OPEL MOKKA 2014.5 Gebruikershandleiding (in Dutch)
Manufacturer: OPEL, Model Year: 2014.5, Model line: MOKKA, Model: OPEL MOKKA 2014.5Pages: 227, PDF Size: 6.06 MB
Page 31 of 227

Sleutels, portieren en ruiten29
In de stand 0 is geen enkele spiegel
geselecteerd.
Inklapbare spiegels
Handmatig inklappen
Voor de veiligheid van voetgangers
klappen de buitenspiegels bij aansto‐
ten vanaf een bepaalde kracht weg uit de normale stand. Spiegel dan door
licht op de spiegelbehuizing te druk‐
ken terugduwen.
Elektrisch inklappen
Draai de knop naar 0 en duw de knop
daarna naar achteren. Beide buiten‐
spiegels klappen nu in.
Duw de knop nogmaals naar ach‐ teren - beide buitenspiegels keren nu terug naar de oorspronkelijke stand.
Verwarmde spiegels
Om in te schakelen toets Ü indruk‐
ken.
De verwarming werkt bij een draai‐
ende motor en wordt na korte tijd au‐
tomatisch uitgeschakeld.
Page 32 of 227

30Sleutels, portieren en ruitenBinnenspiegelHandmatige dimfunctie
Om verblinding te verminderen, de
hendel aan de onderkant van de spie‐ gelbehuizing verstellen.
Automatische dimfunctie
Verblinding ’s nachts door achterop‐
komend verkeer wordt automatisch
verminderd.
Ruiten
Voorruit
Warmtereflecterende voorruit
De warmtereflecterende voorruit
heeft een coating die zonnestralen
weerkaatst. Ook datasignalen zoals
die van tolstations kunnen worden
gereflecteerd.
De aangegeven gebieden van de
voorruit achter de binnenspiegel heb‐ ben geen coating. Apparaten voor het
registreren van elektronische gege‐
vens en betaling van gelden moeten op deze plekken worden bevestigd.
Page 33 of 227

Sleutels, portieren en ruiten31
Anders is het mogelijk dat gegevens
over ongevallen niet worden geregi‐
streerd.
Voorruitstickers Plak geen stickers, zoals bijvoorbeeld
tolvignetten, rondom de binnenspie‐
gel op de voorruit. Anders kunnen de detectiezone van de sensor en het
zichtveld van de camera in de spie‐ gelbehuizing kleiner worden.
Handbediende ruiten De portierruiten zijn met de handslin‐
gers te bedienen.
Elektrisch bediende ruiten9 Waarschuwing
Wees voorzichtig bij het gebruik
van de elektrische ruitbediening.
Er bestaat verwondingsgevaar,
met name voor kinderen.
Als er achterin kinderen zitten,
moet u de kinderbeveiliging van
de elektrische ruitbediening in‐
schakelen.
Ruiten tijdens het sluiten goed in
de gaten houden. Ervoor zorgen
dat niets of niemand bekneld
raakt.
Schakel het contact in om de elek‐ trisch bediende ruiten te bedienen.
Druk de schakelaar van de desbetref‐ fende ruit in om de ruit te openen of
trek aan de schakelaar om de ruit te
sluiten.
Toets een beetje indrukken of uittrek‐
ken: ruit gaat omhoog of omlaag zo‐
lang u de schakelaar bedient.
Toets zover mogelijk indrukken of uit‐ trekken en loslaten: ruit gaat automa‐
tisch omhoog of omlaag met geacti‐
veerde beveiligingsfunctie. U stopt de
ruit door de schakelaar nogmaals in
dezelfde richting te bedienen.
Beveiligingsfunctie Stuit de ruit tijdens het automatisch
sluiten boven de middelste stand op
weerstand, dan stopt het sluiten on‐
middellijk en beweegt de ruit weer
omlaag.
Beveiligingsfunctie negeren Bij een stroeve werking door ijsvor‐
ming e.d. het contact inschakelen en
vervolgens de schakelaar tot aan de
eerste vergrendeling trekken en vast‐
houden. De ruit gaat omhoog zonder
geactiveerde beveiligingsfunctie. Om
de beweging te stoppen, laat u de
schakelaar los.
Page 34 of 227

32Sleutels, portieren en ruiten
Kinderbeveiliging voor
achterportierruiten
Druk op schakelaar z om elektrisch
bediende ruiten achter te deactive‐
ren.
Druk voor het activeren nogmaals op
z .
Overbelasting
Door herhaalde, snel opeenvolgende bediening wordt de stroomvoorzie‐
ning van de ruitbediening enige tijd
onderbroken.
Elektrisch bediende ruiten
initialiseren
Kunt u de ruiten niet automatisch slui‐
ten (bijv. na het loskoppelen van de
accu), dan moet u de ruitelektronica
als volgt activeren:
1. Portieren sluiten.
2. Ontsteking inschakelen.
3. Sluit de ruit helemaal en houd de schakelaar daarna nog
2 seconden uitgetrokken.
4. Deze handeling uitvoeren voor alle ruiten.Achterruitverwarming
Om in te schakelen toets Ü indruk‐
ken.
De verwarming werkt bij een draai‐
ende motor en wordt na korte tijd au‐
tomatisch uitgeschakeld.
Afhankelijk van het motortype wordt
de verwarmbare achterruit automa‐
tisch ingeschakeld bij het reinigen van de dieselpartikelfilter.
Page 35 of 227

Sleutels, portieren en ruiten33ZonnekleppenOm verblinding te vermijden kunnen
de zonnekleppen worden neerge‐
klapt en opzij worden gedraaid.
Onderweg moeten de afdekkingen
van de zonneklepspiegels gesloten
zijn.
Als de zonnekleppen een make-up‐
spiegellampje hebben, gaat het bij
het openen van de make-upspiegel
branden.Dak
Zonnedak9 Waarschuwing
Wees voorzichtig bij het bedienen
van het zonnedak. Er bestaat ver‐ wondingsgevaar, met name voor
kinderen.
Houd de bewegende onderdelen
tijdens het bedienen goed in de
gaten. Ervoor zorgen dat niets of
niemand bekneld raakt.
Schakel het contact in om het zonne‐
dak te bedienen.
Openen of sluiten
Druk schakelaar 1 of schakelaar 2
een stukje in: zonnedak wordt ge‐
opend of gesloten zolang u de scha‐ kelaar bedient.
Druk schakelaar 1 of schakelaar 2 zo‐
ver mogelijk in en laat los: zonnedak
wordt automatisch geopend of geslo‐
ten met geactiveerde beveiligings‐
functie. Om de beweging te stoppen,
drukt u nogmaals op de schakelaar.
Page 36 of 227

34Sleutels, portieren en ruiten
Omhoog of sluiten
Druk op schakelaar 3 of schakelaar
4 : zonnedak gaat omhoog of sluit au‐
tomatisch met geactiveerde beveili‐
gingsfunctie.
Staat het zonnedak omhoog, dan
kunt u het in één keer openen door
schakelaar 1 in te drukken.
Zonnescherm
Het zonnescherm wordt met de hand bediend.
Schuif het zonnescherm open of
dicht.
Wanneer het zonnedak openstaat, is
het zonnescherm altijd open.
Op de afdichting van het zonnedak of
in de rail kan zich vuil of gruis opho‐
pen waardoor er storingen in het zon‐
nedaksysteem, lawaai of verstopping van het waterafvoersysteem
zou(den) kunnen ontstaan. Open het
zonnedak regelmatig en verwijder
voorwerpen of eventueel gruis. Wrijf
de afdichting van het zonnedak en het
dak met een schone doek, water en
milde zeep schoon. Ontvet het zon‐ nedak niet.Algemene tips
Beveiligingsfunctie
Stuit het zonnedak tijdens het auto‐
matisch sluiten op een obstakel, dan
stopt het meteen en gaat het weer
open.
Beveiligingsfunctie negeren
Bij een stroeve werking door ijsvor‐
ming e.d. schakelaar 2 ingedrukt hou‐
den. Het zonnedak sluit zonder in‐
schakelen van de beveiligingsfunctie. Om de beweging te stoppen, laat u de schakelaar los.
Initialisatie na een
stroomonderbreking
Na een stroomonderbreking kan het
zonnedak slechts beperkt bediend
worden. Laat het systeem initialiseren
door uw garage.
Page 37 of 227

Stoelen, veiligheidssystemen35Stoelen,
veiligheidssystemenHoofdsteunen .............................. 35
Voorstoelen .................................. 36
Veiligheidsgordels .......................40
Airbagsysteem ............................. 43
Kinderveiligheidssystemen ..........49Hoofdsteunen
Stand9 Waarschuwing
Alleen met correct ingestelde
hoofdsteunen rijden.
De bovenzijde van de hoofdsteun
moet op gelijke hoogte zijn als de bo‐
venzijde van het hoofd. Is dit bij zeer
lange personen niet mogelijk, dan de
hoofdsteun in de hoogste stand zet‐
ten (bij zeer kleine personen de
hoofdsteun juist in de laagste stand
zetten).
Instellen
Hoofdsteunen van voorstoelen
Hoogteverstelling
Hoofdsteun omhoogtrekken.
Voor lager zetten, de pal (1) indruk‐ ken en de hoofdsteun omlaag duwen
Demonteren
Zet de hoofdsteun geheel omhoog.
Druk tegelijkertijd de pallen (1) en (2) in.
Page 38 of 227

36Stoelen, veiligheidssystemen
Trek de hoofdsteun omhoog.
Horizontale verstelling
Trek de hoofdsteun naar voor als u
deze horizontaal wilt afstellen. Deze klikt vast in drie posities.
U zet deze weer helemaal naar ach‐
teren door deze geheel naar voren te
trekken en los te laten.
Hoofdsteunen van achterbank
Hoogteverstelling
Hoofdsteun omhoogtrekken.
Voor lager zetten, de pal (1) indruk‐ ken en de hoofdsteun omlaag duwen.
Verwijderen
Zet de hoofdsteun geheel omhoog.
Druk tegelijkertijd de pallen (1) en (2) in.
Trek de hoofdsteun omhoog.
Voorstoelen
Stoelpositie9 Waarschuwing
Alleen met een correct ingestelde
stoel rijden.
■ Met zitvlak zo ver mogelijk tegen de
rugleuning zitten. De afstand tot de
pedalen zo instellen dat de benen
bij het intrappen van de pedalen
licht gebogen zijn. De passagiers‐
stoel voor zo ver mogelijk naar ach‐ teren schuiven.
Page 39 of 227

Stoelen, veiligheidssystemen37
■ Met schouders zo ver mogelijk te‐gen de rugleuning zitten. Stel de
hoek van de rugleuning zo in dat u
het stuurwiel gemakkelijk met licht
gebogen armen kunt vastpakken.
Bij het verdraaien van het stuurwiel, contact blijven houden tussen
schouders en rugleuning. De rug‐
leuning niet te ver laten achterover‐
hellen. De aanbevolen hellings‐
hoek bedraagt maximaal ca. 25°.
■ Stuurwiel instellen 3 75.
■ Zithoogte zo instellen, dat u rondom een goed zicht hebt en alle
instrumenten goed kunt aflezen. Tussen het hoofd en de hemelbe‐
kleding moet minstens een hand‐
breed tussenruimte zitten. Uw dijen dienen licht op de zitting rusten,
zonder druk uit te oefenen.
■ Hoofdsteun instellen 3 35.
■ Hoogte veiligheidsgordel instellen 3 41.■ De instelbare dijbeensteun zo in‐
stellen dat de afstand tussen de
rand van de zitting en de knieholte
ca. twee vingers breed is.
■ Lendensteun zo instellen dat deze de natuurlijke vorm van de wervel‐
kolom ondersteunt.
Stoelverstelling9 Gevaar
Altijd op minstens 25 cm afstand
van het stuurwiel zitten zodat de
airbag veilig in werking kan treden.
9 Waarschuwing
Stoelen nooit tijdens het rijden ver‐
stellen, omdat ze ongecontroleerd kunnen bewegen.
Zorg bij het rijden dat de stoelen en
rugleuningen altijd vastgeklikt zijn.
Zitpositie
Aan handgreep trekken, stoel ver‐
schuiven, handgreep loslaten.
Page 40 of 227

38Stoelen, veiligheidssystemen
Rugleuning voorstoelen
Aan hendel trekken, hellingshoek in‐
stellen en hendel loslaten. Laat de
rugleuning hoorbaar vastklikken.
Zithoogte
Pompbeweging van de hendel
omhoog=stoel omhoogomlaag=stoel omlaagZithoek
Pas de zithoek aan door op de toets
te drukken.