OPEL VIVARO 2014 Gebruikershandleiding (in Dutch)
Manufacturer: OPEL, Model Year: 2014, Model line: VIVARO, Model: OPEL VIVARO 2014Pages: 179, PDF Size: 4.26 MB
Page 31 of 179
Sleutels, portieren en ruiten29
Indien de accu van de auto wordt los‐gekoppeld of de stroomvoorziening
wordt onderbroken, zal de alarmsi‐
rene afgaan. Daarom vóór het los‐
koppelen van de voertuigaccu het
diefstalalarmsysteem uitschakelen.
Om een alarmsirene uit te zetten (in‐
dien geactiveerd) en hiertoe het dief‐
stalalarmsysteem uit te schakelen, de
voertuigaccu opnieuw aansluiten en
de auto ontgrendelen met toets c op
de handzender (of het contact inscha‐ kelen).
Startbeveiliging Het systeem is onderdeel van het
contactslot en het controleert of de
auto met de gebruikte sleutel mag
worden gestart.
De startbeveiliging wordt automatisch
geactiveerd na het verwijderen van
de sleutel uit het contactslot, of wan‐
neer de motor wordt afgezet zonder
de sleutel uit het contactslot te verwij‐
deren.Als de motor niet kan worden gestart,
contact uitschakelen en sleutel eruit
trekken, ongeveer 2 seconden wach‐
ten en opnieuw proberen te starten.
Als dat niet lukt, kunt u proberen om de motor met de reservesleutel te
starten en daarna de hulp van een
werkplaats inroepen.
Let op
De startbeveiliging vergrendelt de
portieren niet. Vergrendel daarom
steeds na het verlaten van de auto
de portieren en schakel het diefstal‐
alarmsysteem in 3 21, 3 27.Buitenspiegels
Bolle vorm
De bolle buitenspiegel bevat een as‐
ferisch gebied en verkleint de dode
hoek. Door de vorm van de spiegel
lijken voorwerpen kleiner dan ze zijn,
waardoor afstanden moeilijker zijn in
te schatten.
Handmatig verstellen
Spiegels instellen door deze in de ge‐wenste richting te draaien.
Page 32 of 179
30Sleutels, portieren en ruiten
De onderste spiegels zijn niet te ver‐
stellen.
Elektrische verstelling
De betreffende buitenspiegel selecte‐
ren door de knop naar links of rechts
te schakelen en vervolgens de knop
te verdraaien om de spiegel af te stel‐ len.
Als de knop in de middelste stand
staat, is er geen spiegel geselec‐
teerd.
De onderste spiegels zijn niet te ver‐
stellen.
Inklapbare spiegels
Voor de veiligheid van voetgangers
klappen de buitenspiegels bij aansto‐
ten vanaf een bepaalde kracht weg uit de normale stand. Spiegel dan door
licht op de spiegelbehuizing te druk‐
ken terugduwen.
Verwarmde spiegels
Om in te schakelen toets Ü indruk‐
ken.
De verwarming werkt bij een draai‐
ende motor. Deze wordt na korte tijd
automatisch uitgeschakeld.
Klimaatregelsysteem 3 87.
Page 33 of 179
Sleutels, portieren en ruiten31Binnenspiegel
Handmatige dimfunctie
Om verblinding te verminderen, de
hendel aan de onderkant van de spie‐ gelbehuizing verstellen.
Ruiten
Voorruit
Warmtereflecterende voorruit
De warmtereflecterende voorruit
heeft een coating die zonnestralen
weerkaatst. Ook kunnen gegevens‐ signalen, bijv. van tolstations, worden
weerkaatst.
De gemarkeerde gebieden op de
voorruit zijn niet bedekt met de coa‐
ting. Apparaten voor het registreren
van elektronische gegevens en beta‐ ling van gelden moeten op deze plek‐
ken worden bevestigd. Anders is het
mogelijk dat gegevens over ongeval‐
len niet worden geregistreerd.
Stickers op de voorruit
Plak rondom de achteruitkijkspiegel geen stickers, zoals tolvignetten of
soortgelijke stickers, op de voorruit.
Handbediende ruiten De portierruiten zijn met de handslin‐
gers te bedienen.
Elektrisch bediende ruiten9 Waarschuwing
Wees voorzichtig bij het gebruik
van de elektrische ruitbediening.
Er bestaat verwondingsgevaar,
met name voor kinderen.
Ruiten tijdens het sluiten goed in
de gaten houden. Ervoor zorgen dat niets of niemand bekneld
raakt.
Page 34 of 179
32Sleutels, portieren en ruiten
Elektrische ruitbediening is mogelijk
bij ingeschakeld contact.
Druk de schakelaar van de betref‐
fende ruit in om de ruit te openen of
trek aan de schakelaar om de ruit te
sluiten.
Voor automatisch openen of sluiten
de schakelaar langer bedienen en
deze nogmaals bedienen om de be‐
weging te stoppen.
Bij een stroeve werking door ijsvor‐
ming e.d. meermaals aan de schake‐ laar trekken totdat de ruit in stappen
is gesloten.
Achterste zijramen
Schuiframen zijkant
Om te openen de pal omhoogtrekken en het raam openschuiven.
Om te sluiten de pal omhoogtrekken
en het schuifraam dichtschuiven tot‐
dat deze vastklikt.
Let op
Bij het openen of sluiten van het
raam de pal omhooghouden zodat
het raam voldoende ruimte heeft.
Achterruitverwarming
Om in te schakelen toets Ü indruk‐
ken.
De verwarming werkt bij een draai‐
ende motor en wordt na korte tijd au‐
tomatisch uitgeschakeld.
Klimaatregeling 3 87.
Zonnekleppen Om verblinding te vermijden kunnen
de zonnekleppen worden neerge‐
klapt en opzij worden gedraaid.
Page 35 of 179
Sleutels, portieren en ruiten33
Afdekkingen van eventueel in de zon‐
nekleppen aanwezige make–
upspiegels tijdens het rijden gesloten
houden.
Page 36 of 179
34Stoelen, veiligheidssystemenStoelen,
veiligheidssystemenHoofdsteunen .............................. 34
Voorstoelen .................................. 35
Achterbank ................................... 38 Veiligheidsgordels .......................41
Airbagsysteem ............................. 44
Kinderveiligheidssystemen ..........50Hoofdsteunen
Stand9 Waarschuwing
Alleen met correct ingestelde
hoofdsteunen rijden.
De bovenzijde van de hoofdsteun
moet op gelijke hoogte zijn als de bo‐
venzijde van het hoofd. Is dit bij zeer
lange personen niet mogelijk, dan de
hoofdsteun in de hoogste stand zet‐
ten (bij zeer kleine personen de
hoofdsteun juist in de laagste stand
zetten).
Instellen
Hoofdsteun omhoogtrekken of hoofd‐steun omlaagduwen.
Let op
Alleen goedgekeurde accessoires
aan de hoofdsteun van de passa‐ giersstoel voorin bevestigen. Monte‐
ren als de stoel niet in gebruik is.
Page 37 of 179
Stoelen, veiligheidssystemen35
Hoofdsteun verwijderen
Om de hoofdsteunen te verwijderen
aan de pal trekken en de hoofdsteun
omhoogtrekken.
Hoofdsteunen veilig opbergen in de
laadruimte. Bij verwijderde hoofd‐
steunen niemand op de desbetref‐
fende zitplaatsen vervoeren.
Voorstoelen
Stoelpositie9 Waarschuwing
Alleen met een correct ingestelde
stoel rijden.
■ Met zitvlak zo ver mogelijk tegen de
rugleuning zitten. De afstand tot de
pedalen zo instellen dat de benen
bij het intrappen van de pedalen
licht gebogen zijn. De passagiers‐
stoel voor zo ver mogelijk naar ach‐ teren schuiven.
■ Met schouders zo ver mogelijk te‐ gen de rugleuning zitten. De hoek
van de rugleuning zo instellen dat u
het stuurwiel met licht gebogen ar‐
men kunt vastpakken. Bij het ver‐
draaien van het stuurwiel, contact
blijven houden tussen schouders
en rugleuning. De rugleuning mag
niet te ver achteroverhellen. De
aanbevolen hellingshoek bedraagt
maximaal ca. 25°.
■ Stuurwiel instellen 3 63.
■ Zithoogte zo instellen, dat u rondom een goed zicht hebt en alle
instrumenten goed kunt aflezen. Tussen hoofd en dakframe moet
minstens een handbreed tussen‐
ruimte zitten. De dijen moeten licht
op de zitting rusten, zonder druk uit te oefenen.
■ Hoofdsteun instellen 3 34.
■ Hoogte veiligheidsgordel instellen 3 42.
■ Lendensteun zodanig afstellen dat deze de natuurlijke vorm van de
ruggengraat ondersteunen 3 36.
Page 38 of 179
36Stoelen, veiligheidssystemenStoelverstelling9Gevaar
Altijd op minstens 25 cm afstand
van het stuurwiel zitten zodat de
airbag veilig in werking kan treden.
9 Waarschuwing
Stoelen nooit tijdens het rijden ver‐
stellen, omdat ze ongecontroleerd kunnen bewegen.
Zitpositie
Aan handgreep trekken, stoel ver‐
schuiven, handgreep loslaten.
Rugleuning voorstoelen
Trek aan de hendel, stel de rugleu‐
ning in en laat de hendel los. Laat de
rugleuning hoorbaar vastklikken.
Bij het verstellen de rugleuning niet
belasten.
Zithoogte
Hendel omhoogtrekken en meer of
minder gewicht op stoel aanbrengen
om de hoogte in te stellen.
Page 39 of 179
Stoelen, veiligheidssystemen37
Lendensteun
Lendensteun met draaiknop naar
wens afstellen.
Aan draaiknop draaien voor meer of
minder lendensteun.
Armsteun
Armsteun naar wens afstellen.
■ Armsteun stapsgewijs tot op de ge‐
wenste hoogte omhoogbrengen.
■ Om de armsteun in oorspronkelijke
stand terug te zetten de armsteun
eerst helemaal omhoogbrengen en
daarna omlaaghalen.
Verwarming
Op de knop ß voor de respectieve‐
lijke stoel drukken. Voor uitschakeling
dezelfde knop ß nogmaals indruk‐
ken.
De stoelverwarming wordt met een
thermostaat geregeld en schakelt au‐ tomatisch uit wanneer de stoeltempe‐ ratuur hoog genoeg is.
De controlelamp in de knop licht op,
wanneer het systeem ingeschakeld
is, niet alleen tijdens het verwarmen.
Langdurig gebruik van de hoogste in‐ stelling wordt afgeraden voor perso‐
nen met een gevoelige huid.
Page 40 of 179
38Stoelen, veiligheidssystemen
De stoelverwarming werkt bij een
draaiende motor.Achterbank
Zitplaatsen tweede zitrij
Er bij het opklappen of verwijderen
van de achterste zitbank voor zorgen dat de armsteunen helemaal om‐hooggeklapt worden.
Ook zak aan zijkant van bekleding on‐
deraan de stoel uitbouwen door deze
uit de bevestigingen te halen.
Om lange voorwerpen onder de stoe‐
len op te kunnen bergen kan de dek‐
plaat onder de middelste stoel wor‐
den losgemaakt.