ABS OPEL ZAFIRA B 2014 Gebruikershandleiding (in Dutch)
[x] Cancel search | Manufacturer: OPEL, Model Year: 2014, Model line: ZAFIRA B, Model: OPEL ZAFIRA B 2014Pages: 225, PDF Size: 7.89 MB
Page 24 of 225

22Kort en bondig
Vanuit de bagageruimte de toets bo‐
ven op de rugleuning indrukken en de rugleuning naar voren kantelen. Stoel aan handgreep naar achteren om‐
hoogtrekken en vervolgens naar vo‐
ren draaien totdat deze in de vloer
verzonken is. Stoel tijdens de gehele
procedure aan handgreep vasthou‐
den.
Gordelsloten inklappen 3 57, bo‐
demafdekking 3 72 en bagagerol‐
hoes bagageruimte aanbrengen
3 71.
Tweede zitrij in de gewenste positie schuiven en vergrendelen.
Actieve hoofdsteunen van
de voorstoelen
Bij een aanrijding van achteren kan‐
telen de actieve hoofdsteunen iets
naar voren. Zo wordt het hoofd door
de hoofdsteun beter ondersteund en
het gevaar voor letsel aan de hals‐
wervels verminderd.
Actieve hoofdsteunen zijn herken‐
baar aan het opschrift ACTIVE.
Hoofdsteunen 3 45.
Boordcomputer
Functies:
■ Actieradius
■ Momentaan verbruik
■ Afgelegde weg
■ Gemiddelde snelheid
■ Absoluut verbruik
■ Gemiddeld verbruik
■ Timer
■ Bandenspanning
Boordcomputer 3 106, 3 107.
Page 93 of 225

Instrumenten en bedieningsorganen91
Brandt bij een draaiende motorStoring in het uitlaatgasreinigingssys‐ teem. De toegestane emissiewaar‐
den worden mogelijk overschreden.
Onmiddellijk de hulp van een werk‐
plaats inroepen.
Knippert bij een draaiende
motor
Storing die schade aan de katalysator kan veroorzaken. Gas terugnemen
totdat de lamp niet meer knippert. On‐ middellijk de hulp van een werkplaats
inroepen.
Service-indicatie A brandt of knippert geel.
Brandt bij een draaiende motor
Storing in motor- of versnellingsbake‐
lektronica 3 136, 3 141. Elektronica
schakelt over op een noodlooppro‐
gramma. Het brandstofverbruik
neemt mogelijk toe en het rijgedrag
van de auto kan verslechteren.
Kan de storing niet worden verholpen door opnieuw te starten, dan de hulp
van een werkplaats inroepen.Brandt in combinatie met
InSP4 op servicedisplay
Water in het dieselbrandstoffilter door een werkplaats laten aftappen
3 104.
Knippert bij ingeschakeld
contact Storing in de startbeveiliging. De mo‐
tor kan niet worden gestart 3 38.
Contact uitschakelen en opnieuw pro‐ beren te starten.
Als de controlelamp blijft knipperen,
kunt u proberen om de motor met de
reservesleutel te starten en daarna
de hulp van een werkplaats inroepen.
Rem- en
koppelingssysteem R brandt of knippert rood.
Brandt
Licht op als de handrem wordt gelost
en het rem- en koppelingsvloeistof‐
peil te laag is 3 163.9 Waarschuwing
Stoppen. De auto meteen stilzet‐
ten. De hulp van een werkplaats
inroepen.
Brandt nadat de ontsteking is inge‐
schakeld en de handrem is aange‐
trokken 3 143.
Knippert Bij auto's met een geautomatiseerde
versnellingsbak knippert deze enkele
seconden na het uitschakelen van de
ontsteking wanneer de handrem niet
is aangetrokken.
Bij auto's met een geautomatiseerde
versnellingsbak knippert deze wan‐
neer bij het openen van het bestuur‐
dersportier geen versnelling is inge‐
schakeld en de handrem niet is aan‐
getrokken.
Antiblokkeersysteem
(ABS) u brandt rood.
Page 94 of 225

92Instrumenten en bedieningsorganen
Brandt bij ingeschakelde ontsteking
enkele seconden. Het systeem is na
het doven van de controlelamp klaar
voor gebruik.
Als de controlelamp na enkele secon‐ den niet dooft of als deze tijdens de rit
gaat branden, dan zit er een storing in het ABS-systeem. Het remsysteem
blijft normaal werken, maar zonder ABS-regeling.
Antiblokkeersysteem 3 142.
Opschakelen [ gaat groen branden wanneer voor
zuinig rijden opschakelen wordt aan‐
bevolen.
SPORT-modus 1 brandt geel.
Het symbool brandt bij een ingescha‐
kelde SPORT-modus 3 135, 3 145.
Winterprogramma T brandt geel.Het symbool brandt bij een ingescha‐
keld winterprogramma 3 135,
3 140.
Park Pilot met
ultrasoonsensoren
r brandt of knippert geel.
Brandt
Storing in het systeem. Oorzaak van
de storing onmiddellijk door een
werkplaats laten verhelpen.
Knippert
Storing door vervuilde of met sneeuw of ijs bedekte sensoren.
of
Storingen door externe bronnen van
ultrasoon geluid. Als de storingsbron
wordt verwijderd, dan werkt het sys‐
teem weer normaal.
Ultrasoonsensoren Park Pilot 3 147.
Elektronisch stabiliteits‐
programma (ESP) v knippert of brandt geel.Brandt na het inschakelen van de ont‐
steking enkele seconden.
Knippert tijdens het rijden
Het systeem grijpt actief in. Het mo‐
torvermogen kan worden begrensd
en de auto kan automatisch iets wor‐
den afgeremd 3 144.
Brandt tijdens het rijden
Het systeem is uitgeschakeld of er is een storing in het systeem. Verder rij‐
den is mogelijk. De rijstabiliteit kan
echter afhankelijk van de staat van
het wegdek verslechteren.
Oorzaak van de storing onmiddellijk
door een werkplaats laten verhelpen.
ESP® Plus
3 144.
Koelvloeistoftemperatuur W brandt rood.
Brandt bij een draaiende motor Stoppen, motor afzetten.
Page 108 of 225

106Instrumenten en bedieningsorganenTripcomputerBoordcomputer op
Board-Info-Display
Om de gegevens van de boordcom‐
puter weer te geven, BC-toets van het
infotainment-systeem of het linker
stelwiel op het stuurwiel indrukken.
Sommige functies verschijnen in ver‐korte vorm op het display.
Als er een audiofunctie werd geselec‐
teerd, blijft de onderste regel van de
geselecteerde boordcomputerfunctie
zichtbaar.Momentaan verbruik
Weergave van het actuele verbruik.
Bij lage snelheden wordt het verbruik per uur aangegeven.
Gemiddeld verbruik
Weergave van het gemiddelde ver‐
bruik. De meting kan op elk moment
opnieuw worden gestart.
Absoluut verbruik Weergave van de verbruikte hoeveel‐
heid brandstof. De meting kan op elk
moment opnieuw worden gestart.
Gemiddelde snelheid
Weergave van de gemiddelde snel‐
heid. De meting kan op elk moment opnieuw worden gestart.
Ritonderbrekingen met uitgescha‐
kelde ontsteking worden niet meege‐
rekend.
Afgelegde weg Weergave van de afgelegde weg. De
meting kan op elk moment opnieuw
worden gestart.
Actieradius
Page 109 of 225

Instrumenten en bedieningsorganen107
De actieradius wordt op basis van de
aanwezige tankinhoud en het mo‐
mentane verbruik berekend. Op het display verschijnen gemiddelde
waarden.
Na het tanken wordt de nieuwe actie‐ radius na korte tijd automatisch bijge‐
werkt.
Als het brandstofpeil laag is, ver‐
schijnt de melding Actieradius op het
display.
Als de brandstoftank bijna leeg is,
verschijnt de melding Tanken svp. op
het display.
TimerFunctie selecteren. Door de OK-toets
of het linker stelwiel op het stuur in te
drukken, start of stopt u de timer.
Boordcomputer opnieuw starten De meting of berekening van de vol‐
gende boordcomputerinformatie kan
opnieuw worden gestart:
■ gemiddeld verbruik,
■ absoluut verbruik,
■ gemiddelde snelheid,
■ afgelegde weg,
■ timer.
Gewenste boordcomputerinformatie
selecteren 3 96 . Om opnieuw te star‐
ten, de OK-toets of het linker stelwiel
op het stuur ca. 2 seconden indruk‐
ken.
Boordcomputer op
Graphic-Info-Display of
Colour-Info-Display De hoofdpagina van de boordcompu‐ter informeert u over de actieradius,
het gemiddelde verbruik en de gemid‐
delde snelheid van BC 1.Voor weergave van andere gegevens
van de boordcomputer BC-toets van
het infotainment-systeem indrukken, op het display het menu Boordcom‐
puter selecteren of het linker stelwiel
op het stuur indrukken.
In het menu Boordcomputer BC 1 of
BC 2 selecteren.
Actieradius
De actieradius wordt op basis van de
aanwezige tankinhoud en het mo‐
mentane verbruik berekend. Op het
display verschijnen gemiddelde
waarden.
Page 110 of 225

108Instrumenten en bedieningsorganen
Na het tanken wordt de nieuwe actie‐radius na korte tijd automatisch bijge‐
werkt.
Als het brandstofpeil laag is, ver‐
schijnt de melding Actieradius op het
display.
Als de brandstoftank bijna leeg is,
verschijnt de melding Tanken svp. op
het display.
Het navigatiesysteem helpt u bij het
vinden van het dichtstbijzijnde tank‐
station. Zie voor meer informatie de
handleiding bij het infotainment-sys‐
teem.
Momentaan verbruik
Weergave van het actuele verbruik.
Bij lage snelheden wordt het verbruik per uur aangegeven.
Afgelegde weg
Weergave van de afgelegde weg. De meting kan op elk moment opnieuw
worden gestart.
Gemiddelde snelheid Weergave van de gemiddelde snel‐heid. De meting kan op elk momentopnieuw worden gestart.
Ritonderbrekingen met uitgescha‐
kelde ontsteking worden niet meege‐
rekend.
Absoluut verbruik Weergave van de verbruikte hoeveel‐
heid brandstof. De meting kan op elk
moment opnieuw worden gestart.
Gemiddeld verbruik
Weergave van het gemiddelde ver‐
bruik. De meting kan op elk moment
opnieuw worden gestart.
Boordcomputer opnieuw starten De meting of berekening van de vol‐
gende boordcomputerinformatie kan
opnieuw worden gestart:
■ afgelegde weg,
■ gemiddelde snelheid,
■ absoluut verbruik,
■ gemiddeld verbruik.
Selecteer BC 1 of BC 2 in het menu
Boordcomputer .
Page 144 of 225

142Rijden en bedieningVoorzichtig
Wegslepen van de auto en startenvan de motor is bij een op deze
manier geloste koppeling niet toe‐
gestaan. De auto mag echter wel
over een korte afstand worden
verplaatst.
Onmiddellijk de hulp van een werk‐
plaats inroepen.
Remmen
Het remsysteem omvat twee onaf‐
hankelijke remcircuits.
Wanneer een remcircuit uitvalt, kan
de auto nog met het andere circuit
worden afgeremd. De remmen wer‐
ken dan achter pas goed als het rem‐ pedaal zeer diep wordt ingetrapt.
Daarvoor is een aanzienlijk grotere
krachtsinspanning nodig. De remweg wordt langer. Alvorens de reis te ver‐
volgen, de hulp van een werkplaats
inroepen.
Bij uitgeschakelde motor verdwijnt de
rembekrachtiging na het een- tot
tweemaal intrappen van het rempe‐
daal. De remwerking wordt hierdoor
niet verminderd, maar er is aanzienlijk
meer kracht nodig om het rempedaal
te bedienen. Vooral bij het slepen
hiermee rekening houden.
Controlelamp R 3 91.
Antiblokkeersysteem Het antiblokkeersysteem (ABS) voor‐
komt dat de wielen blokkeren.Zodra een wiel dreigt te blokkeren,
regelt het ABS de remdruk af op het
desbetreffende wiel. De auto blijft ook bij een noodstop bestuurbaar.
De ABS-regeling is merkbaar door
het tikken van het rempedaal en door regelgeluiden.
Voor optimale remwerking het rem‐
pedaal tijdens het hele remproces
volledig intrappen, ongeacht het tik‐
ken van het pedaal. De druk op het
rempedaal niet verminderen.
Na het starten voert het systeem een
zelftest uit, die mogelijk hoorbaar is.
Controlelamp u 3 91.
Adaptief remlicht Bij het met volle kracht remmen knip‐
peren alle drie de remlichten zolang
de ABS-regeling actief is.
Page 145 of 225

Rijden en bediening143
Storing9Waarschuwing
Bij een defect aan het ABS kunnen
de wielen bij krachtig remmen deneiging hebben te blokkeren. De
voordelen van het ABS vallen dan
weg. De auto is bij een noodstop mogelijk niet meer bestuurbaar en kan uitbreken.
Oorzaak van de storing onmiddellijk
door een werkplaats laten verhelpen.
Handrem
Handrem altijd zonder indrukken van
de ontgrendelknop stevig aantrek‐
ken, op op- of aflopende hellingen al‐ tijd zo stevig mogelijk.
Om de handrem los te zetten, de
handremhendel iets oplichten, de ont‐
grendelingsknop indrukken en de
hendel helemaal omlaagzetten.
Om minder kracht te hoeven uitoefe‐
nen bij het aantrekken van de hand‐
rem, tegelijkertijd het rempedaal be‐
dienen.
Controlelamp R 3 91.
Remassistent Bij het snel en krachtig intrappen van
het rempedaal wordt automatisch met
de maximale remkracht (noodstop)
geremd.
De druk op het rempedaal niet ver‐ minderen, zolang er maximaal ge‐ remd moet worden. Bij het loslaten
van het rempedaal wordt de rem‐
kracht automatisch verminderd.Hellingrem
Dit systeem helpt ongewilde bewe‐
ging te voorkomen wanneer u vanop
een helling vertrekt.
Wanneer u de voetrem loslaat nadat
u op een helling bent gestopt, blijft de rem nog gedurende 2 seconden in‐
geschakeld. De remmen lossen auto‐
matisch van zodra het voertuig begint
te versnellen.
Page 147 of 225

Rijden en bediening145Interactief rijsysteem (IDS)Het interactieve rijsysteem (IDS Plus
)
combineert het elektronische stabili‐
teitsprogramma (ESP® Plus
) met het
antiblokkeersysteem (ABS) en de
elektronische dempingsregeling
(CDC) voor een verbeterde rijdyna‐ miek en verhoogde veiligheid.
SPORT-modus Demping en besturing worden direc‐
ter en leveren een betere wegligging
op. De motor reageert sneller op be‐
wegingen van het gaspedaal.
Bij een automatische versnellingsbak
wordt ook sneller geschakeld.
Controlelamp IDSPlus
3 93.Inschakelen
Toets SPORT indrukken.
Controlelamp 1 3 92.
Inschakelen in het winterprogramma
niet mogelijk.
Uitschakelen
Toets SPORT kort indrukken. Bij het
inschakelen van de ontsteking of van het winterprogramma wordt de Sport-
modus uitgeschakeld.
Elektronische
dempingsregeling De elektronische dempingsregeling
(CDC) stemt de demping van de ver‐
schillende schokdempers af op de
heersende rijomstandigheden en de
staat van het wegdek.
Bij ingeschakelde Sport-modus wordt
de dempingsregeling afgestemd op
een sportieve rijstijl.
Controlelamp IDS+ 3 93.
Automatische
niveauregeling
Page 176 of 225

174Verzorging van de auto
Zekeringfuncties bij
zekeringendoos bagageruimte,
type ANr.Stroomkring1ABS2ABS3Interieuraanjager elektronische
klimaatregeling (ECC)4Interieuraanjager verwarming
en airconditioningssysteem5Koelventilator6Koelventilator7Centrale vergrendeling8Voorruitsproeiers, achterruit‐
sproeiers9Verwarmbare achterruit,
verwarmbare buitenspiegel10Diagnosestekker11Instrumenten12Mobiele telefoon, infotainment-
systeem, display13InterieurverlichtingNr.Stroomkring14Voorruitwissers15Voorruitwissers16Claxon, ABS, remlichtschake‐
laar, airconditioningssysteem17Dieselbrandstoffilter of aircondi‐
tioningssysteem18Startmotor19–20Claxon21Motorelektronica22Motorelektronica23Instellen koplampreikwijdte24Brandstofpomp25–26Motorelektronica27Verwarming, airconditionings‐
systeem, luchtkwaliteitssensor28–29Stuurbekrachtiging30Motorelektronica