OPEL MOKKA 2014.5 Gebruikershandleiding (in Dutch)
Manufacturer: OPEL, Model Year: 2014.5, Model line: MOKKA, Model: OPEL MOKKA 2014.5Pages: 227, PDF Size: 6.06 MB
Page 21 of 227

Kort en bondig19
uitschakelen van de ontsteking de
achteruitversnelling inschakelen of
de keuzehendel in stand P zetten.
Bovendien de voorwielen naar de
stoeprand toedraaien.
■ Vergrendel de auto met de toets e
op de handzender.
Activeer het alarmsysteem 3 26.
■ De auto niet op een licht ontvlam‐ bare ondergrond parkeren. De on‐
dergrond kan door de hoge tempe‐
ratuur van het uitlaatgassysteem mogelijk vlam vatten.
■ Sluit de ramen en het zonnedak.
■ Koelventilatoren kunnen ook na het
afzetten van de motor in werking
treden 3 162.
■ Na een rit waarbij met hoge motor‐ toerentallen of met hoge motorbe‐
lasting werd gereden, de motor
vóór het afzetten gedurende een
korte tijd met lage belasting laten
draaien of gedurende ca.
30 seconden stationair laten
draaien om de turbolader te be‐
schermen.Sleutels, sloten 3 20, auto een lan‐
gere tijd stilzetten 3 161.
Page 22 of 227

20Sleutels, portieren en ruitenSleutels, portieren en
ruitenSleutels, sloten ............................ 20
Portieren ...................................... 25
Antidiefstalbeveiliging ..................26
Buitenspiegels ............................. 28
Binnenspiegel .............................. 30
Ruiten .......................................... 30
Dak .............................................. 33Sleutels, sloten
Sleutels Reservesleutels
Het sleutelnummer staat vermeld op
een verwijderbaar label.
Bij het bestellen van reservesleutels
moet het sleutelnummer worden ver‐
meld aangezien de sleutels deel uit‐
maken van de startbeveiliging.
Sloten 3 200.
Sleutel met uitklapbare
sleutelbaardOm uit te klappen toets indrukken.
Om in te klappen eerst toets indruk‐
ken.
Handzender
Wordt gebruikt voor: ■ Centrale vergrendeling
■ Diefstalalarmsysteem
De afstandsbediening heeft een be‐ reik van ca. 30 meter. Dit kan beperkt
worden door invloeden van buitenaf.
Brandende alarmknipperlichten die‐
nen als bevestiging.
Page 23 of 227

Sleutels, portieren en ruiten21
Handzender met zorg behandelen,
vochtvrij houden, beschermen tegen
hoge temperaturen en onnodig ge‐
bruik vermijden.
Storing
Als de centrale vergrendeling niet met
de handzender kan worden vergren‐
deld of ontgrendeld, kan dit het ge‐
volg zijn van het volgende:
■ Bereik overschreden
■ Batterijspanning te laag
■ Herhaald, opeenvolgend gebruik van de handzender buiten het be‐
reik, waardoor er opnieuw gesyn‐
chroniseerd moet worden
■ Overbelasting van de centrale ver‐ grendeling door herhaalde, snel op‐
eenvolgende activering van de
handzender, waardoor de stroom‐
voorziening voor korte tijd wordt on‐ derbroken
■ Storing door radiogolven afkomstig
van externe zenders met een hoog vermogen
Ontgrendelen 3 22.Basisinstellingen
Sommige instellingen kunt u veran‐
deren in het menu Instellingen op het
Info-display . Persoonlijke instellingen
3 102.
Batterij van de handzender
vervangen Zodra de reikwijdte afneemt, de bat‐
terij meteen vervangen.
Batterijen horen niet in het huisvuil
thuis. Ze moeten via speciale inza‐
melpunten gerecycled worden.
Sleutel met uitklapbare sleutelbaard
Sleutelbaard uitklappen en handzen‐
der openen. Batterij vervangen (bat‐
terijtype CR 2032), let hierbij op de
juiste plaatsing. Handzender sluiten
en synchroniseren.
Afstandsbediening
synchroniseren
Na vervanging van de batterij het por‐
tier openen met de sleutel in het slot
van het bestuurdersportier. De hand‐
zender wordt gesynchroniseerd wan‐
neer het contact wordt aangezet.
Page 24 of 227

22Sleutels, portieren en ruitenOpgeslagen instellingenWanneer de sleutel uit de contact‐
schakelaar wordt getrokken, worden
de volgende instellingen automatisch in het geheugen van de sleutel opge‐ slagen:
■ Verlichting
■ Infotainment-systeem
■ Centrale vergrendeling
De opgeslagen instellingen worden
automatisch toegepast wanneer de
sleutel met het geheugen de vol‐ gende keer in het contactslot wordt
gestoken en naar stand 1 3 124
wordt gedraaid.
Een voorwaarde is dat Pers. inst. voor
bestuurder geactiveerd is in de per‐
soonlijke instellingen van de
Graphic-Info-Display. Dit moet wor‐
den ingesteld voor elke sleutel die ge‐ bruikt wordt. Bij auto's die zijn uitge‐
rust met een Colour-Info-Display, is
de personalisatie permanent inge‐
schakeld.
Persoonlijke instellingen 3 102.Centrale vergrendeling
Ontgrendelen en vergrendelen van
portieren, bagageruimte en tankklep.
Door aan de binnenste portierhand‐
greep te trekken wordt het desbetref‐
fende portier ontgrendeld. Door nog
eens aan de handgreep te trekken
gaat het portier open.
Let op
Bij een ongeval waarbij de airbags of gordelspanners in werking treden,
wordt het voertuig automatisch ont‐
grendeld.
Let op
Wanneer na ontgrendeling met de
afstandsbediening geen van de por‐
tieren word geopend, worden deze
na korte tijd automatisch opnieuw
vergrendeld.Ontgrendelen
Handzender
Toets c indrukken.
U kunt uit twee instellingen kiezen: ■ Om alleen het bestuurdersportier, de bagageruimte en de tankklep te
ontgrendelen, drukt u eenmaal op
toets c. Om alle portieren te ont‐
grendelen, drukt u tweemaal op
toets c
of
■ drukt u eenmaal op toets c om alle
portieren, de bagageruimte en de
tankklep te ontgrendelen
Page 25 of 227

Sleutels, portieren en ruiten23
U kunt de instelling veranderen in het
menu Instellingen op het Info-display.
Persoonlijke instellingen 3 102.
U kunt de instelling opslaan voor de
gebruikte sleutel. Opgeslagen instel‐
lingen 3 22.
Vergrendelen Portieren, bagageruimte en tankklep
sluiten.
Toets e indrukken.
Bij een niet goed gesloten bestuur‐
dersportier werkt de centrale vergren‐ deling niet.
Centrale vergrendelingstoetsen
Alle portieren, de bagageruimte en de
tankklep worden vanuit de passa‐
giersruimte vergrendeld of ontgren‐
deld.
De centrale vergrendelingstoetsen
zitten in het bestuurdersportier en het passagiersportier.
Druk op de toets e om te vergrende‐
len.
Druk op de toets c om te ontgrende‐
len.
Storing in afstandsbediening
Ontgrendelen
Ontgrendel het bestuurdersportier
handmatig door de sleutel in het slot te verdraaien. Schakel de ontsteking
in en druk op de centrale vergrendel‐
toets c om de andere portieren, de
bagageruimte en de tankklep te ont‐
grendelen. Als u het contact aanzet,
wordt het vergrendelingssysteem uit‐
geschakeld.
Page 26 of 227

24Sleutels, portieren en ruiten
Vergrendelen
Vergrendel het bestuurdersportier handmatig door de sleutel in het slot te verdraaien.
Storing in centrale
vergrendeling
Ontgrendelen
Ontgrendel het bestuurdersportier
handmatig door de sleutel in het slot te verdraaien. U kunt de overige por‐
tieren openen door tweemaal aan de
binnenste portiergreep te trekken. U
kunt de bagageruimte en de tankklep niet openen. Schakel het contact in
om het vergrendelingssysteem te
deactiveren 3 26.
Vergrendelen
Druk bij alle portieren op de binnenste
vergrendelingsknop, maar niet bij het bestuurdersportier. Sluit vervolgenshet bestuurdersportier en vergrendel
dit van buiten met de sleutel. Tank‐
klep en achterklep kunnen niet wor‐
den vergrendeld.Vertraagde vergrendeling
Deze functie vertraagt het vergrende‐ len van de portieren en het activeren
van het diefstalalarmsysteem met
vijf seconden als de auto met de elek‐ trische portierslotschakelaar of de
handzender wordt vergrendeld.
Dit kan worden gewijzigd in de boord‐
instellingen.
Persoonlijke instellingen 3 102.
AAN : bij het indrukken van de toets
voor centrale vergrendeling, geven
drie geluidssignalen aan dat ver‐
traagde vergrendeling is ingescha‐
keld.
De portieren vergrendelen niet tot
vijf seconden na het sluiten van het
laatste portier. U kunt de vertraagde
vergrendeling tijdelijk negeren door
de centrale vergrendelingstoets of de vergrendelingstoets op de handzen‐
der in te drukken.
UIT : de portieren vergrendelen on‐
middellijk bij het indrukken van de
elektrische vergrendelingsschake‐
laar of de toets e op de handzender.Automatisch vergrendelen
U kunt deze beveiligingsfunctie zoda‐ nig configureren dat alle portieren, de
bagageruimte en de tankklep bij het
overschrijden van een bepaalde snel‐
heid automatisch worden vergren‐
deld.
Bovendien kunt u de functie zo confi‐ gureren dat ze het bestuurdersportierof alle portieren opent nadat het con‐
tact is uitgeschakeld en de contact‐
sleutel werd verwijderd (handmatige
transmissie) of wanneer de keuze‐
hendel in de stand P wordt geplaatst
(automatische transmissie).
Instellingen kunt u veranderen in het
menu Instellingen op het Info-display.
Persoonlijke instellingen 3 102.
U kunt de instellingen opslaan voor
de gebruikte sleutel 3 22.
Page 27 of 227

Sleutels, portieren en ruiten25Kindersloten9Waarschuwing
Gebruik de kindersloten wanneer
kinderen op de achterste zitplaat‐
sen worden vervoerd.
Gebruik een sleutel of een passende
schroevendraaier en draai het kinder‐ slot in het achterportier in de horizon‐tale stand. Het portier kan niet meer
van binnen worden geopend. Om de
functie te deactiveren, draait u het kinderslot in de verticale stand.
Portieren
Bagageruimte
Achterklep Openen
Druk na het ontgrendelen op de tip‐
toets en open de achterklep.
Sluiten
Gebruik een van de binnenste hand‐
grepen.
Druk tijdens het sluiten niet opnieuw
op de tiptoets of het merkembleem,
om te voorkomen dat de achterklep
weer wordt ontgrendeld.
Centrale vergrendeling 3 22.
Algemene tips voor de
achterklepbediening9 Gevaar
Niet met een geopende of op een
kier staande achterklep rijden,
bijv. bij het vervoer van omvang‐
rijke bagage, omdat er dan giftige, onzichtbare en reukloze uitlaat‐
gassen de auto kunnen binnen‐
dringen. Hierdoor kunt u bewuste‐ loos raken en zelfs sterven.
Page 28 of 227

26Sleutels, portieren en ruitenVoorzichtig
Voordat u de achterklep opent,
moet u belemmeringgen in de
hoogte controleren, zoals een ga‐
ragedeur, om schade aan de ach‐ terklep te voorkomen. Controleer
altijd het bewegingsgebied boven
en achter de achterklep.
Let op
Afhankelijk van het gewicht van
eventueel gemonteerde accessoi‐
res blijft de achterklep mogelijk niet
in geopende stand staan.
Antidiefstalbeveiliging
Vergrendelingssysteem9 Waarschuwing
Niet inschakelen als er zich perso‐
nen in de auto bevinden! Ontgren‐ delen van de binnenzijde is niet
mogelijk.
Alle portieren worden tegen openen
beveiligd. Voor activering van het
systeem moeten alle portieren geslo‐
ten zijn.
Als de ontsteking ingeschakeld was,
moet het bestuurdersportier eenmaal
worden geopend en gesloten voordat de auto kan worden beveiligd.
Bij het ontgrendelen van de auto
wordt de mechanische diefstalbevei‐
liging uitgeschakeld. Dit is niet moge‐
lijk met de centrale vergrendelings‐
toets.
Inschakelen
Druk binnen 5 seconden tweemaal op
e van de handzender.
Diefstalalarmsysteem
Het alarmsysteem is gecombineerd
met het vergrendelingssysteem.
Het bewaakt: ■ Portieren, achterklep, motorkap,
■ Contactslot.
Bij het ontgrendelen van de auto wor‐
den beide systemen tegelijk uitge‐
schakeld.
Page 29 of 227

Sleutels, portieren en ruiten27
Activering■ Activeert zichzelf 30 seconden na‐ dat u de auto vergrendelt (initialisa‐
tie van het systeem)
■ Direct wanneer u na het vergren‐ delen nogmaals op e van de hand‐
zender drukt
Let op
Bij wijzigingen in het interieur, zoals
het gebruik van stoelhoezen en bij
open ruiten, werkt de bewaking van
het interieur wellicht minder goed.
Status-LEDDe status-LED is geïntegreerd in de
sensor boven op het instrumentenpa‐
neel.
Status tijdens de eerste
30 seconden na het activeren van het alarmsysteem:Led
aan=test, inschakelvertraging.Led
knip‐
pert
snel=portieren, achterklep of
motorkap niet goed dicht,
eventuele systeemstoring.
Status nadat systeem is geactiveerd:
Led
knippert
lang‐
zaam=systeem is geactiveerd.
Bij storingen de hulp van een werk‐
plaats inroepen.
Deactivering Bij het ontgrendelen van de auto
wordt het diefstalalarmsysteem ge‐
deactiveerd.
Alarm
Het alarm kan worden afgezet door
het indrukken van een willekeurige
toets op de handzender of door het
inschakelen van de ontsteking.
U kunt het diefstalalarmsysteem weer inschakelen door op e te drukken of
het contact aan te zetten.
Automatische
portiervergrendeling
Wanneer geen enkel portier wordt ge‐
opend of de contactsleutel niet in de
stand 2 of 3 wordt gezet 3 124 binnen
3 minuten nadat de portieren zijn ont‐
grendeld met de handzender, worden alle portieren weer vergrendeld en
wordt het diefstalalarmsysteem auto‐
matisch ingeschakeld.
Automatische
portierontgrendeling Alle portieren ontgrendelen automa‐
tisch zodra de botsingsensoren een
botsingsignaal ontvangen terwijl het
contact wordt ingeschakeld.
Page 30 of 227

28Sleutels, portieren en ruiten
Wel zullen de portieren mogelijk niet
ontgrendelen als er mechanische
problemen zijn opgetreden met het
systeem voor portiervergrendeling of
met het accuvoedingsysteem.
Startbeveiliging
Het systeem is onderdeel van de con‐ tactschakelaar en het controleert of
de auto met de gebruikte sleutel mag
worden gestart.
De startbeveiliging activeert zichzelf automatisch nadat u de sleutel uit de
contactschakelaar hebt gehaald.
Knippert controlelamp d nadat het
contact is ingeschakeld, dan is er een storing in het systeem: de auto kan
niet worden gestart. Contact uitscha‐ kelen en opnieuw proberen te starten.
Als de controlelamp blijft knipperen,
kunt u proberen om de motor met de
reservesleutel te starten en daarna
de hulp van een werkplaats inroepen.Let op
De startbeveiliging vergrendelt de
portieren niet. Vergrendel daarom
steeds na het verlaten van de auto
de portieren en schakel het diefstal‐
alarmsysteem in 3 22, 3 26.
Controlelamp d 3 90.Buitenspiegels
Bolle vorm
De bolle buitenspiegel bevat een as‐
ferisch gebied en verkleint de dode
hoek. Door de vorm van de spiegel
lijken voorwerpen kleiner dan ze zijn,
waardoor afstanden moeilijker zijn in te schatten.
Elektrische verstelling
Selecteer de gewenste buitenspiegel
door de knop naar links (L) of rechts
(R) te draaien. Beweeg daarna de
knop om de spiegel te verstellen.