sensor OPEL VIVARO C 2020 Gebruikershandleiding (in Dutch)
[x] Cancel search | Manufacturer: OPEL, Model Year: 2020, Model line: VIVARO C, Model: OPEL VIVARO C 2020Pages: 297, PDF Size: 10.28 MB
Page 113 of 297

Instrumenten en bedieningsorganen111Peilsensor motorolieNa inschakeling van het contact en deweergave van de service-informatie
verschijnt enkele seconden lang het
motoroliepeil op het Driver Informa‐
tion Center.
Het systeem controleert of de motor‐
olie op peil is.
Als het motoroliepeil te laag is, knip‐
pert T en verschijnt er een waar‐
schuwingsbericht op het Driver Infor‐
mation Center. Afhankelijk van de
versie verschijnt D op het Driver
Information Center. Meet het motoro‐
liepeil met behulp van de oliepeilstaaf
en vul zo nodig motorolie bij.
Motorolie 3 221.
Een meetfout wordt aangegeven door E of een bericht op het Driver
Information Center samen met T.
Meet het motoroliepeil handmatig met
behulp van de peilstaaf.
Service-display
Het servicesysteem geeft aan
wanneer verversing/vervanging van
de motorolie en het oliefilter vereist isof als de auto toe is aan een service‐
beurt. Afhankelijk van de rijomstan‐
digheden, kan het vereiste verver‐
sings-/vervangingsinterval van de
motorolie en het oliefilter aanzienlijk
variëren.
Service-informatie 3 268.
Het bericht voor geplande service
blijft bij inschakeling van het contact
enkele seconden op het Driver Infor‐
mation Center staan.
Als de komende 3000 km of meer
geen service vereist is verschijnt er
geen service-informatie op het
display.
Als er service vereist is binnen de komende 3000 km, licht A even op
ter herinnering. Tegelijkertijd blijft de
resterende afstand of tijd enkele
seconden lang staan. Afhankelijk van
de versie verschijnt de afgelegde
afstand sinds de aangegeven datum
op het Driver Information Center.
Als de service binnen minder dan
1000 km vereist is, gaat A eerst
knipperen en vervolgens continu
branden. De resterende afstand of tijd blijven meerdere seconden langstaan. Tegelijkertijd blijft de reste‐rende afstand of tijd enkele seconden
lang staan. Afhankelijk van de versie verschijnt de afgelegde afstand sinds
de aangegeven datum op het Driver
Information Center.
Achterstallige service wordt aange‐
duid met een bericht op het Driver
Information Center dat de overschre‐
den afstand aangeeft. A knippert
eerst en blijft vervolgens continu
branden totdat de service is verricht.
Ook licht de controlelamp C of
SERVICE op.
Service-interval resetten
Na iedere servicebeurt moet de
service-indicator voor de beste
werking worden gereset. Het wordt
geadviseerd daarvoor de hulp van
een werkplaats in te roepen.
Doe het volgende, als u de service
zelf verricht:
● schakel het contact uit
● houd F, G of
CHECK ingedrukt
Page 119 of 297

Instrumenten en bedieningsorganen117Brandt groenDe motor is een Autostop.
Knippert groen
Autostop is tijdelijk niet beschikbaar
of de Autostop-modus wordt automa‐ tisch opgeroepen.
Stop-startsysteem 3 160.
Rijverlichting
F brandt groen.
De rijverlichting is ingeschakeld
3 133.
Dimlicht
D brandt groen.
Brandt bij ingeschakeld groot licht.
Grootlicht A brandt blauw.
Brandt bij ingeschakeld grootlicht of
bij lichtsignaal 3 134.Grootlichtassistentie
B brandt groen.
De grootlichtassistentie is geacti‐
veerd 3 134.
LED-koplampen
C licht op en er verschijnt een
waarschuwingsbericht op het Driver
Information Center.
De hulp van een werkplaats inroepen.
Mistlampen voor
G brandt groen.
De voorste mistlampen zijn ingescha‐
keld 3 137.
Mistachterlicht
H brandt geel.
Het mistachterlicht is ingeschakeld 3 137.
Regensensor y brandt groen.Brandt bij inschakeling van de regen‐
sensorstand van de ruitenwisserhen‐
del.
Cruise control
v brandt op het Driver Information
Center wanneer de snelheidsbegren‐ zer actief is. De ingestelde snelheid
wordt in het Driver Information Center
aangegeven.
Cruisecontrol 3 178.
Adaptieve cruise control
Q brandt op het Driver Information
Center wanneer de adaptieve cruise‐ control actief is.
Adaptieve cruise control 3 185.
Voorligger gedetecteerd
Afhankelijk van de versie verschijnt
V of I op het Driver Information
Center.
Page 130 of 297

128Instrumenten en bedieningsorganenWelkomstverlichting: Activeert of
deactiveert de functie en past de
duur aan.
Meesturende koplampen : Acti‐
veert of deactiveert de functie.
● Comfort
Sfeerverlichting : Past de helder‐
heid van de sfeerverlichting aan.
Achterruitwisser bij
achteruitversnelling : Activeert of
deactiveert automatische inscha‐ keling achterruitwisser bij inscha‐
kelen achteruitversnelling.
● Auto
Alleen bagageruimte
ontgrendelen : Activering/deacti‐
vering.
Alleen bestuurdersportier
ontgrendelen : Bestuurderspor‐
tier / alle portieren.
● Beveiliging
Vermoeidheidsdetectie : Acti‐
veert of deactiveert de vermoei‐ dheidsdetectie.
● Bestuurdersondersteuning
Snelheidsadvisering : Activeert of
deactiveert de functie.Multimedia
Druk op : om het menu Instellingen
te openen.
Eenheidsinstellingen
Selecteer Systeemconfiguratie .
Verander de eenheden voor Afstand
en verbruik en Temperatuur .
Taalinstellingen
Selecteer Taal.
Wijzig de taal door de optie van uw
keuze aan te raken.
Snelkoppelingen
_ indrukken.
Selecteer Snelkoppelingen .
In de bijbehorende submenu's kunt u
de volgende instellingen veranderen:
● Parkeerhulp : Activeert of deacti‐
veert de parkeerhulpsensoren.
● Dodehoekbewaking : Activeert of
deactiveert de dodehoekdetec‐
tie.
● Bandenspan.contr. : Initialiseert
het detectiesysteem voor
bandenspanningsverlies.
● Diagnose : Toont waarschu‐
wingsberichten voor het diagno‐
sesysteem.
Vooraf ingestelde snelheden opslaan
in geheugen
Met deze functies kunt u maar liefst
zes snelheidsinstellingen voor de
cruisecontrol en de snelheidsbegren‐
zer instellen. Er zijn standaard al
enkele snelheden in het geheugen
opgeslagen.
● _ indrukken.
● Selecteer Snelheden
aanpassen .
● Selecteer Cruisecontrol of
Snelheidsbegrenzer .
Page 132 of 297

130Instrumenten en bedieningsorganenBesturingsfuncties
_ indrukken.
Selecteer Besturingsfuncties .
In de bijbehorende submenu's kunt u
de volgende instellingen veranderen:
● Automatic headlamp dipping :
Activeert of deactiveert de groot‐ lichtassistentie.
● Lane departure warning system :
Activeert of deactiveert de Lane
Departure Warning.
● Stop and start : Activeert of deac‐
tiveert het Stop/Start-systeem
● Cruise control active : Activeert of
deactiveert de adaptieve cruise‐
control.
● Parkeerhulp : Activeert of deacti‐
veert de parkeerhulpsensoren.
● Dodehoekbewaking : Activeert of
deactiveert de dodehoekdetec‐
tie.
● Traction control : Activeert of
deactiveert het Traction Control-
systeem.● Bandenspan.contr. : Initialiseert
het detectiesysteem voor
bandenspanningsverlies.
● Diagnose : Toont waarschu‐
wingsberichten voor het diagno‐ sesysteem.
Vooraf ingestelde snelheden opslaan
in geheugen
Met deze functies kunt u maar liefst zes snelheidsinstellingen voor decruisecontrol en de snelheidsbegren‐
zer instellen. Er zijn standaard al
enkele snelheden in het geheugen
opgeslagen.
● _ indrukken.
● Selecteer Snelheden
aanpassen .
● Selecteer Cruisecontrol of
Snelheidsbegrenzer .
● Selecteer de te wijzigen snel‐
heidsinstelling.
● Voer de nieuwe snelheidswaarde
in via het toetsenblok en bevestig deze met A/OK .
● Bevestig nogmaals met A/OK
om het menu af te sluiten.
Instellingen van de auto.
_ indrukken.
Selecteer Instellingen van de auto. .
In de bijbehorende submenu's kunt u
de volgende instellingen veranderen:
● Parkeren
Ruitenwisser achter bij
inschakelen achteruit : Activeert
Page 136 of 297

134VerlichtingAchterlichtenDe achterlichten branden samen met
het dimlicht / groot licht en de zijmar‐
keringslichten.
Automatische verlichting
Wanneer de automatische verlichting
is ingeschakeld en de motor loopt,
wordt er automatisch gewisseld
tussen dagrijlicht en automatische
verlichting afhankelijk van het omge‐
vingslicht en de informatie afkomstig
van het wissersysteem.
Dagrijlicht 3 136.
Automatische
koplampinschakeling
Wanneer het omgevingslicht zwak is, worden de koplampen ingeschakeld.
Bovendien worden de koplampen
ingeschakeld als de ruitenwissers
enkele slagen geactiveerd zijn.
Grootlicht
Om het grootlicht in te schakelen, de
hendel tot voorbij het weerstandspunt
trekken.
Grootlichtassistentie
De camera in de voorruit de lichten
van tegemoetkomende voertuigen of
voorliggers detecteert. De grootlicht‐
assistentie blijft geactiveerd en scha‐
kelt het grootlicht automatisch in en
uit. De laatste instelling van de groot‐ lichtassistentie blijft gehandhaafd
wanneer het contact weer wordt inge‐ schakeld.
Deze functie activeert 's nachts auto‐
matisch het groot licht bij een rijsnel‐ heid van meer dan 25 km/u.
Het systeem schakelt automatisch
terug op dimlicht wanneer:
● Een sensor de lichten van voor- of tegenliggers detecteert.
● In stadsverkeer wordt gereden.
● De snelheid minder dan 15 km/u is.
● Het mistig is of sneeuwt.
● De mistlampen voor of achter zijn
ingeschakeld.
Zodra er geen beperkingen meer
worden herkend, schakelt het
systeem het grootlicht weer in.
Page 187 of 297

Rijden en bediening185Snelheidslimiet hervatten
Druk op de knop om terug te gaan
naar de opgeslagen maximumsnel‐
heid.
Systeem uitschakelen
Draai de knop naar 0 om het systeem
uit te schakelen.
Storing
Bij een storing in de snelheidsbegren‐ zer wordt de ingestelde snelheid
gewist, waarbij de streepjes gaan
knipperen.
De snelheidsbegrenzer werkt moge‐
lijk niet goed, als de verkeersborden
niet voldoen aan het Verdrag van
Wenen inzake verkeersborden en verkeerstekens.
Adaptieve cruise control
De adaptieve cruisecontrol is een
verbetering van de conventionele
cruisecontrol en biedt als aanvullende functie het aanhouden van een
bepaalde volgafstand tot een voorlig‐
ger. Het systeem gebruikt een
camera bovenaan de voorruit en een
radarsensor in de voorbumper om de
voorliggers te detecteren. Als er zich
geen voertuig voor u bevindt, zal de
adaptieve cruise control zich als een
conventionele cruise control gedra‐
gen.
De adaptieve cruisecontrol verlaagt
automatisch de rijsnelheid wanneer u een langzamer rijdende auto nadert.
Vervolgens wordt de rijsnelheid op de geselecteerde volgafstand aange‐
past aan die van de voorligger. De
rijsnelheid neemt toe of af met die van
de voorligger, maar zal de ingestelde snelheid niet overschrijden. De cruisecontrol kan beperkt remmen, met
geactiveerde remlichten.
Als de voorligger accelereert of van rijstrook wisselt, laat de adaptieve
cruisecontrol u weer snel naar de
ingestelde snelheid accelereren. Als
Page 195 of 297

Rijden en bediening193Storing
Bij een storing in de adaptieve crui‐
secontrol licht er een waarschuwings‐ lampje op, verschijnt er een bericht op
de instrumentengroep en klinkt er een
geluidssignaal.
De adaptieve cruisecontrol werkt
mogelijk niet goed, als de verkeers‐
borden niet voldoen aan het Verdrag
van Wenen inzake verkeersborden
en verkeerstekens.
Laat het systeem nakijken door een dealer of een erkende werkplaats.
Gebruik het systeem om veiligheids‐
redenen niet als de remlichten defect
zijn.
Frontaanrijdingswaarschu‐ wing
De frontaanrijdingswaarschuwing
kan helpen schade bij frontale aanrij‐
dingen te vermijden of beperken.
De frontaanrijdingswaarschuwing
gebruikt de frontcamera in de voorruit en een radarsensor in de voorbumper
om een voorligger direct vóór u te
kunnen detecteren.Als een voorligger te snel nadert,
klinkt er een geluidssignaal en
verschijnt er een waarschuwing in het Driver Information Centre.9 Waarschuwing
De frontaanrijdingswaarschuwing
is een waarschuwingssysteem dat de remmen niet activeert. Bij het
met een te hoge snelheid naderen
van een voorligger, is er mogelijk
onvoldoende tijd om een aanrij‐
ding te voorkomen.
De bestuurder aanvaardt de volle
verantwoordelijkheid voor het
bewaren van een veilige onder‐
linge afstand bij de betreffende
verkeers-, weers- en zichtomstan‐
digheden.
De bestuurder moet onder het
rijden altijd zijn of haar onver‐
deelde aandacht aan het verkeer
geven. De bestuurder moet altijd gereed zijn om actie te onderne‐
men en te remmen.
Inschakelen
De frontaanrijdingswaarschuwing
werkt automatisch en detecteert voer‐ tuigen bij alle snelheden tussen 5 en
85 km/u. Het systeem detecteert stil‐
staande voertuigen bij een rijsnelheid
onder 80 km/u.
De bestuurder alarmeren
De bestuurder wordt gewaarschuwd
aan de hand van het volgende:
● Symbool I gaat branden en er
verschijnt een waarschuwings‐
bericht op het Driver Information
Center, wanneer de volgafstand
te klein wordt.
● Symbool I gaat branden en er
verschijnt een waarschuwings‐
bericht op het Driver Information
Center in combinatie met een
geluidssignaal, wanneer een
botsing dreigt en de bestuurder
onmiddellijk moet ingrijpen.
Page 196 of 297

194Rijden en bediening9Waarschuwing
De frontaanrijdingswaarschuwing
is een waarschuwingssysteem dat de remmen niet activeert. Bij het
met een te hoge snelheid naderen
van een voorligger, is er mogelijk onvoldoende tijd om een aanrij‐
ding te voorkomen.
De bestuurder aanvaardt de volle
verantwoordelijkheid voor het
bewaren van een veilige onder‐
linge afstand bij de betreffende
verkeers-, weers- en zichtomstan‐
digheden.
De bestuurder moet onder het
rijden altijd zijn of haar onver‐
deelde aandacht aan het verkeer
geven. De bestuurder moet altijd gereed zijn om actie te onderne‐
men en te remmen.
Voorzichtig
De kleur van dit waarschuwings‐
lampje komt niet overeen met
plaatselijke verkeerswetten met
betrekking tot uw afstand tot de
voorligger. De bestuurder is te
allen tijde volledig verantwoorde‐
lijk voor het op een veilige afstand volgen van de voorligger, volgens
de betreffende verkeersregels, het weer en de toestand van de weg.
De gevoeligheid van het systeem
instellen
In het menu 3 127 van de persoon‐
lijke instellingen moet u de systeem‐
gevoeligheid instellen op dichtbij,
normaal of veraf.
De gekozen instelling wordt gehand‐
haafd totdat deze wordt aangepast.
De timing van de waarschuwingen
verandert met de rijsnelheid. Hoe
sneller de auto rijdt, hoe verder de
waarschuwing wordt gegeven. Houd
bij het selecteren van de timing van
de waarschuwingen rekening met de
verkeerssituatie en de weersomstan‐
digheden.
Uitschakelen
Het systeem is alleen uit te schakelen door activering van de actieve nood‐
rem in de persoonlijke instellingen
3 127.
Systeembeperkingen De frontaanrijdingswaarschuwing is
bedoeld om alleen te waarschuwen
voor voertuigen, maar kan ook op
andere obstakels reageren.
In de volgende gevallen detecteert de
frontaanrijdingswaarschuwing
wellicht geen voorliggers of kunnen
de prestaties van de sensor beperkt
zijn:
● bij ritten op bochtige of heuvel‐ achtige wegen
● bij nachtelijke ritten
● bij een beperkt zicht door weers‐ omstandigheden, zoals bij mist,
regen of sneeuw
Page 197 of 297

Rijden en bediening195● de sensor in de voorruit wordtafgedekt door (natte) sneeuw, ijs,modder, vuil etc.
● de voorruit is beschadigd of bedekt met vreemde voorwer‐
pen, bijv. stickers
Actieve noodrem
De actieve noodrem kan helpen om
de schade en letsel door aanrijdingen
met voertuigen, voetgangers of
obstakels direct vóór de auto te
beperken, indien een aanrijding door
remmen of sturen niet langer kan
worden vermeden. Voordat de
actieve noodrem ingrijpt, wordt de
bestuurder gewaarschuwd door de
frontaanrijdingswaarschuwing of de voetgangersbescherming vóór.
Frontaanrijdingswaarschuwing
3 193
Voetgangersbescherming vóór
3 197
Deze functie maakt gebruik van input uit vele bronnen ( bijv. camerasensor,
radarsensor, remdruk, rijsnelheid) om
de waarschijnlijkheid van een frontale aanrijding te berekenen.9 Waarschuwing
Dit systeem is niet bedoeld om de
verantwoordelijkheid van de
bestuurder, voor het besturen van
de auto en anticiperen op de
verkeerssituatie, over te nemen.
Het is alleen bedoeld als aanvul‐
ling om de rijsnelheid vóór een
botsing te verlagen.
Het systeem reageert mogelijk
niet op dieren. Na een plotselinge
verandering van rijstrook, heeft
het systeem enige tijd nodig om de
nieuwe voorligger te detecteren.
De bestuurder moet altijd gereed
zijn om actie te ondernemen en te remmen en sturen om aanrijdin‐
gen te voorkomen.
Werking
Het actieve noodstopsysteem is voor‐
zien van een frontcamera en werkt in
vooruitversnellingen boven wandel‐tempo tot 85 km/u. Het systeem
detecteert stilstaande voertuigen
alleen bij een rijsnelheid onder
80 km/u. Het detecteert voetgangers
alleen bij een rijsnelheid onder
60 km/u.
Een voorwaarde is dat de actieve
noodrem niet is geactiveerd in de
persoonlijke instellingen 3 127.
Bij deactivering gaat m branden op
de instrumentengroep en er
verschijnt een waarschuwingsbericht
in het Driver Information Center.
Als het systeem uitgeschakeld is,
wordt het bij de volgende keer inscha‐
kelen van het contact automatisch
opnieuw ingeschakeld.
Het systeem omvat: ● automatisch noodstopsysteem
● frontaanrijdingswaarschuwing
● voetgangersbescherming vóór
automatisch noodstopsysteem
Na het activeren van het remvoorbe‐
reidingssysteem en net voor het
moment van aanrijding past deze
functie automatisch beperkte remac‐
tie toe om de snelheid te verlagen of
een botsing te voorkomen.
Page 199 of 297

Rijden en bediening197● Bij nachtelijke ritten.
● De voorruit is beschadigd of bedekt met vreemde voorwer‐
pen, bijv. stickers.
Houd als bestuurder onderweg altijd
uw aandacht bij het verkeer en wees altijd paraat om handelend op tetreden door bij dreigende botsingen
op de rem te trappen en/of de auto
weg te sturen.
In de volgende gevallen adviseren we u om het systeem te deactiveren in
het menu Persoonlijke instellingen:
● bij het trekken van een aanhan‐ ger of caravan
● bij het vervoer van lange voor‐ werpen op een imperiaal of
dakdrager
● wanneer de auto wordt gesleept met een draaiende motor
● wanneer er sneeuwkettingen zijn
aangebracht
● wanneer een reservewiel is gemonteerd dat kleiner is dan de
overige wielen● alvorens een automatische wasstraat binnen te rijden met
een draaiende motor
● alvorens de auto op een rollen‐ bank te plaatsen in een werk‐
plaats
● als de voorruit beschadigd is in de buurt van de camera
● als de voorbumper beschadigd is
● als de remlichten niet werken
Storing
Als het systeem moet worden nage‐
keken, brandt m op de instrumen‐
tengroep, verschijnt er een bericht op
het Driver Information Center en klinkt er een geluidssignaal.
Als het systeem niet naar behoren
functioneert, verschijnen er berichten
op het Driver Information Center.
Boordinformatie 3 126.Voetgangersbescherming
vóór
Voetgangersbescherming vóór voor‐komt of vermindert mogelijk letsel
voetgangers bij een frontale aanrij‐
ding in een vooruitversnelling.
Het systeem gebruikt de frontcamera
in de voorruit en een radarsensor in
de voorbumper om een voetganger
direct vóór u te kunnen detecteren.
Voetgangersbescherming vóór kan in een vooruitversnelling bij snelheden
tussen 5 en 60 km/u voetgangers
detecteren en ervoor waarschuwen.
Bij 's nachts rijden werkt het systeem
beperkt.9 Gevaar
Het remsysteem voor voetgan‐
gers vóór geeft geen waarschu‐
wing en remt de auto niet automa‐ tisch af, tenzij het een voetganger
detecteert.
Het systeem beschermt mogelijk
niet voetgangers, waaronder
kinderen, wanneer de voetganger