OPEL KARL 2017 Gebruikershandleiding (in Dutch)
Manufacturer: OPEL, Model Year: 2017, Model line: KARL, Model: OPEL KARL 2017Pages: 207, PDF Size: 5.31 MB
Page 71 of 207

Instrumenten en bedieningsorganen69Controlelampjes in de
dakconsole
Overzicht
ORichtingaanwijzer 3 69XGordelverklikker 3 70vAirbags en gordelspanners
3 70VAirbag deactiveren 3 70pLaadsysteem 3 71ZStoringsindicatielamp 3 71gLaat auto spoedig nakijken
3 71RRem- en koppelingssysteem
3 71-Pedaal intrappen 3 71uAntiblokkeersysteem (ABS)
3 72[Opschakelen 3 72cStuurbekrachtiging 3 72)Lane Departure Warning
3 72rUltrasoonparkeerhulp 3 72aElektronische stabiliteitsrege‐
ling UIT 3 72bElektronische stabiliteitsrege‐
ling en Traction Control-
systeem 3 73kTraction Control-systeem uit
3 73WKoelvloeistoftemperatuur
3 73wBandenspanningscontrolesys‐
teem 3 73IMotoroliedruk 3 73YTe laag brandstofpeil 3 74dStartbeveiliging 3 74#Beperkt motorvermogen
3 748Buitenverlichting 3 74CGrootlicht 3 74>Mistlamp 3 74rMistachterlicht 3 74mCruise control 3 75LSnelheidsbegrenzer 3 75/Motorkap open 3 75NPortier open 3 75
Richtingaanwijzer
O brandt of knippert groen.
Brandt korte tijd De parkeerlichten zijn ingeschakeld.
Knippert
Een richtingaanwijzer of de alarm‐
knipperlichten zijn geactiveerd.
Snel knipperen: richtingaanwijzer of
bijbehorende zekering kapot.
Gloeilamp vervangen 3 145, zeke‐
ringen 3 151.
Page 72 of 207

70Instrumenten en bedieningsorganenRichtingaanwijzers 3 94.
Gordelverklikker Gordelverklikker op de
voorstoelen
X van de bestuurdersstoel brandt of
knippert rood op de snelheidsmeter.
k van de passagiersstoel voorin
brandt of knippert rood op de dakcon‐ sole wanneer de stoel bezet is.
Brandt
Na het inschakelen van het contact
totdat de veiligheidsgordel is vastge‐
maakt.
Knippert
Na het starten van de motor gedu‐ rende maximaal 100 seconden totdat
de gordel is vastgemaakt.
Veiligheidsgordel omdoen 3 38.
Gordelstatus op de achterbank X op het Driver Information Center
knippert of brandt.
Brandt
Na het starten van de motor gedu‐ rende minimaal 35 seconden totdat
de veiligheidsgordel is vastgemaakt.
Knippert
Na het wegrijden wanneer de veilig‐
heidsgordel wordt losgemaakt.
Veiligheidsgordel omdoen 3 38.
Airbag en gordelspanners
v brandt rood.
Bij het inschakelen van het contact
brandt het controlelampje circa
vier seconden. Brandt deze niet, dooft deze niet na vier seconden of
licht deze tijdens het rijden op, dan is
er een storing in het airbagsysteem.De hulp van een werkplaats inroepen. De airbags en gordelspanners gaan
mogelijkerwijs niet af tijdens een
ongeval.
Geactiveerde gordelspanners of airbags worden aangeduid door
aanhoudend branden van v.9 Waarschuwing
Oorzaak van de storing onmiddel‐
lijk door een werkplaats laten
verhelpen.
Gordelspanners, airbagsysteem
3 37, 3 39.
Airbag-deactivering
d brandt geel.
Airbag voorpassagier is geactiveerd.
c brandt geel.
De passagiersairbag voor is gedeac‐
tiveerd 3 44.
Page 73 of 207

Instrumenten en bedieningsorganen719Gevaar
Levensgevaar voor kinderen in
een kinderveiligheidssysteem
tezamen met een geactiveerde airbag op de passagiersstoel
voorin.
Levensgevaar voor volwassenen
bij een buiten werking gestelde
airbag van de passagiersstoel
voorin.
Laadsysteem
p brandt rood.
Brandt na het inschakelen van de ontsteking en dooft vlak na het starten van de motor.
Brandt bij een draaiende motor Stoppen, motor afzetten. Accu wordt
niet opgeladen. Motorkoeling wordt
mogelijk onderbroken. De rembekr‐
achtiger werkt eventueel niet meer.
De hulp van een werkplaats inroepen.
Storingsindicatielamp
Z brandt of knippert geel.
Brandt na het inschakelen van de
ontsteking en dooft vlak na het starten van de motor.
Brandt bij een draaiende motor
Storing in het uitlaatgasreinigingssys‐ teem. De toegestane emissiewaar‐
den worden mogelijk overschreden.
Onmiddellijk hulp van een werkplaats inroepen.
Knippert bij een draaiende motor
Storing die schade aan de katalysator kan veroorzaken. Gas terugnemen
totdat de lamp niet meer knippert.
Onmiddellijk hulp van een werkplaats
inroepen.
Service-indicatie
g brandt geel.
Er verschijnt bovendien een waar‐
schuwing op het Driver Information
Center.
Laat de auto nakijken.
De hulp van een werkplaats inroepen. Boordinformatie 3 82.Rem- en
koppelingssysteem
R brandt rood.
Het vloeistofpeil voor de rem en de
koppeling is te laag wanneer de hand‐ matige handrem niet wordt ingescha‐
keld 3 142.9 Waarschuwing
Stoppen. De auto meteen stilzet‐
ten. De hulp van een werkplaats
inroepen.
Licht op wanneer de handmatige handrem is geactiveerd en het
contact is ingeschakeld 3 120.
Pedaal intrappen - brandt of knippert geel.
Brandt
Trap het koppelingspedaal in om de
motor in de stand Autostop te starten. Stop-startsysteem 3 111.
Page 74 of 207

72Instrumenten en bedieningsorganenKnippert
Het koppelingspedaal moet worden
ingetrapt om de motor te starten 3 16,
3 110.
Antiblokkeersysteem (ABS)
u brandt geel.
Brandt na het inschakelen van de
ontsteking enkele seconden. Het
systeem is na het doven van het
controlelampje klaar voor gebruik.
Als het controlelampje na enkele
seconden niet dooft of als deze
tijdens de rit gaat branden, dan is er
sprake van een storing in het ABS-
systeem. Het remsysteem blijft
normaal werken, maar zonder ABS- regeling.
Antiblokkeersysteem 3 119.
Schakelen
[ met het getal van een hogere
versnelling verschijnt wanneer wordt
aanbevolen om vanwege de brand‐
stofbesparing op te schakelen.Stuurbekrachtiging
c brandt geel.
Gaat branden met
uitgeschakelde
stuurbekrachtiging
Storing in het stuurbekrachtigings‐ systeem. De hulp van een werkplaats
inroepen.
c en b lichten tegelijkertijd op
Stuurbekrachtiging moet worden
gekalibreerd, systeemkalibratie
3 123.
Lane Departure Warning
) brandt groen of knippert geel.
Brandt groen Systeem wordt ingeschakeld en is
gebruiksklaar.
Knippert geel
Systeem herkent een onbedoelde
verandering van rijstrook.
Lane Departure Warning 3 128.Ultrasoonparkeerhulp
r brandt geel.
Storing in het systeem
of
Storing door vervuilde of met sneeuw of ijs bedekte sensoren
of
Storingen door externe bronnen van
ultrasoon geluid. Als de storingsbron
wordt verwijderd, dan werkt het
systeem weer normaal.
Oorzaak van de systeemstoring
onmiddellijk door een werkplaats
laten verhelpen.
Ultrasoonparkeerhulp 3 127.
Elektronische
stabiliteitsregeling UIT
t brandt geel.
Het systeem wordt gedeactiveerd.
Page 75 of 207

Instrumenten en bedieningsorganen73Elektronische stabiliteitsre‐geling en Traction Control-systeem
b knippert of brandt geel.
Knippert Het systeem is actief ingeschakeld.
Het motorvermogen kan worden
begrensd en de auto kan automatisch iets worden afgeremd.
Brandt Er zit een storing in het systeem. Er
verschijnt een waarschuwingscode
op het Driver Information Center.
Verder rijden is mogelijk. Het systeem
buiten werking is. De rijstabiliteit kan
echter afhankelijk van de staat van
het wegdek verslechteren.
Oorzaak van de storing onmiddellijk
door een werkplaats laten verhelpen.
Elektronische stabiliteitsregeling
(ESC) 3 122, Traction Control-
systeem 3 121.Traction Control-systeem
UIT
k brandt geel.
Het systeem wordt gedeactiveerd.
Koelvloeistoftemperatuur
W brandt rood.
Brandt bij een draaiende motor Stoppen, motor afzetten.Voorzichtig
Koelvloeistoftemperatuur is te
hoog.
Koelvloeistofpeil controleren 3 141.
Werkplaats raadplegen als er
voldoende koelvloeistof is.
Bandenspanningscontrole‐ systeem
w brandt of knippert geel.
Brandt
Banden verliezen spanning. Meteen
stoppen en bandenspanning contro‐
leren.
Knippert Storing in het systeem of montage
van een wiel zonder druksensor
(bijv. reservewiel). Na
60–90 seconden brandt het controle‐
lampje ononderbroken. De hulp van
een werkplaats inroepen.
Bandenspanningscontrolesysteem
3 159.
Motoroliedruk
I brandt rood.
Brandt na het inschakelen van de
ontsteking en dooft vlak na het starten van de motor.
Page 76 of 207

74Instrumenten en bedieningsorganenBrandt bij een draaiende motorVoorzichtig
Motorsmering wordt mogelijk
onderbroken. Dit kan aanleiding
geven tot motorschade en/of tot
het blokkeren van de aandrijfwie‐ len.
1. De koppeling intrappen.
2. Zet de keuzehendel op neutraal. 3. Zo spoedig mogelijk de verkeers‐ stroom verlaten zonder hierbij
andere weggebruikers te hinde‐
ren.
4. Schakel de ontsteking uit.
9 Waarschuwing
Bij uitgeschakelde motor gaat
remmen en sturen aanmerkelijk zwaarder.
Tijdens een Autostop werkt de
rembekrachtigingseenheid nog
altijd.
De sleutel niet uitnemen voordat
de auto helemaal stilstaat, omdat
het stuurslot anders plotseling kan worden geactiveerd.
Het oliepeil controleren alvorens dehulp van een werkplaats in te roepen
3 140.
Te laag brandstofpeil
Y brandt of knippert geel.
Brandt Peil in brandstoftank is te laag.
Knippert Brandstofvoorraad opgebruikt.
Onmiddellijk bijtanken. Brandstoftank
nooit leegrijden.
Tanken 3 132.
Katalysator 3 115.
Startbeveiliging d knippert geel.
Storing in de startbeveiliging. De
motor kan niet worden gestart.
Motorvermogen verminderd
# brandt geel.
Het motorvermogen is beperkt. De
hulp van een werkplaats inroepen.
Rijverlichting 8 brandt groen.
De rijverlichting is ingeschakeld
3 92.
Grootlicht C brandt blauw.
Brandt bij ingeschakeld grootlicht of bij lichtsignaal 3 92.
Mistlamp
> brandt groen.
De voorste mistlampen zijn ingescha‐ keld 3 94.
Mistachterlicht
r brandt geel.
Het mistachterlicht is ingeschakeld
3 94.
Page 77 of 207

Instrumenten en bedieningsorganen75Cruise control
m brandt wit of groen.
Brandt wit
Het systeem is ingeschakeld.
Brandt groen De cruise control is actief.
Cruise control 3 124.
Snelheidsbegrenzer
L brandt op het Driver Information
Center wanneer de snelheidsbegren‐
zer actief is. Ingestelde snelheid
wordt aangegeven naast symbool L.
Snelheidsbegrenzer 3 126.
Motorkap open / brandt geel.
Brandt wanneer de motorkap open is. Stop-startsysteem 3 111.
Portier open N brandt.Een portier of de achterklep is
geopend.Informatiedisplays
Driver Information Center
Het Driver Information Center is
ondergebracht in de instrumenten‐
groep.
Sommige functies op het display
verschillen tussen onderweg of in stil‐
stand. Sommige functies zijn alleen
onderweg beschikbaar.
Hoofdmenu's zijn: ● rit-/brandstofinformatie, zie beschrijving hieronder
● voertuiginformatie, zie beschrij‐ ving hieronder
Page 78 of 207

76Instrumenten en bedieningsorganenIn voorkomende gevallen verschijnt
het volgende:
● waarschuwingscodes 3 82
● aanduiding versnelling 3 72
● waarschuwing bandenspanning 3 159
● aanduiding gordelverklikker 3 70
● service-informatie 3 71
Menu's en functies selecteren U selecteert de menu's en functies
met de toetsen op de richtingaanwij‐
zerhendel.Druk op MENU om tussen de hoofd‐
menu's te schakelen of om vanuit een
submenu één niveau terug te gaan.
Draai aan het stelwiel om een
submenu van het hoofdmenu te
selecteren of om een numerieke
waarde in te stellen.
Druk op SET/CLR om een functie te
selecteren of om een bericht te
bevestigen.
Eventueel verschijnt er boord- en onderhoudsinformatie op het Driver
Information Center. Bevestig berich‐
ten door op SET/CLR te drukken.
Boordinformatie 3 82.
Rit-/brandstofinformatie Mogelijke pagina's zijn:
Page 79 of 207

Instrumenten en bedieningsorganen77Dagteller
De dagteller geeft de huidige afstand
vanaf een bepaalde reset weer.
De dagteller telt tot 9999,9 km en
begint dan weer bij 0.
Voor het resetten drukt u SET/CLR
enkele seconden in.
Actieradius brandstof
De actieradius wordt op basis van het aanwezige tankpeil en het momen‐
tane verbruik berekend. Op het
display verschijnen gemiddelde
waarden.
Na het tanken wordt de nieuwe actie‐ radius na korte tijd automatisch bijge‐
werkt.
Wanneer het brandstofpeil in de tank
laag is, verschijnt er een bericht op
het display en gaat controlelampje Y
op de brandstofmeter branden.
Wanneer er onmiddellijk moet
worden bijgetankt, verschijnt er een
waarschuwingscode dat op het
display blijft staan. Ook knippert
controlelampje Y op de brandstofme‐
ter 3 74.
Actieradius brandstof, LPG-versie
Weergave van de totale actieradius
brandstof bij benadering voor beide
brandstoftanks (LPG en benzine).
Gemiddelde snelheid
Weergave van de gemiddelde snel‐
heid. De meting kan op elk moment opnieuw worden gestart.
Druk enkele seconden op SET/CLR
terwijl u naar de pagina kijkt, om te
resetten.
Page 80 of 207

78Instrumenten en bedieningsorganenActueel brandstofverbruik
Weergave van het actuele verbruik.
Bij auto's met LPG-motoren: Het
momentane verbruik wordt aangege‐
ven voor de momenteel geselec‐
teerde modus, LPG of benzine.
Gemiddeld brandstofverbruik
Weergave van het gemiddelde
verbruik. De meting kan altijd
opnieuw worden ingesteld en begint
met een standaardwaarde.
Druk enkele seconden op SET/CLR
terwijl u naar de pagina kijkt, om te
resetten.
Bij auto's met LPG-motoren: Het
gemiddelde verbruik wordt aangege‐
ven voor de momenteel geselec‐
teerde modus, LPG of benzine.
Timer
De rijtijd sinds de vorige reset.
Druk op SET/CLR om de timer te
stoppen en te starten.
Houd SET/CLR enkele seconden
ingedrukt om te resetten.
Voertuiginformatie Mogelijke pagina's zijn: ● eenheid
● aanduiding resterende levens‐ duur van de motorolie
● bandenspanning
● draagvermogen band