display OPEL MERIVA 2016 Gebruikershandleiding (in Dutch)
[x] Cancel search | Manufacturer: OPEL, Model Year: 2016, Model line: MERIVA, Model: OPEL MERIVA 2016Pages: 255, PDF Size: 8.06 MB
Page 5 of 255
Inleiding3Uw autogegevens
Voer hier de gegevens van de auto in
zodat ze gemakkelijk te vinden zijn.
Deze informatie is beschikbaar in de
hoofdstukken "Service en onder‐ houd" en "Technische gegevens",
alsmede op het typeplaatje.
Inleiding Uw auto is de intelligente combinatievan vernieuwende techniek, overtui‐
gende veiligheid, milieuvriendelijk‐
heid en zuinigheid.
In deze gebruikershandleiding vindt u alle informatie die u nodig hebt om uw
auto veilig en efficiënt te kunnen be‐
dienen.
Zorg ervoor dat uw passagiers ervan
op de hoogte zijn dat onjuist gebruik
van de auto een ongeval tot gevolg
kan hebben en dat er risico bestaat
voor persoonlijk letsel.
Houd u altijd aan de specifieke wet‐
geving van het land waarin u zich be‐ vindt. Deze wetgeving kan afwijken
van de informatie in deze gebruikers‐
handleiding.Als u de beschrijving in deze handlei‐ ding negeert, kan dit van invloed zijn
op de garantie.
Wanneer wij u in deze gebruikers‐
handleiding adviseren de hulp van
een werkplaats in te roepen, raden wij
uw Opel Service Partner aan. Voor
gasauto's raden wij een door Opel er‐
kende reparateur aan voor onder‐
houd en reparatie aan gasauto's.
Elke Opel Service Partner biedt u eer‐ steklas service tegen redelijke prij‐
zen. Ervaren, door Opel geschoolde specialisten werken volgens speciale
richtlijnen van Opel.
Houd het informatiepakket voor de
gebruiker altijd onder handbereik in
de auto.
Gebruik van deze handleiding
● Deze handleiding geeft een om‐ schrijving van alle voor dit model
beschikbare opties en functies.
Mogelijk zijn bepaalde
omschrijvingen, waaronder die voor display- en menufuncties,niet op uw auto van toepassingwanneer er sprake is van eenmodelvariant, afwijkende
landenspecificaties of speciale
uitrustingen of accessoires.
● In het hoofdstuk "Kort en bondig"
krijgt u een beknopt overzicht.
● De inhoudsopgave aan het begin
van de handleiding en in de af‐
zonderlijke paragrafen geeft aan
waar u de informatie die u zoekt,
kunt vinden.
● Met behulp van het trefwoorden‐ register kunt u specifieke infor‐matie zoeken.
● In deze gebruikershandleiding worden linksgestuurde auto's ge‐toond. De bediening van rechts‐gestuurde auto's is vergelijkbaar.
● In de gebruikershandleiding wordt de motoraanduiding ge‐
hanteerd. De bijbehorende
marktaanduiding en productie‐
code vindt u in de paragraaf
"Technische gegevens".
Page 6 of 255
4Inleiding● Richtingaanduidingen in de be‐schrijvingen, zoals links, rechts,
voor of achter moeten altijd met
de blik in de rijrichting worden
gezien.
● De displays van het voertuig on‐ dersteunen mogelijkerwijs uw
taal niet.
● Displayteksten en opschriften in het interieur zijn vet gedrukt.
Gevaar, Waarschuwing en Voorzichtig9 Gevaar
Teksten met de vermelding
9 Gevaar wijzen op een mogelijk
levensgevaar. Het niet naleven
van deze richtlijnen kan levensge‐ vaar inhouden.
9 Waarschuwing
Teksten met de vermelding
9 Waarschuwing wijzen op een
mogelijk gevaar voor ongelukken
of verwondingen. Het niet naleven
van deze richtlijnen kan tot ver‐
wondingen leiden.Voorzichtig
Teksten met de vermelding
Voorzichtig wijzen erop dat de
auto mogelijk beschadigd kan ra‐
ken. Het niet naleven van deze richtlijnen kan tot beschadiging
van de auto leiden.
Symbolen
Verwijzingen naar andere pagina's
worden aangeduid met 3. 3 betekent
"zie pagina".
Paginaverwijzingen en lemma's in de
index verwijzen naar de ingespron‐
gen koppen in de inhoudsopgave.
We wensen u vele uren autorijplezier. Adam Opel AG
Page 13 of 255
Kort en bondig111Elektrisch bediende ruiten ....31
2 Buitenspiegels ......................29
3 Cruise control .....................158
4 Zijdelingse luchtroosters .....140
5 Richtingaanwijzers,
lichtsignaal, dimlicht en
grootlicht ............................ 127
Omgevingsverlichting ......... 130
Parkeerlichten .....................128
Driver Information Center .... 102
6 Instrumenten ........................ 89
7 Stuurbedieningsknoppen .....83
8 Driver Information Center .... 102
9 Voorruitenwisser, wis-/
wasinstallatie voor, ach‐
terruitenwisser, wis-/
wasinstallatie achter ............. 84
10 Middelste luchtroosters ......140
11 Centrale vergrendeling .........22
Alarmknipperlichten ...........127
Controlelamp airbag-
deactivering .......................... 96
12 Info-Display ......................... 10513Sensor voor elektronische
airco ................................... 135
14 Handschoenenkastje ...........62
15 Traction Control-systeem ...156
Elektronische stabiliteits‐
regeling .............................. 157
Ultrasoonparkeerhulp ........159
Eco-knop ............................. 145
Brandstofkeuzeschakelaar ...91
16 Verwarming en ventilatie ....132
17 Schakelpook,
handgeschakelde
versnellingsbak ..................153
Automatische
versnellingsbak ..................150
18 Elektrische handrem ...........155
19 Contactslot met stuurslot ...143
20 Claxon .................................. 84
Bestuurdersairbag ...............52
21 Ontgrendelingshandgreep
motorkap ............................ 178
22 Opbergvak ............................ 62
Zekeringenkast ..................19823Stuurwiel instellen ................83
24 Lichtschakelaar ..................123
Koplampverstelling ............125
Mistlampen ......................... 127
Mistachterlicht ....................128
Instrumentenverlichting ......129
Page 23 of 255
Sleutels, portieren en ruiten21BasisinstellingenSommige instellingen kunt u veran‐
deren in het menu Instellingen op het
Info-display . Persoonlijke instellingen
3 114.
Batterij van de handzender
vervangen
Zodra de reikwijdte afneemt, de bat‐
terij meteen vervangen.
Batterijen horen niet in het huisvuil
thuis. Ze moeten via speciale inza‐
melpunten gerecycled worden.
Sleutel met uitklapbare sleutelbaard
Sleutelbaard uitklappen en handzen‐
der openen. Batterij vervangen (bat‐
terijtype CR 2032), let hierbij op de
juiste plaatsing. Handzender sluiten
en synchroniseren.
Sleutel met vaste sleutelbaard
Laat de batterij door een werkplaats
vervangen.
Handzender synchroniseren
Na vervanging van de batterij het be‐
stuurdersportier openen met de sleu‐
tel in het slot. De handzender wordt
gesynchroniseerd wanneer het con‐
tact wordt aangezet.
Opgeslagen instellingen Wanneer de sleutel uit de contact‐
schakelaar wordt getrokken, worden
de volgende instellingen automatisch in het geheugen van de sleutel opge‐ slagen:
● verlichting
● Infotainmentsysteem (alleen CD 400)
● centrale vergrendeling
● comfortinstellingen
De opgeslagen instellingen worden
automatisch toegepast wanneer de sleutel met het geheugen de vol‐gende keer in het contactslot wordt
gestoken en naar stand 1 3 143
wordt gedraaid.
Een voorwaarde is dat Pers. inst. voor
bestuurder geactiveerd is in de per‐
soonlijke instellingen van de
Page 24 of 255
22Sleutels, portieren en ruitenGraphic-Info-Display. Dit moet wor‐
den ingesteld voor elke sleutel die ge‐
bruikt wordt. Bij auto's die zijn uitge‐
rust met een Colour-Info-Display, is de personalisatie permanent inge‐
schakeld.
Persoonlijke instellingen 3 114.
Centrale vergrendeling Ontgrendelen en vergrendelen van
portieren, bagageklep en tankklep.
Door aan de binnenste portierhand‐
greep te trekken wordt het desbetref‐
fende portier ontgrendeld. Door nog
eens aan de handgreep te trekken
gaat het portier open.
Let op
Bij een ongeval waarbij de airbags of gordelspanners in werking treden,
wordt het voertuig automatisch ont‐
grendeld.Ontgrendelen
c indrukken.
U kunt uit twee instellingen kiezen: ● Alle portieren, de bagageruimte en de tankklep worden met één
druk op c ontgrendeld.
● Alleen het bestuurdersportier, de
bagageruimte en de tankklep
worden met één druk op c ont‐
grendeld. Om alle portieren te
ontgrendelen, drukt u tweemaal
op c.
U kunt de instelling wijzigen in het
menu Instellingen op het Info-display.
Persoonlijke instellingen 3 114.
U kunt de instelling opslaan voor de
gebruikte sleutel.
Opgeslagen instellingen 3 21.
Vergrendelen
Portieren, bagageruimte en tankklep
sluiten.
e indrukken.
Bij een niet goed gesloten bestuur‐
dersportier werkt de centrale vergren‐ deling niet.
Page 84 of 255
82Instrumenten en bedieningsorganenInstrumenten en
bedieningsorganenBedieningsorganen ......................83
Stuurwielverstelling ...................83
Stuurbedieningsknoppen ...........83
Verwarmd stuurwiel ...................83
Claxon ....................................... 84
Wis-/wasinstallatie voorruit ........84
Wis-/wasinstallatie achterruit .....86
Buitentemperatuur .....................86
Klok ........................................... 87
Elektrische aansluitingen ...........88
Aansteker .................................. 89
Asbakken ................................... 89
Waarschuwingslampen, meters
en controlelampen .......................89
Instrumentengroep ....................89
Snelheidsmeter ......................... 89
Kilometerteller ........................... 90
Dagteller .................................... 90
Toerenteller ............................... 90
Brandstofmeter .......................... 90
Brandstofkeuzeschakelaar ........91
Koelvloeistoftemperatuurme‐ ter ............................................. 91
Service-display .......................... 92Controlelampen......................... 92
Richtingaanwijzer ......................95
Gordelverklikker ........................96
Airbag en gordelspanners .........96
Airbag-deactivering ...................96
Laadsysteem ............................. 97
Storingsindicatielamp ................97
Service-indicatie ........................97
Rem- en koppelingssysteem .....97
Pedaal intrappen .......................97
Elektrische handrem ..................98
Elektrische handrem defect .......98
Antiblokkeersysteem (ABS) .......98
Opschakelen ............................. 98
Variabele stuurbekrachtiging .....98
Ultrasoonparkeerhulp ................98
Elektronische stabiliteitsregeling UIT .............99
Elektronische stabiliteitsregeling en Traction
Control ..................................... 99
Traction Control-systeem UIT ...99
Voorverwarming ........................99
Roetfilter .................................... 99
Bandenspanningscontrolesys‐ teem ....................................... 100
Motoroliedruk ........................... 100
Te laag brandstofpeil ...............100
Startbeveiliging ........................101
Motorvermogen verminderd ....101Rijverlichting ............................ 101
Grootlicht ................................. 101
Adaptive Forward Lighting .......101
Mistlamp .................................. 101
Mistachterlicht ......................... 101
Cruise control .......................... 101
Portier open ............................. 101
Automatisch vergrendelen .......101
Informatiedisplays ......................102
Driver Information Center ........102
Graphic-Info-Display, Color-Info-Display .................. 105
Boordinformatie ......................... 108
Geluidssignalen .......................110
Batterijspanning .......................111
Tripcomputer .............................. 111
Persoonlijke instellingen ............114
OnStar ....................................... 118
Page 88 of 255
86Instrumenten en bedieningsorganenHendel naar u toe trekken. Er wordt
sproeiervloeistof op de voorruit ge‐
spoten en de ruitenwisser maakt en‐
kele slagen.
Sproeiervloeistof 3 181
Wis-/wasinstallatie achterruit
Druk de wipschakelaar in om de ach‐
terruitwisser aan te zetten:
bovenste stand:continue werkingonderste stand:onderbroken wer‐
kingmiddenstand:uit
Hendel van u af duwen. Er wordt
sproeiervloeistof op de achterruit ge‐ spoten en de ruitenwisser maakt en‐
kele slagen.
Niet inschakelen wanneer de voorruit bevroren is.
Uitschakelen in wasstraten.
Als de voorruitwisser aanstaat, wordt
de achterruitwisser bij het inschake‐
len van de achteruitversnelling auto‐
matisch ingeschakeld.
U kunt deze functie in- of uitschakelen
in het menu Instellingen op het
Info-display.
Sproeiervloeistof 3 181
Persoonlijke instellingen 3 114.
Buitentemperatuur
Een dalende temperatuur wordt on‐
middellijk aangeduid, een stijgende
temperatuur met enige vertraging.
Page 89 of 255
Instrumenten en bedieningsorganen87Als de buitentemperatuur tot 3 °C
daalt, verschijnt er een waarschu‐ wingsbericht op het Driver Informa‐
tion Center met Uplevel-display of
Uplevel-Combi-display.9 Waarschuwing
Ook bij een aanduiding van enkele
graden boven 0 °C kan het weg‐
dek al beijzeld zijn.
Klok
Datum en tijd worden op het
Info-display weergegeven.
Tijds- en datuminstellingen CD 300/CD 400/CD 400plus
Druk op CONFIG . Nu verschijnt het
menu Instellingen .
Kies Tijd en datum .Te selecteren instellingsopties:
● Tijd instellen : Wijzigt de op het
display weergegeven tijd.
● Datum instellen : Wijzigt de op het
display weergegeven datum.
● Tijdopmaak instellen : Wijzigt de
urenindicatie tussen 12 uur en 24
uur .
● Datumopmaak instellen : Wijzigt
de datumindicatie tussen MM/
DD/JJJJ en DD.MM.JJJJ .
● Tijd weergeven : Schakelt de
tijdsindicatie op het display in/uit.
● RDS-synchronisatie : Het RDS-
signaal van de meeste VHF- zenders stelt automatisch de tijd
in. De RDS-tijdsynchronisatie
kan enkele minuten in beslag ne‐
men. Sommige zenders zenden
geen correct tijdsignaal uit. Het is
dan raadzaam de automatische
tijdsynchronisatie uit te schake‐
len.
Persoonlijke instellingen 3 114.
Tijds- en datuminstellingen CD 600/Navi 650/Navi 950
Druk op Config en selecteer dan het
menu-onderdeel Tijd en datum om
het respectieve submenu weer te ge‐ ven.
Page 94 of 255
92Instrumenten en bedieningsorganenVoorzichtig
Stop en zet de motor af wanneer
de koelvloeistoftemperatuur te
hoog is. Kans op motorschade.
Controleer het koelvloeistofpeil
meteen.
Service-display
Het controlesysteem van de oliekwa‐
liteit laat u weten wanneer de motor‐
olie en het oliefilter moeten worden
vervangen. Afhankelijk van de rijom‐
standigheden, kan het aangegeven vervangingsinterval van de motorolie
en het oliefilter aanzienlijk variëren.
Het Uplevel-display of
Uplevel-Combi-display geeft de res‐
terende levensduur van de olie aan in het Informatie- menu voertuig .
Het Midlevel-display geeft via contro‐
lelamp I de resterende levensduur
van de olie aan. Het contact moet in‐
geschakeld zijn maar de motor moet
niet draaien.
U selecteert het menu en de functie
met de toetsen op de richtingaanwij‐
zerhendel.
Om de resterende levensduur van de motorolie te bekijken:
Druk op MENU om Informatie- menu
voertuig te selecteren.
Draai het stelwiel naar de stand
Resterende levensduur olie .
Bij het verversen van de olie moet het systeem altijd worden teruggezet om
goed te kunnen werken. De hulp van
een werkplaats inroepen.
Druk op SET/CLR om te resetten. Het
contact moet ingeschakeld zijn maar
de motor moet niet draaien.
Wanneer het systeem heeft berekend
dat de gebruiksduur van de motorolie
is verstreken, verschijnt Motorolie
spoedig verversen of een waarschu‐
wingscode op het Driver Information
Center. Laat de motorolie en het olie‐ filter binnen een week of 500 km door een werkplaats vervangen (wat het
eerst voorkomt).
Driver Information Center 3 102.
Service-informatie 3 226.
Controlelampen De beschreven controlelampen zijn
niet in alle auto's aanwezig. Deze be‐
schrijving geldt voor alle instrument‐
uitvoeringen.
Page 100 of 255
98Instrumenten en bedieningsorganenKnippert
Trap het koppelingspedaal in om de
motor in het algemeen te starten 3 17,
3 144.
Elektrische handrem m brandt of knippert rood.
Brandt
Elektrische handrem is aangetrokken 3 155.
Knippert
Elektrische handrem is niet helemaal
aangetrokken of losgezet. Schakel de ontsteking in, trap het rempedaal in
en probeer het systeem te resetten
door de elektrische handrem eerst los
te zetten en daarna aan te trekken.
Blijft m knipperen, rijd dan niet door
en roep de hulp van een werkplaats
in.
Elektrische handrem defect
j brandt of knippert geel.Brandt
De elektrische handrem werkt niet op‐timaal 3 155.
Knippert
De elektrische handrem zit in de ser‐
vice-modus. Stop de auto, trek de
elektrische handrem aan en zet deze
los om de rem te resetten.9 Waarschuwing
Oorzaak van de storing onmiddel‐
lijk door een werkplaats laten ver‐
helpen.
Antiblokkeersysteem (ABS)
u brandt geel.
Brandt na het inschakelen van de ont‐ steking enkele seconden. Het sys‐
teem is na het doven van het contro‐
lelampje klaar voor gebruik.
Als de controlelamp na enkele secon‐
den niet dooft of als deze tijdens de rit
gaat branden, dan zit er een storing in het ABS-systeem. Het remsysteem
blijft normaal werken, maar zonder ABS-regeling.
Antiblokkeersysteem 3 154.
Opschakelen [ gaat groen branden wanneer voor
zuinig rijden opschakelen wordt aan‐
bevolen.
Bij auto's met Uplevel-display of Uple‐
vel-Combi-display verschijnt [ met
het nummer van de aanbevolen ver‐
snelling op de onderste regel van het Driver Information Center.
Variabele
stuurbekrachtiging
c brandt geel.
Storing in het variabele stuurbekrach‐
tigingssysteem. Hierdoor kan de auto zwaarder of lichter gaan sturen. De
hulp van een werkplaats inroepen.
Stop-startsysteem 3 145.
Ultrasoonparkeerhulp r brandt geel.
Storing in het systeem
of