OPEL MOKKA 2014.5 Gebruikershandleiding (in Dutch)
Manufacturer: OPEL, Model Year: 2014.5, Model line: MOKKA, Model: OPEL MOKKA 2014.5Pages: 227, PDF Size: 6.06 MB
Page 11 of 227

Kort en bondig9
Buitenspiegels
Desbetreffende buitenspiegel selec‐
teren en verstellen.
Bolle buitenspiegels 3 28, elektri‐
sche verstelling 3 28, inklapbare
buitenspiegels 3 29, verwarmde
buitenspiegels 3 29.
Stuurwiel instellen
Hendel omlaagbewegen, stuurwiel
instellen, hendel omhoogbewegen en
vergrendelen.
Stuurwiel uitsluitend bij stilstaande
auto en ontgrendeld stuurslot verstel‐ len.
Airbagsysteem 3 43, contactslot‐
standen 3 124.
Page 12 of 227

10Kort en bondigOverzicht instrumentenpaneel
Page 13 of 227

Kort en bondig11
1Zijdelingse luchtroosters .....121
2 Lichtschakelaar ...................106
3 Richtingaanwijzers ..............111
Lichtsignaal ......................... 107
Grootlicht en dimlicht ..........107
4 Cruise control ......................139
Snelheidsbegrenzer ............140
Frontaanrijdingswaar‐
schuwing ............................. 141
5 Instrumenten ......................... 81
6 Claxon .................................. 76
Bestuurdersairbag ...............46
7 Stuurbedieningsknoppen .....75
8 Voorruitwissers,
voorruitsproeiers ...................76
Achterruitwisser, achter‐
ruitsproeiersysteem ............... 78
9 Middelste luchtroosters
afstellen ............................... 121
10 Middelste luchtroosters .......121
11 Elektronische
stabiliteitsregeling ...............13712Alarmknipperlichten ...........111
13 Controlelamp
airbag-deactivering ...............86
14 Knop opbergvak
instrumentenbord ..................56
15 Passagiersairbag
deactiveren ........................... 48
16 Handschoenenkastje ...........57
17 Infotainmentsysteem
18 Eco-knop voor Stop/Start-
systeem ............................... 126
Brandstofkeuzeschakelaar ...83
19 AUX-ingang, USB-ingang,
SD Card-sleuf
20 Schakelpook,
handgeschakelde
versnellingsbak ..................133
Automatische
versnellingsbak ..................130
21 Handrem ............................. 135
22 12 V-aansluiting ....................80
23 Parkeerhulp ........................ 144
Systeem voor
gecontroleerde afdaling ........8824Verwarming en ventilatie ....116
25 Gaspedaal .......................... 124
26 Contactslot met stuurslot ...124
27 Rempedaal .......................... 135
28 Koppelingspedaal ...............123
29 Stuurwiel instellen ................75
30 Opbergvak instrumenten‐
paneel ................................... 56
31 Ontgrendelingshandgreep
motorkap ............................ 163
Page 14 of 227

12Kort en bondigRijverlichting
Lichtschakelaar draaien:
AUTO=automatische verlichting:
de rijverlichting wordt au‐
tomatisch in- en uitgescha‐ keld, afhankelijk van het
omgevingslicht.m=activering of deactivering
van de automatische ver‐
lichting. Schakelaar keert
terug naar AUTO8=zijmarkeringslichten9=dimlichtAuto’s zonder automatische verlich‐
ting:7=uit
Mistlampen
Druk op de lichtschakelaar:
>=mistlampenr=mistachterlicht
Verlichting 3 106.
Lichtsignaal, grootlicht en
dimlichtlichtsignaal=hendel naar u toe
trekkengrootlicht=hendel van u af du‐
wendimlicht=hendel van u af du‐
wen of naar u toe
trekken
Automatische verlichting 3 106,
Grootlicht 3 107, Lichtsignaal
3 107, Adaptief rijlicht (AFL) 3 109.
Page 15 of 227

Kort en bondig13
Richtingaanwijzershendel
omhoog=rechter richtingaanwij‐
zerhendel
omlaag=linker richtingaanwij‐
zer
Richtingaanwijzers 3 111.
Alarmknipperlichten
Bediening met toets ¨.
Alarmknipperlichten 3 111.
Claxon
j indrukken.
Page 16 of 227

14Kort en bondigWis-/wasinstallatieVoorruitwissers2=snel1=langzaamP=intervalwissen of automatisch
wissen met regensensor§=uit
Hendel omlaag duwen om wissers
één slag te laten maken wanneer de
voorruitwisser uitgeschakeld is.
Voorruitwisser 3 76, wisserblad
vervangen 3 169.
Wis-/wasinstallaties voor
Hendel naar u toe trekken.
Wis-/wasinstallatie voor 3 76,
sproeiervloeistof 3 166.
Achterruitwisser en
achterruitsproeier
Druk de wipschakelaar in om de ach‐
terruitwisser aan te zetten:
bovenste stand=continue werkingonderste stand=onderbroken
werkingmiddenstand=uit
Wis-/wasinstallatie achterruit 3 78.
Page 17 of 227

Kort en bondig15
Hendel van u af duwen.
Er wordt sproeiervloeistof op de ach‐
terruit gespoten en de ruitenwisser
maakt enkele slagen.
Klimaatregeling
Verwarmbare achterruit, verwarmbare buitenspiegels
Ü -toets indrukken om verwarming in
te schakelen.
Verwarmbare achterruit 3 32.
Ruiten ontwasemen en
ontdooien
Toets V indrukken.
Stel de temperatuur in op de hoogste stand.
Koeling n aan,
Verwarmbare achterruit Ü aan.
Klimaatregelsysteem 3 116.
Page 18 of 227

16Kort en bondigVersnellingsbakHandgeschakelde
versnellingsbak
Achteruit: vanuit stilstand 3 seconden na het bedienen van het koppelings‐
pedaal de ontgrendelknop op de keu‐
zehendel indrukken en de versnelling inschakelen.
Kan de versnelling niet worden inge‐
schakeld, dan koppeling in de neu‐
trale stand laten opkomen, koppeling
weer intrappen en nogmaals schake‐
len.
Handgeschakelde versnellingsbak 3 133.Automatische versnellingsbakP=parkeerstandR=achteruitversnellingN=neutrale standD=rijstand
Handgeschakelde modus: Zet de
keuzehendel op M.
<=hogere versnelling.]=lagere versnelling.
U kunt de keuzehendel uit P zetten
wanneer de ontsteking is ingescha‐
keld en u het rempedaal intrapt. Om
P of R in te schakelen, drukt u op de
ontgrendelknop.
Page 19 of 227

Kort en bondig17
Automatische versnellingsbak
3 130.Voordat u wegrijdt
Voor het wegrijden controleren ■ Bandenspanning en -staat 3 183,
3 216.
■ Motoroliepeil en vloeistofniveaus 3 163.
■ Ruiten, spiegels, buitenverlichting en kentekenplaat: vrij van vuil,
sneeuw of ijs en gebruiksklaar.
■ Juiste positie van spiegels, stoelen en veiligheidsgordels 3 28,
3 36, 3 41.
■ Werking van remsysteem bij lage snelheid, vooral bij vochtige rem‐men.Motor starten
■ Draai de sleutel naar stand 1
■ verdraai het stuurwiel een beetje, zodat het stuurslot vrijkomt
■ trap de koppeling en rem in
■ automatische versnellingsbak in P
of N
■ bedien het gaspedaal niet
■ dieselmotoren: draai de sleutel naar stand 2 om voor te gloeien en
wacht totdat de controlelamp !
dooft
■ draai de sleutel naar stand 3 en laat
deze los
Page 20 of 227

18Kort en bondig
Motor starten 3 124.Stop/Start-systeem
Als de auto langzaam rijdt of stilstaat
en bepaalde voorwaarden zijn ver‐
vuld, activeer dan een Autostop zoals
hieronder beschreven:
■ Het koppelingspedaal intrappen
■ Zet de keuzehendel in N
■ Laat het koppelingspedaal los
Een Autostop wordt door de naald
aangegeven op de AUTOSTOP-
stand in de toerenteller.
Om de motor te herstarten, moet u het koppelingspedaal opnieuw bedienen.
Stop-startsysteem 3 126.
Parkeren
■ Trek altijd de handrem aan. Trek de
handrem aan zonder op de ont‐
grendelingsknop te drukken. Op een aflopende of oplopende helling zo stevig mogelijk. Trap tegelijker‐
tijd de rem in om de bedienings‐
kracht te verminderen.
■ Zet de motor af. Contactsleutel naar stand 0 draaien en deze eruit
trekken. Stuurwiel verdraaien tot‐
dat het stuurslot merkbaar vergren‐
delt.
Bij auto's met automatische ver‐ snellingsbak kan de sleutel alleen
worden verwijderd met de keuze‐
hendel in stand P.
■ Wanneer de auto vlak of op een op‐
lopende helling staat, dan vóór het
uitschakelen van de ontsteking de
eerste versnelling inschakelen of
de keuzehendel in stand P zetten.
Op een oplopende helling boven‐
dien de voorwielen van de stoep‐
rand wegdraaien.
Wanneer de auto op een aflopende
helling staat, dan vóór het