display OPEL ZAFIRA B 2014 Gebruikershandleiding (in Dutch)
[x] Cancel search | Manufacturer: OPEL, Model Year: 2014, Model line: ZAFIRA B, Model: OPEL ZAFIRA B 2014Pages: 225, PDF Size: 7.89 MB
Page 5 of 225

Inleiding3Voertuigspecifieke
gegevens Voer hier de gegevens van de auto in
zodat ze gemakkelijk te vinden zijn.
Deze informatie is beschikbaar in de
hoofdstukken "Service en onder‐
houd" en "Technische gegevens", alsmede op het typeplaatje.
Inleiding Uw auto is de intelligente combinatievan vernieuwende techniek, overtui‐
gende veiligheid, milieuvriendelijk‐
heid en zuinigheid.
In deze gebruikershandleiding vindt u alle informatie die u nodig hebt om uw
auto veilig en efficiënt te kunnen be‐
dienen.
Zorg ervoor dat uw passagiers ervan
op de hoogte zijn dat onjuist gebruik
van de auto een ongeval tot gevolg
kan hebben en dat er risico bestaat
voor persoonlijk letsel.Houd u altijd aan de specifieke wet‐
geving van het land waarin u zich be‐ vindt. Deze wetgeving kan afwijken
van de informatie in deze gebruikers‐
handleiding.
Wanneer wij u in deze gebruikers‐
handleiding adviseren de hulp van
een werkplaats in te roepen, raden wij
uw Opel Service Partner aan.
Elke Opel Service Partner biedt u eer‐ steklas service tegen redelijke prij‐
zen. Ervaren, door Opel geschoolde specialisten werken volgens speciale
richtlijnen van Opel.
Houd het informatiepakket voor de
gebruiker altijd onder handbereik in
het handschoenenkastje van de auto.
Gebruik van deze
handleiding ■ In deze handleiding worden alle op‐
ties en functies beschreven die be‐
schikbaar zijn voor dit model.
Sommige beschrijvingen, met
inbegrip van die van het display en
de menufuncties, gelden mogelijk
niet voor uw auto afhankelijk vanhet gekozen model, de
landspecificaties en speciale
uitrusting of accessoires.
■ In het hoofdstuk "Kort en bondig" krijgt u een beknopt overzicht.
■ De inhoudsopgave aan het begin van de handleiding en in de afzon‐
derlijke paragrafen geeft aan waar
u de informatie die u zoekt kunt vin‐
den.
■ Met behulp van het trefwoordenre‐ gister kunt u specifieke informatie
zoeken.
■ Gele pijlen in de afbeeldingen zijn bedoeld als referentie of geven eenuit te voeren handeling aan.
■ Zwarte pijlen in de afbeeldingen to‐
nen het resultaat van de handeling of geven een tweede uit te voerenhandeling aan.
■ In deze gebruikershandleiding wor‐
den linksgestuurde auto's getoond.De bediening van rechtsgestuurdeauto's is vergelijkbaar.
Page 6 of 225

4Inleiding
■ In de gebruikershandleiding wor‐den motoraanduidingen van de fa‐
briek gebruikt. De bijbehorende
marktaanduidingen vindt u in de paragraaf "Technische gegevens".
■ Richtingaanduidingen in de be‐ schrijvingen, zoals links, rechts,
voor of achter moeten altijd met de
blik in de rijrichting worden gezien.
■ De displayschermen in de auto bie‐
den mogelijk geen ondersteuning
voor uw taal.
■ Displaymeldingen en etiketten in het interieur staan vet gedrukt.
Gevaar, Waarschuwing en
Voorzichtig9 Gevaar
Teksten met de vermelding
9 Gevaar wijzen op een mogelijk
levensgevaar. Het niet naleven
van deze richtlijnen kan levensge‐ vaar inhouden.
9 Waarschuwing
Teksten met de vermelding
9 Waarschuwing wijzen op een
mogelijk gevaar voor ongelukken
of verwondingen. Het niet naleven
van deze richtlijnen kan tot ver‐
wondingen leiden.
Voorzichtig
Teksten met de vermelding
Voorzichtig wijzen erop dat de
auto mogelijk beschadigd kan ra‐
ken. Het niet naleven van deze richtlijnen kan tot beschadiging
van de auto leiden.
Symbolen
Verwijzingen naar andere pagina's
worden aangeduid met 3. 3 betekent
"zie pagina".
We wensen u vele uren autorijplezier.
Adam Opel AG
Page 13 of 225

Kort en bondig11
1Lichtschakelaar ..................111
Instrumentenverlichting ......116
Mistachterlicht .....................115
Mistlampen ......................... 114
Koplampverstelling ............112
2 Zijdelingse luchtroosters .....126
3 Richtingaanwijzers,
lichtsignaal, dimlicht en
grootlicht ............................ 114
Omgevingsverlichting .......... 117
Parkeerlichten .....................115
Cruisecontrol ........................ 95
4 Stuurbedieningsknoppen ......80
5 Claxon ................................... 81
Bestuurdersairbag ................61
6 Instrumenten ........................ 86
7 Voorruitwissers,
voorruitsproeiers,
koplampsproeiers ................. 81
8 Middelste luchtroosters .......1269Linker stoelverwarming .........50
Drukverliesdetectie‐
systeem ............................... 182
Bandenspanningscontro‐
lesysteem ............................ 181
Park pilot met
ultrasoonsensoren ...............92
Alarmknipperlichten ............114
Centrale vergrendeling .........31
SPORT-modus ...................... 92
Rechter stoelverwarming ......50
Brandstofkeuzeschakelaar ..87
10 Info-Display ........................... 96
Tripcomputer ....................... 106
Elektronische
klimaatregeling (ECC) .........123
11 Passagiersairbag ..................61
12 Handschoenenkastje ...........69
13 Infotainmentsysteem .............10
14 Verwarming en ventilatie ....11915 Schakelpook,
handgeschakelde
versnellingsbak ..................137
Geautomatiseerde
versnellingsbak ...................138
Automatische
versnellingsbak ...................132
16 Asbak .................................... 85
17 Knop Start/Stop .................... 28
18 Gaspedaal .......................... 128
19 Contactslot met stuurslot ....129
Sensorpaneel voor
noodmodus van het
Open&Start-systeem ............ 28
20 Rempedaal .......................... 142
21 Koppelingspedaal ...............128
22 Stuurwiel instellen .................80
23 Ontgrendelingshandgreep
motorkap ............................. 160
Page 20 of 225

18Kort en bondigParkeren■ De handrem altijd zonder indrukken
van de ontgrendelingsknop stevig
aantrekken. Op een aflopende of
oplopende helling zo stevig moge‐
lijk. Tegelijkertijd de rem intrappen
om de bedieningskracht te vermin‐
deren.
■ De motor afzetten. Hiertoe de con‐ tactsleutel naar 0 draaien en deze
verwijderen of vanuit stilstand de
Start/Stop-toets indrukken en het
bestuurdersportier openen. Stuur‐
wiel verdraaien totdat het stuurslot
merkbaar vergrendelt.
Bij auto’s met automatische ver‐
snellingsbak is de sleutel alleen te
verwijderen met de keuzehendel in stand P. Wanneer P niet is inge‐
schakeld of de handrem niet is aan‐ getrokken, knippert gedurende en‐
kele seconden “P” op het versnel‐
lingsbakdisplay.
■ Wanneer de auto vlak of op een op‐
lopende helling staat, dan voor het
uitschakelen van het contact de
eerste versnelling inschakelen of
de keuzehendel in stand P zetten.Op een oplopende helling boven‐
dien de voorwielen van de stoep‐
rand wegdraaien.
Wanneer de auto op een aflopende
helling staat, dan voor het uitscha‐
kelen van het contact de achteruit‐
versnelling inschakelen of de keu‐
zehendel in stand P zetten. Boven‐
dien de voorwielen naar de stoep‐
rand toedraaien.
■ Auto met toets p op de afstands‐
bediening of met sensor in een van beide voorste portierhandgrepen
vergrendelen.
Om de diefstalbeveiliging en het
diefstalalarmsysteem te activeren,
toets p tweemaal indrukken of
sensor in een van beide voorste
portierhandgrepen tweemaal aan‐
raken.
■ De auto niet op een licht ontvlam‐ bare ondergrond parkeren. De on‐
dergrond kan door de hoge tempe‐
ratuur van het uitlaatgassysteem
mogelijk vlam vatten.
■ Bij auto’s met een geautomati‐ seerde versnellingsbak knippert nahet uitschakelen van het contact bijeen niet aangetrokken handrem
controlelamp R gedurende enkele
seconden 3 103.
■ Ruiten sluiten.
■ Koelventilatoren kunnen ook na het
afzetten van de motor in werking
treden 3 159.
■ Na een rit waarbij met hoge motor‐ toerentallen of met hoge motorbe‐
lasting werd gereden, de motor
vóór het afzetten gedurende een
korte tijd met lage belasting laten
draaien of gedurende ca.
30 seconden stationair laten lopen
om de turbolader te beschermen.
Sleutels, vergrendeling 3 26, auto
een langere tijd stilzetten 3 158.
Page 25 of 225

Kort en bondig23Check-Control
De Check-Control bewaakt:■ Vloeistofniveaus
■ Bandenspanning
■ Batterij van de afstandsbediening ■ Diefstalalarmsysteem
■ Belangrijke lampen van de buiten‐ verlichting, inclusief kabels en ze‐
keringen.
Displayteksten 3 103.
SPORT-modus
Om in te schakelen, toets SPORT in‐
drukken.
Dankzij de SPORT-modus worden de demping en de besturing directer. De
motor reageert sneller op het gaspe‐
daal. Bij de geautomatiseerde ver‐
snellingsbak en automatische ver‐
snellingsbak wordt het schakelen aangepast.
SPORT-modus 3 145.
FlexOrganizer
Tegen de zijwanden zitten bevesti‐
gingslijsten. Hieraan kunnen diverse
componenten worden bevestigd om
de bagageruimte in te delen of lading vast te zetten.
Het systeem bestaat uit ■ adapters
■ een flexibel scheidingsnet
■ nettassen voor de zijwanden
■ haken in de bagageruimte
FlexOrganizer 3 73.
Page 26 of 225

24Kort en bondigDrukverliesdetectiesys‐
teem
De diameter van een band neemt af
naarmate de bandenspanning daalt.
Daardoor ontstaat er een toerental‐
verschil met de andere wielen. Als het systeem een toerentalverschil regis‐
treert, licht controlelamp w rood op.
Drukverliesdetectiesysteem 3 182.
Bandenspanningscontro‐
lesysteem
In alle vier de wielen zit een druksen‐
sor om de bandenspanning te bewa‐
ken.
Tijdens het rijden wordt de actuele
bandenspanning van de afzonderlijke banden weergegeven onder het
menu Boordcomputer .
Een afwijkende bandenspannings‐ waarde wordt weergegeven met een
melding op het Info-Display.
Bandenspanningscontrolesysteem
3 181.
Adaptief rijlicht (AFL)
Het systeem zorgt voor een betere
verlichting van bochten en vergroot
de koplampreikwijdte.
De lichtbundel wordt afhankelijk van stuurwielstand en rijsnelheid bijge‐
steld.
Bij hogere snelheden en voortdurend rechtuitrijden wordt de lichtbundel au‐ tomatisch iets hoger afgesteld. Daar‐
door hebben de koplampen meer
reikwijdte.
Adaptief rijlicht (AFL) 3 113.
Page 30 of 225

28Sleutels, portieren en ruiten
Sleutel met vaste sleutelbaard
Laat de batterij vervangen door een
werkplaats.
Afstandsbediening
synchroniseren
Na vervanging van de batterij het por‐
tier openen met de sleutel in het slot
van het bestuurdersportier. Bij het in‐ schakelen van de ontsteking wordt deafstandsbediening gesynchroni‐
seerd.
Opgeslagen instellingen Bij het vergrendelen van de auto wor‐
den afhankelijk van de gebruikte sleu‐
tel voor de volgende functies altijd au‐ tomatisch de laatst geselecteerde in‐
stellingen opgeslagen:
■ Elektronische klimaatregeling (ECC),
■ Info-Display,
■ Infotainmentsysteem,
■ Instrumentenverlichting.Wanneer de desbetreffende sleutel
een volgende keer wordt gebruikt om
te ontgrendelen, worden automatisch
de opgeslagen instellingen gehan‐
teerd.
Open&Start-systeem
Dit maakt zonder mechanische sleu‐
tel de bediening mogelijk van
■ Centrale vergrendeling,
■ Diefstalbeveiliging,
■ Diefstalalarmsysteem,
■ Elektrische ruitbediening,
■ Ontsteking en startmotor.
De bestuurder hoeft de elektronische
sleutel alleen bij zich te dragen.
Start/Stop -toets indrukken. Het con‐
tact wordt ingeschakeld. De startbe‐
veiliging en het stuurslot worden ge‐ deactiveerd.
Om de motor te starten de Start/
Stop -toets indrukken en vasthouden
en ondertussen zowel het rempedaal
als het koppelingspedaal bedienen.
Automatische transmissie: de motor
is alleen te starten met de keuzehen‐ del in stand P of N.
Page 31 of 225

Sleutels, portieren en ruiten29
Bij nogmaals indrukken van de Start/
Stop -toets worden de motor en het
contact uitgeschakeld. De auto moet
hierbij stilstaan. De startbeveiliging
wordt tegelijkertijd ingeschakeld.
Als het contact is uitgeschakeld en de
auto stilstaat, wordt het stuurslot bij
het openen of sluiten van het bestuur‐ dersportier vanzelf geactiveerd.
Controlelamp 0 3 94.
Let op
De elektronische sleutel niet in de bagageruimte of voor het
Info-Display leggen.
De sensorvelden in de portierhand‐
grepen moeten worden schoonge‐
houden om goed te blijven functio‐ neren.
Bij een lege accu is wegslepen, op
gang slepen of gebruik van hulp‐
startkabels niet toegestaan, omdat
het stuurslot dan niet kan worden
ontgrendeld.Afstandsbediening
De elektronische sleutel heeft boven‐
dien een afstandsbediening.
Noodbediening
Kan de auto evenmin met de af‐
standsbediening worden ontgren‐
deld, dan kunt u het bestuurderspor‐
tier vergrendelen of ontgrendelen met
de in de elektrische sleutel onderge‐
brachte noodsleutel: vergrendeling
indrukken en het kapje onder lichte
druk verwijderen. Noodsleutel door
blokkering heen naar buiten schuiven en verwijderen.
Page 32 of 225

30Sleutels, portieren en ruiten
Met de noodsleutel kunt u alleen het
bestuurdersportier ver- en ontgrende‐
len. Auto volledig ontgrendelen
3 31. Bij auto’s met een diefstala‐
larmsysteem kan tijdens het ontgren‐ delen het alarm afgaan. Zet het alarm
af door het contact in te schakelen.Houd de elektronische sleutel in de
getoonde positie en druk op de Start/
Stop -toets.
Voor het afzetten van de motor de Start/Stop -toets minstens
2 seconden indrukken.
Bestuurdersportier met de noodsleu‐
tel vergrendelen. Auto volledig ver‐ grendelen 3 31.
Deze mogelijkheid is alleen bestemd
voor noodgevallen. De hulp van een
werkplaats inroepen.
Batterij elektronische sleutel
vervangen
Batterij meteen vervangen zodra het
systeem niet meer goed werkt of het
bereik ervan afneemt. Moet de batte‐
rij worden vervangen, dan wordt dit
aangegeven door InSP3 op het ser‐
vicedisplay of door een Check-
Controlmelding op het Info-Display
3 104.
Batterijen horen niet in het huisvuil thuis. Ze moeten via speciale inza‐
melpunten gerecycled worden.
Page 82 of 225

80Instrumenten en bedieningsorganenInstrumenten en
bedieningsorganenBedieningsorganen ......................80
Waarschuwingslampen, meters
en controlelampen .......................86
Informatiedisplays ........................96
Boordinformatie ......................... 103
Tripcomputer .............................. 106Bedieningsorganen
Stuurwielverstelling
Hendel omlaagbewegen, stuurwiel
instellen, hendel omhoogbewegen en
vergrendelen.
Stuurwiel uitsluitend bij stilstaande
auto en ontgrendeld stuurslot verstel‐ len.
Stuurbedieningsknoppen
Bepaalde functies van het
infotainment-systeem en het
Info-Display kunnen via de afstands‐
bediening op het stuurwiel worden
bediend.
Meer informatie staat in de handlei‐
ding van het infotainment-systeem.