PEUGEOT 2008 2020 Instructieboekje (in Dutch)
Manufacturer: PEUGEOT, Model Year: 2020, Model line: 2008, Model: PEUGEOT 2008 2020Pages: 260, PDF Size: 6.38 MB
Page 91 of 260

89
Veiligheid
5Stoelnummer
Voorstoelen (j) Achterbank
(j)
1 3456
3 1456
Airbag vóór aan passagierszijde Uitgeschakeld OFF
(b) Ingeschakeld ON
(c)
Kinderzitje met zitverhoger neeB3B3neeB3 (k)
Regels:
– Een plaats die geschikt is voor i-Size is ook
geschikt voor R1, R2 en F2X, F2, B2.
– Een plaats die geschikt is voor R3 is ook
geschikt voor R1 en R2.
– Een plaats die geschikt is voor F3 is ook
geschikt voor F2X en F2.
– Een plaats die geschikt is voor B3 is ook
geschikt voor B2.
(a) Universeel kinderzitje: kinderzitje dat in alle
auto's met de veiligheidsgordel kan worden
bevestigd.
(b) Wanneer u een kinderzitje met de rug in de
rijrichting op deze plaats wilt installeren,
dan moet de airbag van de voorpassagier
worden uitgeschakeld en dus op " OFF"
worden gezet . (c)
Op deze plaats mag alleen een kinderzitje
met het gezicht in de rijrichting worden
geplaatst wanneer de airbag van de
voorpassagier op " ON" staat.
(d) Stel een stoel met hoogteverstelling in op
de hoogste stand en zet deze volledig naar
achteren.
(e) Plaats een kinderzitje met steun nooit op de
middelste zitplaats achter.
(f) Bij een stoel zonder hoogteverstelling moet
de rugleuning rechtop staan.
(g) Als op deze plaats een kinderzitje van het
type Carrycot wordt geïnstalleerd, kunnen
er mogelijk geen andere kinderzitjes
achterin worden geïnstalleerd. (h)
Zet de bestuurdersstoel in de hoogste
stand.
(i) Zet de passagiersstoel vóór in de voorste
stand.
(j) Raadpleeg afhankelijk van de uitvoering
de wetgeving in uw land voordat u een
kinderzitje op deze zitplaats bevestigt.
(k) Klap de rugleuning niet neer.
Page 92 of 260

90
Veiligheid
• Draai naar rechts op het linker achterportier.• Draai naar links op het rechter achterportier.► Om te ontgrendelen, draait u deze in de tegenovergestelde richting.
Verwar de rode knop van de
kinderbeveiliging niet met de zwarte knop
van de noodvergrendeling.
Elektrische
kinderbeveiliging
Afhankelijk van de uitvoering voorkomt dit
systeem dat de achterportieren kunnen worden
geopend met de binnenhandgrepen en/of met de
knoppen van de elektrische achterruitbediening.
Uitvoeringen met 1 bediening
BelangrijkPlaatsen waar geen kinderzitje mag
worden geïnstalleerd.
Airbag voorpassagier uitgeschakeld.
Airbag voorpassagier ingeschakeld.
Plaatsen die geschikt zijn voor het
installeren van een kinderzitje die met de
veiligheidsgordel wordt bevestigd en universele
kinderzitjes met de rug of het gezicht in de
rijrichting .
Plaatsen geschikt voor het installeren van
een universeel goedgekeurd kinderzitje
met de veiligheidsgordel en kinderzitjes met het
gezicht in de rijrichting .
Plaatsen waar het installeren van een
i-Size-kinderzitje is toegestaan.
Plaatsen waar het installeren van een
i-Size-kinderzitje met het gezicht in de
rijrichting is toegestaan.
Aanwezigheid van een TOP TETHER-
bevestiging aan de achterzijde van de
rugleuning zodat er een ISOFIX-kinderzitje met
het gezicht in de rijrichting kan worden
gemonteerd.
Aanwezigheid van een TOP TETHER-
bevestiging aan de achterzijde van de
rugleuning zodat er een universeel ISOFIX-
kinderzitje met het gezicht in de rijrichting
kan worden gemonteerd.
ISOFIX -kinderzitje met de rug in de
rijrichting:
– R1: ISOFIX -kinderzitje voor baby.– R2: ISOFIX kleiner formaat kinderzitje.– R3: ISOFIX groot formaat kinderzitje.ISOFIX-kinderzitje met het gezicht in de
rijrichting:
– F2X: ISOFIX -kinderzitje voor kleuters.– F2: ISOFIX lager kinderzitje.– F3: ISOFIX volledige hoogte kinderzitje.Kinderzitje met zitverhoger.
ISOFIX-kinderzitje type Carrycot::
– L1: hoofd naar de linkerzijde.– L2: hoofd naar de rechterzijde.
Mechanische
kinderbeveiliging
Het systeem voorkomt dat een van de
achterportieren van binnenuit met de handgreep
kan worden geopend.
De rode knop bevindt zich op de zijkant van
beide achterportieren (aangegeven door een
label).
Vergrendelen/ontgrendelen
► Om te vergrendelen, draait u de rode knop
zo ver mogelijk met behulp van de spiesleutel:
Page 93 of 260

91
Veiligheid
5• Draai naar rechts op het linker achterportier.• Draai naar links op het rechter achterportier.► Om te ontgrendelen, draait u deze in de tegenovergestelde richting.
Verwar de rode knop van de
kinderbeveiliging niet met de zwarte knop
van de noodvergrendeling.
Elektrische
kinderbeveiliging
Afhankelijk van de uitvoering voorkomt dit
systeem dat de achterportieren kunnen worden
geopend met de binnenhandgrepen en/of met de
knoppen van de elektrische achterruitbediening.
Uitvoeringen met 1 bediening
Alleen elektrische ruiten
Deze bediening is een aanvulling op de
handbediende kinderbeveiliging voor de
achterportieren.
Portieren en elektrische ruiten
Uitvoeringen met 2 bedieningen
Alleen portieren/Alleen elektrische ruiten
Inschakelen/uitschakelen
► Druk met het contact aan op de bijbehorende knop om de kinderbeveiliging in of uit te
schakelen (het bijbehorende controlelampje gaat
aan of uit om dit aan te geven).
Wanneer de kinderbeveiliging wordt in- of
uitgeschakeld, wordt er ook een melding
weergegeven.
Als het lampje een andere status aangeeft, wijst dit op een storing in de
elektrische kinderbeveiliging.
Laat het systeem controleren door een
PEUGEOT-dealer of een gekwalificeerde
werkplaats.
Als de kinderbeveiliging is ingeschakeld, kunnen de deuren nog altijd van buitenaf
worden geopend en/of kunnen de elektrische
achterruiten met de bediening op het
bestuurdersportier worden bediend.
Dit systeem werkt onafhankelijk van de
centrale vergrendeling; gebruik het nooit
in plaats daarvan.
Controleer bij het aanzetten van het contact
altijd de stand van de kinderbeveiliging.
Neem bij het verlaten van de auto, zelfs voor
een korte periode, altijd de sleutel mee.
Bij een ernstige aanrijding wordt de
elektrische kinderbeveiliging automatisch
uitgeschakeld, zodat de achterpassagiers de
auto kunnen verlaten.
Page 94 of 260

92
Rijden
Rijadviezen
► Houd u altijd aan de verkeersregels en let onder alle omstandigheden goed op.► Richt uw aandacht op het verkeer en houd uw handen op het stuurwiel, zodat u snel kunt
reageren op onverwachte situaties.
► Kies voor een soepele rijstijl, anticipeer op situaties waarbij u moet remmen en houd
afstand van de auto's voor u, vooral bij slecht
weer.
► Voer handelingen die veel aandacht vergen (bijvoorbeeld verstellen of afstellen) altijd bij
stilstaande auto uit.
► Bij lange ritten is het raadzaam om elke twee uur pauze te nemen.
Belangrijk!
Laat de motor nooit stationair draaien
in een slecht geventileerde, afgesloten
ruimte. Verbrandingsmotoren stoten giftige
uitlaatgassen uit, zoals koolmonoxide. Kans
op vergiftiging met dodelijke afloop!
Laat de motor bij zeer winterse
omstandigheden (temperaturen lager
dan -23 °C) gedurende 4 minuten stationair
draaien voordat u wegrijdt. Dit is belangrijk
voor de goede werking en de levensduur van
de mechanische onderdelen van uw auto (de
motor en de transmissie).
Rijd nooit met aangetrokken
parkeerrem . Kans op oververhitting en
beschadiging van het remsysteem!
Parkeer de auto niet of laat de motor
niet draaien op een brandbare
ondergrond (dor gras, dode bladeren
enz).Het uitlaatsysteem van uw auto wordt
erg warm en blijft ook na het afzetten van de
motor nog enkele minuten warm.
Brandgevaar!
Laat de auto nooit onbewaakt met
draaiende motor achter.Als u uw auto
met draaiende motor moet verlaten, schakel
dan de parkeerrem in en zet de
versnellingsbak of schakelhendel in de
neutraalstand of in de stand N of P,
afhankelijk van de uitvoering.
Laat nooit kinderen zonder toezicht in
de auto achter.
Rijden op een overstroomde
weg
Probeer het rijden over overstroomde wegen zo
veel mogelijk te vermijden, want het water kan
de motor, versnellingsbak en het elektrische
systeem van uw auto ernstig beschadigen.
Bent u genoodzaakt over een overstroomd
weggedeelte te rijden, doe dan het volgende:
► controleer dat de diepte van het water nergens meer is dan 15 cm en houd daarbij rekening met de golven die kunnen worden
veroorzaakt door andere gebruikers,
► schakel de functie Stop & Start uit,► rijd zo langzaam mogelijk zonder de motor te laten afslaan. Rijd in elk geval niet sneller dan 10 km/h,► zet de auto niet stil en zet de motor niet af.Als u het overstroomde weggedeelte achter u
hebt gelaten, rem dan, zodra de verkeerssituatie
dat toelaat, meerdere keren licht af om de
remschijven en remblokken te drogen.
Als u twijfels hebt over de staat van uw auto,
neem dan contact op met het PEUGEOT-
netwerk of een gekwalificeerde werkplaats.
Geluid (elektrisch)
Buiten
De auto maakt onder het rijden bijna geen
geluid; daarom moet de bestuurder extra goed
opletten.
Bij snelheden tot 30 km/u waarschuwt het geluidssignaal voor voetgangers andere
weggebruikers dat uw auto eraan komt.
De tractiebatterij laden
De ventilator gaat tijdens het laden
aan om de geïntegreerde lader en de
tractiebatterij te koelen.
Binnen
Onder het rijden kunt u bepaalde geluiden horen
die bij een elektrische auto horen. Deze geluiden
zijn bijvoorbeeld:
– Het relais van de tractiebatterij bij het starten.– De vacuümpomp bij het remmen.– Afrolgeluiden van de banden of windgeruis tijdens het rijden. – Schokkende en kloppende geluiden bij het wegrijden op een helling.
Trekken van een aanhanger
Wanneer de auto met een aanhanger
rijdt, wordt de auto zwaarder belast en
moet u extra voorzichtig zijn.
Overschrijd nooit het maximaal
toegestane aanhangergewicht.
Op hoogte: verlaag het maximale
aanhangergewicht met 10% voor elke extra
1000 meter; door de lagere luchtdichtheid op
grote hoogte nemen de motorprestaties af.
Page 95 of 260

93
Rijden
6Bij snelheden tot 30 km/u waarschuwt het
geluidssignaal voor voetgangers andere
weggebruikers dat uw auto eraan komt.
De tractiebatterij laden
De ventilator gaat tijdens het laden
aan om de geïntegreerde lader en de
tractiebatterij te koelen.
Binnen
Onder het rijden kunt u bepaalde geluiden horen
die bij een elektrische auto horen. Deze geluiden
zijn bijvoorbeeld:
– Het relais van de tractiebatterij bij het starten.– De vacuümpomp bij het remmen.– Afrolgeluiden van de banden of windgeruis tijdens het rijden. – Schokkende en kloppende geluiden bij het wegrijden op een helling.
Trekken van een aanhanger
Wanneer de auto met een aanhanger
rijdt, wordt de auto zwaarder belast en
moet u extra voorzichtig zijn.
Overschrijd nooit het maximaal
toegestane aanhangergewicht.
Op hoogte: verlaag het maximale
aanhangergewicht met 10% voor elke extra
1000 meter; door de lagere luchtdichtheid op
grote hoogte nemen de motorprestaties af.
Nieuwe auto: gebruik de auto pas om een aanhanger te trekken als deze
minstens 1000 kilometer heeft gereden.
Als de buitentemperatuur hoog is, raden wij u aan om de motor 1 tot 2 minuten
stationair te laten draaien voordat u de motor
afzet, zodat de motor sneller kan afkoelen.
Controle voor vertrek
Kogeldruk
► Verdeel het gewicht in de caravan/aanhanger gelijkmatig, plaats zware voorwerpen zo dicht
mogelijk bij de as (op het punt van samenkomst
bij uw auto) en probeer de maximaal toegestane
kogeldruk zo dicht mogelijk te benaderen zonder
deze te overschrijden.
Banden
► Controleer de bandenspanning van de auto en de aanhanger en breng deze indien nodig op
de juiste waarde.
Verlichting
► Controleer de verlichting van de aanhanger en de hoogteverstelling van de koplampen van
uw auto.
De parkeerhulp wordt automatisch
uitgeschakeld om een geluidssignaal te
vermijden als bij het aankoppelen van een
aanhanger een originele PEUGEOT-trekhaak
wordt gebruikt.
Tijdens het rijden
Koeling
Wanneer u met de auto een aanhanger sleept
terwijl u een helling op rijdt, dan stijgt de
temperatuur van de koelvloeistof. Het maximale
aanhangergewicht is afhankelijk van het
hellingspercentage en de buitentemperatuur. Het
koelvermogen van de ventilator neemt niet toe
met het motortoerental.
► Verlaag de snelheid en het motortoerental zodat de vloeistof niet te veel opwarmt.
Let altijd goed op de koelvloeistoftemperatuur.
Als dit waarschuwingslampje gaat branden in combinatie met het
waarschuwingslampje STOP, stop dan zo snel
mogelijk en zet de motor af.
Remsysteem
Met een aangekoppelde aanhanger heeft de
auto een langere remweg. Vermijd langdurig
gebruik van de remmen om te voorkomen dat de
remmen oververhit raken. Dan is het beter om
op de motor af te remmen.
Zijwind
Vergeet niet dat de auto tijdens het slepen meer
last heeft van de wind.
Page 96 of 260

94
Rijden
Diefstalbeveiliging
Elektronische
startblokkering
De sleutels zijn voorzien van een elektronisch
startblokkeringssysteem waarvan de geheime
code moet worden herkend om de motor te
kunnen starten.
Bij een storing in het systeem wordt er een
melding weergegeven en zal de motor niet
starten.
Neem contact op met een PEUGEOT-dealer.
Starten / afzetten van de
motor met de sleutel
Contactslot
Het contactslot heeft 3 standen:
– 1. Stop: sleutel in het contactslot steken
en uit het contactslot verwijderen, stuurslot
vergrendeld.
– 2. Contact: stuurslot ontgrendeld, contact
ingeschakeld, voorgloeien dieselmotor, draaien
van de motor.
– 3. Starten.
Bevestig geen zware objecten aan de
sleutel of aan de afstandsbediening.
Hierdoor worden deze zwaarder en zouden
een storing in het contactslot kunnen
veroorzaken.
Stand Contact
In deze stand werkt de elektrische uitrusting
van de auto en kan externe apparatuur worden
opgeladen.
Als het laadniveau van de accu een bepaalde
minimale grenswaarde heeft bereikt, schakelt het
systeem over op de eco-mode: de elektrische
voeding wordt automatisch uitgeschakeld zodat
de accu voldoende opgeladen blijft.
De motor starten
Met een aangetrokken parkeerrem:► Zet bij een auto met een handgeschakelde
versnellingsbak de versnellingshendel in de
neutraalstand en trap het koppelingspedaal
volledig in.
► Zet bij een auto met een automatische
transmissie de selectiehendel in de stand N of
P en trap het rempedaal volledig in.
► Steek de sleutel in het contactslot; het systeem herkent de code.► Ontgrendel het stuurslot door gelijktijdig aan het stuurwiel en de sleutel te draaien.
In bepaalde gevallen is veel kracht nodig
bij het draaien aan het stuurwiel
(bijvoorbeeld als de wielen volledig naar links
of rechts zijn gedraaid).
► Bij een auto met een benzinemotor: activeer
de startmotor door de sleutel in de stand 3 te
houden tot de motor is aangeslagen. Geef hierbij
geen gas. Laat de sleutel los zodra de motor
start.
Bij benzinemotoren kan na een koude
start het voorverwarmen van de
katalysator bij een stilstaande auto met
draaiende motor (verhoogd stationair
toerental) gedurende wel 2 minuten
waarneembare motortrillingen met zich
meebrengen.
► Bij een auto met een dieselmotor draait u de
sleutel in de stand 2, contact inschakelen, om de
motor te laten voorgloeien.
Zodra dit waarschuwingslampje op het
instrumentenpaneel uit gaat, start de
startmotor door de sleutel in de stand 3 te
houden totdat de motor is aangeslagen; geef
daarbij geen gas. Laat de sleutel los zodra de
motor start.
Onder winterse omstandigheden blijft het waarschuwingslampje langer branden.
Als de motor warm is, gaat het
waarschuwingslampje niet branden.
Als de motor niet onmiddellijk aanslaat, zet dan het contact uit. Wacht een paar
seconden voordat u de motor opnieuw start.
Als de motor ook na een aantal pogingen niet
aanslaat, probeer dan niet langer de motor te
starten: de startmotor en de motor zouden
beschadigd kunnen raken.
Neem contact op met een PEUGEOT-dealer
of een gekwalificeerde werkplaats.
Laat de motor bij gematigde
temperaturen niet stationair
warmdraaien, maar rijd zo snel mogelijk weg
zonder de motor veel toeren te laten draaien.
Afzetten van de motor
► Zet de auto stil.
► Draai bij een stationair draaiende motor de sleutel naar stand 1.► Verwijder de sleutel uit het contactslot.► Draai om het stuurslot te vergrendelen aan het stuurwiel tot het blokkeert.
Zet de voorwielen in de rechtuitstand
alvorens de motor af te zetten. Dit
vergemakkelijkt het ontgrendelen van het
stuurslot.
Page 97 of 260

95
Rijden
6Onder winterse omstandigheden blijft het
waarschuwingslampje langer branden.
Als de motor warm is, gaat het
waarschuwingslampje niet branden.
Als de motor niet onmiddellijk aanslaat, zet dan het contact uit. Wacht een paar
seconden voordat u de motor opnieuw start.
Als de motor ook na een aantal pogingen niet
aanslaat, probeer dan niet langer de motor te
starten: de startmotor en de motor zouden
beschadigd kunnen raken.
Neem contact op met een PEUGEOT-dealer
of een gekwalificeerde werkplaats.
Laat de motor bij gematigde
temperaturen niet stationair
warmdraaien, maar rijd zo snel mogelijk weg
zonder de motor veel toeren te laten draaien.
Afzetten van de motor
► Zet de auto stil.
► Draai bij een stationair draaiende motor de sleutel naar stand 1.► Verwijder de sleutel uit het contactslot.► Draai om het stuurslot te vergrendelen aan het stuurwiel tot het blokkeert.
Zet de voorwielen in de rechtuitstand
alvorens de motor af te zetten. Dit
vergemakkelijkt het ontgrendelen van het
stuurslot.
Zet nooit het contact af voordat de auto
volledig tot stilstand is gekomen. Als de
motor wordt afgezet, worden ook de
rembekrachtiging en de stuurbekrachtiging
uitgeschakeld: u zou dan de controle over de
auto kunnen verliezen!
Controleer of de parkeerrem goed is
aangetrokken, met name als de auto op
een helling staat.
Houd de sleutel bij u en vergrendel de auto
wanneer u de auto verlaat.
Eco-mode
Nadat de motor is gestopt (stand 1. Stop),
gedurende een maximale, totale duur van
ongeveer dertig minuten, kunt u nog altijd
functies gebruiken, zoals het audio- en
telematicasysteem, de interieurverlichting, de
ruitenwissers en het dimlicht.
Zie het betreffende hoofdstuk voor meer
informatie over de eco-mode.
Sleutel vergeten
Als de sleutel nog in het contactslot zit
en in de stand 1 (Stop) staat, wordt er bij
het openen van het bestuurdersportier een
waarschuwingsmelding weergegeven in
combinatie met een geluidssignaal.
Als de sleutel onbedoeld in de stand 2
(Contact) van het contactslot blijft staan,
wordt het contact na een uur automatisch
afgezet.
Draai de sleutel in de stand 1 (Stop) en
vervolgens opnieuw in de stand 2 (Contact)
om het contact weer aan te zetten.
Starten / afzetten van de
motor metKeyless entry
and start
De elektronische sleutel moet zich in het
interieur bevinden.
Voor uitvoeringen voorzien van Proximity
Keyless Entry and Starting, wordt de
elektronische sleutel ook in de bagageruimte
gedetecteerd.
Als de elektronische sleutel niet wordt
gedetecteerd, wordt een melding
weergegeven.
Verplaats de elektronische sleutel zodat de
motor kan worden gestart of gestopt.
Als dit niet lukt, raadpleeg dan het gedeelte
"Sleutel niet gedetecteerd - Noodprocedure
voor starten/afzetten".
Page 98 of 260

96
Rijden
Starten
► Zet bij een auto met een handgeschakelde
versnellingsbak de versnellingshendel in de
neutraalstand en trap het koppelingspedaal
volledig in.
► Selecteer bij een auto met een automatische
transmissie de stand P of N en trap vervolgens
het rempedaal in.
► Druk op de toets "START/STOP"; houd het
pedaal ingetrapt tot de motor is aangeslagen.
Bij auto's met een dieselmotor wordt de motor
bij temperaturen beneden het vriespunt en/
of bij een koude motor pas gestart als het
waarschuwingslampje voor het voorgloeien is
gedoofd.
Als dit waarschuwingslampje gaat branden nadat u op de toets " START/
STOP" hebt gedrukt:
► Moet u het pedaal ingetrapt houden en niet
nogmaals op de toets " START/STOP" drukken
voordat de motor is aangeslagen.
Als aan een van de voorwaarden voor het
starten niet wordt voldaan, wordt een melding
weergegeven.
In sommige gevallen geeft een melding
aan dat het stuurwiel heen en weer moet
worden bewogen terwijl u de toets " START/
STOP" ingedrukt houdt om het stuurslot te
ontgrendelen.
Bij benzinemotoren kan na een koude
start het voorverwarmen van de
katalysator bij een stilstaande auto met
draaiende motor (verhoogd stationair
toerental) waarneembare motortrillingen met
zich meebrengen.
Als de motor afslaat, laat u het koppelingspedaal los en trapt u het
vervolgens weer helemaal in. De motor wordt
dan automatisch weer gestart.
Uitschakelen
► Zet de auto stil en laat de motor stationair draaien.► Zet bij een auto met een handgeschakelde
versnellingsbak de versnellingshendel bij
voorkeur in de neutraalstand.
► Selecteer bij een auto met een automatische
transmissie bij voorkeur de stand P of N.
► Druk op de knop "START/STOP".
In sommige gevallen is het nodig om aan
het stuurwiel te draaien om het stuurslot te
vergrendelen.
Als de auto niet stilstaat, kan de motor
niet worden afgezet.
Als de motor wordt afgezet, worden ook de rembekrachtiging en de
stuurbekrachtiging uitgeschakeld: u zou dan
de controle over de auto kunnen verliezen!
Laat de elektronische sleutel nooit in de
auto achter als u de auto verlaat.
Starten/afzetten van de
elektromotor
Starten
De selectiehendel moet in stand P staan.► Trap het rempedaal volledig in en druk kort op de knop START/STOP.
► Houd uw voet op het rempedaal totdat het lampje READY gaat branden en u een
geluidssignaal hoort, om aan te geven dat u met
de auto kunt gaan rijden.
► Druk met uw voet op het rempedaal op de toets "Unlock" en selecteer stand D/B of R.► Laat het rempedaal los en geef gas.Bij het starten gaan de lampjes van het
instrumentenpaneel branden en gaat de naald
of cursor van de vermogensmeter naar de
neutraalstand. De stuurkolom wordt automatisch ontgrendeld (u kunt een geluid horen en voelen
dat het stuurwiel beweegt).
Afzetten
► Druk op de knop "START/STOP".
Controleer voordat u uit de auto stapt of:
– De selectiehendel in stand P staat.– Het lampje READY niet brandt.
Als het bestuurdersportier wordt geopend
terwijl er niet aan de vereiste
voorwaarden voor het afzetten is voldaan,
hoort u een geluidssignaal en wordt er een
waarschuwingsmelding weergegeven.
Contact inschakelen zonder
de motor te starten
Wanneer de elektronische sleutel zich in het
interieur bevindt, kunt u op de toets " START/
STOP" drukken zonder een van de pedalen
Page 99 of 260

97
Rijden
6neutraalstand. De stuurkolom wordt automatisch
ontgrendeld (u kunt een geluid horen en voelen
dat het stuurwiel beweegt).
Afzetten
► Druk op de knop "START/STOP".
Controleer voordat u uit de auto stapt of:
– De selectiehendel in stand P staat.– Het lampje READY niet brandt.
Als het bestuurdersportier wordt geopend terwijl er niet aan de vereiste
voorwaarden voor het afzetten is voldaan,
hoort u een geluidssignaal en wordt er een
waarschuwingsmelding weergegeven.
Contact inschakelen zonder
de motor te starten
Wanneer de elektronische sleutel zich in het
interieur bevindt, kunt u op de toets " START/
STOP" drukken zonder een van de pedalen in te trappen
om het contact in te schakelen
zonder de motor te starten.
► Druk nogmaals op deze toets om het contact
af te zetten en de auto te kunnen vergrendelen.
Sleutel niet herkend
Noodprocedure voor het starten
Op de stuurkolom bevindt zich een
noodsleutellezer waarmee de motor kan
worden gestart als het systeem de sleutel niet
waarneemt in de detectiezone of als de batterij
van de elektronische sleutel leeg is.
► Houd de afstandsbediening tegen de lezer .► Zet bij een auto met een handgeschakelde
versnellingsbak de versnellingspook in de neutraalstand en trap het koppelingspedaal
volledig in.
► Selecteer bij een auto met een
automatische transmissie of
selectiehendel
(elektrisch) stand P en trap
vervolgens het rempedaal volledig in.
► Druk op de knop "START/STOP".
De motor wordt gestart.
Noodprocedure voor het afzetten van
de motor
Als de elektronische sleutel niet wordt
herkend of zich niet meer in de detectiezone
bevindt, verschijnt een melding op het
instrumentenpaneel wanneer een portier wordt
gesloten of bij een poging om de motor af te
zetten.
► Houd, om het afzetten van de motor te bevestigen, de toets "START/STOP" ongeveer 5
seconden ingedrukt.
Als de elektronische sleutel niet werkt, neem dan
contact op met een PEUGEOT-dealer of een
gekwalificeerde werkplaats.
Noodprocedure voor het
uitschakelen van de motor
De motor kan uitsluitend in noodgevallen worden
afgezet (zelfs tijdens het rijden).
► Houd de toets "START/STOP" ongeveer 5
seconden ingedrukt.
Page 100 of 260

98
Rijden
In dit geval wordt het stuurslot ingeschakeld
zodra de auto stilstaat.
Handbediende
parkeerrem
Vrijzetten
► Trek de hendel van de parkeerrem licht omhoog, druk de ontgrendelknop in en duw de
hendel geheel omlaag.
Als tijdens het rijden dit lampje en het waarschuwingslampje STOP gaan
branden in combinatie met een geluidssignaal en
een melding op het display, is de parkeerrem
nog (iets) aangetrokken.
Aantrekken
► Trek de hendel van de parkeerrem aan om de auto op zijn plaats te houden.
Blokkeer bij het parkeren van de auto op
een helling de voorwielen door deze in
de richting van het trottoir te sturen, trek de
parkeerrem aan, schakel een versnelling in
en zet het contact uit.
Elektrische parkeerrem
In de automatische stand schakelt dit systeem
de parkeerrem in wanneer de motor wordt
uitgezet en wordt de parkeerrem uitgeschakeld
wanneer de auto gaat rijden.
Altijd met draaiende motor:► Schakel de parkeerrem in door kort aan de
bedieningshendel te trekken.
► Schakel de parkeerrem uit door kort tegen de bedieningshendel te duwen terwijl u het
rempedaal indrukt.
Standaard is de automatische werking
geactiveerd.
Verklikkerlampje
Dit lampje gaat zowel op het
instrumentenpaneel als op de hendel
branden om te bevestigen dat de parkeerrem is
aangetrokken, in combinatie met de weergave
van de melding Parkeerrem aangetrokken.
Het lampje gaat uit om te bevestigen dat de
parkeerrem is vrijgezet, in combinatie met de
melding Parkeerrem vrijgezet.
Het lampje knippert in reactie op een verzoek om
de parkeerrem handmatig aan te trekken of vrij
te zetten.
Bij een lege accu werkt de elektrische
parkeerrem niet meer.
Als de parkeerrem niet is aangetrokken
bij een auto met een handgeschakelde
versnellingsbak, moet u uit
veiligheidsoverwegingen een versnelling
inschakelen om te voorkomen dat de auto
wegrolt.
Als de parkeerrem niet is aangetrokken bij
een auto met een automatische transmissie
of selectiehendel (elektrisch), moet u uit
veiligheidsoverwegingen het meegeleverde
wielblok tegen een van de wielen plaatsen om
te voorkomen dat de auto wegrolt.
Neem contact op met een PEUGEOT-dealer
of een gekwalificeerde werkplaats.
Controleer voordat u de auto verlaat of de parkeerrem is aangetrokken: de
lampjes op het instrumentenpaneel en de
hendel moeten permanent branden.
Als de parkeerrem niet is aangetrokken, klinkt
er een geluidssignaal en wordt er een melding
weergegeven als het bestuurdersportier wordt
geopend.
Laat kinderen nooit alleen in de auto: ze
zouden de parkeerrem kunnen vrijzetten.
Wanneer de auto staat geparkeerd op
een steile helling, de auto zwaar
beladen is of als een aanhanger wordt
getrokken
Bij een handgeschakelde versnellingsbak
draait u de wielen naar de stoeprand toe en
schakelt u een versnelling in.
Bij een automatische transmissie of
selectiehendel (elektrisch) draait u de wielen
naar de stoeprand toe en zet u de transmissie
in stand P.
Als er een aanhangwagen achter uw auto is
gekoppeld, mag het hellingspercentage bij het
parkeren niet hoger zijn dan 12%.
Handbediende werking
Handmatig vrijzetten
Contact aan of draaiende motor:► Trap het rempedaal in.