OPEL MOKKA 2015.5 Gebruikershandleiding (in Dutch)
Manufacturer: OPEL, Model Year: 2015.5, Model line: MOKKA, Model: OPEL MOKKA 2015.5Pages: 233, PDF Size: 6.45 MB
Page 181 of 233

Verzorging van de auto179Zijrichtingaanwijzers
Laat de lichten door een werkplaats
controleren als deze niet werken.
Derde remlicht
Laat het derde remlicht door een
werkplaats controleren als het niet
werkt.
Kentekenverlichting
1. Verlichting met schroevendraaier loswerken.
2. Lamphuis naar beneden toe ver‐ wijderen, hierbij niet aan de kabel
trekken.
Lamphouder linksom losdraaien.
3. Gloeilamp uit lamphouder nemen en nieuwe gloeilamp plaatsen.
4. Lamphouder in lamphuis plaatsen
en rechtsom draaien.
5. Lamphouder aanbrengen en met een schroevendraaier vast‐
draaien.
Page 182 of 233

180Verzorging van de autoBinnenverlichting
Instapverlichting 1. Demonteer deze door de andere kant van de lichtschakelaar met
een platte schroevendraaier los te wrikken.
2. Verwijder de gloeilamp.
3. Vervang de gloeilamp.
4. Plaats de lampeenheid terug.
Bagageruimteverlichting1. Verlichting met schroevendraaier loswerken.
2. Lamp verwijderen.
3. Nieuwe gloeilamp plaatsen.
4. Verlichting monteren.Elektrisch systeem
Zekeringen
Controleren of het opschrift op de ver‐ vangende zekering overeenkomt met
dat op de defecte zekering.
In een kastje boven de plusklem van
de accu zitten enkele hoofdzekerin‐
gen. Deze zo nodig laten vervangen
door een werkplaats.
Alvorens een zekering te vervangen,
de desbetreffende schakelaar en de
ontsteking uitschakelen.
Een defecte zekering is te herkennen aan de doorgebrande smeltdraad.
Zekering pas vervangen wanneer de oorzaak van de storing verholpen is.
Sommige functies worden door meer‐
dere zekeringen beveiligd.
Er kunnen zekeringen aanwezig zijn
die geen functie hebben.
Page 183 of 233

Verzorging van de auto181
Let op
Het is mogelijk dat niet alle beschre‐
ven zekeringenkasten op uw auto
aanwezig zijn.
Raadpleeg bij een controle van de
zekeringenkast de bijbehorende sticker.
Zekeringtrekker
In de zekeringenkast in de motor‐
ruimte zit mogelijk een zekeringtrek‐
ker.
Zekeringtrekker van bovenaf of van
opzij op zekering steken en zekering
lostrekken.Zekeringenkast in
motorruimte
De zekeringenkast bevindt zich in de
motorruimte.
Maak het deksel los, til het op en ver‐
wijder het.
Minizekeringen
Page 184 of 233

182Verzorging van de auto
Nr.Stroomkring1Zonnedak2Buitenspiegels3–4–5Elektrische remregelmodule6Intelligente accusensor7–8Transmissieregelmodule9–10Koplampverstelling11Achterruitwisser12Verwarmbare achterruit13Koplampstelelement (links)14Verwarmbare buitenspiegels15–16Stoelverwarming17Transmissieregelmodule18Motorregelmodule19BrandstofpompNr.Stroomkring20–21Koelventilator22–23Bobine/motorregelmodule24Ruitensproeierpomp25Koplampstelelement (rechts)26Motorregelmodule27–28Motorregelmodule29Motorregelmodule30Uitlaatsysteem31Grootlicht links32Grootlicht rechts33Motorregelmodule34Claxon35Airconditioning36Mistlamp voor
J-cases zekeringen
Nr.Stroomkring1Elektrische remregelmodule2Ruitenwisser voor3Koelventilator4Voedingsaansluiting van zeke‐
ringenkast instrumentenpaneel5–6Brandstofverwarming7–8Koelventilator9Koelventilator10Motorregelmodule/gloeibougie11Startmotor
Page 185 of 233

Verzorging van de auto183Zekeringenkast
instrumentenpaneel
De zekeringhouder interieur bevindt
zich aan de onderzijde van het dash‐
board aan bestuurderszijde.
Verwijder het opbergvak om bij de ze‐
keringen te komen.
Open het opbergvak en trek eraan om dit te verwijderen.
Minizekeringen
Nr.Stroomkring1Carrosserieregelmodule2Carrosserieregelmodule3Carrosserieregelmodule4Carrosserieregelmodule5Carrosserieregelmodule6Carrosserieregelmodule7Carrosserieregelmodule8Carrosserieregelmodule9Contactslot10Diagnosemodule veiligheid11Datalinkconnector12Verwarming en ventilatie13Achterklep14Parkeerhulp15Lane Departure Warning,
binnenspiegel16Adaptief rijlicht (AFL)17Elektrisch bediende ruit
bestuurder18Regensensor
Page 186 of 233

184Verzorging van de auto
Nr.Stroomkring19Carrosserieregelmodule, gere‐
gelde spanningsregeling20Stuurwiel21Wisselstroom aansluiting voor
accessoires/automatische
versnellingsbak22Aansteker/gelijkstroom aanslui‐
ting voor accessoires23Reserve24Reserve25Reserve26Reserve27Instrumentengroep/hulpverwar‐
ming/koppelingsschakelaar28Adaptief rijlicht (AFL)/span‐
ningsomvormer/koplampscha‐
kelaar29Reserve30Reserve31Instrumentengroep32Infotainmentsysteem/geluids‐
signaalNr.Stroomkring33Display, Infotainmentsysteem34Onstar UHP/DAB
Zekeringen S/B
Nr.Stroomkring01Reserve02Reserve03Elektrisch bediende ruiten voor04Elektrisch bediende ruiten
achter05Logistieke modus06Reserve07Reserve08ReserveZekeringenkast in
bagageruimte
Links achterin ondergebracht.
Verwijder het deksel om bij de zeke‐
ringen te komen.
Page 187 of 233

Verzorging van de auto185
Minizekeringen
Nr.Stroomkring1Stoel, lendensteun, bestuurder2Stoel, lendensteun, passagier3Versterker4Aanhangerstekkerdoos5All-Wheel Drive6Reserve7LPG-installatie8Reserve9Reserve10Reserve11Regelmodule aanhanger12Reserve13Verwarmd stuurwiel14Aanhangerstekkerdoos15Reserve16Water in brandstofsensor17Binnenspiegel/achteruitkijkca‐
mera18LPG-installatie
Zekeringen S/B
Nr.Stroomkring1Elektrisch bediende stoel
bestuurder2Elektrisch bediende stoel passa‐ gier3Regelmodule aanhanger4Spanningsomvormer5Accu6Koplampsproeier7Reserve8Reserve9Reserve
Page 188 of 233

186Verzorging van de autoBoordgereedschapGereedschap
Auto's met bandenreparatieset
Het gereedschap en de bandenrepa‐
ratieset zijn rechts achterin de baga‐
geruimte ondergebracht 3 193.
Auto's met reservewiel
De krik en het gereedschap liggen in
een opbergvak in de bagageruimte
op het reservewiel.
Wiel verwisselen 3 197, reservewiel
3 199.
Velgen en banden
Conditie van banden en velgen
Zo langzaam mogelijk en onder een
rechte hoek over obstakels. Het rijden over scherpe randen kan schade aan
banden en velgen tot gevolg hebben.
Banden niet tegen de stoeprand
klemmen.
De wielen regelmatig op beschadi‐
ging controleren. Bij beschadigingen
of abnormale slijtage de hulp van een werkplaats inroepen.
Banden Banden met maat 195/70 R16 en
215/60 R17 moeten alleen als winter‐ banden worden gebruikt.
Winterbanden Winterbanden verhogen bij tempera‐turen onder 7 °C de rijveiligheid en
dienen daarom om alle wielen gelegd
te worden.
Page 189 of 233

Verzorging van de auto187
De sticker met de maximumsnelheid
in overeenstemming met de geldende wetgeving in uw land in het gezichts‐
veld van de bestuurder aanbrengen.
Bandenmaat 195/70 R16 is alleen ge‐ schikt als winterband.
Aanduidingen op banden
Bijv. 215/60 R 16 95 H215=bandbreedte in mm60=hoogte-breedteverhouding
(bandhoogte t.o.v. band‐
breedte) in %R=type koordlagen: RadiaalRF=type: RunFlat16=velgdiameter in inch95=kengetal voor draagvermogen, 95 komt bijv. overeen met
690 kgH=kenletter voor snelheid
Kenletter voor snelheid:
Q=tot 160 km/uS=tot 180 km/uT=tot 190 km/uH=tot 210 km/uV=tot 240 km/uW=tot 270 km/uDraairichtingsgebonden
banden
Draairichtingsgebonden banden zo
monteren dat ze in de rijrichting afrol‐ len. De draairichting is herkenbaar
aan een symbool ( bijv. een pijl) op de
zijwand van de band.
Bandenspanning
De bandenspanning minstens om de 14 dagen en vóór elke lange rit bij
koude banden controleren. Het reser‐
vewiel niet vergeten. Dit geldt ook
voor auto's met een bandenspan‐ ningscontrolesysteem.
Draai het ventieldopje los.
Bandenspanning 3 221.
De bandeninformatiesticker in de lin‐
ker of rechter portieropening vermeldt de originele bandenmaat en de bijbe‐
horende bandenspanningswaarden.
De voorgeschreven bandenspanning
geldt bij koude banden. De waarde
geldt voor zowel zomer- als winter‐
banden.
Reservewiel altijd oppompen tot de
bandenspanning bij maximale bela‐
ding.
De ECO-bandenspanning dient om
een zo laag mogelijk brandstofver‐
bruik te bereiken.
Page 190 of 233

188Verzorging van de auto
Een onjuiste bandenspanning beïn‐
vloedt de veiligheid, het weggedrag,
het rijcomfort en het brandstofver‐
bruik negatief en verhoogt de ban‐
denslijtage.
De bandenspanningswaarden ver‐
schillen afhankelijk van de diverse
opties. Ga voor de juiste banden‐
spanningswaarde als volgt te werk:
1. Bepaal de code van de motor-ID. Motorgegevens 3 216.
2. Bepaal de betreffende band.
De bandenspanningswaardetabellen
vermelden alle mogelijke banden‐
combinaties 3 221.
Voor de voor uw auto goedgekeurde
banden kunt u de EEG-conformiteits‐ verklaring die bij uw auto is geleverd,
of andere landelijke registratiedocu‐
menten raadplegen.
De bestuurder is verantwoordelijk
voor het juist instellen van de ban‐
denspanning.9 Waarschuwing
Een te lage bandenspanning kan
aanleiding geven tot oververhitting van de banden en interne bescha‐
digingen, wat bij hoge snelheden
loslatende loopvlakken en zelfs
klapbanden kan veroorzaken.
Bandenspanningscontro‐
lesysteem Het bandenspanningscontrolesys‐
teem (TPMS, Tyre Pressure Monito‐
ring System) controleert vanaf een
bepaalde snelheid eenmaal per mi‐
nuut de bandenspanning in alle vier
de banden.
Voorzichtig
Het bandenspanningscontrole‐
systeem waarschuwt alleen bij
een te lage bandenspanning en
treedt niet in de plaats van regulier onderhoud van de banden door de bestuurder.
Alle wielen moeten zijn voorzien van
een druksensor en de banden moe‐
ten de voorgeschreven bandenspan‐
ning hebben.
Let op
In landen waar het bandenspan‐
ningscontrolesysteem wettelijk ver‐
eist is, wordt de typegoedkeuring
van het voertuig bij het gebruik van
wielen zonder druksensoren nietig.
U kunt de actuele bandenspannings‐
waarden bekijken in Informatie- menu
voertuig op het Driver Information
Center (DIC).
U selecteert het menu met de knop‐
pen op de richtingaanwijzerhendel.