PEUGEOT 2008 2016 Instructieboekje (in Dutch)
Manufacturer: PEUGEOT, Model Year: 2016, Model line: 2008, Model: PEUGEOT 2008 2016Pages: 450, PDF Size: 12.88 MB
Page 201 of 450

199
2008_nl_Chap09_info-pratiques_ed01-2016
Monteren van het wiel
Bevestiging van het
noodreservewiel
Indien uw auto is voorzien van
lichtmetalen velgen is het normaal
dat bij het monteren van het
noodreservewiel de ringen van de
bouten de velg niet raken. Als de
bouten volledig zijn aangedraaid, zorgt
het conische deel van de bouten voor
de bevestiging van het reservewiel (zie
schema).
Zorg er tijdens het weer monteren van
de lichtmetalen velg voor dat de ringen
van de wielbouten schoon zijn.
Na het verwisselen van het
wiel
Ver wijder de naafdop van het wiel
om het op de juiste manier in de
bagageruimte op te bergen.
Rijd met een noodreservewiel niet
sneller dan 80 km/h.
Laat zo snel mogelijk het
aanhaalmoment van de wielbouten en
de bandenspanning van het reservewiel
controleren door het PEUGEOT-netwerk
of een gekwalificeerde werkplaats.
Laat de lekke band zo spoedig mogelijk
repareren en verwissel hem met het
reservewiel.
9
Praktische informatie
Page 202 of 450

200
2008_nl_Chap09_info-pratiques_ed01-2016
Procedure
F Plaats het wiel op de naaf.
F D raai de wielbouten met de hand vast.
F
D
raai de slotbout met de wielsleutel
1
en de moer 4 enigszins vast (volgens
uitvoering).
F
D
raai de overige wielbouten enigszins vast
met alleen de wielsleutel 1 .F
L aat de krik zakken.
F V ouw de krik 2 op en verwijder hem.F
D raai de slotbout vast met de wielsleutel
1 en de moer 4 (volgens uitvoering).
F
D
raai de overige wielbouten vast met
alleen de wielsleutel 1 .
F
B
evestig de doppen op de overige
wielbouten (volgens uitvoering).
F
B
erg het gereedschap op in de houder.
Praktische informatie
Page 203 of 450

201
2008_nl_Chap09_info-pratiques_ed01-2016
Sneeuwkettingen
Onder winterse omstandigheden verbeteren
sneeuwkettingen de tractie en het remgedrag
van de auto.Uitsluitend de voor wielen mogen van
sneeuwkettingen worden voorzien.
Een noodreservewiel mag niet worden
voorzien van een sneeuwketting.
Houd u altijd aan de ter plekke
geldende regelgeving over het gebruik
van sneeuwkettingen en de maximaal
toegestane snelheid.
Gebruik uitsluitend kettingen die geschikt zijn
voor het type velg van uw auto:
Neem voor meer informatie over
sneeuwkettingen contact op met het
PEUGEOT-netwerk of een gekwalificeerde
werkplaats.Montagetips
F Als u onder weg sneeuwkettingen moet
monteren, zet de auto dan langs de kant
van de weg stil op een vlakke ondergrond.
F
T
rek de handrem aan en plaats eventueel
wielblokken voor of achter de wielen om te
voorkomen dat de auto wegglijdt.
F
M
onteer de sneeuwkettingen, volg daarbij
de aanwijzingen van de fabrikant.
F
R
ijd langzaam weg en rijd een klein stukje
met een snelheid van maximaal 50
km/h.
F
Z
et de auto stil en controleer of de
kettingen correct gespannen zijn.
Rijd niet met sneeuwkettingen op een
sneeuwvrij gemaakte weg om schade
aan de banden en het wegdek te
voorkomen. Als uw auto is voorzien van
lichtmetalen velgen, controleer dan of
de ketting en de bevestigingen de velg
niet raken.
Maat van de af
fabriek gemonteerde banden Maximale afmeting
van de schakels
195/65
R15 9
mm
195/60
R16
205/55
R16
205/50
R17 Het is bijzonder raadzaam voor vertrek
het monteren van de sneeuwkettingen
te oefenen; doe dit op een vlakke en
droge ondergrond.
9
Praktische informatie
Page 204 of 450

202
2008_nl_Chap09_info-pratiques_ed01-2016
Een lamp vervangen
Verlichting vóór
Onder bepaalde weersomstandigheden
(lage temperatuur, vochtigheid) kan zich
een laagje condens aan de binnenzijde
van de koplampen en de achterlichten
vormen; dit verdwijnt enkele minuten na
het ontsteken van de koplampen.
De koplampunits zijn voorzien van glas
van polycarbonaat met een speciale
vernislaag:
F
r
einig de koplampen nooit met
een droge of schurende doek en
gebruik geen oplosmiddelen,
F
g
ebruik een spons met zeepwater
of een pH-neutraal product,
F
w
anneer u met een
hogedrukreiniger hardnekkig vuil
probeert te verwijderen, houd
de straal dan nooit langdurig op
de koplampen, de achterlichten
en de randen ervan gericht, om
beschadiging van de vernislaag en
de afdichtrubbers te voorkomen. 1. V
erlichting overdag/parkeerlicht
(led-verlichting).
2.
D
imlicht (H7-55W).
3.
R
ichtingaanwijzers (PWY-24W).
4.
G
rootlicht (H7-55W).
5.
Mi
stlampen (volgens uitvoering
voorzien van de functie statische
bochtverlichting) (PSX-24W).
Bij het vervangen van lampen moet de
verlichting minstens enkele minuten
uitgeschakeld zijn (risico van ernstige
verbranding).
F
R
aak de lamp niet met de vingers
aan, maar gebruik een niet-
pluizende doek.
In verband met het behoud van de
kwaliteit van de koplampen mogen
uitsluitend anti-UV-lampen worden
gebruikt.
Vervang een kapotte lamp altijd
door een nieuwe lamp met dezelfde
specificaties.
Praktische informatie
Page 205 of 450

203
2008_nl_Chap09_info-pratiques_ed01-2016
Lampen dimlicht vervangen
F Trek aan de borglip om de beschermkap te verwijderen.
F
N
eem de stekker van de lamp los.
F
D
ruk de veer uit elkaar om de lamp te
kunnen verwijderen.
F
T
rek de lamp uit de lamphouder en vervang
de lamp.
De amberkleurige lampen, zoals die
van de richtingaanwijzers, moeten
worden vervangen door lampen met
dezelfde kleur en specificaties.
Sluit bij het monteren uiterst zorgvuldig
de beschermkap om ervoor te zorgen
dat de lampunit goed wordt afgedicht.
Wanneer het controlelampje van de
richtingaanwijzer (rechts of links) met
een hogere frequentie dan normaal
knippert, duidt dit op een defecte lamp
aan de desbetreffende zijde.
Lamp van richtingaanwijzer
vervangen
Voer het monteren uit in de omgekeerde
volgorde; richt daarbij de pasnok van de lamp
naar beneden.
F
D
raai de lamphouder een achtste
omwenteling linksom en verwijder hem.
F
V
erwijder de lamp en vervang hem.
Verricht voor het monteren van de lamp deze
handelingen in de omgekeerde volgorde.
9
Praktische informatie
Page 206 of 450

204
2008_nl_Chap09_info-pratiques_ed01-2016
Lampen grootlicht vervangenDagrijverlichting / parkeerlicht
(LED's)
Neem voor het vervangen van dit type lamp
met LED's contact op met het PEUGEOT-
netwerk of een gekwalificeerde werkplaats.
Voer het monteren uit in de omgekeerde
volgorde; richt daarbij de pasnok van de lamp
naar beneden.
F
T
rek via de lip de beschermkap los.
F
T
rek de stekker van de lamp los.
F
V
er wijder de lamp en vervang deze.
Praktische informatie
Page 207 of 450

205
2008_nl_Chap09_info-pratiques_ed01-2016
Lampen van mistlampen /
bochtverlichting vervangen
F Via de opening onder de voorbumper kunt u de mistlampen vóór bereiken.
F
N
eem de stekker van de lamphouder los
door aan de bovenkant op de borglip te
drukken.
F
V
er wijder de lamphouder door op de twee
klemmen te drukken (boven en onder).
F
V
ervang de unit.
Voer het monteren uit in de omgekeerde volgorde.
Geïntegreerde zijknipperlichten
vervangen
F Duw de middelste lip in en ver wijder het zijknipperlicht.
F
T
rek de lamp uit de lamphouder en vervang
de defecte lamp.
Voer het monteren uit in de omgekeerde
volgorde.
Voor het vervangen van deze lampen
kunt u ook het PEUGEOT-netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats raadplegen.
F
S
teek een platte schroevendraaier tussen
het spiegelglas en de houder van de
buitenspiegel.
F
W
ip het spiegelglas met de
schroevendraaier los en verwijder het.
F
M
aak de kap van de buitenspiegel los door
de twee bevestigingsclips in te drukken.
U kunt deze unit bestellen bij
het PEUGEOT-netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats.
Voor het vervangen van deze lampen kunt
u ook terecht bij het PEUGEOT-netwerk of
een gekwalificeerde werkplaats.
9
Praktische informatie
Page 208 of 450

206
2008_nl_Chap09_info-pratiques_ed01-2016
1. Remlicht (P21W) (LED).
2. Parkeerlicht (LED).
3.
R
ichtingaanwijzers (PY21W
amberkleurig) (LED).
Achterlichten
Leds
Neem voor het vervangen van leds
contact op met het PEUGEOT-netwerk
of met een gekwalificeerde werkplaats.
4.
Mi
stachterlicht (P21W).
5. A
chteruitrijlicht (P21W).
Praktische informatie
Page 209 of 450

207
2008_nl_Chap09_info-pratiques_ed01-2016
Lamp derde remlicht vervangen
(leds)
Neem contact op met het PEUGEOT-netwerk
of een gekwalificeerde werkplaats.
Vervangen van de
kentekenplaatverlichting
Open de achterklep tot halver wege om het
vervangen te vergemakkelijken.
F
S
teek een kleine schroevendraaier in
een van de buitenste openingen van het
lampglas.
F
D
uw de schroevendraaier naar buiten.
F
V
erwijder het lampglas.
F
V
ervang de defecte lamp.
Druk het glaasje vast in de houder. De lampen zijn vanaf de onderzijde van de
bumper bereikbaar.
F
D
raai de fitting een achtste omwenteling en
verwijder het geheel.
F
V
ervang de defecte lamp.
Voer het monteren uit in de omgekeerde
volgorde.
Vervangen van de mistlamp en
achteruitrijlamp
Let er bij het vervangen van een lamp
aan de linkerzijde op dat u de uitlaat
niet aanraakt: deze kan na het afzetten
van de motor nog enige tijd heet zijn en
dus brandwonden veroorzaken.
9
Praktische informatie
Page 210 of 450

208
2008_nl_Chap09_info-pratiques_ed01-2016
Zekering vervangen
De tang voor het ver wijderen van zekeringen is bevestigd aan de binnenzijde van het deksel van de
zekeringkast in het dashboard of in het dashboardkastje.
Toegang tot het gereedschap
Zekeringkast in het dashboard:
F T rek het deksel eerst linksboven en dan
rechtsboven los.
F
V
erwijder het deksel en keer het om.
F
N
eem de steun, waarop aan de achterzijde
de tang is bevestigd, uit.
Zekeringkast in het dashboardkastje:
F
O
pen het dashboardkastje.
F
T
rek het deksel van de zekeringkast
rechtsboven los.
F
V
erwijder het deksel en keer het om.
F
N
eem de steun los waarop aan de
achterzijde de tang is bevestigd.
Praktische informatie