PEUGEOT 2008 2016 Instructieboekje (in Dutch)
Manufacturer: PEUGEOT, Model Year: 2016, Model line: 2008, Model: PEUGEOT 2008 2016Pages: 450, PDF Size: 12.88 MB
Page 51 of 450

49
2008_nl_Chap02_ouvertures_ed01-2016
Noodbediening
Hiermee kunt u de portieren mechanisch
vergrendelen en ontgrendelen in het geval van
een storing in de centrale vergrendeling of van
de accu.Bestuurdersportier
Steek de sleutel in het slot om het portier te
vergrendelen of ontgrendelen.
Overige portieren
Vergrendelen
F Controleer bij de achterportieren of de kinderbeveiliging is uitgeschakeld.
F
V
er wijder met de sleutel het zwarte
afdekkapje op de zijkant van het portier.
F
S
teek de sleutel zonder te forceren in de
opening en duw vervolgens, zonder te
draaien, de nok het portier in.
F
V
er wijder de sleutel en plaats het
afdekkapje terug.
Ontgrendelen
F Trek aan de binnenportiergreep.
Bij een storing in de centrale
vergrendeling moet u de accukabels
losnemen om de auto volledig, inclusief
de achterklep, te kunnen vergrendelen.
2
Toegang tot de auto
Page 52 of 450

50
2008_nl_Chap02_ouvertures_ed01-2016
Achterklep
F Ontgrendel de achterklep of de auto met de afstandsbediening of de sleutel, druk op de
knop en til de achterklep omhoog.
Noodbediening
Hiermee kan bij een eventuele storing in
de centrale vergrendeling, de achterklep
mechanisch ontgrendeld worden.
Openen Sluiten
F Trek de achterklep omlaag aan de
handgreep aan de binnenzijde.
F
D
ruk indien nodig op de bovenzijde van de
achterklep om deze volledig te sluiten.
-
b
ij draaiende motor gaat
het verklikkerlampje enkele
seconden branden in combinatie
met een waarschuwingsmelding,
-
ti
jdens het rijden (snelheid hoger
dan 10
km/h) gaat het verklikkerlampje
enkele seconden branden in combinatie
met een geluidssignaal en een
waarschuwingsmelding.
Ontgrendelen
F Klap de achterbank naar voren om bij het slot in de bagageruimte te komen,
F
S
teek een kleine schroevendraaier in de
opening A van het slot om de achterklep te
ontgrendelen.
Als de achterklep niet goed is gesloten:
Toegang tot de auto
Page 53 of 450

51
2008_nl_Chap02_ouvertures_ed01-2016
Vergrendelen / ontgrendelen van binnenuit
F Druk op deze knop om de portieren en de achterklep van de auto van binnenuit te
vergrendelen (het lampje van de knop gaat
branden) of ontgrendelen (het lampje van
de knop gaat uit).
Het rijden met vergrendelde portieren
kan bij een noodgeval de toegang tot de
auto voor de hulpdiensten belemmeren.
Als één van de portieren is geopend of
niet goed is gesloten, werkt de centrale
vergrendeling niet.
Bij vergrendeling /
supervergrendeling van buitenaf
Als de auto van buitenaf is vergrendeld
of als de supervergrendeling van
buitenaf is ingeschakeld, is de knop
buiten werking.
F
T
rek de portierhandgreep aan de
binnenzijde naar u toe om de auto
te ontgrendelen.
F
A
ls de supervergrendeling
is ingeschakeld moet de
afstandsbediening of de sleutel
worden gebruikt om de auto te
ontgrendelen.Automatische centrale
vergrendeling van de portieren
De portieren kunnen tijdens het rijden
automatisch worden vergrendeld (bij een
snelheid hoger dan 10
km/h).
Om deze functie in of uit te schakelen
(standaard is deze ingeschakeld):
F
d
ruk op de knop tot een geluidssignaal
klinkt en/of een melding op het display
wordt weergegeven.
-
d
raaiende motor: dit
verklikkerlampje gaat enkele
seconden branden in combinatie
met een waarschuwingsmelding,
Als een van de portieren niet goed is gesloten:
-
ri
jdende auto (snelheid hoger dan
10
km/h): dit verklikkerlampje gaat
enkele seconden branden in combinatie
met een geluidssignaal en een
waarschuwingsmelding.
2
Toegang tot de auto
Page 54 of 450

52
2008_nl_Chap02_ouvertures_ed01-2016
Dit systeem beveiligt uw auto tegen inbraak en
diefstal. Het systeem bestaat uit de volgende
typen beveiliging:
Alarm
- Omtrekbeveiliging
Dit systeem houdt de te openen
carrosseriedelen van de auto in de gaten.
Het alarm gaat af als iemand een portier, de
achterklep of de motorkap probeert te openen.
- Interieurbeveiliging
Dit systeem treedt in werking als er
bewegingen in het interieur worden
waargenomen.
Het alarm gaat af als er een ruit wordt
ingeslagen, als iets of iemand de auto
binnendringt of als iets of iemand in de auto
beweegt.
Automatische
beveiligingsfunctie
Dit systeem treedt in werking als iemand
probeert het alarm te saboteren.
Het alarm gaat af als iemand probeert de accu,
de bedieningseenheid of de kabels van de
sirene uit te schakelen of te beschadigen.
Raadpleeg het PEUGEOT-netwerk of
een gekwalificeerde werkplaats alvorens
wijzigingen aan het alarmsysteem aan te
brengen.
Vergrendelen van de auto
met volledig ingeschakeld
alarm
Inschakelen
F Zet het contact af en verlaat de auto.F
D
ruk op de vergrendelknop van
de afstandsbediening. De omtrekbeveiliging wordt 5
seconden nadat
de vergrendelknop van de afstandsbediening is
ingedrukt, geactiveerd. De interieurbeveiliging
wordt 45 seconden nadat de vergrendelknop
van de afstandsbediening is ingedrukt,
geactiveerd.
Indien een portier of de achterklep niet goed is
gesloten, wordt de auto niet vergrendeld, maar
worden de omtrek- en interieurbeveiliging na
45
seconden wel ingeschakeld.
F
D
ruk op de ontgrendelknop van
de afstandsbediening.
Uitschakelen
Het alarmsysteem wordt
uitgeschakeld; het verklikkerlampje
van de knop gaat uit.
Het alarmsysteem is geactiveerd: het
verklikkerlampje van de knop zal één
keer per seconde knipperen.
Toegang tot de auto
Page 55 of 450

53
2008_nl_Chap02_ouvertures_ed01-2016
Vergrendelen van de
auto met alleen de
omtrekbeveiliging
ingeschakeld
Schakel de interieurbeveiliging uit om te
voorkomen dat het alarm onnodig wordt
ingeschakeld als bijvoorbeeld:
-
e
en huisdier in de auto wordt gelaten,
-
e
en ruit op een kier blijft staan,
-
d
e auto wordt gewassen.
Uitschakelen van de
interieurbeveiliging
F Zet het contact af.
F D ruk binnen 10 seconden op
de knop tot het verklikkerlampje
blijft branden.
F
V
erlaat de auto.
F
D
ruk onmiddellijk op de
vergrendelknop van de
afstandsbediening.
Alleen de omtrekbeveiliging wordt
ingeschakeld; het verklikkerlampje van de knop
zal één keer per seconde knipperen.
Opnieuw inschakelen van de
interieurbeveiliging
Afgaan van het alarm
Als het alarm afgaat, treedt de sirene in
werking en knipperen de richtingaanwijzers
gedurende 30
seconden.
Als het alarm voor de 11
e keer afgaat, worden
de alarmsystemen uitgeschakeld. F
D
ruk op de ontgrendelknop
van de afstandsbediening om
de omtrekbeveiliging uit te
schakelen.
F
D
ruk op de vergrendelknop van
de afstandsbediening om alle
alarmsystemen in te schakelen.
Het verklikkerlampje van de knop
zal opnieuw één keer per seconde
knipperen.
Als het verklikkerlampje van de knop
snel knippert bij het ontgrendelen van
de auto met de afstandsbediening,
is het alarm tijdens uw afwezigheid
afgegaan. Het lampje stopt met knipperen als
het contact wordt aangezet.
Storing afstandsbediening
Om de alarmsystemen uit te schakelen:
F
O
ntgrendel de auto met de sleutel in het
slot van het bestuurdersportier.
F
O
pen het portier; het alarm gaat af.
F
Z
et het contact aan; het alarm stopt. Het
verklikkerlampje van de knop gaat uit.
Vergrendelen van de auto zonder
het alarm in te schakelen
F Vergrendel de auto of schakel de supervergrendeling in met de sleutel in het
slot van het bestuurdersportier.
Storing
Als bij het aanzetten van het contact het
verklikkerlampje van de knop blijft branden,
duidt dit op een storing in het systeem.
Laat het systeem controleren door het PEUGEOT-
netwerk of door een gekwalificeerde werkplaats.
* Volgens land van bestemming.
Automatisch inschakelen*
Het systeem wordt 2 minuten nadat het
l aatste portier of de achterklep is gesloten,
automatisch ingeschakeld.
F
O
m het afgaan van het alarm bij het
openen van een portier of de achterklep te
voorkomen, moet eerst op de ontgrendelknop
van de afstandsbediening worden gedrukt.
De interieurbeveiliging wordt uitsluitend
uitgeschakeld als deze procedure elke
keer na het afzetten van het contact
wordt uitgevoerd.
2
Toegang tot de auto
Page 56 of 450

54
2008_nl_Chap02_ouvertures_ed01-2016
Elektrisch bedienbare ruiten
1. Ruitbediening links voor.
2. Ruitbediening rechts voor.
3.
R
uitbediening rechts achter.
4.
R
uitbediening links achter.
5.
B
lokkeerschakelaar elektrisch
bedienbare ruiten achter.
Handbediening
Duw of trek de schakelaar tot het zware punt
om de ruit te openen of sluiten. De ruit stopt
zodra de schakelaar wordt losgelaten.
Automatische bediening
(volgens uitvoering)
Duw of trek de schakelaar voorbij het zware
punt om de ruit te openen of sluiten. Als u de
schakelaar hebt losgelaten, opent of sluit de
ruit volledig.
Druk opnieuw op de schakelaar om het openen
of sluiten te stoppen.
Ongeveer 1
minuut nadat de sleutel is
ver wijderd, kunnen de ruiten niet meer worden
bediend. Zet het contact aan om de ruiten weer
te kunnen bedienen.
Beveiliging tegen beknellen
(volgens uitvoering)
Als de ruit sluit en tegen een obstakel stuit,
stopt de ruit en gaat deze direct gedeeltelijk
weer open.
Als de ruit niet automatisch wil sluiten, druk
dan op de schakelaar om de ruit helemaal
te openen en trek vervolgens de schakelaar
omhoog tot de ruit volledig is gesloten. Houd
de schakelaar na het sluiten nog ongeveer
1
seconde vast.
Tijdens deze handelingen is de beveiliging
tegen beknellen uitgeschakeld.
Blokkering van de
ruitbediening achter
Druk, voor de veiligheid van uw
kinderen, op de schakelaar 5 om
de ruitbediening achter, ongeacht
de stand van de ruiten, te
blokkeren.
Als het lampje brandt, is de ruitbediening
achter geblokkeerd. Als het lampje is gedoofd,
is de ruitbediening achter niet geblokkeerd.
Toegang tot de auto
Page 57 of 450

55
2008_nl_Chap02_ouvertures_ed01-2016
Resetten van de
ruitbediening
Als de accu is losgekoppeld geweest, moet de
ruitbediening gereset worden.
Tijdens deze handelingen is de beveiliging
tegen beknellen uitgeschakeld:
-
o
pen de ruit volledig en sluit de ruit.
Telkens als de schakelaar omhoog wordt
getrokken, sluit de ruit enkele centimeters.
Laat de schakelaar los en trek hem
opnieuw omhoog totdat de ruit volledig is
gesloten,
-
h
oud de schakelaar na het sluiten nog
minimaal 1
seconde omhoog getrokken. Neem bij het verlaten van de auto, zelfs
voor een korte periode, altijd de sleutel
mee.
Wanneer tijdens het bedienen van de
ruit iets tussen de ruit en de sponning
bekneld raakt, moet de ruit weer
worden geopend. Druk daarvoor op de
desbetreffende schakelaar.
Wanneer de bestuurder de ruit aan
passagierszijde bedient, moet deze
ervan verzekerd zijn dat niets het
correcte sluiten van de ruit verhindert.
De bestuurder moet ervan verzekerd zijn
dat de passagiers op de juiste manier
gebruik maken van de elektrische
ruitbediening.
Zorg ervoor dat kinderen zich tijdens
het bedienen van de ruit niet kunnen
bezeren.
2
Toegang tot de auto
Page 58 of 450

56
2008_nl_Chap03_confort_ed01-2016
Vo or stoelen
F Trek de beugel omhoog en schuif de stoel in de gewenste stand. F
T rek de hendel omhoog of duw deze
omlaag tot de gewenste stand bereikt is. F
D uw de handgreep naar achteren.
Verstelling in lengterichting HoogteverstellingRugleuningverstelling
Zorg er bij het verstellen van de stoel naar achteren voor dat het schuiven van de stoel niet wordt verhinderd door personen of hinderlijke
voor werpen op de vloer achter de stoel om te voorkomen dat de stoel wordt geblokkeerd. Onderbreek het schuiven van de stoel meteen als dit
het geval is. Uit veiligheidsoverwegingen mogen de stoelen uitsluitend bij stilstaande auto worden versteld.
Comfort
Page 59 of 450

57
2008_nl_Chap03_confort_ed01-2016
Bij draaiende motor is de stoelver warming voor
beide voorstoelen afzonderlijk regelbaar.
F
M
et de draaiknop naast de voorstoel kan
de stoelverwarming ingeschakeld worden
en kan een verwarmingsstand worden
geselecteerd:
0 : Uit.
1 : Laag.
2 : Gemiddeld.
3 : Hoog.
F
T
rek de hoofdsteun omhoog om hem hoger
te zetten.
F
D
ruk op de pal A en trek de hoofdsteun
omhoog om hem te verwijderen.
F
S
teek om de hoofdsteun terug te zetten
de pennen van de hoofdsteun recht in
de openingen van de rugleuning tot de
hoofdsteun op zijn plaats blijft.
F
D
ruk gelijktijdig op de pal A en op de
hoofdsteun om deze lager te zetten. Voor de veiligheid is het frame van de
hoofdsteun gekarteld om te voorkomen
dat de hoofdsteun zakt in het geval van
een aanrijding.
De juiste stand van de hoofdsteun is
als de bovenzijde van de hoofdsteun
zich ter hoogte van de bovenzijde
van het hoofd bevindt.
Ga nooit rijden als de hoofdsteunen zijn
verwijderd. De hoofdsteunen moeten
zijn geplaatst en correct zijn afgesteld.
HoofdsteunStoelverwarming
3
Comfort
Page 60 of 450

58
2008_nl_Chap03_confort_ed01-2016
Achterbank
F Schuif de desbetreffende voorstoel indien nodig naar voren.
F
H
oud de desbetreffende buitenste
veiligheidsgordel tegen de rugleuning en
maak deze vast.
F
Z
et de hoofdsteunen in de laagste stand. F
Z et de rugleuning 2 rechtop en vergrendel
deze.
F
C
ontroleer of de rode markering bij de
knop 1
niet meer zichtbaar is.
F
M
aak de buitenste veiligheidsgordel los en
plaats deze naast de rugleuning.
Bij het neerklappen van de rugleuning
mag de middelste veiligheidsgordel niet
worden vastgemaakt, deze moet plat
tegen de rugleuning worden gelegd. F
D uw op de knop 1 om de rugleuning 2 te
ontgrendelen.
F
K
lap de rugleuning 2 op de zitting 3.
Neerklappen van de rugleuningTerugplaatsen van de rugleuning
U kunt het linkerdeel (2/3) en/of het rechterdeel (1/3) van de rugleuning van de achterbank neerklappen om de bagageruimte te vergroten. De zitting bestaat uit één deel en kan niet opgeklapt worden.
Let erop dat bij het terugplaatsen van
de rugleuning van de achterbank de
veiligheidsgordels niet klem komen te
zitten.
Om de inhoud van de bagageruimte
te vergroten kunt u uitsluitend de
rugleuningen van de achterbank
neerklappen. De zitting van de
achterbank kan niet worden opgeklapt.
Comfort