OPEL VIVARO C 2020 Gebruikershandleiding (in Dutch)
Manufacturer: OPEL, Model Year: 2020, Model line: VIVARO C, Model: OPEL VIVARO C 2020Pages: 297, PDF Size: 10.28 MB
Page 251 of 297

Verzorging van de auto2499Waarschuwing
Rijden met ongeschikte banden of
wielen kan ongevallen veroorza‐
ken en de typegoedkeuring van de auto vervalt hierdoor.
Wieldoppen
Gebruik wieldoppen en banden die
door de fabriek voor de desbetref‐
fende auto zijn goedgekeurd en daar‐
mee aan alle eisen voor de desbe‐
treffende combinatie van wielen en
banden voldoen.
Als geen wieldoppen en banden
worden gebruikt die door de fabriek
zijn goedgekeurd, mogen de banden
niet voorzien zijn van een velgbe‐
schermingsrand.
Wieldoppen mogen de koeling van de remmen niet belemmeren.
9 Waarschuwing
Het gebruik van ongeschikte
banden of wieldoppen kan tot plot‐
seling drukverlies leiden met
ongelukken als mogelijk gevolg.
Auto's met stalen velgen: Bij gebruik van wielborgmoeren mogen de wiel‐
doppen niet worden bevestigd.
Sneeuwkettingen
Sneeuwkettingen zijn alleen toege‐
staan op de vooras.
Fijne sneeuwkettingen gebruiken, die (inclusief kettingslot) maximaal
9 mm buiten het loopvlak en de
binnenkant van de band uit steken.
9 Waarschuwing
Beschadigingen kunnen een klap‐
band veroorzaken.
Sneeuwkettingen zijn op alle toege‐
laten bandenmaten voor de auto
toegestaan.
Compact reservewiel Het gebruik van sneeuwkettingen op
een compact reservewiel is niet
toegestaan.
Bandenreparatieset
Lichte beschadigingen van het loop‐
vlak van de banden kan met de
bandenreparatieset worden verhol‐
pen.
Vreemde voorwerpen niet uit de
banden verwijderen.
Beschadigingen die groter zijn dan
4 mm of die in de bandwang zitten,
kunnen niet met de bandenreparatie‐
set worden verholpen.
Page 252 of 297

250Verzorging van de auto9Waarschuwing
Niet sneller rijden dan 80 km/u.
Niet langdurig gebruiken.
Bestuurbaarheid en rijeigen‐
schappen worden mogelijk nade‐
lig beïnvloed.
Bij een lekke band:
Handrem aantrekken, eerste versnel‐ ling, achteruitversnelling of P inscha‐
kelen.
De bandenreparatieset ligt in de
gereedschapskist onder de voorstoel
links. Gereedschapskist 3 243.
1. Neem de sticker met de snel‐ heidslimiet van de bandenrepara‐
tieset en plak deze in het zicht van de bestuurder.
2. Trek de elektrische kabel en de luchtslang uit de vakken aan de
onderkant van de set.
3. Draai de keuzeschakelaar A in de
stand "afdichtmiddel". Controleer
of de schakelaar B in de stand J
staat.
4. Rol de luchtslang volledig uit en schroef de dop van het uiteinde
van de slang. Sluit de slang aan
op het ventiel van de defecte
band.
5. Sluit de elektrische kabel aan op de voorste 12V-elektrische
aansluiting van de auto 3 100.
Om te voorkomen dat de accu
leegraakt, is het raadzaam de
motor te laten draaien.
Page 253 of 297

Verzorging van de auto251
6.Wipschakelaar op de compressor
in stand I zetten. De band wordt
vervolgens gevuld met afdicht‐
middel.
7. De manometer van de compres‐ sor geeft even max.
600 kPa (6 bar) aan wanneer de
patroon met afdichtmiddel wordt
geleegd (ongeveer 30 sec.). De
druk begint daarna weer te dalen.
8. Al het afdichtmiddel wordt in de band gepompt. De band wordt
vervolgens opgepompt.
9. De voorgeschreven bandenspan‐ ning moet binnen tien minuten
worden bereikt.
Bandenspanning 3 280.
Wanneer de juiste bandenspan‐
ning bereikt is de compressor
uitschakelen.
Wordt de voorgeschreven
bandenspanning niet binnen tien
minuten bereikt, verwijder dan de
bandenreparatieset. De auto één
wielomwenteling verrijden. Sluit
de bandenreparatieset weer aan
en zet de vulprocedure tien minu‐ ten lang door. Wordt de voorge‐
schreven bandenspanning dan
nog niet bereikt, dan is de band te
ernstig beschadigd. De hulp van
een werkplaats inroepen.Laat een teveel aan bandenspan‐
ning ontsnappen via de knop.
Laat de compressor niet langer
dan tien minuten werken.
10. Bandenreparatieset loskoppelen. Bandenreparatieset in de baga‐
geruimte opbergen.
11. Eventueel vrijgekomen afdicht‐ middel met een doek verwijderen.
12. Onmiddellijk gaan rijden, zodat het afdichtmiddel zich gelijkmatigin de band kan verspreiden. Stop
na ca. 5 km uiterlijk na tien minu‐
ten en controleer de bandenspan‐
ning. Draai de keuzeschakelaar
op de set naar het
Page 254 of 297

252Verzorging van de autoluchtpompsymbool. Sluit de lucht‐slang van de compressor aan ophet ventiel van de band. Vul de
band zoals eerder beschreven.
Laat een teveel aan bandenspan‐
ning ontsnappen via de knop op
de set.
Als de bandenspanning niet tot
onder 150 kPa (1,5 bar) is
gedaald, moet u de bandespan‐
ning instellen op de juiste waarde.
Maak anders geen gebruik van de auto. Roep de hulp in van een
werkplaats. 3 280
Herhaal de controleprocedure na
nog eens 10 km rijden maximaal
tien minuten om na te gaan dat er geen bandenspanningsverlies
meer optreedt.
Bij een bandenspanning lager
dan 150 kPa (1,5 bar) dient u de
auto niet meer te gebruiken. De
hulp van een werkplaats inroe‐
pen.
13. Bandenreparatieset in de baga‐ geruimte opbergen.Let op
De rijeigenschappen van de
herstelde band zijn veel minder
goed, daarom deze band laten
vervangen.
Bij abnormale geluiden of sterke
verhitting van de compressor, deze
minimaal 30 minuten lang uitscha‐
kelen.
Let op de vervaldatum van de set.
Na deze datum is niet meer gega‐
randeerd dat het middel nog goed
afdicht. Let op de bewaarinstructies
op de fles met afdichtmiddel.
Gebruikte patroon met afdichtmiddel
vervangen. Afvoeren volgens de
desbetreffende wettelijke voorschrif‐ ten.
De compressor en het afdichtmiddel zijn vanaf ca. -30 °C te gebruiken.De leiding en de patroon
verwijderen
1. Draai de leiding als geheel naar links totdat deze de module raakt.
Page 255 of 297

Verzorging van de auto2532. Ontkoppel de aansluiting van depatroon door deze een kwartslag
linksom te draaien.
3. Trek de leiding als geheel iets eruit en ontkoppel de aansluiting
van de luchtslang door deze een
kwartslag linksom te draaien.
4. Verwijder de luchtslang.
Houd de set verticaal en schroef
de patroon los van de onderkant.
5. Ga voor het aanbrengen van de nieuwe patroon en leiding in
omgekeerde volgorde te werk.
Wiel verwisselen De onderstaande voorbereidingen
treffen en de instructies opvolgen:
● Auto op een vlakke, stevige en slipvrije ondergrond parkeren.
Voorwielen in de rechtuitstand
draaien.
● Zet zo nodig een stopblok onder het wiel schuin tegenover het te
vervangen wiel.
● Handrem aantrekken en eerste versnelling, achteruitversnelling
of P inschakelen.
● Bij een zachte ondergrond, een stevige plank (max. 1 cm dik)
onder de krik leggen.
● Haal vóór het opkrikken van de auto altijd eventuele zware objec‐ten eruit.
● In de op te krikken auto mogen zich geen personen of dieren
bevinden.
● Nooit onder een opgekrikte auto kruipen.
● Opgekrikte auto niet starten.
● Reinig de wielbouten voordat u ze erin schroeft.9Waarschuwing
Smeer de wielbouten niet.
Page 256 of 297

254Verzorging van de autoAanhaalmomentenVoorzichtig
Let er bij een auto met lichtmeta‐
len wielen op dat u de wielbouten
minstens vijf slagen aanhaalt.
Er zijn twee verschillende soorten wielen met uiteenlopende bouten enaanhaalmomenten.
Het aanhaalmoment voor aluminium
wielen is 125 Nm.
Het aanhaalmoment voor stalen
wielen is 125 Nm.
Gebruik de juiste wielbouten voor de
desbetreffende wielen.
Kriksteunpunten
De getoonde kriksteunpunten gelden
bij het gebruik van opnamearmen en kriks voor het vervangen van winter-/
zomerbanden.
De positie van de achterste arm van
het hefplatform is midden onder het betreffende krikpunt op de auto.
De positie van de voorste arm van het
hefplatform is midden onder het
betreffende krikpunt op de auto.
Reservewiel
Het reservewiel bevindt zich in een
houder onder de vloerplaat.
De gereedschappen liggen in een kist in de voorstoel links 3 243.
Gebruik de krik alleen op de speci‐
fieke krikpunten 3 253.
Het reservewiel kan afhankelijk van de uitvoering en de landelijke bepa‐lingen ook als compact reservewiel
(thuiskomer) worden aangemerkt. In
dit geval geldt er een toegestane
Page 257 of 297

Verzorging van de auto255maximumsnelheid, ook al wordt ditniet op een label op het reservewiel
aangegeven.
Slechts één compact reservewiel monteren. Niet sneller rijden dan
80 km/u . In bochten langzaam rijden.
Niet langdurig gebruiken.Voorzichtig
Is het gemonteerde reservewiel
kleiner dan de andere wielen of
wordt het gebruikt in combinatie
met winterbanden, dan kunnen de
rijeigenschappen negatief worden
beïnvloed. Defecte band zo spoe‐
dig mogelijk laten vervangen.
Als de auto is uitgerust met een trek‐
haak, de achterkant van de auto op
een van de krikpunten van de auto
achter omhoog brengen om gemak‐
kelijker bij het reservewiel te kunnen
komen.
1. Open afhankelijk van de versie de
achterklep of de achterdeuren.
2. Verwijder de afdekking van de dragerbout, op de achterdeurdor‐pel
3. Zet de wielsleutel op de zeskant‐ bout. Draai deze linksom totdat de
reservewielhouder voldoende
laag is om de vergrendeling los te
haken.
4. Til de reservewielhouder op en haak de vergrendeling los.
Laat de reservewielhouder
zakken.
Page 258 of 297

256Verzorging van de auto
5. Reservewiel verwijderen.
6. Wiel verwisselen.
7. Plaats het beschadigde wiel met de buitenkant omlaag in de reser‐vewielhouder.
8. Reservewielhouder omhoogdu‐ wen en in de haak vastmaken. De
geopende zijde van de haak moet
hierbij naar de voorkant van de
auto wijzen.
9. Sluit de reservewielhouder door de zeskantbout met de wielsleutelrechtsom te draaien.
10. Leg de wielsleutel in de opberg‐ ruimte.
11. Sluit de achterklep of de achter‐ deuren.
Slechts één compact reservewiel monteren. De toegestane maximum‐
snelheid op het label op het tijdelijke
reservewiel geldt alleen voor de
bandenmaat af fabriek.
Reservewiel monterenDe onderstaande voorbereidingen
treffen en de instructies opvolgen:
● Auto op een vlakke, stevige en slipvrije ondergrond parkeren.
Voorwielen in de rechtuitstand
draaien.
● Zet zo nodig een stopblok onder het wiel schuin tegenover het te
vervangen wiel.
● Handrem aantrekken en eerste versnelling, achteruitversnelling
of P inschakelen.
● Reservewiel verwijderen 3 254.
● Nooit meerdere wielen tegelijker‐
tijd vervangen.● Gebruik de krik alleen om een wiel te wisselen in geval van
bandenpech en niet voor de jaar‐
lijkse montage van winter- of
zomerbanden.
● De krik is onderhoudsvrij.
● Bij een zachte ondergrond, een stevige plank (max. 1 cm dik)
onder de krik leggen.
● Haal vóór het opkrikken van de auto altijd eventuele zware objec‐
ten eruit.
● In de op te krikken auto mogen zich geen personen of dieren
bevinden.
● Nooit onder een opgekrikte auto kruipen.
● Opgekrikte auto niet starten.
● Reinig de wielbouten voordat u ze erin schroeft.9Waarschuwing
Smeer de wielbouten niet.
Page 259 of 297

Verzorging van de auto2579Waarschuwing
Zorg ervoor dat u altijd de juiste
wielbouten gebruiken bij het
verwisselen van de wielen. Bij
montage van het reservewiel kunt u ook de bouten voor lichtmetalen wielen gebruiken.
● Let erop dat het reservewiel vast‐
zit door de conische vlakken van de bouten bij gebruik van de wiel‐ bouten voor lichtmetalen velgen.
In het gegeven geval maken de
ringen geen contact met het
reservewiel.
1. Stalen velgen met dop: Wieldop verwijderen met het daarvoor
bedoelde gereedschap 3 243.
Lichtmetalen velgen: Wielbout‐
kappen losklikken met het daar‐
voor bedoelde gereedschap
3 243.
2. Plaats de wielsleutel en draai elke
wielbout een halve slag los.
De wielen kunnen met wielborg‐
bouten beschermd zijn. Zet voor
het losdraaien van deze speci‐
fieke bouten de adapter op de
boutkop voordat u de wielsleutel
erop zet. De adapter ligt in de
gereedschapskist. 3 243
3. Zorg ervoor dat de krik op de juiste
manier onder het dichtstbijzijnde
kriksteunpunt staat. Zet deze zo
onder het krikpunt dat losschieten onmogelijk is.
Page 260 of 297

258Verzorging van de auto4. Zet de krik op de benodigdehoogte door aan het handwiel te
draaien.
Let erop dat de rand van de
carrosserie in de inkeping in de
krik valt.
Bevestig de wielsleutel en draai
met de krik recht onder het krik‐
steunpunt aan de wielsleutel
totdat het wiel van de grond komt.
5. Wielbouten losdraaien.
6. Wiel verwisselen. Reservewiel 3 254.
7. Draai de wielmoeren erop.
8. Laat de auto zakken en neem de krik weg.
9. Plaats de wielsleutel, let er hierbij op dat deze stevig vastzit en haal
de wielbouten kruislings aan. Het aanhaalmoment bedraagt
115 Nm.
Let er bij een auto met lichtmeta‐
len wielen op dat de wielbouten
ook te gebruiken zijn voor het
stalen reservewiel. De conische
vlakken van de wielbouten zorgen er in het gegeven geval voor dathet reservewiel vastzit.
10. Wieldop voor het aanbrengen zo verdraaien dat de ventielopening
over het bandventiel valt.
Wielboutdoppen aanbrengen.
11. Berg het vervangen wiel 3 254,
het boordgereedschap 3 243 en
de adapter voor de wielborgbou‐
ten op.
12. Bandenspanning en het aanhaal‐ koppel van de wielbouten van het
gemonteerde wiel zo spoedig
mogelijk controleren.