display OPEL VIVARO B 2016.5 Gebruikershandleiding (in Dutch)
[x] Cancel search | Manufacturer: OPEL, Model Year: 2016.5, Model line: VIVARO B, Model: OPEL VIVARO B 2016.5Pages: 219, PDF Size: 4.88 MB
Page 100 of 219

98Instrumenten en bedieningsorganenLaat wanneer het display niet meer
knippert de knop aan het uiteinde van de wisserhendel los.
Wanneer de motor uitgeschakeld is,
keert de tripcomputer automatisch te‐
rug naar de oorspronkelijke maateen‐
heid.
Stroomonderbreking Als de voeding werd onderbroken ofde accuspanning te laag is gezakt,
zullen de waarden opgeslagen in de
tripcomputer verloren gaan.Tachograaf
De tachograaf is te bedienen zoals
aangegeven in de geleverde gebrui‐
kershandleiding. Voorschriften om‐
trent het gebruik aanhouden.
Let op
Wanneer er een tachograaf aange‐ bracht is, verschijnt de totale afge‐
legde afstand wellicht alleen op de
tachograaf en niet op de kilometer‐
teller op het display van het instru‐
mentenbord.
Kilometerteller 3 83.
Bij een storing licht controlelamp
&
3 93 op in de instrumentengroep. De
hulp van een werkplaats inroepen.
Page 105 of 219

Verlichting103Achteruitrijlichten
De achteruitrijlichten gaan branden
wanneer het contact is ingeschakeld
en de auto in de achteruitversnelling
staat.
Beslagen lampglazen
De binnenkant van de lampafdekkin‐ gen kan bij koud en vochtig weer, bij
hevige regen of na een wasbeurt
korte tijd beslaan. De condens ver‐ dwijnt na korte tijd vanzelf, om dit te
versnellen de verlichting inschakelen.Binnenverlichting
Regelbare
instrumentenverlichting
Wanneer de rijverlichting aanstaat,
kunt u de lichtsterkte van de volgende lampen regelen:
● instrumentenverlichting
● infodisplay
● verlichte schakelaars en bedie‐ ningselementen.
Draai aan het kartelwieltje b totdat de
gewenste lichtsterkte is bereikt.
Binnenverlichting
Instapverlichting
Bij in- en uitstappen wordt de instap‐
verlichting voor en achter samen met de voetenruimteverlichting automa‐
tisch ingeschakeld en na een be‐
paalde periode weer uitgeschakeld.
Interieurverlichting voor
Bedien de wipschakelaar:
druk op 7:uitmiddelste stand:automatisch in- en
uitschakelendruk op d:aan
Page 114 of 219

112KlimaatregelingTijdens de werking wordt vermogen
van de voertuigaccu gebruikt. Rijd
daarom minimaal net zo lang als de
verwarming werkt. In geval van korte
ritten dient u de accu regelmatig te
controleren en indien nodig op te la‐
den.
Om een goede prestatie te verzeke‐
ren, moet u de hulpverwarming één keer per maand laten werken.
Regeleenheden De timer of de afstandsbediening zet‐ten het systeem aan en uit en worden
gebruikt om specifieke vertrektijden
te programmeren.Timer1 Meter:Toont de vooraf in‐
gestelde weekdag
of vooraf ingestelde
dag, de huidige of
vooraf ingestelde
tijd, temperatuur, Z
en Y2 Temperatuur:Hiermee selecteert
u de temperatuur3 l:Hiermee zet u de
waarden hoger4 k:Hiermee zet u de
waarden lager5 Y:Hiermee selecteert
u de verwarmings‐
stand6 P:Hiermee selecteert
u de vooraf inge‐
stelde standen7 Þ:Hiermee selecteert
u de ingestelde tijd
en weekdag
Afstandsbediening (type A)
1 Meter:Toont de vooraf inge‐
stelde, de huidige of vooraf
ingestelde tijd, tempera‐
tuur, Z, Ü , Y , Ö en x2 7:Lang indrukken: verwarming
inschakelen, kort indrukken:
display aanzetten of selectie
bevestigen
Page 115 of 219

Klimaatregeling1133 l:Hiermee zet u de waarden ho‐
ger4 d:Lang indrukken: verwarming
uitschakelen, kort indrukken:
menu afsluiten of display uit‐
zetten5 k:Hiermee zet u de waarden la‐
ger
Als er niet binnen 10 seconden op
een knop wordt gedrukt, gaat het dis‐ play automatisch uit.
Afstandsbediening (type B)
1 Meter:Toont de vooraf inge‐
stelde, de huidige of vooraf
ingestelde tijd, tempera‐
tuur, Z, Ü , Y , Ö en x2 l:Hiermee zet u de waarden ho‐
ger3 UIT:Schakel de verwarming uit of
druk tegelijkertijd op Y en
UIT om de selectie te beves‐
tigen4 Y:Schakel de verwarming in of
druk tegelijkertijd op Y en UIT
om de selectie te bevestigen5 k:Hiermee zet u de waarden la‐
ger
Als er niet binnen 30 seconden op
een knop wordt gedrukt, gaat het dis‐ play automatisch uit.
9 Waarschuwing
Schakel tijdens het bijtanken zo‐
wel de afstandsbediening als de
verwarming uit!
De afstandsbediening heeft een maximaal bereik van 1000 meter. Het bereik kan afnemen door omgevings‐
omstandigheden en wanneer de accu leeg loopt.
De verwarming kan niet alleen met
een afstandsbediening worden in- of
uitgeschakeld, maar ook voor een pe‐
riode van 30 minuten met de knop op
het instrumentenpaneel.
Vervangen van de accu
Vervang de accu wanneer het bereik
van de afstandsbediening afgeno‐ men is of wanneer het symbool voor
het opladen van de accu knippert.
Page 117 of 219

Klimaatregeling115● Druk drie keer op P om voorkeu‐
zenummer 3 in het geheugen te
selecteren.
● Druk nogmaals op P om het voor‐
keuzegeheugen af te sluiten.
Start verwarming binnen 24 uur ● Druk op P om het gewenste voor‐
keuzenummer 1, 2 of 3 in het ge‐
heugen te selecteren.
● Druk kort op k of l; de vooraf
ingestelde tijd knippert.
● Pas de vooraf ingestelde tijd aan
met k of l.
● Druk op P om te bevestigen en
het voorkeuzegeheugen af te
sluiten.
Start verwarming tot maximaal
7 dagen
● Druk op P om het gewenste voor‐
keuzenummer 1, 2 of 3 in het ge‐
heugen te selecteren.
● Druk kort op k of l; de vooraf
ingestelde tijd knippert.
● Pas de vooraf ingestelde tijd aan
met k of l.● Na 5 seconden knippert de
vooraf ingestelde dag.
● Pas de vooraf ingestelde dag aan
met k of l.
● De vooraf ingestelde tijd en dag zijn ingesteld zodra de huidige
tijd op het display verschijnt.
Tijd en weekdag Þ instellen
Als de voertuigaccu afgekoppeld is of
als de spanning ervan te laag is, moet de eenheid opnieuw worden inge‐steld.
● Druk op Þ totdat de tijd knippert.
● Druk op k of l om de huidige
tijd te wijzigen.
● De tijd is opgeslagen wanneer het display niet meer knippert.
● Wacht totdat de weekdag knip‐ pert.
● Druk op k of l om de weekdag
te wijzigen.
● De weekdag is opgeslagen wan‐ neer het display niet meer knip‐
pert.Verwarmingsniveau
Het gewenste verwarmingsniveau
voor geprogrammeerde vertrektijden
kan worden ingesteld tussen 10 en
30℃.
Stel in met behulp van de tempera‐
tuurdraaischijf.
Page 144 of 219

142Rijden en bedieningInschakelen
Het systeem wordt automatisch ge‐
activeerd als de achteruitversnelling
wordt ingeschakeld. Een kort geluids‐ signaal geeft aan dat het systeem ge‐
reed is voor gebruik.
Een obstakel wordt aangegeven door
pieptonen en, afhankelijk van de
auto, wordt ook weergegeven op het
infodisplay. De pieptonen klinken
steeds sneller naarmate de auto het
obstakel nadert. Is de afstand kleiner
dan 30 cm, dan klinkt er een onon‐
derbroken geluidssignaal.
Let op
In versies met een melding op het
infodisplay kunt u het volume van de zoemer aanpassen via het Infotain‐
mentsysteem. Raadpleeg de hand‐
leiding Infotainmentsysteem voor
nadere informatie.Uitschakelen
Het systeem kan uitgeschakeld of tij‐
delijk uitgeschakeld worden.
Let op
In versies met een melding op het
infodisplay kunt de functie deactive‐
ren via het Infotainmentsysteem.
Raadpleeg de handleiding Infotain‐
mentsysteem voor nadere informa‐
tie.
Tijdelijk uitschakelen
Deactiveer tijdelijk het systeem door
met ingeschakeld contact op r op
het instrumentenpaneel te drukken.
Bij het deactiveren brandt de LED in
de toets.
Wanneer de achteruitversnelling
wordt ingeschakeld, klinkt er geen ge‐
luidssignaal ter bevestiging.
Het systeem wordt bij het indrukken
van r of de volgende keer dat het
contact wordt ingeschakeld, opnieuw
geactiveerd.
Permanent uitschakelen
Systeem permanent uitschakelen
door r op het instrumentenpaneel
in te drukken en gedurende ongeveer 3 seconden ingedrukt te houden met
het contact aan. Controlelamp in de knop brandt ononderbroken.
Het systeem is daarmee uitgescha‐ keld en werkt niet. Wanneer de ach‐
teruitversnelling wordt ingeschakeld,
klinkt er geen geluidssignaal ter be‐
vestiging.
Het systeem wordt opnieuw geacti‐
veerd door toets r gedurende on‐
geveer 3 seconden ingedrukt te hou‐
den.
Page 145 of 219

Rijden en bediening143Storing
Als het systeem bij het inschakelen
van de achteruitversnelling een be‐
drijfsstoring detecteert klinkt er gedu‐ rende ongeveer 5 seconden een on‐
onderbroken geluidssignaal, ver‐
schijnt er een bijbehorend bericht op
het Driver Information Center (DIC)
3 93 en brandt F op de instrumen‐
tengroep 3 89 . Contact opnemen met
een werkplaats om de oorzaak van de
storing te laten verhelpen.Voorzichtig
Bij het achteruitrijden moet het ge‐ bied vrij zijn van obstakels die de
onderkant van de auto zouden
kunnen raken.
Botsen tegen de achteras, dat
wellicht niet zichtbaar is, zou on‐
karakteristieke veranderingen in
het rijgedrag tot gevolg kunnen
hebben. Raadpleeg bij een derge‐
lijke botsing een werkplaats.
Boordinformatie 3 94.
Algemene opmerkingen over
parkeerhulpsysteem9 Waarschuwing
Onder bepaalde omstandigheden
kunnen reflecterende oppervlak‐
ken van uiteenlopende aard op
voorwerpen of kleding evenals ex‐ terne geluidsbronnen ertoe leiden
dat het systeem obstakels niet
waarneemt.
In het bijzonder moet gelet worden
op lage obstakels die het onderste gedeelte van de bumper kunnen
beschadigen.
Voorzichtig
De sensoren werken eventueel
minder goed wanneer deze bijv.
met ijs of sneeuw zijn bedekt.
De parkeerhulpsystemen werken
bij een zware belading eventueel
minder goed.
Voor grotere auto's (off-roads,
minivans, vans) gelden speciale
voorwaarden. De objectherken‐
ning in het bovenste deel van deze
voertuigen kan niet worden gega‐
randeerd.
Objecten met een erg klein reflec‐ tievlak, bijv. smalle voorwerpen of
zachte materialen, herkent het
systeem mogelijkerwijs niet.
Het ultrasoonparkeerhulpsysteem
voorkomt geen botsingen met ob‐
jecten buiten het detectiebereik
van de sensoren.
Achteruitkijkcamera
De achteruitkijkcamera helpt de be‐
stuurder bij het achteruit rijden door
weergeven van een beeld van de
zone achter de auto in de binnenspie‐
gel of in het infodisplay.
Page 146 of 219

144Rijden en bediening9Waarschuwing
De achteruitrijcamera kan nooit
het zicht van de bestuurder ver‐
vangen. Let op: voorwerpen die
zich buiten het bereik van de ca‐
mera bevinden, bijv. onder de
bumper of onder de auto, worden
niet getoond.
Rijd nooit achteruit als u alleen op het display hebt gekeken. Contro‐
leer eerst de omgeving aan de
achterzijde en rondom de auto
voordat u achteruit rijdt.
Inschakelen
De achteruitkijkcamera wordt auto‐
matisch ingeschakeld als de auto in de achteruitversnelling wordt gescha‐
keld. Ter bevestiging van de inscha‐
keling klinkt een geluidssignaal.
Werking
De camera is gemonteerd boven de
achterdeuren/achterklep.
De camera bestrijkt slechts een be‐ perkt gebied. De afstand op het beeld op de display, verschilt van de wer‐
kelijke afstand.
Display baanrijstrook (1)
Afhankelijk van de versie verschijnt
de baanrijstrook (1) van de auto in
blauw op het infodisplay. Deze toont
de baan van de auto op basis van de stuuruitslag.
Display vaste rijstrook (2)
Het display van de vaste rijstrook (2) toont het traject van de auto als dewielen rechtuit blijven staan.
Richtlijnen (3, 4, 5) worden samen
met het display van de vaste
rijstrook (2) gebruikt en geven de af‐
stand achter de auto aan.
Page 170 of 219

168Verzorging van de autoNr.Stroomkring1Batterij inspuiting AdBlue2Accu (met elektronisch sleutel‐
systeem)3APC reserveaccu (met elektro‐
nisch sleutelsysteem)4Verwarmings- en recirculatie‐
systeem5Aanpassingen6Aanpassingen7Verwarmings- en recirculatie‐
systeem8Extra verwarming en ventilatie/
airconditioning9Aanvullend verwarmings- en
ventilatiesysteem10Elektrische buitenspiegels/extra
aanpassingen11Verwarmbare buitenspiegels12Radio/multimedia/elektrische
buitenspiegels/diagnoseaan‐
sluiting13Multimedia/trekhaakNr.Stroomkring14Interieurverlichting/ontlaadbe‐
veiliging accu15Brandstofinspuitsysteem/
bandenspanningscontrolesys‐
teem/elektronisch sleutelsys‐
teem16Alarmknipperlichten/richting‐
aanwijzers17Centrale vergrendeling18Grootlicht links/dimlicht rechts/
achterlichten/dagrijlicht links19Mistlampen voor/mistachter‐
lichten/kentekenverlichting20Alarm/claxon/verlichting/wisser21Instrumentengroep22Lichtschakelaar23Achterruitwisser/sproeierpomp
voorruit/claxon24APC algemene accu25Achteruitrijlichten26Remschakelaar27Brandstofinspuiting/startmotorNr.Stroomkring28Airbag/stuurslot29Elektrisch verstelbare passa‐
giersruit30Stuurbekrachtiging31Remlichten32APC reserveaccu (met elektro‐
nisch sleutelsysteem)33Servicedisplay34Aansteker/elektrische aanslui‐
ting35Grootlicht rechts/dimlicht links/
zijmarkeringslichten/dagrijlicht
rechts36Remlichten/ABS/startbeveili‐
ging37Interieurverlichting/airco38Starten met elektronisch sleutel‐
systeem39Achterruitwisser40Waarschuwingssignalen4112V-aansluiting bagageruimte
Page 188 of 219

186Verzorging van de autoLakschadeGeringe lakschade voordat er roest‐vorming optreedt met een lakstift her‐
stellen. Grotere lakschade of roest‐
vorming door een werkplaats laten
herstellen.
Onderstel Sommige delen van de bodemplaatzijn voorzien van een beschermende
pvc-laag, terwijl er op andere delen
een duurzame beschermende was‐
laag is aangebracht.
De bodemplaat na het schoonspuiten
controleren en zo nodig een nieuwe
waslaag laten aanbrengen.
Bitumineuze/rubber materialen kun‐
nen de pvc-laag aantasten. Werk‐
zaamheden aan de bodemplaat door
een werkplaats laten uitvoeren.
De bodemplaat vóór en ná de winter
schoonspuiten en daarna de be‐
schermende waslaag laten controle‐
ren.
Trekhaak Kogelstang niet met een stoom- of
hogedrukreiniger reinigen.Verzorging interieur
Interieur en bekleding Interieur van de auto inclusief instru‐
mentenpaneel en bekleding alleen
met een droge doek of interieurreini‐
ger schoonmaken.
Reinig lederen bekleding met zuiver
water en een zachte doek. Gebruik een reinigingsmiddel voor leder als
de bekleding erg vuil is.
Instrumentengroep en de displays al‐
leen met een zachte, vochtige doek
reinigen. Gebruik zo nodig water en
milde zeep.
Stoffen bekleding met een stofzuiger
en een borstel reinigen. Vlekken met
een bekledingreiniger verwijderen.
Het weefsel van de stof is wellicht niet
kleurvast. Dit kan zichtbare verkleu‐
ringen veroorzaken, met name op
lichtgekleurde bekleding. Reinig ver‐
wijderbare vlekken en verkleuringen
zo spoedig mogelijk.
Veiligheidsgordels met lauw water of
een interieurreiniger schoonmaken.Voorzichtig
Klittenbandsluitingen sluiten om‐
dat geopende klittenbandsluitin‐
gen schade aan de stoelbekleding kunnen toebrengen.
Hetzelfde geldt voor kledingstuk‐
ken met scherpe voorwerpen
zoals ritssluitingen, riemen of spij‐ kerbroeken met metalen accen‐
ten.
Kunststof en rubber onderdelen
Kunststof en rubberen onderdelen
mogen met dezelfde middelen wor‐
den gereinigd als de carrosserie. Zo
nodig een interieurreiniger gebruiken. Geen andere middelen gebruiken.
Vooral geen oplosmiddelen of brand‐ stof. Niet schoonmaken met hoge‐
drukreinigers.