alarm OPEL VIVARO B 2015.5 Gebruikershandleiding (in Dutch)
[x] Cancel search | Manufacturer: OPEL, Model Year: 2015.5, Model line: VIVARO B, Model: OPEL VIVARO B 2015.5Pages: 207, PDF Size: 4.42 MB
Page 14 of 207

12Kort en bondig
1Zijdelingse luchtroosters .....113
2 Asbak .................................... 82
Bekerhouder ........................ 71
3 Lichtschakelaar ....................98
Mistachterlicht .....................101
Mistlampen ......................... 101
Uitstapverlichting ................. 103
Richtingaanwijzers ..............100
Zijmarkeringslichten ..............98
Lichtsignaal, dimlicht en
grootlicht ............................... 99
4 Instrumenten ........................ 83
Driver Information Center ..... 93
5 Claxon ................................... 79
Bestuurdersairbag ................59
6 Voorruitwissers,
voorruitsproeiers ..................79
Achterruitwisser, achter‐
ruitsproeier ........................... 80
Tripcomputer ........................ 957Kaartlezer voor
elektronisch
sleutelsysteem ......................23
8 Stuurkolomknoppen ..............79
9 Middelste luchtroosters .......113
10 Stekkerdoos .......................... 82
Aansteker .............................. 82
Muntenbakje, USB-
aansluiting ............................. 70
11 Driver Information Center ...... 93
Tripcomputer ........................ 95
12 Passagiersairbag ..................59
13 Handschoenenkastje ...........70
14 Verwarmbare
buitenspiegels ....................... 40
Verwarmbare achterruit ........43
Stationair-toerentalregeling . 120
15 Stekkerdoos .......................... 82
Aansteker .............................. 82
16 Verwarming en ventilatie ....104
Elektronische
klimaatregeling (ECC) .........10617Asbak .................................... 82
Bekerhouder ........................ 71
18 Alarmknipperlichten ............100
Centrale vergrendeling .........25
19 Aan/Uit-knop voor
elektronisch
sleutelsysteem ....................118
20 Eco-knop voor brandstof‐
besparingsmodus ...............116
21 Stop-startsysteem ...............121
Cruise control en snel‐
heidsbegrenzer ..................131
22 Afstandsbediening op
stuurwiel ............................... 78
Cruisecontrol ...................... 131
23 Contactslot met stuurslot ....118
24 Stuurwiel instellen .................78
25 Ontgrendelingshandgreep
motorkap ............................. 144
26 Zekeringenkast ...................158
Page 17 of 207

Kort en bondig15
Alarmknipperlichten
Bediening met toets ¨.
Alarmknipperlichten 3 100.
Claxon
j indrukken.
Wis-/wasinstallatie
Voorruitwissers7=uitK=intervalwissen of automatisch
wissen met regensensor1=langzaam2=snel
Voorruitwissers 3 79, wisserbladen
vervangen 3 151.
Page 22 of 207

20Kort en bondigParkeren9Waarschuwing
■Parkeer de auto niet op een licht
ontvlambaar oppervlak. Door de
hoge temperatuur van het uit‐
laatsysteem kan het oppervlak
ontbranden.
■ Handrem altijd zonder indruk‐ ken van de ontgrendelingsknop
stevig aantrekken. Op een aflo‐
pende of oplopende helling zo
stevig mogelijk. Trap tegelijker‐
tijd de rem in om de bedienings‐ kracht te verminderen.
■ Zet de motor af.
■ Schakel de eerste versnelling in
als de auto op een effen onder‐
grond of een oplopende helling.
Op een oplopende helling bo‐
vendien de voorwielen van de
stoeprand wegdraaien.
Schakel de achteruitversnelling
in als de auto op een aflopende
helling staat. Bovendien de
voorwielen naar de stoeprand
toedraaien.
■ Contactsleutel naar stand St
draaien en deze eruit trekken.
Stuurwiel verdraaien totdat het
stuurslot merkbaar vergrendelt.
■ Sluit de ruiten.
■ Vergrendel de auto met de toets e
op de handzender 3 25.
Activeer het alarmsysteem 3 36.
■ Koelventilatoren kunnen ook na het
afzetten van de motor in werking
treden 3 144.
■ Na een rit waarbij met hoge motor‐ toerentallen of met hoge motorbe‐
lasting werd gereden, de motor
vóór het afzetten gedurende een
korte tijd met lage belasting laten
draaien of gedurende ca.
30 seconden stationair laten
draaien om de turbolader te be‐
schermen.
Sleutels, vergrendelingen 3 21,
auto een langere tijd stallen 3 143.
Page 23 of 207

Sleutels, portieren en ruiten21Sleutels, portieren en
ruitenSleutels, sloten ............................ 21
Portieren ...................................... 32
Antidiefstalbeveiliging ..................35
Buitenspiegels ............................. 39
Binnenspiegel .............................. 40
Ruiten .......................................... 41Sleutels, sloten
Sleutels Reservesleutels
Het sleutelnummer staat op de sleutel of op een afneembaar label.
Bij het bestellen van reservesleutels moet het sleutelnummer worden ver‐
meld aangezien de sleutels deel uit‐
maken van de startbeveiliging.
Sloten 3 176, Handzender 3 21,
Elektronisch sleutelsysteem 3 23,
Centrale vergrendeling 3 25, Motor
starten 3 120.
Car Pass Op de Car Pass staan veiligheids‐
technische autogegevens. Daarom
moet deze goed worden bewaard.
Een eventueel ingeschakelde werk‐
plaats heeft voor het verrichten van
bepaalde werkzaamheden deze au‐
togegevens nodig.Handzender
Wordt gebruikt voor:
■ Centrale vergrendeling 3 25
■ Vergrendelingssysteem 3 35
■ Diefstalalarmsysteem 3 36
■ Bagageruimte 3 34
De handzender heeft een bereik van
ca. 5 meter. Dit kan beperkt worden
door invloeden van buitenaf. Bran‐
dende alarmknipperlichten dienen als
bevestiging.
Page 28 of 207

26Sleutels, portieren en ruiten
Portieren en bagageruimte sluiten. Bij
een niet goed gesloten deur werkt de
centrale vergrendeling niet.
Werking van afstandsbediening De werking van de centrale vergren‐
deling met de handzender wordt be‐ vestigd door de alarmknipperlichten.
Ontgrendelen met handzender met
twee toetsen
Afhankelijk van configuratie:
■ Toets c eenmaal indrukken om de
bestuurdersdeur te ontgrendelen
en c tweemaal indrukken om alle
deuren en de bagageruimte te ont‐
grendelen.
- of -
■ Druk één keer op de toets c om alle
deuren en de bagageruimte te ont‐
grendelen.
Ontgrendelen met handzender met
drie toetsen
Afhankelijk van configuratie:
■ Toets c eenmaal indrukken om de
bestuurdersdeur te ontgrendelen
en c tweemaal indrukken om alle
deuren en de bagageruimte te ont‐
grendelen.
- of -
■ Druk één keer op de toets c om alle
deuren en de bagageruimte te ont‐
grendelen.
Vergrendelen met handzender met
twee toetsen
Toets e indrukken: Alle deuren en de
bagageruimte worden vergrendeld.
Page 30 of 207

28Sleutels, portieren en ruiten
Let op
Er zit geen knop voor handenvrije
bediening in de buitenkruk van de
zijschuifdeur.
Er mag geen elektronische sleutel in
de auto blijven liggen en niet nog een extra elektronische sleutel in de de‐
tectiezones zijn, omdat anders de
handenvrije bediening van de cen‐ trale vergrendeling niet werkt.
De werking van de centrale vergren‐
deling met de elektronische sleutel
wordt bevestigd door de alarmknip‐
perlichten.9 Gevaar
Laat nooit een elektronische sleu‐
tel achter in de auto bij kinderen of dieren, om onbedoeld bedienen
van ruiten, deuren of motor te
voorkomen. Kans op fataal letsel.
Ontgrendelen met elektronische
sleutel - handenvrije bediening
Druk op de knop op een van de bui‐
tenkrukken en trek aan de kruk om te openen.
De auto ontgrendelt alleen wanneer
er ten minste 3 seconden zijn verstre‐
ken na het handenvrij vergrendelen.
Handenvrije bediening wordt automa‐
tisch gedeactiveerd wanneer de toet‐
sen op de elektronische sleutel zijn
gebruikt. Start de motor om de han‐
denvrije bediening weer te activeren.
Ontgrendelen met toetsen op de
elektronische sleutel
Druk op de toets c om alle deuren en
de bagageruimte te ontgrendelen.
Vergrendelen met elektronische
sleutel - handenvrije bediening
Druk op de knop op een van de bui‐
tenkrukken. Alle deuren en de baga‐
geruimte worden vergrendeld.
De auto vergrendelt alleen wanneer
er ten minste 3 seconden zijn verstre‐
ken na het handenvrij ontgrendelen.
Page 37 of 207

Sleutels, portieren en ruiten35
Algemene tips voor deachterklepbediening9 Gevaar
Niet met een geopende of op een
kier staande achterklep rijden,
bijv. bij het vervoer van omvang‐
rijke bagage, omdat er dan giftige, onzichtbare en reukloze uitlaat‐
gassen de auto kunnen binnen‐
dringen. Hierdoor kunt u bewuste‐ loos raken en zelfs sterven.
Voorzichtig
Voor voldoende ruimte (min.
2,15 m) boven en achter de auto
zorgen, wanneer de achterklep
wordt geopend.
Antidiefstalbeveiliging
Vergrendelingssysteem9 Waarschuwing
Niet inschakelen als er zich perso‐
nen in de auto bevinden! Ontgren‐ delen van de binnenzijde is niet
mogelijk.
Alle deuren en de bagageruimte wor‐
den tegen openen beveiligd.
Voor activering van het systeem moe‐ ten alle deuren en de bagageruimte
gesloten zijn.
Let op
Het vergrendelingssysteem kan niet
worden geactiveerd als de alarm‐
knipperlichten of stadslichten zijn in‐
geschakeld.
Vergrendelen en ontgrendelen is niet mogelijk met de centrale vergrende‐
lingstoets.
Centrale vergrendeling 3 25.
Bediening met handzender met
2 toetsen en 3 toetsen
De werking wordt bevestigd wanneer de alarmknipperlichten vijfmaal knip‐
peren.
Inschakelen
Tweemaal op toets e drukken.
- of -
Fysieke sleutel in het slot van de be‐
stuurdersdeur tweemaal naar de ach‐
terkant van de auto draaien.
Page 38 of 207

36Sleutels, portieren en ruiten
Uitschakelen
Ontgrendel de deuren door de toets
c op de handzender in te drukken of
door de fysieke sleutel in het slot van
de bestuurdersdeur naar de voorkant
van de auto te draaien.
Werking elektronisch
sleutelsysteem
De werking wordt bevestigd door de alarmknipperlichten.
Inschakelen
Voor handenvrije bediening moet de elektronische sleutel buiten de auto
zijn, binnen een bereik van ongeveer
één meter van de voordeuren of de
bagageruimte.
Druk tweemaal op de knop op een van de buitenkrukken.
- of -
Druk de toets op de elektronische
sleutel e tweemaal in.
Uitschakelen
Ontgrendel de deuren door op de
knop op een van de buitenkrukken te drukken of druk op de toets op de
elektronische sleutel c.
Handenvrije bediening wordt automa‐
tisch gedeactiveerd wanneer de toet‐
sen op de elektronische sleutel zijn
gebruikt (of de centrale vergrende‐
lingstoets e wordt ingedrukt). Start de
motor om de handenvrije bediening
weer te activeren.
Centrale vergrendeling 3 25.
Elektronisch sleutelsysteem 3 23.
Diefstalalarmsysteem
Het diefstalalarmsysteem wordt sa‐
men met de centrale vergrendeling bediend 3 25.
Het bewaakt: ■ Portieren, achterklep, motorkap
■ Passagiersruimte
■ Laadruimte
Page 39 of 207

Sleutels, portieren en ruiten37
■ Ontsteking
■ Onderbreking van voeding alarmsi‐
rene
Inschakelen Alle deuren en de motorkap moeten
worden gesloten.
De alarmknipperlichten knipperen ter
bevestiging van het activeren. Als de
alarmknipperlichten bij inschakeling
van het diefstalalarmsysteem niet
knipperen, zit een van de deuren of
de motorkap niet goed dicht.
Handzender met 2 toetsen en
3 toetsenToets e indrukken om het diefstala‐
larmsysteem te activeren.
Elektronische sleutel
Voor handenvrije bediening moet de
elektronische sleutel buiten de auto
zijn, binnen een bereik van ongeveer
één meter van de voordeuren of de
bagageruimte.
Druk op de knop op een van de bui‐
tenkrukken.
- of -
Toets op de elektronische sleutel e
indrukken om het diefstalalarmsys‐
teem te activeren.
Elektronisch sleutelsysteem 3 23.
Uitschakelen
Bij het ontgrendelen van de auto (met de toets c of de knop op een van de
buitenkrukken) of het inschakelen
van het contact wordt het diefstala‐
larmsysteem gedeactiveerd. De
alarmknipperlichten knipperen ter be‐ vestiging van het deactiveren.
Page 40 of 207

38Sleutels, portieren en ruiten
Het systeem wordt niet gedeactiveerd
bij het ontgrendelen van de bestuur‐
dersdeur met de sleutel of met de
centrale vergrendelingstoets in het in‐ terieur.
Let op
Indien het alarm is afgegaan, zal de
alarmsirene niet uitschakelen als de
auto wordt ontgrendeld. Om de si‐
rene uit te schakelen, moet u het
contact inschakelen. De alarmknip‐
perlichten knipperen niet bij uitscha‐ keling, indien het alarm is afgegaan.
Inschakelen zonder bewaking van passagiersruimte
Schakel de bewaking van de passa‐
giersruimte uit, bijv. wanneer er die‐
ren in de auto verblijven of als de ti‐
mer of de afstandsbediening is inge‐
steld voor het inschakelen van de
hulpverwarming 3 109.
Houd de toets e op de handzender of
de elektronische sleutel ingedrukt, er
klinkt een pieptoon ter bevestiging.
Deze status blijft gehandhaafd tot de
deuren worden ontgrendeld.Alarm
Wanneer het alarm afgaat, klinkt er
een geluid uit de speciale sirene met
een eigen accuvoeding en tegelijker‐
tijd knipperen de alarmknipperlichten.
Het aantal en de duur van de alarm‐ signalen zijn voorgeschreven door de
wetgever.
Indien de accu van de auto wordt los‐
gekoppeld of de stroomvoorziening
wordt onderbroken, zal de alarmsi‐
rene afgaan. Daarom vóór het los‐
koppelen van de voertuigaccu het
diefstalalarmsysteem uitschakelen.
Om een alarmsirene uit te zetten (in‐
dien geactiveerd) en hiertoe het dief‐
stalalarmsysteem uit te schakelen, de accu opnieuw aansluiten en de auto
ontgrendelen of het contact inscha‐
kelen.
Startbeveiliging
De startbeveiliging is onderdeel van
het contactslot en het controleert of
de auto met de gebruikte sleutel mag
worden gestart.De startbeveiliging wordt automatisch
geactiveerd na het verwijderen van
de sleutel uit het contactslot, of wan‐
neer de motor wordt afgezet zonder
de sleutel uit het contactslot te verwij‐
deren.
Als de motor niet kan worden gestart,
contact uitschakelen en sleutel eruit
trekken, ongeveer 2 seconden wach‐
ten en opnieuw proberen te starten.
Als dat niet lukt, kunt u proberen om de motor met de reservesleutel te
starten en daarna de hulp van een
werkplaats inroepen.
Let op
De startbeveiliging vergrendelt de
portieren niet. Vergrendel daarom
steeds na het verlaten van de auto
de portieren en schakel het diefstal‐
alarmsysteem in 3 25, 3 36.