sensor OPEL VIVARO C 2020 Gebruikershandleiding (in Dutch)
[x] Cancel search | Manufacturer: OPEL, Model Year: 2020, Model line: VIVARO C, Model: OPEL VIVARO C 2020Pages: 297, PDF Size: 10.28 MB
Page 200 of 297

198Rijden en bedieningzich niet direct vóór de auto
bevindt, niet geheel zichtbaar is,
niet rechtop staat of onderdeel van een groep is.
Voetgangersbescherming vóór
omvat onder meer:
● voetganger vóór de auto detec‐ teren
● waarschuwing voetganger vóór
Voetgangersbescherming vóór wordt
samen met de frontaanrijdingswaar‐
schuwing geactiveerd.
Frontaanrijdingswaarschuwing
3 193.
Voetganger vóór de auto
detecteren
Een voetganger vóór u wordt aange‐
geven door een symbool op de instru‐
mentengroep.
Waarschuwing voetganger vóór Bij te snel naderen van een gedetec‐
teerde voetganger verschijnt er een waarschuwingsbericht op het DriverInformation Center. Er klinkt een
geluidssignaal.
Bij de waarschuwing voetganger vóór
werkt de cruisecontrol of de adap‐
tieve cruisecontrol mogelijk niet.
Systeembeperkingen In de volgende gevallen detecteert de
voetgangersbescherming vóór
mogelijk geen voetganger vóór de
auto of werkt de sensor mogelijk maar beperkt:
● de rijsnelheid is buiten het bereik
van 5 km/h tot 60 km/h in eenvooruitversnelling
● de afstand tot een voetganger vóór de auto is meer dan 40 m
● bij ritten op bochtige of heuvel‐ achtige wegen
● bij nachtelijke ritten
● bij een beperkt zicht door weers‐ omstandigheden, zoals bij mist,
regen of sneeuw
● de sensor in de voorruit wordt afgedekt door (natte) sneeuw, ijs,
modder, vuil etc.
● de voorruit is beschadigd of bedekt met vreemde voorwer‐
pen, bijv. stickersParkeerhulp
Algemene informatie
Wanneer er een aanhanger of fiets‐
drager op de trekhaak is gemonteerd, wordt de parkeerhulp gedeactiveerd.9 Waarschuwing
De bestuurder is zelf geheel
verantwoordelijk voor het inparke‐ ren.
Controleer bij het achteruit- en
vooruitrijden en het gebruik van de
parkeerhulp de zone rondom de
auto.
Parkeerhulp achter
Het systeem waarschuwt u bij een
ingeschakelde achteruitversnelling
met akoestische signalen voor obsta‐ kels achter de auto op een afstand
kleiner dan 50 cm.
Het systeem gebruikt ultrasone
parkeerhulpsensoren in de achter‐
bumper.
Page 202 of 297

200Rijden en bedieningHet systeem gebruikt ultrasone
parkeerhulpsensoren in de achter- en voorbumper.
Inschakelen
Wanneer bij een rijsnelheid lager dan
10 km/h een obstakel voor de auto
wordt gedetecteerd, wordt naast de
parkeerhulp ook de parkeerhulp voor
geactiveerd.Info-Display zonder aanraakscherm
Het systeem is klaar voor gebruik,
wanneer het led-lampje in de
parkeerhulpknop é niet brandt.Info-Display met aanraakscherm
Activeer de parkeerhulp in de
persoonlijke instellingen 3 127.
Melding
Afhankelijk van de kant waar de auto
dichter bij een obstakel is, klinken er
aan de betreffende zijde akoestische
waarschuwingssignalen in de auto.
De geluidssignalen volgen elkaar
sneller op naarmate de afstand tot dat
obstakel afneemt. Is de afstand klei‐
ner dan ongeveer 30 cm, dan klinkt er een continu geluid.
Ook wordt de afstand tot obstakels
voor en achter de auto weergegeven
door veranderlijke afstandslijnen op
het Info-Display 3 123.
Als de auto langer dan 3 seconden in
een vooruitversnelling stopt, als de
automatische versnellingsbak op P
staat of als er geen andere obstakels worden gedetecteerd, klinken er geen
geluidssignalen.
Uitschakelen
Het systeem wordt automatisch uitge‐
schakeld door bij een rijsnelheid van
meer dan 10 km/u op de parkeerhulp‐
knop é te drukken.
Info-Display zonder aanraakscherm
Druk op é om het systeem uit te
schakelen. Het led-lampje in de knop gaat branden, wanneer het systeem
gedeactiveerd is.Info-Display met aanraakscherm
Deactiveer de parkeerhulp in de
persoonlijke instellingen 3 127.
Als het systeem handmatig uitge‐
schakeld is, wordt het bij de volgende
keer inschakelen van het contact niet automatisch opnieuw ingeschakeld.
Systeembeperkingen Bij een storing of als het systeemtijdelijk niet goed werkt, bijv. vanwege
veel geluid buiten of andere storende factoren, gaat H op de instrumen‐
tengroep branden. Er verschijnt een
bericht op het Driver Information
Center.
9 Waarschuwing
Onder bepaalde omstandigheden
kunnen reflecterende oppervlak‐
ken van uiteenlopende aard op
voorwerpen of kleding evenals
Page 203 of 297

Rijden en bediening201externe geluidsbronnen ertoe
leiden dat het systeem obstakels niet waarneemt.
In het bijzonder moet gelet worden op lage obstakels die het onderstegedeelte van de bumper kunnen
beschadigen.Voorzichtig
Het systeem werkt eventueel
minder goed wanneer de senso‐
ren zijn bedekt, bijv. met ijs of
sneeuw.
Het parkeerhulpsysteem werkt bij
een zware belading eventueel
minder goed.
Voor grotere auto's in de buurt
(bijv. off-roads, minivans, vans)
gelden speciale voorwaarden. De
objectherkenning en de juiste
afstandsindicatie in het bovenste
deel van deze voertuigen kan niet
worden gegarandeerd.
Objecten met een erg klein reflec‐ tievlak, bijv. smalle voorwerpen of
zachte materialen, herkent het
systeem mogelijkerwijs niet.
Parkeerhulpsystemen detecteren
geen voorwerpen buiten het
detectiebereik.
Blindehoeksysteem
Het dodehoeksysteem detecteert en
meldt objecten die zich, binnen een
bepaalde dode hoek, aan weerszij‐
den van de auto bevinden. Het
systeem geeft een visueel alarm visu‐ eel in elke buitenspiegel bij het detec‐
teren die in de binnen- en buitenspie‐ gels wellicht niet zichtbaar zijn.
Het blindehoeksysteem maakt
gebruik van sommige sensoren van
de parkeerhulp in de voor- en achter‐
bumper aan beide zijden van de auto.
9 Waarschuwing
Het blinde-hoeksysteem vervangt
het zicht van de bestuurder niet.
Het systeem detecteert geen:
● auto's die zich buiten de blinde hoeken bevinden, en die moge‐
lijk snel naderen
● voetgangers, fietsers of dieren Controleer voordat u van rijstrook
verandert altijd alle spiegels, kijk
over uw schouder en gebruik de
richtingaanwijzer.
Inschakelen
Info-Display zonder aanraakscherm
T indrukken.
Info-Display met aanraakscherm
Activeer de functie in de Persoonlijke
instellingen.
Page 204 of 297

202Rijden en bedieningPersoonlijke instellingen 3 127.
T brandt groen op de instrumenten‐
groep om aan te geven dat het
systeem geactiveerd is.
Werking
Wanneer het systeem tijdens het
vooruitrijden een voertuig in een dode hoek detecteert, gaat een ledje in de
desbetreffende buitenspiegel bran‐
den.
Het led-lampje gaat bij detectie van
het voertuig onmiddellijk branden.
Wanneer u zelf langzaam inhaalt,
gaat het led-lampje met vertraging branden.
Gebruiksvoorwaarden
Voor een juiste werking moet aan de volgende voorwaarden zijn voldaan:
● alle voertuigen rijden in dezelfde richting en in aangrenzende rijst‐
roken
● uw auto heeft een rijsnelheid tussen 12 en 140 km/h
● u haalt in met een relatief snel‐ heidsverschil kleiner dan
10 km/h
● u wordt ingehaald door een ander voertuig met een relatief
snelheidsverschil kleiner dan
25 km/h
● de verkeersstroom is normaal
● u rijdt op een weggedeelte met geen of weinig bochten
● er hangt geen aanhangwagen achter de auto
● de sensoren zijn niet bedekt met modder, ijs of sneeuw
● de waarschuwingszones in de buitenspiegels of de detectiezo‐
nes op voor- en achterbumper
zijn niet bedektEr wordt niet gewaarschuwd in de
volgende situaties:
● als obstakels niet bewegen, bijv. geparkeerde voertuigen,
verkeersdrempels, straatverlich‐
ting, verkeersborden
● bij voertuigen die in tegenge‐ stelde richting rijden
● bij ritten op slingerende wegen of
in scherpe bochten
● u haalt een zeer lang voertuig, bijv. een vrachtwagen, bus, in of
wordt erdoor ingehaald en dit
voertuig wordt niet alleen opge‐
merkt door de dodehoekdetectie,
maar is tevens zichtbaar in het
gebied voor de auto
● in zeer druk verkeer: gedetec‐ teerde voertuigen voor en achter
uw auto worden ten onrechte
geïnterpreteerd als een vracht‐
wagen of een stilstaand obstakel
● wanneer u op te hoge snelheid inhaalt
UitschakelenInfo-Display zonder aanraakscherm
B indrukken.
Page 205 of 297

Rijden en bediening203Info-Display met aanraakscherm
Het systeem wordt geactiveerd in de Persoonlijke instellingen 3 127.
T dooft op de instrumentengroep.
Ook klinkt er een geluidssignaal.
De stand van het systeem wordt bij
uitschakeling van het contact opge‐
slagen.
Bij het aankoppelen van een aanhan‐
ger of een fietsendrager wordt het systeem automatisch gedeactiveerd.
Bij slecht weer zoals bijvoorbeeld
zware regenval, neemt het systeem
mogelijk onjuist waar.
Storing
Bij een storing knippert T even op de
instrumentengroep in combinatie met
R en een displaybericht. Oorzaak
van de storing onmiddellijk door een
werkplaats laten verhelpen.
Panoramazichtsysteem
Met dit systeem ziet u de omgeving van de auto op het Info-Display als
een afbeelding van bijna 180°, als het ware van boven af.Het systeem gebruikt:
● camera achter, in de achterklep
● ultrasone parkeerhulpsensoren in de achterbumper
Het scherm van het Info-Display is in
tweeën gesplitst. Rechts staat een
bovenaanzicht van de auto en links
een achteraanzicht. De parkeersen‐
soren vormen een aanvulling op het
panoramische bovenaanzicht van de
auto.
Wijzig het volume van de akoestische signalen door op 4 te tikken in de
rechter onderhoek van het scherm.
Inschakelen
Het panoramazichtsysteem wordt geactiveerd door:
● achteruitversnelling inschakelen
● snelheden tot 10 km/u
Werking
Links op het display kunt u de
verschillende weergaven kiezen. U
kunt het type weergave tijdens een
manoeuvre altijd wijzigen door het
display linksonder aan te raken:
● Standaardweergave
● Stand AUTO
● Ingezoomde weergave
● 180° voor
Bij het kiezen van een bepaalde
weergave wordt het display onmid‐
dellijk bijgewerkt.
Stand AUTO wordt standaard inge‐
schakeld. In deze modus kiest het
systeem op basis van de informatie
van de parkeersensoren de beste
weergave, de standaardweergave of
ingezoomde weergave.
Page 208 of 297

206Rijden en bediening9Waarschuwing
De achteruitrijcamera kan nooit
het zicht van de bestuurder
vervangen. Let op: voorwerpen
die zich buiten het bereik van de
camera en de sensoren van de
parkeerhulp bevinden, bijv. onder
de bumper of onder de auto,
worden niet getoond.
Gebruik niet alleen de achteruit‐ kijkcamera om achteruit te rijden
of te parkeren.
Controleer vóór het wegrijden
altijd de omgeving van de auto.
Het beeld van de camera verschijnt
op het Info-Display 3 123 of op de
binnenspiegel 3 42.
De camera bestrijkt slechts een
beperkt gebied. De afstand op het
beeld op de display, verschilt van de
werkelijke afstand.
Inschakelen
De achteruitkijkcamera wordt auto‐
matisch ingeschakeld als de auto in
de achteruitversnelling wordt gescha‐
keld.
Uitschakelen
De camera wordt uitgeschakeld
wanneer er een vooruitversnelling
wordt ingeschakeld.
Hulplijnen
Het gebied achter de auto wordt
weergegeven op het scherm. De
verticale lijnen geven de breedte van
de auto aan met de spiegels uitge‐
klapt.
De eerste horizontale lijn ligt op een
afstand van zo'n 30 cm van de rand
van de achterbumper. De bovenste
horizontale lijnen liggen op zo'n 1 en
2 m afstand van de achterbumper.
De richtlijnen kunnen worden uitge‐ schakeld in de Persoonlijke instellin‐
gen 3 127.
Systeembeperkingen De achteruitkijkcamera werkt moge‐
lijkerwijs niet goed:
● in een donkere omgeving
● de lichtbundel van koplampen valt rechtstreeks in de camera‐
lenzen
● door weersomstandigheden beperkt zicht, zoals bij mist,
regen of sneeuw
Page 243 of 297

Verzorging van de auto241
Trek de klep linksboven en dan rechtseraf.
Versie 1 (Eco)
Nr.Stroomkring1Koppelingsschakelaar, stuur‐
bekrachtiging4Claxon5Voorste en achterste ruiten‐
vloeistofpomp6Voorste en achterste ruiten‐
vloeistofpomp712V-aansluiting achterin8Achterruitwissers10/11Centrale vergrendeling13Head-updisplay, bedienings‐
elementen klimaatregeling,
bedieningselementen Info‐
tainmentsysteem, versnel‐
lingshendel14Diefstalalarmsysteem, tele‐
maticamodule17Instrumentengroep19Afstandsbediening op stuur‐
wiel21Anti-diefstalsysteem of elek‐
tronisch sleutelsysteemNr.Stroomkring22Frontcamera, regen- en licht‐
sensor23Gordelwaarschuwing24Parkeerhulp, Infotainment‐
systeem, achteruitkijkcamera25Airbags29Infotainment-systeem31Infotainmentsysteem (+ accu)32Voorste stekkerdoos34Binnenspiegel, dodehoekbe‐
wakingssysteem, bedienings‐
elementen portierspiegels35Verwarmde sproeierstralen,
koplampverstelling36Interieurverlichting, zaklam‐
poplader
Page 244 of 297

242Verzorging van de autoVersie 2 (volledig)Nr.Stroomkring1Anti-diefstalsysteem of
elektronisch sleutelsys‐
teem5Parkeerhulp, Infotain‐
mentsysteem, achter‐
uitkijkcamera7Bedieningselementen
klimaatregeling achter,
versterker audiosys‐
teem8AchterruitwissersNr.Stroomkring10/11Centrale vergrendeling12Anti-diefstalalarmsys‐
teem1712V-aansluiting
achterin18Telematicamodule21Interieurverlichting,
zaklampoplader22Interieurverlichting,
verlichting handschoe‐
nenkastje23Dodehoekbewakings‐
systeem, bedienings‐
elementen portierspie‐
gels24Afstandsbediening op
stuurwiel25Instellen koplampreik‐
wijdte26Gordelwaarschuwing27Frontcamera, regen- en
lichtsensorNr.Stroomkring28Head-updisplay, bedie‐
ningselementen
klimaatregeling voor,
bedieningselementen
Infotainmentsysteem,
versnellingshendel30A of 30BAudiosysteem (+ accu)31Airbag33Voorste stekkerdoos35Instrumentengroep36Infotainment-systeem
Page 288 of 297

286KlantinformatieDivX, LLC
DivX ®
en DivX Certified ®
zijn gedepo‐
neerde handelsmerken van DivX,
LLC.Google Inc.
Android™ en Google Play™ Store zijn handelsmerken van Google Inc.Verband der Automobilindustrie e.V.
AdBlue ®
is een gedeponeerd
handelsmerk van de VDA.Registratie van
voertuigdata en privacy
Event Data Recorders(EDR)
Er zijn elektronische regeleenheden
in uw auto gemonteerd. Regeleenhe‐ den verwerken gegeven die, bijvoor‐
beeld, afkomstig zijn van autosenso‐
ren of die de regeleenheden zelf
aanmaken of onderling uitwisselen.
Sommige regeleenheden zijn vereist
voor een veilige werking van uw auto,
andere bieden ondersteuning tijdens
het rijden (bestuurdersondersteu‐
ningssystemen) of verzorgen
comfort- of Infotainmentfuncties.
Hieronder volgt algemene informatie
over gegevensverwerking in de auto.
U vindt extra informatie over welke
specifieke gegevens worden
geüpload, opgeslagen en doorgege‐
ven aan derden en voor welke doel‐
einden in uw auto onder het trefwoord
Gegevensbescherming gekoppeld
aan de verwijzingen voor de desbe‐
treffende functionele eigenschappen
in de desbetreffende gebruikershand‐leiding of in de algemene verkoop‐
voorwaarden. U kunt deze ook online
inzien.
Bedieningsgegevens in de auto Regeleenheden verwerken gege‐
vens voor bediening van de auto.
Dergelijke gegevens omvatten,
bijvoorbeeld:
● statusinformatie over de auto (bijv. snelheid, massatraagheid,
dwarsversnelling, snelheid van
de afzonderlijke wielen, lampje "veiligheidsgordels omgedaan")
● omgevingsomstandigheden (bijv. temperatuur, regensensor,
afstandssensor)
De meeste van deze gegevens zijn
vluchtig van aard en worden alleen in de auto zelf verwerkt, zodat ze niet
buiten de bedieningsperiode om
bewaard blijven. Regeleenheden
(met inbegrip van de autosleutel)
gebruiken vaak een voorziening voor
gegevensopslag. Dit om tijdelijke of
permanente opslag mogelijk te
maken met betrekking tot de autocon‐
ditie, de belasting van componenten,
Page 295 of 297

293Panoramazichtsysteem..............203
Parkeerhulp ............................... 198
Parkeerverwarming ....................150
Parkeren .............................. 20, 163
Park pilot met ultrasoonsensoren 198
Partikelfilter ................................. 164
Pechhulp..................................... 131
Peilsensor motorolie ...................111
Persoonlijke instellingen ............127
Portieren ................................. 31, 34
Portier open ............................... 118
Profieldiepte ............................... 248
R Radiofrequentie-identificatie (RFID) ..................................... 289
Radio (Infotainmentsysteem)...... 127
REACH ....................................... 285
Regelbare instrumentenverlichting ...........138
Regensensor .............................. 117
Registratie van voertuigdata en privacy ..................................... 286
Remassistentie .......................... 175
Rem- en koppelingsvloeistof ......271
Remmen ............................ 174, 224
Remsysteem .............................. 114
Remvloeistof .............................. 224
Reservewiel ............................... 254
Richtingaanwijzers ............112, 137Richtingaanwijzers vooraan ......233
Rolschermen ............................... 47
Rugleuning neerklappen .............52
Ruiten ........................................... 43
Rijgedrag en aanhangertips ......212
Rijregelsystemen ........................175
Rijverlichting ........................ 12, 117
S Schakelen ........................... 114, 170
Schakel motor uit ........................114
Scharnierdeuren ........................... 34
Schuifdeuren ............................... 31
Selectieve katalysatorreductie ....165
Selective Ride Control ................176
Service ............................... 154, 268
Service-display .......................... 111
Service-indicatie ........................114
Service-informatie ...................... 268
Sjorogen ...................................... 84
Sleutels ........................................ 22
Sleutels, sloten ............................. 22
Sneeuwkettingen .......................249
Snelheidsbegrenzer ...........118, 182
Snelheidsmeter .......................... 107
SOS ............................................ 131
Spiegelverstelling ..........................9
Sproeiervloeistof ........................223
Startbeveiliging ............................ 40
Starten en bediening ..................156Starthulp gebruiken ...................259
Stoelpositie .................................. 49
Stoelverstelling .............................. 7
Stoelverwarming ........................... 54
Stop/Start-systeem .....................160
Storing ....................................... 172
Storingsindicatielamp ................113
Sturen ......................................... 156
Stuurbedieningsknoppen .............96
Stuurwiel ....................................... 97
Stuurwiel instellen .......................... 9
Stuurwielverstelling ...................... 96
Symbolen ....................................... 4
Systeemcontrole .........................114
T
Tafeltje .......................................... 89
Tanken ....................................... 211
Te laag brandstofpeil .................116
Toerenteller ............................... 109
Trekhaak .................................... 214
Trekken............................... 212, 260
Trekstang.................................... 212
Typeplaatje ................................ 273
U Uitlaatfilter........................... 115, 164
Uitlaatgassen ............................. 164
Uitrol-brandstofafsluiter .............160
Uitstapverlichting .......................140