OPEL MOKKA X 2018 Handleiding Infotainment (in Dutch)
Manufacturer: OPEL, Model Year: 2018, Model line: MOKKA X, Model: OPEL MOKKA X 2018Pages: 261, PDF Size: 6.49 MB
Page 191 of 261

Verzorging van de auto189● Koelvloeistofpeil controleren.
● Zo nodig kentekenplaat monte‐ ren.
Verwerking van sloopauto
Informatie over autodemontagebe‐
drijven en de recycling van sloopau‐
to's vindt u op onze website, als dat
conform de wet vereist is. Laat dit
werk uitsluitend over aan een erkend
autodemontagebedrijf.
Gasauto's moeten worden afgevoerd
door een speciaal daartoe bevoegd
bedrijf.Controle van de auto
Werkzaamheden uitvoeren9 Waarschuwing
Controles in de motorruimte alleen
met uitgeschakelde ontsteking
uitvoeren.
De koelventilator kan ook bij uitge‐ schakelde ontsteking gaan
draaien.
9 Gevaar
Het ontstekingssysteem en de
Xenonkoplampen werken met een zeer hoge spanning. Niet aanra‐
ken.
Motorkap
Openen
Aan de ontgrendelingshendel trekken en in de uitgangspositie terugduwen.
Page 192 of 261

190Verzorging van de auto
Leg de veiligheidsgrendel links opzij
en open de motorkap.
Trek de ondersteuningstang voor‐
zichtig uit de houder. En zet deze vervolgens vast aan de linker zijhaak
op de motorkap.
Als de motorkap wordt geopend
tijdens een Autostop, wordt de motor
om veiligheidsredenen automatisch
herstart.
Sluiten
Steun vóór het sluiten van de motor‐
kap stevig in de houder duwen.
Laat de motorkap zakken en laat
deze vanaf een lage hoogte
(20-25 cm) in de grendel vallen.
Controleer of de motorkap vergren‐
deld is.Voorzichtig
Druk de motorkap niet in het slot
om deuken te voorkomen.
Motorolie
Het motoroliepeil op gezette tijden
handmatig controleren om schade
aan de motor te voorkomen. Verge‐
wis u ervan dat de gebruikte olie de
juiste specificatie heeft. Aanbevolen
vloeistoffen en smeermiddelen
3 230.
Het maximale motorolieverbruik is
0,6 l per 1000 km.
Alleen op een vlakke ondergrond
controleren. De motor moet op
bedrijfstemperatuur zijn en minstens
vijf minuten uitgeschakeld zijn
geweest.
Oliepeilstok uittrekken, afvegen, tot
aan de aanslag van de handgreep
weer insteken, opnieuw uittrekken en het motoroliepeil aflezen.
Peilstok tot aan de aanslag op de
handgreep insteken.
Page 193 of 261

Verzorging van de auto191Wanneer het motoroliepeil tot het
merkteken MIN is gedaald, dan
motorolie bijvullen.
U wordt geadviseerd motorolie te
gebruiken van dezelfde kwaliteit als bij de laatste verversingsbeurt.
Het motoroliepeil mag niet hoger
staan dan het bovenste merkteken
MAX op de peilstok.
De motorolievuldop bevindt zich op
de kleppendeksel.
Voorzichtig
Een teveel aan motorolie moet
worden afgetapt of afgezogen.
Inhouden 3 242.
Dop recht terugplaatsen en vast‐ draaien.
Koelvloeistof De koelvloeistof biedt vorstbescher‐
ming tot ca. –30 °C. In noordelijke
landen met extreem lage temperatu‐
ren biedt de af-fabriek bijgevulde
koelvloeistof vorstbescherming tot
ca. -40 °C.Voorzichtig
Alleen goedgekeurde antivries
gebruiken.
Koelvloeistof en antivries 3 230.
Koelvloeistofpeil
Voorzichtig
Een te laag koelvloeistofpeil kan
motorschade veroorzaken.
Page 194 of 261

192Verzorging van de autoBij een koud koelsysteem moet de
koelvloeistof boven de vulstreep
staan. Bijvullen als het peil te laag is.9 Waarschuwing
Vóór het openen van de dop de
motor laten afkoelen. Dop voor‐
zichtig openen zodat de druk lang‐
zaam kan ontsnappen.
Gebruik voor bijvullen een mengsel
van een courante geconcentreerde
koelvloeistof met schoon kraanwater; verhouding 1:1. Gebruik schoon
kraanwater als er geen geconcen‐
treerde koelvloeistof voorhanden is.
Dop goed vastdraaien. Koelvloeistof‐
gehalte door een werkplaats laten
controleren en oorzaak van het koel‐
vloeistofverlies laten verhelpen.
Stuurbekrachtigingsvloei‐
stofVoorzichtig
Zeer kleine hoeveelheden vuil‐
deeltjes kunnen schade aan de
stuurinrichtingssysteem veroorza‐
ken, waardoor het niet meer goed
werkt. Voorkom dat vuildeeltjes in contact komen met de vloeistof‐zijde van de reservoirdop/peilstok
of dat ze in het reservoir terecht‐
komen.
Het stuurbekrachtigingsvloeistofpeil hoeft in de regel niet te worden
gecontroleerd. Als er bij het sturen
een ongewoon geluid klinkt of als de
stuurbekrachtiging vreemd reageert,
roep dan de hulp van een werkplaats
in.
Sproeiervloeistof
Schoon water vermengd met een
passende hoeveelheid goedge‐
keurde sproeiervloeistof en antivries
bijvullen.
Page 195 of 261

Verzorging van de auto193Voorzichtig
Alleen sproeiervloeistof met
voldoende antivries biedt
voldoende bescherming bij lage
temperaturen of een plotselinge
daling van de temperatuur.
Sproeiervloeistof 3 230.
Remmen
Wanneer de remvoering een mini‐ male dikte heeft, hoort u een piepend
geluid wanneer u remt.
Verder rijden is mogelijk maar laat de remblokken zo spoedig mogelijk
vervangen.
Na de montage van nieuwe remblok‐
ken de eerste paar ritten niet onnodig hard remmen.
Remvloeistof9 Waarschuwing
Remvloeistof is giftig en bijtend.
Contact met ogen, huid, textiel en
lakwerk vermijden.
De remvloeistof moet tussen de
merktekens MIN en MAX staan.
Raadpleeg een werkplaats als het
vloeistofpeil lager dan MIN is.
Rem- en koppelingsvloeistof 3 230.
Accu
De accu van de auto is onderhouds‐ vrij als het rijgedrag zodanig is dat
deze voldoende wordt opgeladen. Bij korte ritten en veelvuldig starten kan
de accu ontladen raken. Vermijd het
gebruik van onnodige elektrische
verbruikers.
Batterijen horen niet in het huisvuil
thuis. Ze moeten via speciale inza‐
melpunten gerecycled worden.
Wanneer de auto meer dan vier
weken achtereen stilstaat, kan de
accu ontladen raken. Poolklem van
de minpool van de accu loskoppelen.
Accu van de auto alleen bij uitgescha‐
kelde ontsteking aansluiten en
loskoppelen.
Ontlaadbeveiliging accu 3 132.
Page 196 of 261

194Verzorging van de autoAccu vervangenLet op
Elke afwijking van de in dit hoofdstuk gegeven instructies kan leiden tot
een tijdelijke uitschakeling of versto‐ ring van het stop-start-systeem.
Let er bij het vervangen van de accu
op dat er bij de pluspool geen lucht‐
roosters open zijn. Als er in dit gebied een ventilatieopening open is, moet
deze met een afdekkap worden afge‐
sloten en moet de ventilatie bij de
minpool worden geopend.
Uitsluitend accu's gebruiken waarbij
de zekeringenkast boven de accu kan worden gemonteerd.
Zorg dat de accu altijd wordt vervan‐ gen door hetzelfde type accu.
Het wordt geadviseerd de accu door
een werkplaats te laten vervangen.
Stop/Start-systeem 3 147.Accu opladen9 Waarschuwing
Bij auto's met een stop-startsys‐
teem moet u ervoor zorgen dat het oplaadvermogen geen 14,6 volt
overschrijdt wanneer u een accu-
oplader gebruikt. Anders kan de
accu beschadigd raken.
Starthulp gebruiken 3 221.
Waarschuwingslabel
Betekenis van symbolen: ● Geen vonken of open vlammen en niet roken.
● Bescherm de ogen altijd. Explo‐ sieve gassen kunnen blindheid of
letsel veroorzaken.
● Houd de accu buiten het bereik van kinderen.
● De accu bevat zwavelzuur dat aanleiding kan geven tot blind‐
heid of ernstige brandwonden.
● Zie de Gebruikershandleiding voor meer informatie.
● Explosief gas kan in de buurt van
de accu aanwezig zijn.
Dieselbrandstofsysteem
ontluchten
Na het leegrijden van de tank moet
het dieselbrandstofsysteem worden
ontlucht. Het contact driemaal
15 seconden per keer aanzetten.
Motor vervolgens maximaal
40 seconden starten. Deze procedure na minstens 5 seconden herhalen.
Slaat de motor niet aan, dan de hulp
van een werkplaats inroepen.
Page 197 of 261

Verzorging van de auto195Wisserblad vervangen
Til de ruitenwisser op, druk op de
knop om het wisserblad los te maken en verwijder dit.
Maak het ruitenwisserblad in een
lichte hoek vast aan de ruitenwisser‐
arm en druk het in tot het vastklikt.
Breng de ruitenwisserarm voorzichtig
naar omlaag.
Wisserblad achterruit
1. Demonteer de wisserkap van de wisser compleet.
2. Til het wisserblad op.
3. Druk op de schuifborgpen.
4. Trek het wisserblad eruit.
Page 198 of 261

196Verzorging van de autoGloeilamp vervangenContact uitschakelen en desbetref‐
fende schakelaar uitschakelen of
portieren sluiten.
Nieuwe gloeilamp alleen aan fitting
vastpakken. Het glas van de gloei‐
lamp niet met blote handen aanraken.
Gebruik bij vervanging altijd hetzelfde type gloeilamp.
Vervang de gloeilampen van de
koplampen vanuit de motorruimte.
Let op
Na rijden in zware regenval of na
een wasbeurt kunnen de lenzen van
sommige externe lampen beslagen
lijken.
Dit wordt veroorzaakt door het
temperatuurverschil tussen de
binnen- en buitenkant van de lamp.
Dit komt overeen met de condensa‐
tie op de ruiten in uw auto tijdens
regen en betekent niet dat er een
probleem is met uw auto.
Wanneer er water in het gloeilamp‐
circuit lekt, laat u de auto controleren door uw erkende werkplaats.Halogeenlampen9 Waarschuwing
Halogeenlampen bevatten
gecomprimeerd gas en kunnen
barsten als deze vallen of krassen oplopen. U of anderen kunt/
kunnen letsel oplopen. Ga te werk volgens de instructies op de
verpakking van de lamp.
Led-verlichting
Op deze auto zitten meerdere led-
lampen. Neem voor vervanging van
een led-lamphuis contact op met een
werkplaats.
Halogeenkoplampen Baselevel-koplamphuis In het koplamphuis van het baselevel-
model van de auto zitten halogeen‐
lampen voor groot licht en dimlicht,
een led-lamp voor de richtingaanwij‐
zer plus lampen voor de zijverlichting
en dagrijlichten.Passagierszijde afgebeeld, bestuur‐
derszijde vergelijkbaar.
Verwijder aan de bestuurderszijde de vulkraag voor het sproeiervloeistofre‐ servoir alvorens een lamp te vervan‐gen.
1. Lampen groot licht
2. Lampen dimlicht
Lampen groot licht en dimlicht 1. Open de motorkap. Motorkap 3 189
Page 199 of 261

Verzorging van de auto197
2. Verwijder de afdekking.3. Draai de lamp linksom en trek deze recht naar achteren toe los.
4. Koppel de kabelboomstekker losvan de lamp.
5. Draai de nieuwe gloeilamp rechtsom in het koplamphuis.
6. Sluit de kabelboomstekker weer aan.
7. Plaats de afdekking.
Plaats aan de bestuurderszijde de
vulkraag voor het sproeiervloeistofre‐
servoir terug door deze met enige
kracht en recht in het reservoir te
duwen. Controleer of de clip van de vulkraag in de borging van de zeke‐
ringenkast in de motorruimte grijpt.
Uplevel-koplamphuis
In het koplamphuis van het uplevel-
model van de auto zitten led-lampen
voor groot licht en dimlicht, een lamp
voor de richtingaanwijzer plus lampen
voor de zijverlichting en dagrijlichten.Mistlampen
U kunt de lampen bereiken langs de onderkant van de auto
1. Draai het desbetreffende wiel voor betere toegang naar binnen
en draai de drie torxbouten aan de buitenkant van de wielkuip los.
Boordgereedschap 3 205.
2. Trek de voering weg en houd deze vast om bij de lamphouder te
kunnen komen.
Page 200 of 261

198Verzorging van de auto
3.Trek de borglip naar buiten en trek
de stekker uit de lampfitting.
4. Draai de lamphouder linksom en verwijder deze uit de reflector.
5. Vervang de lamp in de lampfitting
en klik deze weer vast aan de
stekker.
6. Plaats de lampfitting in de reflec‐ tor door deze rechtsom vast te
draaien.
7. Breng de voering weer aan en draai de drie torxbouten vast.
Achterlichten
In de achterlamphuizen van de auto
zitten richtingaanwijzers in halogee‐
nuitvoering, achteruitrijlichten en led-
achterlichten/remlichten.
Linkerzijde
1. Maak beide afdekkingen aan de buitenkanten met een schroeven‐
draaier los. Verwijder beide
afdekkingen en draai de schroe‐ ven los. Verwijder het paneel.
2. Maak de afdekking eerst los door een schroevendraaier bij de
uitsparing in te steken. Maak de
afdekking vervolgens vooraan en
bovenaan los. Verwijder de afdek‐
king.