiegels ............................. 27
Spiegels ..................................... 27
Handmatig verstellen .................27
Elektrische verstelling ................27
Inklapbare spiegels ...................27
Verwarmde spiegels ..................28
Binnenspiegel .............................. 28
Handmatige dimfunctie ..............28
Ruiten .......................................... 29
Voorruit ...................................... 29Handbediende ruiten.................29
Elektrisch bediende ruiten .........29
Achterruitverwarming ................31
Zonnekleppen ............................ 31
Dak .............................................. 31
Zonnedak .................................. 31Sleutels, sloten
SleutelsVoorzichtig
Bevestig geen zware of massieve
voorwerpen aan de contactsleutel.
Reservesleutels
Het sleutelnummer staat vermeld op
een verwijderbaar label.
Bij het bestellen van reservesleutels
moet het sleutelnummer worden
vermeld, aangezien de sleutels deel
uitmaken van de startbeveiliging.
Sloten 3 175.
Het codenummer van de adapter
voor de wielborgbouten vindt u op
een kaart. Vermeld het wanneer u
een nieuwe adapter bestelt.
Wiel verwisselen 3 168.
Page 22 of 209

20Sleutels, portieren en ruitenSleutel met uitklapbare
sleutelbaard
Om uit te klappen knop indrukken.
Om in te klappen eerst knop indruk‐
ken.
Handzender
Wordt gebruikt voor:
● centrale vergrendeling
● diefstalalarmsysteem
De afstandsbediening heeft een
bereik van ca. 20 meter. Dit kan
beperkt worden door invloeden van
buitenaf. Brandende alarmknipper‐
lichten dienen als bevestiging.
Handzender met zorg behandelen,
vochtvrij houden, beschermen tegen
hoge temperaturen en onnodig
gebruik vermijden.
Storing
Als de centrale vergrendeling niet met
de handzender kan worden vergren‐
deld of ontgrendeld, kan dit het
gevolg zijn van het volgende:
● Het bereik wordt overschreden.
● De accuspanning is te laag.
● Herhaald, opeenvolgend gebruik van de handzender buiten het
bereik, waardoor er opnieuw gesynchroniseerd moet worden.
● Overbelasting van de centrale vergrendeling door herhaalde,
snel opeenvolgende activering
van de afstandsbediening, waar‐
door de stroomvoorziening voor korte tijd wordt onderbroken.
● Storing door radiogolven afkom‐ stig van externe zenders met eenhoog vermogen.
Ontgrendelen 3 21.
Batterij van de handzender
vervangen
Zodra de reikwijdte afneemt, de
batterij meteen vervangen.
Page 23 of 209

Sleutels, portieren en ruiten21
Batterijen horen niet in het huisvuil
thuis. Ze moeten via speciale inza‐
melpunten gerecycled worden.
Sleutel met uitklapbare sleutelbaard
Sleutelbaard uitklappen en handzen‐
der zijwaarts openen. Batterij vervan‐ gen (batterijtype CR 2032), let hierbij
op de juiste plaatsing. Handzender
sluiten en synchroniseren.
Handzender synchroniseren
Na vervanging van de batterij het
bestuurdersportier openen met de
sleutel in het slot. De handzender
wordt gesynchroniseerd wanneer het contact wordt aangezet.
Opgeslagen instellingen Als de sleutel uit de contactschake‐
laar wordt verwijderd, worden de
volgende instellingen automatisch in
het geheugen van de sleutel opgesla‐
gen:
● verlichting
● voorinstellingen voor infotain‐ mentsysteem
● centrale vergrendeling ● comfortinstellingen
De opgeslagen instellingen worden
automatisch toegepast wanneer de sleutel met het geheugen de
volgende keer in het contactslot wordt gestoken en naar stand 1 3 109
wordt gedraaid.Voorwaarde is wel dat Aanpassing
door bestuurder is geactiveerd in de
persoonlijke instellingen van het
Info-Display.
Dit moet worden ingesteld voor elke
gebruikte sleutel.
Persoonlijke instellingen 3 85.
Centrale vergrendeling
Portieren en bagageruimte ontgren‐
delen en vergrendelen.
Let op
Bij een ongeval waarbij de airbags of gordelspanners in werking treden,
wordt het voertuig automatisch
ontgrendeld.
Page 24 of 209

22Sleutels, portieren en ruitenOntgrendelen
c indrukken.
Op het Info-Display kunt u kiezen uit twee instellingen:
● Om alleen het bestuurdersportier
te ontgrendelen, drukt u eenmaal
op c. Om alle portieren en de
bagageruimte te ontgrendelen,
drukt u tweemaal op c.
● Druk eenmaal op c om alle
portieren en de bagageruimte te
ontgrendelen.
U kunt de instelling wijzigen in het
menu Instellingen op het Info-display.
Persoonlijke instellingen 3 85.
U kunt de instelling opslaan voor de
gebruikte sleutel.
Opgeslagen instellingen 3 21.
Vergrendelen
Portieren en bagageruimte sluiten.
e indrukken.
Bij een niet goed gesloten bestuur‐
dersportier werkt de centrale vergren‐ deling niet.
Centrale vergrendelingsknoppen
Hiermee vergrendelt of ontgrendelt u
de portieren en de bagageruimte vanuit het interieur.
Druk op e om te vergrendelen.
Druk op c om te ontgrendelen.
Page 25 of 209

Sleutels, portieren en ruiten23Storing in afstandsbediening
Ontgrendelen
Ontgrendel het bestuurdersportier
handmatig door de sleutel in het slot te verdraaien. Schakel het contact in
en druk op de centrale vergrende‐
lingsknop c om alle portieren en de
bagageruimte te ontgrendelen.
Als u het contact inschakelt, wordt het diefstalalarmsysteem uitgeschakeld.
Vergrendelen
Sluit alle deuren. Open het bestuur‐
dersportier en druk op de centrale vergrendelingsknop. De auto is
vergrendeld.
Sluit het bestuurdersportier. Vergren‐
del het bestuurdersportier handmatig
door de sleutel te verdraaien.
Storing in centrale vergrendeling
Ontgrendelen
Ontgrendel het bestuurdersportier
handmatig door de sleutel in het slot
te verdraaien. U kunt de portieren van binnenuit ontgrendelen door de
ontgrendelknop van het desbetref‐
fende portier omhoog te trekken. De bagageruimte kan niet ontgrendeld
worden.
Automatische
portiervergrendeling
Wanneer geen enkel portier wordt
geopend of de contactsleutel niet
binnen drie minuten na ontgrendeling
van de portieren met de handzender in stand 1 of 2 wordt gezet, wordenalle portieren weer vergrendeld enwordt het diefstalalarmsysteem auto‐
matisch ingeschakeld.Kindersloten9 Waarschuwing
Gebruik de kindersloten wanneer
kinderen op de achterste zitplaat‐
sen worden vervoerd.
Duw de pen in het achterportier naar
voren. Het portier kan van binnenuit
niet geopend worden.
Page 26 of 209

24Sleutels, portieren en ruitenPortierenVoorportieren Centrale vergrendeling
Zie Centrale vergrendeling 3 21.
Portiervergrendelknoppen
Ontgrendel een voorportier door de
sleutel in het slot linksom te draaien.
Trek aan de handgreep om het portier te openen.
Draai om het portier te vergrendelen
de sleutel in het slot linksom.
Achterdeuren
Centrale vergrendeling
Zie Centrale vergrendeling 3 21.
Portiervergrendelknoppen
Trek om een achterportier te ontgren‐
delen aan de binnenste vergrendel‐
knop op het betreffende portier. Open het portier door aan de handgreep te
trekken.
Druk de binnenste vergrendelknop
omlaag om het betreffende portier te
vergrendelen.
Bagageruimte
Achterklep
OpenenCentrale vergrendeling
Open de achterklep met alle portieren
ontgrendeld door op de touchpad‐ schakelaar aan de onderkant van de
achterklephandgreep te drukken en til
de achterklep op.
Page 27 of 209

Sleutels, portieren en ruiten25Portiervergrendelknoppen
Steek om de achterklep te ontgren‐
delen de sleutel in het slot en draai
deze linksom horizontaal. Til de
achterklep op om deze te openen.
Sluiten
Gebruik de binnenhandgreep om de
achterklep te laten zakken en te slui‐
ten.
Druk niet op de tiptoets tijdens het
sluiten, omdat de achterklep dan
weer ontgrendeld kan worden.
Centrale vergrendeling 3 21.
Portiervergrendelknoppen
Steek om de achterklep te vergren‐
delen de sleutel in het slot en draai
deze rechtsom verticaal.Algemene tips voor de
achterklepbediening9 Gevaar
Rijd niet met een geopende of op
een kier staande achterklep, bijv.
bij het vervoer van omvangrijke
bagage, omdat er dan giftige,
onzichtbare en reukloze uitlaat‐
gassen de auto kunnen binnen‐
dringen. Hierdoor kunt u bewuste‐ loos raken en zelfs sterven.
Voorzichtig
Voordat u de achterklep opent,
moet u belemmeringgen in de
hoogte controleren, zoals een
garagedeur, om schade aan de
achterklep te voorkomen. Contro‐
leer altijd het bewegingsgebied
boven en achter de achterklep.
Let op
Afhankelijk van het gewicht van
eventueel gemonteerde accessoi‐
res blijft de achterklep mogelijk niet
in geopende stand staan.
Page 28 of 209

26Sleutels, portieren en ruitenAntidiefstalbeveiligingDiefstalalarmsysteem
Het bewaakt: ● portieren, achterklep, motorkap
● contact
Status-LED
De status-led is geïntegreerd in de
sensor boven op het instrumentenpa‐
neel.
Status tijdens de eerste
30 seconden na het activeren van het alarmsysteem:Led
aan:test, inschakelvertragingLed
knip‐
pert
snel:portieren, achterklep of
motorkap niet goed dicht,
eventuele systeemstoring
Bij storingen de hulp van een werk‐
plaats inroepen.
Uitschakelen
Door bij het ontgrendelen van de auto op c te drukken wordt het diefstala‐
larmsysteem gedeactiveerd.
Alarm Bij het activeren klinkt de alarmclaxon
en gaan de alarmknipperlichten tege‐ lijkertijd knipperen. Het aantal en de
duur van de alarmsignalen zijn voor‐
geschreven door de wetgever.
Het alarm kan worden afgezet door
het indrukken van een willekeurige
knop op de handzender of door het
aanzetten van het contact.
Het diefstalalarmsysteem kan alleen
worden gedeactiveerd met c op de
handzender of door het inschakelen
van het contact.
Boordinformatie 3 83.
Als de boordaccu moet worden losge‐
koppeld (bijv. voor onderhoudswerk‐
zaamheden), moet de alarmsirene
als volgt worden gedeactiveerd:
Schakel het contact in en uit en
ontkoppel de boordaccu binnen
15 seconden.
Startbeveiliging Het systeem is onderdeel van de
contactschakelaar en het controleert
of de auto met de gebruikte sleutel
mag worden gestart.
De startbeveiliging activeert zichzelf
automatisch nadat u de sleutel uit de
contactschakelaar hebt gehaald.
Knippert controlelamp d nadat het
contact is ingeschakeld, dan is er een storing in het systeem: de auto kanniet worden gestart. Contact uitscha‐
kelen en opnieuw proberen te starten.
Page 29 of 209

Sleutels, portieren en ruiten27Als het controlelampje blijft knippe‐
ren, kunt u proberen om de motor met
de reservesleutel te starten en
daarna de hulp van een werkplaats
inroepen.
Let op
De startbeveiliging vergrendelt de
portieren niet. Vergrendel de auto na het uitstappen altijd.
Schakel het diefstalalarmsysteem
3 21, 3 26 in.
Controlelampje d 3 75.Buitenspiegels
Spiegels Door de vorm van de spiegels lijken
voorwerpen kleiner dan ze zijn, waar‐ door afstanden moeilijker zijn in te
schatten.
Handmatig verstellen
Verstel de spiegels door de hendel in de vereiste richting te zwenken.
Elektrische verstelling
Gewenste buitenspiegel kiezen door
de bedieningsknop naar links (L) of
rechts (R) te draaien. Beweeg daarna de knop om de spiegel te verstellen.
In de stand 0 is geen enkele spiegel
geselecteerd.
Inklapbare spiegels
Voor de veiligheid van voetgangers
klappen de buitenspiegels bij aansto‐
ten vanaf een bepaalde kracht weg uit de normale stand. Spiegel dan door
licht op de spiegelbehuizing te druk‐
ken terugduwen.
Page 30 of 209

28Sleutels, portieren en ruiten
Verwarmde spiegels
Type 1Type 2
Om in te schakelen Ü indrukken.
De verwarming van de spiegel werkt
bij een draaiende motor.
Deze wordt na korte tijd automatisch
uitgeschakeld.
Binnenspiegel
Handmatige dimfunctie
Om verblinding te verminderen, de
hendel aan de onderkant van de spie‐ gelbehuizing bijstellen.