OPEL MERIVA 2015.5 Gebruikershandleiding (in Dutch)
Manufacturer: OPEL, Model Year: 2015.5, Model line: MERIVA, Model: OPEL MERIVA 2015.5Pages: 251, PDF Size: 7.87 MB
Page 211 of 251

Verzorging van de auto209
3. Verwijder de aansluitkabel en deluchtslang uit de opbergvakken
aan de onderkant van de com‐
pressor.
4. Schroef de compressorluchtslang
op de koppeling van de fles af‐
dichtmiddel.
5. Zet de fles afdichtmiddel in de houder op de compressor.
Plaats de compressor dicht bij de
band, zodanig dat de fles afdicht‐
middel rechtop staat.
6. Ventieldop van defecte band los‐ schroeven.
7. Schroef de vulslang op het ven‐ tiel.
8. De schakelaar van de compres‐ sor moet op J staan.
9. Steek de compressorstekker in de
12V-aansluiting of de aansteke‐
raansluiting.
Om te voorkomen dat de accu
leegraakt, is het raadzaam de mo‐
tor te laten draaien.
10. Zet de wipschakelaar van de com‐
pressor op I. De band wordt nu
met afdichtmiddel gevuld.
11. De manometer van de compres‐ sor geeft even max. 6 bar aan
wanneer de fles afdichtmiddel
wordt geleegd (ca. 30 seconden).
Daarna begint de druk te dalen.
Page 212 of 251

210Verzorging van de auto
12. Al het afdichtmiddel wordt in deband gepompt. Daarna wordt de
band opgepompt.
13. De voorgeschreven bandenspan‐ ning moet binnen 10 minuten wor‐
den bereikt. Bandenspanning
3 239 . Schakel de compressor uit
wanneer de juiste bandenspan‐
ning is bereikt.
Wordt de voorgeschreven ban‐
denspanning niet binnen
10 minuten bereikt, dan de ban‐
denreparatieset verwijderen. De
auto één wielomwenteling ver‐
plaatsen. De bandenreparatieset
weer aansluiten en het vulproces
10 minuten lang voortzetten.
Wordt de voorgeschreven ban‐
denspanning dan nog niet bereikt,
dan is de band te ernstig bescha‐ digd. De hulp van een werkplaats
inroepen.
Laat eventueel de te hoge ban‐
denspanning af via de knop boven
op de manometer.
De compressor niet langer dan
10 minuten laten werken.
14. Maak de bandenreparatieset los. Borglipje op houder indrukken omfles met afdichtmiddel uit houder
te verwijderen. De bandenvul‐
slang op de vrije aansluiting van
de fles met afdichtmiddel schroe‐
ven. Hierdoor wordt voorkomen
dat er afdichtmiddel uit de fles
stroomt. Bandenreparatieset in de
bagageruimte opbergen.
15. Eventueel vrijgekomen afdicht‐ middel met een doek verwijderen.
16. Het op de fles met afdichtmiddel aanwezige etiket met de maxi‐
maal toelaatbare snelheid in het
gezichtsveld van de bestuurder
aanbrengen.17. De rit onmiddellijk voortzetten, zo‐
dat het afdichtmiddel zich gelijk‐
matig in de band kan verspreiden.
Na ca. 10 km rijden (uiterlijk na
10 minuten) stoppen en de ban‐
denspanning controleren. Hier‐
voor de luchtslang van de com‐
pressor rechtstreeks op bandven‐ tiel en compressor schroeven.
Bij een bandenspanning hoger
dan 1,3 bar, de bandenspanning
op de voorgeschreven waarde
brengen. Procedure herhalen tot‐ dat de bandenspanning niet meer
afneemt.
Page 213 of 251

Verzorging van de auto211
Bij een bandenspanning lager
dan 1,3 bar, de auto niet meer ge‐ bruiken. De hulp van een werk‐
plaats inroepen.
18. Bandenreparatieset in de baga‐ geruimte opbergen.
Algemene informatie Let op
De rijeigenschappen van de her‐
stelde band zijn veel minder goed,
daarom deze band laten vervangen.
Bij abnormale geluiden of sterke ver‐
hitting van de compressor, deze mi‐
nimaal 30 minuten lang uitschake‐
len.
Het ingebouwde veiligheidsventiel
opent bij een druk van 7 bar.
Controleer de houdbaarheidsdatum van de set. Na deze datum zijn de
afdichtende eiegenschappen niet
meer gegarandeerd. Let op de infor‐
matie m.b.t. opslag op de fles af‐
dichtmiddel.
Vervang de gebruikte fles afdicht‐
middel. Voer de fles conform de gel‐
dende wetgeving af.De compressor en het afdichtmiddel zijn vanaf ca. –30 °C te gebruiken.
De meegeleverde adapters zijn ge‐
schikt voor het oppompen van an‐
dere zaken, o.a. voetballen, lucht‐
bedden, opblaasboten. Deze bevin‐
den zich aan de onderkant van de compressor. Deze verwijderen door
compressor erop te schroeven en de adapter eraf te trekken.
Wiel verwisselen Sommige auto's hebben in plaats van
een reservewiel een bandenrepara‐
tieset 3 205.
De onderstaande voorbereidingen
treffen en de instructies opvolgen:
■ Auto op een vlakke, stevige en slip‐
vrije ondergrond parkeren. Voor‐ wielen in de rechtuitstand draaien.
■ Handrem aantrekken, eerste ver‐ snelling, achteruitversnelling of P
inschakelen.
■ Reservewiel verwijderen 3 214.
■ Nooit meerdere wielen tegelijkertijd
vervangen.■ Gebruik de krik alleen om een wiel te wisselen in geval van banden‐
pech en niet voor de jaarlijkse mon‐
tage van winter- of zomerbanden.
■ De krik is onderhoudsvrij.
■ Bij een zachte ondergrond, een ste‐
vige plank (max. 1 cm dik) onder de
krik leggen.
■ Haal vóór het opkrikken van de auto altijd eventuele zware objec‐
ten eruit.
■ In de op te krikken auto mogen zich
geen personen of dieren bevinden.
■ Nooit onder een opgekrikte auto kruipen.
■ Opgekrikte auto niet starten.
■ Voor het indraaien de wielbouten schoonvegen en de buitenkant van
elke wielbout licht invetten met in
de handel verkrijgbaar smeervet.9 Waarschuwing
Breng geen smeervet aan op de
schroefdraad van de wielbout.
Page 214 of 251

212Verzorging van de auto
1. Wieldop verwijderen.Bij wieldoppen met zichtbare wiel‐bouten: Wieldop kan op het wiel
blijven zitten. De borgringen op de
wielbouten niet verwijderen.
Lichtmetalen velgen: Wielbout‐
doppen met een schroeven‐
draaier losklikken en verwijderen.
Ter bescherming een zachte doek
tussen de schroevendraaier en de lichtmetalen velg aanbrengen.
2. Variant 1:
Plaats de wielsleutel stevig op de
wielbouten en draai elke bout een
halve slag los.
Variant 2:
Klap de wielsleutel uit, plaats
deze stevig op de wielbouten en
draai elke bout een halve slag los.
De wielen kunnen met wielborg‐
bouten beschermd zijn. Zet voor
het losdraaien van deze speci‐
fieke bouten eerst de adapter op
de boutkop voordat u de wielsleu‐ tel erop zet. De adapter ligt in hethandschoenenkastje.3. Erop letten dat de krik goed onder
het juiste kriksteunpunt staat.
4. Variant 1:
Page 215 of 251

Verzorging van de auto213
Zet de krik op de vereiste hoogte.
Zet deze zodanig onder het hef‐
punt dat deze niet kan losschie‐
ten.
Zwengel bevestigen en met de
krik recht onder het kriksteunpunt
aan de zwengel draaien totdat het wiel van de grond komt.
Variant 2:
Zet de krik op de vereiste hoogte.
Zet deze zodanig onder het hef‐
punt dat deze niet kan losschie‐
ten.
Bevestig de wielsleutel en draai
met de krik recht onder het krik‐
steunpunt aan de wielsleutel tot‐
dat het wiel van de grond komt.
5. Wielbouten losdraaien.
6. Wiel verwisselen.
7. Draai de wielmoeren erop.
8. Auto laten zakken.
9. Wielsleutel aanbrengen, let er hierbij op dat deze stevig vastzit
en de wielbouten kruislings aan‐
halen. Het aanhaalmoment be‐
draagt 110 Nm.
10. Wieldop voor het aanbrengen zo verdraaien dat de ventielopening
over het bandventiel valt.
Wielboutdoppen aanbrengen.
11. Berg het vervangen wiel 3 214,
het autogereedschap 3 197 en de
adapter voor het vergrendelen
van de wielbouten 3 63 op.
12. Bandenspanning alsmede het aanhaalmoment van de wielbou‐
ten van het gemonteerde wiel zo
spoedig mogelijk controleren.
Page 216 of 251

214Verzorging van de auto
Defecte band laten vervangen of re‐
pareren.
Krikpositie voor liftplatform
Achterarmpositie van het liftplatorm
op de carrosserie onderaan.
Voorarmpositie van het liftplatorm op
de carrosserie onderaan.
Reservewiel Sommige auto's hebben in plaats van
een reservewiel een bandenrepara‐
tieset.
Bij het aanbrengen van een reserve‐
wiel met een andere maat dan de an‐
dere wielen kan het wiel worden be‐ schouwd als een tijdelijk reservewiel
en gelden de betreffende maximum‐
snelheden, zelfs als dit niet door een
label wordt aangegeven. Raadpleeg
een werkplaats voor informatie over
de geldende maximumsnelheid.
Het reservewiel heeft een stalen velg.
Is het gemonteerde reservewiel klei‐
ner dan de andere wielen of wordt het
gebruikt in combinatie met winterban‐
den, dan kunnen de rijeigenschappen negatief worden beïnvloed. Defecte
band zo spoedig mogelijk laten ver‐
vangen.
Het reservewiel ligt in de bagage‐
ruimte onder de vloerafdekplaat.
Deze is vastgezet met een vleugel‐
moer.
De kuip van het reservewiel is niet
ontworpen voor alle toegestane ban‐
denmaten. Als er een wiel met een
Page 217 of 251

Verzorging van de auto215
grotere maat dan die van het reser‐
vewiel in de bagageruimte moet wor‐
den opgeborgen moet het afhankelijk van het model met een band of een
verlengstang worden vastgezet.
Verwisseld wiel met een band in
de bagageruimte opbergen Gebruik de band uit het boordgereed‐
schap. Boordgereedschap 3 197.
■ Zet het wiel dicht bij een zijwand op
de vloer van de bagagegruimte.
■ Plaats de lus van de riem door het voorste sjoroog aan de betreffendezijde.
■ Plaats de haak van de riem door de
lus en trek eraan totdat de riem ste‐ vig aan het sjoroog bevestigd is.
■ Steek de riem door de spaken van het wiel zoals weergegeven in de
illustratie.
■ Doe de haak in het achterste sjor‐ oog.
■ Trek de riem strak en borg deze met de gesp.
Verwisseld wiel met een
verlengstang in de
bagageruimte opbergen
Gebruik de verlengstang uit het
boordgereedschap. Boordgereed‐
schap 3 197.
■ Draai de vleugelmoer linksom en neem het compacte reservewiel
weg.
■ Haal de verlengstang uit het boord‐
gereedschap en schroef deze op
de bout.
■ Berg het beschadigde wiel op en zet het vast door de vleugelmoer
rechtsom te draaien.
Page 218 of 251

216Verzorging van de auto
Leg de vloerafdekking over het uitste‐kende wiel.
Haal de verlengstang weg voordat u het reservewiel na het vervangen of
repareren van het defecte wiel in de
uitsparing legt.9 Waarschuwing
Bij het niet goed vastzetten van
een krik, een wiel of andere appa‐ ratuur in de bagageruimte is er
kans op letsel. Bij een noodstop of een botsing kunnen inzittendendoor voorwerpen worden getrof‐
fen.
Berg krikken of gereedschap altijd goed vastgezet in de betreffendeopbergvakken op.
Leg het beschadigde wiel altijd
vastgezet met de band in de ba‐
gageruimte of met de vleugelmoer
in de uitsparing voor het reserve‐
wiel.
Compact reservewielVoorzichtig
Bij gebruik van het compacte re‐
servewiel kunnen de rijeigen‐
schappen negatief worden beïn‐
vloed. Defecte band zo spoedig
mogelijk laten vervangen of repa‐
reren.
Slechts één compact reservewiel monteren. De toegestane maximum‐
snelheid op het label op het tijdelijke
reservewiel geldt alleen voor de ban‐
denmaat af fabriek.
Als uw auto achteraan een lekke
band krijgt wanneer u een ander voer‐
tuig sleept, dient u het compact reser‐ vewiel vooraan en een volwaardig
wiel achteraan te monteren.
Sneeuwkettingen 3 205.
Reservewiel met
draairichtingsgebonden band
Monteer draairichtingsgebonden
banden indien mogelijk zo dat ze in de rijrichting afrollen. De draairichting is
herkenbaar aan een symbool (bijv.
een pijl) op de zijwand van de band.
Voor banden die tegen de draairich‐
ting in gemonteerd zijn geldt:
■ Rijeigenschappen worden mogelijk
nadelig beïnvloed. Defecte band zo
spoedig mogelijk laten vervangen
of repareren.
■ Bij regen en sneeuw bijzonder voorzichtig rijden.
Page 219 of 251

Verzorging van de auto217Starthulp gebruiken
Niet starten met behulp van een snel‐ lader.
Bij een ontladen accu kan de motor
worden gestart met hulpstartkabels
en de accu van een ander voertuig.9 Waarschuwing
Ga bij het werken met hulpstartka‐
bels uiterst behoedzaam te werk.
Afwijken van de onderstaande in‐
structies kan letsel of schade door
exploderen van de accu of schade aan de elektrische systemen van
beide voertuigen veroorzaken.
9 Waarschuwing
Laat de accu niet in contact komen
met de ogen, de huid, weefsels en lakwerk. De vloeistof bevat zwa‐
velzuur, dat bij direct contact per‐
soonlijk letsel en schade aan de auto kan veroorzaken.
■ De accu van de auto nooit aan von‐
ken of open vuur blootstellen.
■ Een ontladen accu kan al bij een temperatuur van 0 °C bevriezen.
Ontdooi de bevroren accu alvorens hulpstartkabels aan te sluiten.
■ Bij werkzaamheden aan de accu oogbescherming en bescher‐
mende kleding dragen.
■ Gebruik een hulpaccu met dezelfde
spanning (12 volt). De capaciteit
van de hulpaccu (Ah) mag niet veel
minder zijn dan die van de lege
accu.
■ Hulpstartkabels met geïsoleerde aansluitklemmen en een diameter
van minstens 16 mm 2
(bij dieselmotoren 25 mm 2
) gebrui‐
ken.
■ De ontladen accu niet van het boordnet loskoppelen.
■ Alle onnodige stroomverbruikers uitschakelen.
■ Tijdens de hulpstart niet over de accu leunen.■ De aansluitklemmen van de enekabel mogen die van de andere niet
raken.
■ Ook de auto's mogen elkaar tijdens
de hulpstart niet raken.
■ Handrem aantrekken, versnellings‐
bak in neutrale stand, automatische versnellingsbak in stand P.
■ Open de beschermkappen van de pluspolen van beide accu's.
Page 220 of 251

218Verzorging van de auto
Aansluitvolgorde van de kabels:1. Rode kabel op de pluspool van de
hulpstartaccu aansluiten.
2. Het andere uiteinde van de rode kabel op de pluspool van de ont‐
laden accu aansluiten.
3. Zwarte kabel op de minpool van de hulpstartaccu aansluiten.
4. Het andere uiteinde van de zwarte
kabel op de massa van de auto
aansluiten, bijv. op het motorblok
of op een bout van de motorop‐
hanging. Zover mogelijk van de
ontladen accu aansluiten; mini‐
maal 60 cm.
De kabels zo leggen dat ze niet door
de draaiende delen in de motorruimte
geraakt kunnen worden.
Om de motor te starten: 1. De motor van het stroom leve‐ rende voertuig starten.
2. Na 5 minuten de andere motor starten. Startpogingen niet langer
dan 15 seconden laten duren met
tussenpozen van 1 minuut.3. Beide motoren met aangesloten kabels ca. 3 minuten stationair la‐
ten draaien.
4. Elektrische verbruikers (bijv. kop‐ lampen, achterruitverwarming)
van de stroom ontvangende auto
inschakelen.
5. Bovenstaande procedure bij het verwijderen van de kabels in de
omgekeerde volgorde volgen.Trekken
Auto slepen
Kap aan onderkant losmaken en naar
onderen toe verwijderen.
Het sleepoog is opgeborgen bij het
boordgereedschap 3 197.