display OPEL VIVARO B 2017.5 Gebruikershandleiding (in Dutch)
[x] Cancel search | Manufacturer: OPEL, Model Year: 2017.5, Model line: VIVARO B, Model: OPEL VIVARO B 2017.5Pages: 239, PDF Size: 5.39 MB
Page 106 of 239

104Instrumenten en bedieningsorganenverdwijnt de melding automatisch en
blijft F in beeld. De storing wordt
daarna opgeslagen in het on board-
systeem.
Waarschuwingsmeldingen Waarschuwingsberichten m.b.t. bijv.
motor-, accu- of remsysteemstorin‐
gen verschijnen in combinatie met
controlelamp C en kunnen worden
begeleid door een geluidssignaal.
Schakel de motor onmiddellijk uit en
raadpleeg een werkplaats.
Waarschuwingsberichten, bijv.
" STORING LADEN ACCU " verdwij‐
nen automatisch van het display wanneer de oorzaak van de storing
verholpen is.
Brandstofverbruikberichten
Brandstofverbruikberichten geven
tips voor zuiniger rijden. Ritten
kunnen worden opgeslagen in het
systeemgeheugen, zodat u prestaties
kunt vergelijken.
Raadpleeg voor meer informatie de
Handleiding Infotainment.
Brandstofverbruikcijfer 3 105.Geluidssignalen
Er klinkt slechts één geluidssignaal
tegelijk.
Een bijbehorend bericht kan ook
verschijnen op het Driver Information
Center wanneer er een geluidssig‐
naal klinkt.
Bij het starten van de motor of
tijdens het rijden:
● Als de veiligheidsgordel niet omgedaan is 3 55.
● Wanneer de parkeerhulp een obstakel herkent 3 157.
● Als de snelheid korte tijd een ingestelde limiet overschrijdt
3 154, 3 157.
● Als een deur of de motorkap niet goed gesloten is boven een
bepaalde snelheid.
● Tijdens het in- en uitschakelen van de alarmbewaking van de
kanteling van de auto 3 38.
● Bij een storing in het remsysteem
3 98.
● Als de accu niet oplaadt 3 98.● Als het smeren van de motor
wordt onderbroken 3 100.
● Als er AdBlue moet worden bijge‐
tankt of als er een storing is
3 142.
● Als de elektronische sleutel buiten het detectiebereik is.
Elektronisch sleutelsysteem
3 23, Aan/Uit-knop 3 133.
Bij het parkeren van de auto en/of
het openen van het
bestuurdersportier:
● Als de sleutel nog in het contact zit.
● Als de elektronische sleutel nog in de kaartlezer zit.
Elektronisch sleutelsysteem
3 23, Aan/Uit-knop 3 133.
● Als de auto in een Autostop is. Stop-startsysteem 3 137.
● Als de rijverlichting brandt 3 109.
Page 108 of 239

106Instrumenten en bedieningsorganenHet gemiddelde verbruik wordt
aangegeven op basis van de afge‐
legde afstand en de verbruikte brand‐ stof sinds de laatste reset.
De meting kan op ieder gewenst
moment opnieuw gestart worden.
Momentaan verbruik
De waarde verschijnt na het bereiken van een snelheid van 30 km/u.
Actieradius De waarde verschijnt na het afleggen
van een afstand van 400 meter.
De actieradius wordt berekend op basis van de huidige inhoud van de
brandstoftank en het gemiddelde
verbruik sinds de laatste reset.
De actieradius verschijnt niet als
controlelampje Y op de instrumenten‐
groep 3 101 verschijnt.
Afgelegde weg
Geeft de afgelegde afstand sinds de
laatste reset aan.
De meting kan op ieder gewenst
moment opnieuw gestart worden.Gemiddelde snelheid
De waarde verschijnt na het afleggen
van een afstand van 400 meter.
Geeft de gemiddelde snelheid sinds
de laatste reset aan.
De meting kan op ieder gewenst
moment opnieuw gestart worden.
Ritonderbrekingen waarbij het
contact wordt uitgeschakeld niet
meegerekend.
Informatie tripcomputer resetten Tripcomputer terugzetten door een
van de functies ervan te selecteren en
de knop aan het uiteinde van de
wisserhendel ingedrukt te houden.
De volgende informatie op de boord‐ computer kan worden gereset:
● brandstofverbruik
● gemiddeld verbruik
● afgelegde afstand
● gemiddelde snelheid
Bij het overschrijden van de maxi‐
mumwaarde van een van de parame‐
ters wordt de tripcomputer automa‐
tisch teruggezet.Brandstofverbruikcijfer
(ecoScoring)
Indien aanwezig, verschijnt er een
cijfer van 0 tot 100 op het infodisplay
ter beoordeling van het brandstofver‐
bruik op basis van uw rijstijl.
Hoe hoger het cijfer, hoe beter het
brandstofverbruik.
Tips voor een beter brandstofverbruik verschijnen ook op het infodisplay.
Ritten kunnen worden opgeslagen in
het systeemgeheugen, zodat u pres‐
taties kunt vergelijken. Raadpleeg
voor meer informatie de Handleiding
Infotainment.
Boordinformatie 3 103.
Ritverslag
Wanneer de motor uitgeschakeld is, wordt er mogelijk een verslag van de
laatste rit op het Info-Display
getoond.
De volgende informatie verschijnt:
● gemiddeld brandstofverbruik
● totaal brandstofverbruik
● dagteller
● bespaarde brandstof in km
Page 109 of 239

Instrumenten en bedieningsorganen107MaateenheidDe maateenheid veranderen voor de
duur van een rit:
Auto's met Aan/Uit-knop:
Houd met uitgeschakeld contact de
knop aan het uiteinde van de wisser‐
hendel ingedrukt en druk op de Aan/ Uit-knop 3 133; het centrale display
knippert gedurende ongeveer
tien seconden totdat de nieuwe
eenheid verschijnt. Laat wanneer het
display niet meer knippert de knop
aan het uiteinde van de wisserhendel los.
Auto's zonder Aan/Uit-knop:
Houd met uitgeschakeld contact de
knop aan het uiteinde van de wisser‐
hendel ingedrukt en schakel het
contact in; het centrale display knip‐
pert gedurende ongeveer
tien seconden totdat de nieuwe
eenheid verschijnt. Laat wanneer het
display niet meer knippert de knop
aan het uiteinde van de wisserhendel los.Wanneer de motor uitgeschakeld is,keert de tripcomputer automatisch
terug naar de oorspronkelijke maat‐
eenheid.
Stroomonderbreking Als de voeding werd onderbroken ofde accuspanning te laag is gezakt,
zullen de waarden opgeslagen in de
tripcomputer verloren gaan.Tachograaf
De tachograaf is te bedienen zoals
aangegeven in de geleverde gebrui‐
kershandleiding. Voorschriften
omtrent het gebruik aanhouden.
Afhankelijk van de uitrusting kunt u de tachograaf aanbrengen in een
console boven het Infotainmentsys‐
teem op het instrumentenpaneel.
Let op
Wanneer er een tachograaf aange‐ bracht is, verschijnt de totale afge‐legde afstand wellicht alleen op de
Page 110 of 239

108Instrumenten en bedieningsorganentachograaf en niet op de kilometer‐
teller op het display van het
instrumentenbord.
Kilometerteller 3 91.
Bij een storing licht controlelamp &
3 102 op in de instrumentengroep. De
hulp van een werkplaats inroepen.
Page 115 of 239

Verlichting113Het mistachterlicht brandt samen met
de mistlampen vóór en werkt alleen
wanneer het contact en de koplam‐
pen zijn ingeschakeld.
Achteruitrijlichten De achteruitrijlichten gaan branden
wanneer het contact is ingeschakeld
en de auto in de achteruitversnelling
staat.
Beslagen lampglazen De binnenkant van de lampafdekkin‐
gen kan bij koud en vochtig weer, bij
hevige regen of na een wasbeurt
korte tijd beslaan. De condens
verdwijnt na korte tijd vanzelf, om dit
te versnellen de verlichting inschake‐
len.Binnenverlichting
Regelbare
instrumentenverlichting
Wanneer de rijverlichting aanstaat,
kunt u de lichtsterkte van de volgende lampen regelen:
● instrumentenverlichting
● infodisplay
● verlichte schakelaars en bedie‐ ningselementen.
Draai aan het kartelwieltje b totdat de
gewenste lichtsterkte is bereikt.
Binnenverlichting
Instapverlichting
Bij in- en uitstappen wordt de instap‐
verlichting voor en achter samen met de voetenruimteverlichting automa‐
tisch ingeschakeld en na een
bepaalde periode weer uitgescha‐
keld.
Interieurverlichting voor
Bedien de wipschakelaar:
druk op 7:uitmiddelste stand:automatisch in- en
uitschakelendruk op d:aan
Page 125 of 239

Klimaatregeling123Hulpverwarming
Koelvloeistofverwarming
De motor-onafhankelijke, brandstof‐
gestookte koelvloeistofverwarming
levert snelle verwarming van de koel‐ vloeistof om zo het interieur van deauto te verwarmen zonder dat de
motor draait.9 Waarschuwing
Werk niet met het systeem
wanneer u bijtankt, wanneer er stof of brandbare dampen aanwe‐ zig zijn of in gesloten ruimten (v.b.
garage).
Zet voordat u het systeem start of het
programmeert om te starten de
klimaatregeling van de auto en de
luchtcirculatie op V en zet de venti‐
lator aan.
Uitschakelen indien niet noodzakelijk. De verwarming stopt meteen na de
geprogrammeerde werktijd. Deze
werkt ook niet meer als er te weinig
brandstof in de tank zit.
Tijdens de werking wordt vermogen
van de voertuigaccu gebruikt. Rijd
daarom minimaal net zo lang als de
verwarming werkt. In geval van korte
ritten dient u de accu regelmatig te
controleren en indien nodig op te
laden.
Om een goede prestatie te verzeke‐
ren, moet u de hulpverwarming één keer per maand laten werken.
Regeleenheden De timer of de afstandsbediening
zetten het systeem aan en uit en
worden gebruikt om specifieke
vertrektijden te programmeren.Timereenheid (type A)1 Meter:Toont de vooraf inge‐
stelde, de huidige of vooraf
ingestelde tijd, tempera‐
tuur, Y, Ö en x2 l:Hiermee zet u de waarden
hoger3 7:Lang indrukken: verwar‐
ming inschakelen, kort
indrukken: display aanzet‐
ten of selectie bevestigen4 k:Hiermee zet u de waarden
lager5 d:Lang indrukken: verwar‐
ming uitschakelen, kort
indrukken: display aanzet‐
ten of menu afsluiten
Page 126 of 239

124KlimaatregelingAfstandsbediening (type A)1 Meter:Toont de vooraf inge‐
stelde, de huidige of vooraf
ingestelde tijd, tempera‐
tuur, Z, Ü , Y , Ö en x2 7:Lang indrukken: verwarming
inschakelen, kort indrukken:
display aanzetten of selectie
bevestigen3 l:Hiermee zet u de waarden
hoger4 d:Lang indrukken: verwarming
uitschakelen, kort indrukken:
display aanzetten of menu
afsluiten5 k:Hiermee zet u de waarden
lager
Als er niet binnen tien seconden op
een knop wordt gedrukt, gaat het
display automatisch uit.
Storingsdisplays afstandsbediening
(type A)
INIT:automatische detectie -
wachten totdat
automatische detectie
voltooid isNO
SIGNAL:geen signaal -
zekering verwarming
controlerenZ:zwak signaal -
ga dichterbijÜ:accu bijna leeg -
accu vervangenY:storing verwarming -
raadpleeg werkplaatsAdd,
AddE:systeem in inleermodus
Afstandsbediening (type A) inleren
Als de voertuigaccu opnieuw is
aangesloten, gaat de LED in het
instrumentenpaneel branden en
configureert het systeem automatisch
het afstandsbedieningsmenu. Selec‐
teer als de LED knippert Add of
AddE en bevestig.
Er kunnen ook bijkomende afstands‐ bedieningen worden geconfigureerd.
Druk op de knop tot de LED gaat knip‐ peren, schakel de afstandsbediening
in, selecteer Add en bevestig.
AddE leert alleen de huidige regel‐
eenheid van de afstandsbediening in
en blokkeert alle eerder geconfigu‐
reerde eenheden. Add leert maximaal
vier afstandsbedieningen in, maar
slechts één afstandsbediening kan
het systeem op hetzelfde moment
doen werken.
Page 127 of 239

Klimaatregeling125Afstandsbediening (type B)1 Meter:Toont de vooraf inge‐
stelde, de huidige of vooraf
ingestelde tijd, tempera‐
tuur, Z, Ü , Y , Ö en x2 l:Hiermee zet u de waarden
hoger3 UIT:Schakel de verwarming uit of
druk tegelijkertijd op Y en
UIT om de selectie te beves‐
tigen4 Y:Schakel de verwarming in of
druk tegelijkertijd op Y en UIT
om de selectie te bevestigen5 k:Hiermee zet u de waarden
lager
Als er niet binnen 30 seconden op
een knop wordt gedrukt, gaat het
display automatisch uit.
9 Waarschuwing
Schakel tijdens het bijtanken
zowel de afstandsbediening als de verwarming uit!
De afstandsbediening heeft eenmaximaal bereik van 1000 meter. Het
bereik kan afnemen door omgevings‐ omstandigheden en wanneer de accu
leeg loopt.
Storingsdisplays afstandsbediening
(type B)
Z:zwak signaal -
pas positie aanFAIL:fout tijdens signaaloverdracht -
dichterbij komen of zekering
verwarming controlerenÜ:accu bijna leeg -
accu vervangenAfstandsbediening (type B) inleren
Er kunnen ook vier bijkomende
afstandsbedieningen worden gecon‐
figureerd. Tijdens het extra inleren
wordt elke keer de oudste zender
gewist.
Verwarmingszekering gedurende
vijf seconden eruit trekken en de
zekering weer aanbrengen. Druk
binnen twee - zes seconden op UIT
gedurende één seconde. Het inleren
is voltooid.
Druk als de afstandsbediening gedu‐
rende langere tijd niet is gebruikt zes
keer op de knop UIT met tussenpo‐
zen van twee seconden, houd deze
dan gedurende nog eens
twee seconden in gedrukt en wacht
twee minuten.
Page 128 of 239

126KlimaatregelingHandbediening
Afhankelijk van de versie kan de hulp‐
verwarming ook worden ingescha‐
keld voor de duur van de laatste
periode of standaard gedurende
30 minuten of meteen worden geblok‐ keerd, met behulp van de knop op het
onderste gedeelte van instrumenten‐
paneel, naast het stuurwiel.
De LED in de knop bevestigt dat het
systeem werkt.
Vervangen van de accu
Vervang de accu wanneer het bereik
van de afstandsbediening afgeno‐
men is of wanneer het symbool voor
het opladen van de accu knippert.
Open het klepje en vervang de batterij (type A: CR 2430, type B:
2CR 11108 of gelijkwaardig). Breng
de nieuwe batterij goed aan met de
plus ( <) kant naar de pluscontacten.
Zet de afdekking weer stevig op zijn
plaats.
Verwijder oude accu's volgens de
milieureglementering.
Batterijen horen niet in het huisvuil
thuis. Ze moeten via speciale inza‐
melpunten gerecycled worden.
Bediening (type A)
Verwarming Y
Selecteer Y op de menubalk en druk
op G om te bevestigen. De voorafbe‐
paalde verwarmingstijd, v.b. L 30
knippert in de display. De fabrieksin‐
stelling is 30 minuten.
Stel de verwarmingstijd af met k of
l en bevestig. De waarde kan
worden ingesteld van tien tot
120 minuten. Noteer vanwege het
stroomverbruik de verwarmingstijd.
Om uit te schakelen, selecteert u
opnieuw Y op de menubalk en drukt
u op d.
Ventilatie x
Selecteer x op de menubalk en druk
op G om te bevestigen.
Stel de ventilatietijd af met k of l en
bevestig. De waarde kan worden
ingesteld van tien tot 120 minuten. Noteer vanwege het stroomverbruik
de verwarmingstijd.
Om uit te schakelen, selecteert u
opnieuw x op de menubalk en drukt
u op d.
Programmeren P
U kunt maximaal drie vooraf inge‐ stelde vertrektijden programmeren,
ofwel gedurende één dag of gespreid over één week.
Page 160 of 239

158Rijden en bediening
Het systeem bestaat uit vier ultrasone
parkeersensoren in de achterbum‐
per.
Let op
Accessoires e.d. die in het detectie‐
gebied van de sensoren gemon‐
teerd zijn kunnen storingen in het
systeem veroorzaken.
Inschakelen
Het systeem wordt automatisch geac‐
tiveerd als de achteruitversnelling
wordt ingeschakeld. Een kort geluids‐ signaal geeft aan dat het systeem
gereed is voor gebruik.
Een obstakel wordt aangegeven door
pieptonen en, afhankelijk van de
auto, wordt ook weergegeven op het
infodisplay. De pieptonen klinken
steeds sneller naarmate de auto het
obstakel nadert. Is de afstand kleiner
dan 30 cm, dan klinkt er een onon‐
derbroken geluidssignaal.
Let op
In versies met een melding op het
infodisplay kunt u het volume van de zoemer aanpassen via het Infotain‐
mentsysteem. Raadpleeg voor meer informatie de Handleiding Infotain‐ment.
UitschakelenHet systeem kan permanent of tijde‐
lijk uitgeschakeld worden.
Let op
In versies met een melding op het infodisplay kunt de functie deactive‐
ren via het Infotainmentsysteem.
Raadpleeg voor meer informatie de
Handleiding Infotainment.
Tijdelijk uitschakelen
Deactiveer tijdelijk het systeem door
met ingeschakeld contact op r op
het instrumentenpaneel te drukken.
Bij het deactiveren brandt de LED in
de toets.
Wanneer de achteruitversnelling
wordt ingeschakeld, klinkt er geen
geluidssignaal ter bevestiging.
Het systeem wordt bij het indrukken
van r of de volgende keer dat het
contact wordt ingeschakeld, opnieuw
geactiveerd.
Permanent uitschakelen
Deactiveer permanent het systeem
door met ingeschakeld contact gedu‐
rende ongeveer drie seconden op
r op het instrumentenpaneel te
drukken. Bij het permanent deactive‐ ren brandt de LED in de toets continu.