OPEL VIVARO C 2020 Gebruikershandleiding (in Dutch)
Manufacturer: OPEL, Model Year: 2020, Model line: VIVARO C, Model: OPEL VIVARO C 2020Pages: 297, PDF Size: 10.28 MB
Page 221 of 297

Verzorging van de auto219Algemene informatie
Accessoires en modificaties van auto
Het wordt geadviseerd alleen gebruik te maken van originele onderdelen,
accessoires en andere uitdrukkelijk
door de fabriek voor uw autotype
goedgekeurde onderdelen. Voor
andere onderdelen kunnen wij – ook
als deze door autoriteiten of anders‐
zins zijn goedgekeurd – niet beoorde‐ len of deze betrouwbaar zijn en er
evenmin garant voor staan.
Bij eventuele aanpassingen, omzet‐
tingen of andere wijzigingen in de
standaard voertuigspecificaties
(waaronder, zonder beperkingen,
softwarematige aanpassingen,
aanpassingen in de elektronische
regeleenheden) wordt de door Opel
geboden garantie mogelijk ongeldig.
Bovendien kunnen dergelijke wijzi‐
gingen bestuurdersondersteunings‐ systemen, het brandstofverbruik, de
CO 2-uitstoot en andere uitstoot van
de auto nadelig beïnvloeden waar‐
door deze mogelijk niet meer voldoetaan de typegoedkeuring en de geldig‐
heid van uw kentekenbewijs in het
geding kan komen.Voorzichtig
Wanneer het voertuig getranspor‐
teerd wordt op een trein of een
takelwagen kunnen de spatlappen beschadigd worden.
Sneeuwkappen
Om ophopen van sneeuw bij de koel‐
ventilator radiateur te voorkomen,
adviseren we om sneeuwkappen aan te brengen.
De afdekkingen moeten op professi‐
onele wijze worden aangebracht,
roep de hulp in van een werkplaats.
Voorzichtig
Verwijder de beschermkappen als er sprake is van een van de
volgende situaties:
● De omgevingstemperatuur is
hoger dan 10 °C.
● Wanneer de auto wordt gesleept.
● De auto rijdt sneller dan 120 km/h.
Auto stallen
Langdurig stallen Wanneer u de auto meerdere maan‐
den moet stallen:
● Auto wassen en conserveren.● Conservering van motorruimte en bodemplaat laten controleren.
● Afdichtrubbers reinigen en conserveren.
● Brandstoftank helemaal vullen.
● Motorolie verversen.
● Sproeiervloeistofreservoir leeg‐ maken.
● Vorst- en corrosiebestendigheid koelvloeistof controleren.
● Bandenspanning instellen op de waarde voor maximale belading.
Page 222 of 297

220Verzorging van de auto● Auto in een droge en goedgeventileerde ruimte parkeren.
Eerste versnelling of achteruit‐
versnelling inschakelen of keuze‐ hendel in stand P zetten. Voor‐
komen dat auto kan wegrollen.
● Handrem niet aantrekken.
● Motorkap openen, alle portieren sluiten en auto vergrendelen.
● Poolklem van de minpool van de accu loskoppelen. Erop letten dat
geen van de systemen werkt,
waaronder het diefstalalarmsys‐
teem.
Weer in gebruik nemen Wanneer u de auto weer in gebruik
neemt:
● Poolklem op de minpool van de accu aansluiten. Elektrisch
bediende ruiten initialiseren
3 43.
● Bandenspanning controleren.
● Sproeiervloeistofreservoir vullen.
● Motoroliepeil controleren.● Koelvloeistofpeil controleren.
● Zo nodig kentekenplaten monte‐ ren.
Verwerking van sloopauto
Eventueel wettelijk verplichte infor‐
matie over autodemontagebedrijven
en de recycling van sloopauto's vindt
u op onze website. Laat dit werk
uitsluitend over aan een erkend auto‐ demontagebedrijf.Controle van de auto
Werkzaamheden uitvoeren9 Waarschuwing
Controles in de motorruimte alleen
met uitgeschakelde ontsteking
uitvoeren.
De koelventilator kan ook bij uitge‐ schakelde ontsteking gaan
draaien.
Page 223 of 297

Verzorging van de auto2219Gevaar
Het ontstekingssysteem werkt met
een extreem hoge spanning. Nietaanraken.
Motorkap
Openen
Open het bestuurdersportier.
Aan de ontgrendelingshendel trekken en in de uitgangspositie terugduwen.
Druk de veiligheidspal omhoog en
open de motorkap.
Windhaak vastzetten.
Sluiten
Steun vóór het sluiten van de motor‐
kap stevig in de houder duwen.
Laat de motorkap zakken en laat het
vanaf een lage hoogte (20-25 cm) in het slot vallen. Controleer of de
motorkap vergrendeld is.Voorzichtig
Druk de motorkap niet in het slot
om deuken te voorkomen.
Motorolie
Controleer het oliepeil ook regelmatig
manueel om schade aan de motor te voorkomen. Gebruik olie met de juiste specificatie.
Aanbevolen vloeistoffen en smeer‐
middelen 3 271.
Het maximale motorolieverbruik is
0,6 l per 1000 km.
Alleen op een vlakke ondergrond
controleren. De motor moet op
bedrijfstemperatuur zijn en minstens
5 minuten uitgeschakeld zijn
geweest.
Page 224 of 297

222Verzorging van de auto
Afhankelijk van de motor worden er
verschillende oliepeilstokken
gebruikt.
Trek de oliepeilstok eruit, wrijf hem
schoon, plaats hem volledig terug,
trek hem er weer uit en lees het moto‐ roliepeil af.
Wanneer het motoroliepeil tot het
merkteken MIN is gedaald, dan de
motorolie bijvullen.
Het wordt geadviseerd dezelfde soort
olie te nemen als voor de laatste olie‐
verversing is gebruikt.
Het motoroliepeil mag niet hoger staan dan het bovenste merkteken
MAX op de peilstok.
Voorzichtig
Tap of zuig overmatig bijgevulde
olie af. Start als het oliepeil boven
maximaal is de auto niet en neem
contact op met een werkplaats.
Inhouden 3 279.
Dop recht terugplaatsen en vast‐ draaien.
Koelvloeistof De fabrieksmatig bijgevulde koel‐
vloeistof biedt vorstbescherming tot
ca. –37 °C.
Voorzichtig
Alleen goedgekeurde antivries
gebruiken.
Koelvloeistof en anti-vries 3 271.
Page 225 of 297

Verzorging van de auto223KoelvloeistofpeilVoorzichtig
Een te laag koelvloeistofpeil kan
motorschade veroorzaken.
Bij een koud koelsysteem moet de koelvloeistof boven het merkteken
MIN staan. Bijvullen als het peil te
laag is.
9 Waarschuwing
Vóór het openen van de dop de
motor laten afkoelen. Dop voor‐
zichtig openen zodat de druk lang‐
zaam kan ontsnappen.
Gebruik voor bijvullen een mengsel
van een courante geconcentreerde
koelvloeistof met schoon kraanwater; verhouding 1 : 1. Gebruik schoon
kraanwater als er geen geconcen‐
treerde koelvloeistof voorhanden is.
Dop goed vastdraaien. Koelvloeistof‐
gehalte door een werkplaats laten
controleren en oorzaak van het koel‐
vloeistofverlies laten verhelpen.
Sproeiervloeistof
Schoon water vermengd met een
passende hoeveelheid goedge‐
keurde sproeiervloeistof bijvullen die
antivries bevat.
Voorzichtig
Alleen sproeiervloeistof met
voldoende antivries biedt
voldoende bescherming bij lage
temperaturen of een plotselinge
daling van de temperatuur.
Sproeiervloeistof 3 271.
Page 226 of 297

224Verzorging van de autoRemmen
Wanneer de remvoering een mini‐
male dikte heeft, hoort u een piepend geluid wanneer u remt.
Verder rijden is mogelijk maar laat de remblokken zo spoedig mogelijk
vervangen.
Na de montage van nieuwe remblok‐
ken de eerste paar ritten niet onnodig hard remmen.
Remvloeistof9 Waarschuwing
Remvloeistof is giftig en bijtend.
Contact met ogen, huid, textiel en
lakwerk vermijden.
De remvloeistof moet tussen de
merktekens DANGER en MAX staan.
Raadpleeg een werkplaats als het
vloeistofpeil lager dan DANGER is.
Rem- en koppelingsvloeistof 3 271.
Accu
De accu van de auto is onderhouds‐
vrij als het rijgedrag zodanig is dat
deze voldoende wordt opgeladen. Bij korte ritten en veelvuldig starten kan
de accu ontladen raken. Vermijd het
gebruik van onnodige elektrische
verbruikers.
Batterijen horen niet in het huisvuil
thuis. Ze moeten via speciale inza‐
melpunten gerecycled worden.
Wanneer de auto meer dan vier
weken achtereen stilstaat, kan de
accu ontladen raken. Poolklem van
de minpool van de accu loskoppelen.
Accu van de auto alleen bij uitgescha‐
kelde ontsteking aansluiten en
loskoppelen.
Ontlaadbeveiliging van accu 3 141.
Accu vervangen Let op
Elke afwijking van de in dit hoofdstuk gegeven instructies kan leiden tot
een tijdelijke uitschakeling of versto‐
ring van het stop-start-systeem.
Let er bij het vervangen van de accu
op dat er bij de pluspool geen lucht‐
roosters open zijn. Als er in dit gebied een uitstroomkanaal open is, moet dit
Page 227 of 297

Verzorging van de auto225met een afdekkap worden afgeslotenen moet de ventilatie bij de minpool
worden geopend.
Zorg dat de accu altijd wordt vervan‐
gen door hetzelfde type accu.
Laat de accu van de auto vervangen
door een werkplaats.
Stop-startsysteem 3 160.
Accu opladen9 Waarschuwing
Voorkom bij auto's met Stop/Start-
systeem dat het oplaadpotentieel
niet hoger wordt dan 14,6 V bij
gebruik van een acculader.
Anders kan de accu van de auto
beschadigd raken.
Starthulp gebruiken 3 259.
Ontlaadbeveiliging
Accuspanning
Wanneer de accuspanning laag is,
verschijnt er een waarschuwingsbe‐
richt op het Driver Information Center.
Wanneer de auto rijdt, deactiveert de
stroomverbruiksreductie bepaalde
functies zoals de airconditioning, de
achterruitverwarming, de stuurwiel‐
verwarming et cetera.
De gedeactiveerde functies worden
zodra de omstandigheden dat toela‐
ten automatisch weer ingeschakeld.
Stationair aanjagen
Als het nodig is om de accu op te
laden wegens een probleem met de
accu, moet het vermogen van de
dynamo worden vergroot. Dit kan
door stationair aanjagen, wat moge‐
lijk hoorbaar is.
Er verschijnt een bericht op het Driver Information Center.
Stekkerdoos
De elektrische aansluitingen worden
gedeactiveerd wanneer de accu‐
spanning te laag is.Waarschuwingslabel
Betekenis van symbolen:
● Geen vonken of open vlammen en niet roken.
● Bescherm de ogen altijd. Explo‐ sieve gassen kunnen blindheid of
letsel veroorzaken.
● Houd de accu buiten het bereik van kinderen.
● De accu bevat zwavelzuur dat blindheid of ernstige brandwon‐
den kan veroorzaken.
Page 228 of 297

226Verzorging van de auto● Zie de Gebruikershandleidingvoor meer informatie.
● Er kan explosief gas aanwezig zijn in de buurt van de accu.
Verwarmingsfuncties Let op
Bij een te hoge elektrische belasting werken specifieke verwarmings‐
functies, zoals de stoelverwarming
of de stuurverwarming, mogelijk
even niet. Na enkele minuten
werken ze dan weer wel.
Stroomspaarmodus
In deze modus deactiveert u elektri‐
sche verbruikers om overmatige
belasting van de voertuigaccu te
voorkomen. Deze verbruikers, zoals
het Infotainmentsysteem, de voorrui‐
tenwissers, de dimlichten, de instap‐
verlichting enz. kunnen in totaal maxi‐
maal ongeveer 40 minuten na het
uitschakelen van het contact worden
gebruikt.Stroomspaarmodus deactiveren
Bij het opnieuw starten van de motor
wordt de stroomspaarmodus automa‐ tisch gedeactiveerd. Laat de motor
draaien om het systeem voldoende
op te laden:
● gedurende minder dan 10 minuten om de verbruikers
ongeveer 5 minuten te gebruiken
● gedurende meer dan 10 minuten om de verbruikers
maximaal 30 minuten te gebrui‐
ken
Dieselbrandstofsysteem ontluchten
Na het leegrijden van de tank moet het dieselbrandstofsysteem worden
ontlucht. De ontluchtingsprocedure
verschilt tussen de motortypen
3 277 . Tank ten minste vijf liter diesel
bij voordat u de ontluchtingsproce‐
dure start.
Motoren DV5RUCd, DV5RUC 1. Contact inschakelen.
2. 1 minuut wachten en contact
uitschakelen.3. Probeer de motor te starten.
Als de motor na korte tijd niet start,
moet u de procedure herhalen.
Motoren DW10FEU, DW10FD,
DW10FDCU, DW10F
1. Contact inschakelen.
2. 6 seconden wachten en contact
uitschakelen.
3. De stappen 1 en 2 tien keer herha‐ len.
4. Probeer de motor te starten.
Als de motor na korte tijd niet start,
moet u de procedure herhalen.
Motor DV6DU 1. Motorkap openen.
2. Zo nodig de motorstijlafdekking losklikken om bij de opvoerpomp te
kunnen komen.
3. De opvoerpomp herhaaldelijk
bedienen totdat u weerstand voelt
(mogelijk voelt u meteen al weer‐
stand).
4. Probeer de motor te starten. Als de
motor na korte tijd niet start, zo'n 15 seconden wachten voordat u het
Page 229 of 297

Verzorging van de auto227weer probeert. Als de motor na
enkele pogingen niet start, stap 3
herhalen en de motor opnieuw probe‐
ren te starten.
5. De motorstijlafdekking plaatsen en
vastklikken.
6. Sluit de motorkap.
Wisserblad vervangen Voorruit
Schakel de ontsteking uit.
Bedien binnen 1 minuut na het
uitschakelen van het contact de
ruitenwisserhendel om de wisserbla‐
den verticaal op de voorruit te plaat‐
sen.
Til de wisserarm op totdat deze
rechtop blijft staan, maak het wisser‐
blad los en verwijder het.
Maak het ruitenwisserblad vast aan
de ruitenwisserarm en druk het in tot het vastklikt.
Breng de ruitenwisserarm voorzichtig
omlaag.
AchterruitDe wisserarm optillen. Maak het
wisserblad los zoals afgebeeld en
verwijder het.
Maak het ruitenwisserblad in een
lichte hoek vast aan de ruitenwisser‐ arm en druk het in tot het vastklikt.
Breng de ruitenwisserarm voorzichtig
omlaag.
Page 230 of 297

228Verzorging van de autoGloeilamp vervangenContact uitschakelen en desbetref‐
fende schakelaar uitschakelen of
portieren sluiten.
Nieuwe gloeilamp alleen aan fitting
vastpakken. Het glas van de gloei‐
lamp niet met blote handen aanraken.
Bij vervangen altijd hetzelfde type
gloeilamp gebruiken.
Vervang de gloeilampen van de
koplampen vanuit de motorruimte.
LampcontroleSchakel het contact in na het vervan‐
gen van een lamp en bedien en
controleer de lichten.
Halogeenkoplampen
Richtingaanwijzers voor 3 233.
De koplampmodule rechts is afge‐ beeld.
De gloeilamp van het dimlicht zit in de buitenste kamer ( 2)
De gloeilamp van het grootlicht zit in
de binnenste kamer ( 1)
De gloeilamp van het parkeerlicht zit
in de binnenste kamer ( 1)
De gloeilamp van het dagrijlicht zit in de buitenste kamer ( 2)
Dimlicht
1. Verwijder de beschermhoes.