PEUGEOT 2008 2020 Instructieboekje (in Dutch)
Manufacturer: PEUGEOT, Model Year: 2020, Model line: 2008, Model: PEUGEOT 2008 2020Pages: 260, PDF Size: 6.38 MB
Page 61 of 260

59
Ergonomie en comfort
3Sfeerverlichting interieur
De sfeerverlichting van het interieur geeft een
zacht, gekleurd licht in het interieur, zowel
overdag als 's nachts.
U kunt deze functie in- en uitschakelen,
de lichtsterkte ervan aanpassen en de
kleur ervan selecteren in het menu
Rijverlichting / Auto van het touchscreen.
Voorzieningen
bagageruimte
1.Bagageafdekking
2. Verlichting bagageruimte
3. Sjorogen
4.Open opbergvakken
5. Gereedschapsset (afhankelijk van de
uitvoering)
6. Vloerbekleding in de bagageruimte of
bagageruimtevloer met 2 standen
7. Opbergbak
Aan de sjorogen kunt u verschillende
soorten bagagenetten bevestigen om
bagage op zijn plaats te houden.
Deze bagagenetten zijn als accessoire
leverbaar.
Neem voor meer informatie contact op met
een PEUGEOT-dealer.
Vloer bagageruimte, twee
posities
De vloerplaat kan met behulp van de steunen
aan de zijkant in twee standen worden gezet,
waarmee u de bagageruimte naar wens kunt
indelen:
– Hoogste stand (maximaal 100 kg): met de
achterbank neergeklapt ontstaat zo een vlakke
laadvloer tot aan de voorstoelen.
– Laagste stand (maximaal 150 kg): maximale
inhoud van de bagageruimte.
Bij bepaalde uitvoeringen kan de
verplaatsbare vloerplaat niet in de
laagste stand worden gezet.
Hoogteverstelling:
► Trek de vloerplaat met behulp van de middelste handgreep omhoog en naar u toe en
gebruik vervolgens de steunen aan de zijkant om
de vloerplaat te verplaatsen.
► Duw de vloerplaat zo ver mogelijk naar voren om deze in de gewenste stand te zetten.
Vastzetten in de opgetilde stand:► Til de vloerplaat vanuit de hoge stand op tot de bagageafdekking.► Haal de vloerplaat langs de uittrekbare steunen en laat de vloerplaat hierop rusten.
Opbergbak
► Til de vloerbekleding van de bagageruimte
helemaal voor toegang tot de opbergbak.
Afhankelijk van de uitvoering bevat de
opbergbak:
– Een bandenreparatieset met gereedschapsset.
– Een reservewiel met gereedschapsset.
Page 62 of 260

60
Ergonomie en comfort
Verlichting bagageruimte
De verlichting gaat automatisch branden
zodra de achterklep wordt geopend en gaat
automatisch uit zodra deze wordt gesloten.
De tijd dat de bagageruimteverlichting brandt,
hangt af van de situatie:
– bij afgezet contact: ongeveer 10 minuten.– in de eco-mode: ongeveer 30 seconden.– bij draaiende motor: onbeperkt.
Page 63 of 260

61
Verlichting en zicht
4Lichtschakelaar
Hoofdverlichting
Automatische verlichting/dagrijverlichtingof
Lichten uit (contact uit)/
Dagrijverlichting (draaiende motor)
Alleen parkeerlicht
Dimlicht of grootlicht
Overschakelen van dim- naar
grootlicht
► Trek de hendel naar u toe om over te schakelen van dim- naar grootlicht en terug.
Als de verlichting is uitgeschakeld of in de stand
AUTO staat, of wanneer alleen de parkeerlichten
zijn ingeschakeld, kunt u een lichtsignaal met
het grootlicht geven door de hendel naar u toe
te trekken.
Displays
Een controlelampje op het instrumentenpaneel
geeft aan dat de geselecteerde verlichting is
ingeschakeld.
Wanneer een lamp defect is, dan gaat dit
lampje permanent branden, wordt er een
melding weergegeven en klinkt er een
geluidssignaal.
Mistlampen achter
Deze functie werkt alleen als het dimlicht
is ingeschakeld.
► Draai de ring naar voren om de mistachterlampen in te schakelen en naar
achteren om ze uit te schakelen.
Wanneer de verlichting automatisch wordt
uitgeschakeld (stand " AUTO"), blijven de
mistlampen en het dimlicht branden.
Mistlampen voor en achter
Deze verlichting werkt als het
parkeerlicht, dimlicht of grootlicht is
ingeschakeld.
► Draai de ring naar voren:• eenmaal om de mistlampen vóór in te schakelen,• tweemaal om het mistachterlicht in te schakelen.► Draai de ring naar achteren:• eenmaal om het mistachterlicht uit te schakelen,• tweemaal om de mistlampen vóór uit te schakelen.
Als de verlichting automatisch wordt
uitgeschakeld (uitvoering met stand " AUTO") of
als het dimlicht handmatig wordt uitgeschakeld,
blijven de mistverlichting en de parkeerlichten
branden.
► Draai de ring naar achteren om de mistlampen uit te schakelen; de parkeerlichten
worden dan ook uitgeschakeld.
Het inschakelen van de mistverlichting is
verboden bij helder weer of regen, zowel
overdag als 's nachts. Ze zijn onder deze
omstandigheden namelijk verblindend voor
Page 64 of 260

62
Verlichting en zicht
Parkeerlichten
De zijkant van de auto wordt gemarkeerd door
het inschakelen van de parkeerlichten aan de
kant van het verkeer.
► Afhankelijk van de uitvoering: zet de lichtschakelaar binnen één minuut na het
afzetten van het contact omhoog of omlaag om
de parkeerlichten aan de kant van het verkeer
in te schakelen (voorbeeld: rechts van de
weg parkeren: lichtschakelaar omlaag duwen;
parkeerlichten links gaan branden).
Als de verlichting is ingeschakeld, hoort u een
geluidssignaal en gaat het controlelampje
van de betreffende richtingaanwijzer op het
instrumentenpaneel branden.
► Zet de lichtschakelaar in de middelste stand om de parkeerlichten uit te schakelen.
medeweggebruikers. De mistverlichting mag
alleen worden ingeschakeld bij mist of
sneeuwval (de regels kunnen per land
verschillen).
Vergeet niet de mistverlichting uit te
schakelen zodra deze niet meer nodig is.
De verlichting uitschakelen na het
afzetten van het contact
Als het contact wordt afzet, worden alle
lichten automatisch uitgeschakeld, behalve
het dimlicht als de automatische "follow me
home"-verlichting is geactiveerd.
De verlichting inschakelen na het
afzetten van het contact
Wanneer u de lichtschakelaar weer wilt
activeren, draai de ring (afhankelijk van de
uitvoering) in de stand 0 (lampen uit) of in de
stand AUTO en vervolgens in de gewenste
stand.
Als het bestuurdersportier is geopend, hoort u
een tijdelijk geluidssignaal dat de bestuurder
waarschuwt dat de lampen nog branden.
De verlichting gaat automatisch na enige tijd
uit; hoe lang dit duurt is afhankelijk van de
laadtoestand van de accu (overgang naar
eco-mode).
Onder bepaalde weersomstandigheden
(zoals een lage temperatuur of vocht)
kan er een laagje condens aan de binnenzijde
van de koplampen en de achterlichten
ontstaan; dit verdwijnt als de lampen enkele
minuten branden.
Kijk nooit van dichtbij in de lichtbundel
van koplampen met led- of Full
LED-technologie. U kunt daarbij ernstig
oogletsel oplopen!
Reizen naar het buitenland
Auto's met halogeenkoplampen
Wanneer u uw auto gaat gebruiken in een
land waarin het verkeer aan de andere kant
van de weg rijdt, moet de afstelling van de
dimlichten worden gewijzigd om te voorkomen
dat tegemoetkomend verkeer wordt verblind.
Neem contact op met een PEUGEOT-dealer
of een gekwalificeerde werkplaats.
Dagrijverlichting /
Parkeerlichten
Deze ledlampen aan de voor- en achterzijde van
de auto gaan automatisch branden wanneer de
motor wordt gestart.
Ze hebben de volgende functies:– Dagrijverlichting (lichtschakelaar in stand "0"
of "AUTO" bij voldoende omgevingslicht).
– Parkeerlicht (lichtschakelaar in stand "AUTO" bij weinig omgevingslicht of in stand
"Parkeerlicht" of "Dim-/groot licht").
Richtingaanwijzers
► Links of rechts: beweeg de hendel omlaag of omhoog, voorbij het zware punt.
Wanneer de richtingaanwijzers na meer
dan 20 seconden nog niet zijn
uitgeschakeld, neemt het knippergeluid bij
een snelheid van meer dan 80 km/h
automatisch toe.
Drie keer knipperen
► Beweeg de hendel kort omhoog of omlaag, zonder deze door de weerstand te drukken. De
desbetreffende richtingaanwijzers zullen drie
keer knipperen.
Page 65 of 260

63
Verlichting en zicht
4Parkeerlichten
De zijkant van de auto wordt gemarkeerd door
het inschakelen van de parkeerlichten aan de
kant van het verkeer.
► Afhankelijk van de uitvoering: zet de lichtschakelaar binnen één minuut na het
afzetten van het contact omhoog of omlaag om
de parkeerlichten aan de kant van het verkeer
in te schakelen (voorbeeld: rechts van de
weg parkeren: lichtschakelaar omlaag duwen;
parkeerlichten links gaan branden).
Als de verlichting is ingeschakeld, hoort u een
geluidssignaal en gaat het controlelampje
van de betreffende richtingaanwijzer op het
instrumentenpaneel branden.
► Zet de lichtschakelaar in de middelste stand om de parkeerlichten uit te schakelen.
Hoogteverstelling van de
koplampen
Koplampen met halogeen-
of ledtechnologie handmatig
afstellen
Stel de koplampen af op basis van de lading van
uw auto om verblinding van medeweggebruikers
te voorkomen.
0(Basisinstelling)
Alleen bestuurder of bestuurder +
voorpassagier
1 5 personen
2 5 personen + lading in de bagageruimte
3 Alleen bestuurder + lading in de
bagageruimte
4 5 6 Niet gebruikt
Deze informatie is alleen bedoeld als richtlijn.
Afhankelijk van de uitvoering zijn mogelijk
ongebruikte posities vereist.
Automatische verstelling van de koplampen met Full
LED-technologie
Dit systeem past automatisch de hoogte van de
koplampen aan de lading van de auto aan.
Bij een storing gaat dit
waarschuwingslampje op het
instrumentenpaneel branden, in combinatie met
een melding en een geluidssignaal.
Het systeem zet in dat geval de koplampen in de
laagste stand.
Laat het systeem controleren door een
PEUGEOT-dealer of een gekwalificeerde
werkplaats.
Raak koplampen met led- of Full
LED-technologie niet aan - gevaar van
elektrocutie!
Automatisch inschakelen van de verlichting
Wanneer de ring in de stand " AUTO" staat en
de regen-/lichtsensor weinig omgevingslicht
detecteert, worden de kentekenplaatverlichting,
de parkeerlichten en het dimlicht automatisch
ingeschakeld. De verlichting kan ook, in geval
van neerslag, gelijktijdig met het automatisch
inschakelen van de ruitenwissers vóór worden
ingeschakeld.
Page 66 of 260

64
Verlichting en zicht
Grootlichtassistent
Als de ring in de stand "AUTO” staat,
schakelt dit systeem automatisch tussen
dimlicht en grootlicht op basis van de licht- en
verkeersomstandigheden, met behulp van een
camera aan de bovenkant van de voorruit.
Dit systeem is een hulpsysteem bij het
rijden.
De bestuurder blijft zelf verantwoordelijk
voor de verlichting van zijn auto, voor de
aanpassing van de verlichting aan de
lichtsterkte van de omgeving, het zicht en
het verkeer, en voor het naleven van de
verkeersregels.
Het systeem wordt actief bij een
rijsnelheid hoger dan 25 km/h.
Als de snelheid lager dan 15 km/h wordt,
werkt deze functie niet meer.
De verlichting wordt uitgeschakeld als de
lichtsterkte van de omgeving weer voldoende is
of nadat het wissen is gestopt.
Storing
Bij een storing in de regen-/lichtsensor
gaat de verlichting branden en gaat dit
lampje branden op het instrumentenpaneel in
combinatie met een geluidssignaal en/of een
melding.
Neem contact op met het PEUGEOT-netwerk of
een gekwalificeerde werkplaats.
Dek de regen-/lichtsensor, die zich in het
midden aan de bovenzijde van de
voorruit achter de binnenspiegel bevindt, niet
af. De aan de sensor gekoppelde functies
worden dan niet meer aangestuurd.
Bij mist of sneeuw kan de regen-/
lichtsensor ten onrechte voldoende licht
waarnemen. De verlichting wordt dan niet
automatisch ingeschakeld.
Follow me home- en
instapverlichting
Follow me home-verlichting
Automatisch
Met de ring in de stand " AUTO" en bij weinig
licht gaat het dimlicht automatisch branden als
het contact wordt afgezet.
U kunt deze functie in- en uitschakelen en
de duur van de "follow me home-
verlichting" instellen in het menu Rijverlichting /
Auto van het touchscreen.
Handmatig
► Trek bij afgezet contact de lichtschakelaar naar u toe (lichtsignaal) om de functie in en uit te
schakelen.
De handbediende follow me home-verlichting
wordt na een bepaalde tijd automatisch
uitgeschakeld.
Instapverlichting
Wanneer de auto wordt ontgrendeld, er weinig
licht is en de functie "Automatisch inschakelen
van de koplampen" is geactiveerd, schakelt dit
systeem automatisch bepaalde lampen aan de
buitenzijde en bepaalde lampen in het interieur
in.
U kunt deze functie in- en uitschakelen en
de duur van de instapverlichting instellen
in het menu Rijverlichting / Auto van het
touchscreen.
Instapverlichting
buitenspiegels
Deze lampen verlichten de grond bij de
voorportieren zodat u gemakkelijker kunt
instappen.
De instapverlichting wordt automatisch
ingeschakeld:
– als de auto wordt ontgrendeld.– als een van de portieren wordt geopend.– als er een verzoek van de afstandsbediening
wordt ontvangen voor het lokaliseren van de
auto.
Deze gaan ook branden in combinatie
met de instapverlichting en de follow me
home-verlichting.
De verlichting dooft na 30 seconden
automatisch.
Page 67 of 260

65
Verlichting en zicht
4Grootlichtassistent
Als de ring in de stand "AUTO” staat,
schakelt dit systeem automatisch tussen
dimlicht en grootlicht op basis van de licht- en
verkeersomstandigheden, met behulp van een
camera aan de bovenkant van de voorruit.
Dit systeem is een hulpsysteem bij het
rijden.
De bestuurder blijft zelf verantwoordelijk
voor de verlichting van zijn auto, voor de
aanpassing van de verlichting aan de
lichtsterkte van de omgeving, het zicht en
het verkeer, en voor het naleven van de
verkeersregels.
Het systeem wordt actief bij een
rijsnelheid hoger dan 25 km/h.
Als de snelheid lager dan 15 km/h wordt,
werkt deze functie niet meer.
Inschakelen/uitschakelen
Deze functie wordt ingesteld in het menu
Rijverlichting/Auto op het touchscreen.
De status van de functie blijft nadat het contact is
afgezet opgeslagen in het geheugen.
Werking
Als de omgeving voldoende is verlicht en/
of gebruik van het groot licht door de
verkeerssituatie niet mogelijk is:
– De dimlichten blijven b randen: Deze lampjes gaan op het
instrumentenpaneel branden.
In een zeer donkere omgeving en als de
verkeerssituatie het toelaat:
– Het groot licht gaat automatisch branden. Deze lampjes gaan op
het instrumentenpaneel branden.
De functie wordt uitgeschakeld als de
mistlampen worden ingeschakeld.
Als de mistlampen zijn uitgeschakeld, wordt de
functie automatisch weer geactiveerd.
Dit lampje gaat uit als de functie wordt
uitgeschakeld.
Werking onderbreken
De bestuurder kan indien nodig op elk moment
zelf de verlichting omschakelen.
► Door het geven van een "lichtsignaal" wordt de werking van de functie onderbroken:
• als de verklikkerlampjes "AUT O" en "Dimlicht" branden, zal het systeem
overschakelen op het grootlicht,
• als de verklikkerlampjes "AUTO" en "Grootlicht" branden, zal het systeem
overschakelen op het dimlicht.
Geef nogmaals een lichtsignaal om de functie
weer te activeren.
Er kunnen storingen in de werking van
het systeem optreden:
– bij slecht zicht (sneeuw , zware regenval enz.),– als het gedeelte van de voorruit voor de camera vuil, beslagen of afgedekt is
(bijvoorbeeld met een sticker, enz.),
– als de verlichting van uw auto wordt weerkaatst door spiegelende of reflecterende
panelen (bijvoorbeeld verkeersborden).
Het systeem schakelt de functie tijdelijk uit als
het dichte mist detecteert.
Het systeem detecteert geen:
– weggebruikers die geen verlichting voeren,
zoals voetgangers,– voertuigen waarvan de verlichting wordt afgeschermd (bijvoorbeeld door een vangrail
op de snelweg),
– voertuigen die zich aan de top of de voet van een steile helling, in een bocht of op een
zijweg bevinden.
Page 68 of 260

66
Verlichting en zicht
Uit
Eén keer wissen (duw de hendel even
omlaag).
of
Automatisch.
Zie de desbetreffende rubriek.
Als het contact is afgezet met de ruitenwissers ingeschakeld, moet u na
het aanzetten van het contact weer de hendel
bedienen om de ruitenwissers opnieuw in te
schakelen (tenzij het contact minder dan 1
minuut is afgezet geweest).
In stand 1 of 2 wordt de wisfrequentie
automatisch verlaagd als de snelheid van
de auto lager is dan 5 km/h.Zodra de wagensnelheid hoger wordt dan 10 km/h, wordt de oorspronkelijke wisfrequentie (snel of normaal) weer
aangehouden.
Eén keer wissen
► Trek de hendel kort naar u toe.
Ruitensproeiers vóór
► Trek de ruitenwisserschakelaar naar u toe.De ruitensproeiers en ruitenwissers werken
zolang er aan de hendel wordt getrokken.
Reinig de voorruit, met name het
gedeelte vóór de camera, regelmatig.
De binnenkant van de voorruit kan ook
beslaan ter hoogte van de camera. Bij
vochtige en koude weersomstandigheden
moet u de voorruit regelmatig ontwasemen.
Laat geen sneeuw op de motorkap of het dak
liggen, omdat de detectiecamera daardoor
kan worden afgedekt.
Statische bochtverlichting
Dit systeem zorgt ervoor dat de mistlamp
vóór tijdens het rijden met dim- of groot licht
wordt ingeschakeld om de binnenkant van
de bocht extra te verlichten bij snelheden tot
40 km/h (handig in de stad, op bochtige wegen, kruispunten, parkeergarages enz).
Zonder/met statische bochtverlichting
Inschakelen/uitschakelen
Deze functie wordt ingesteld in het menu
Rijverlichting/Auto op het touchscreen.
Inschakelen / uitschakelen
Het systeem wordt ingeschakeld:– bij het inschakelen van een richtingaanwijzerof– als het stuurwiel ver genoeg wordt verdraaid.Het systeem wordt uitgeschakeld:– bij een geringe stuuruitslag.– bij snelheden boven 40 km/u.– als de achteruit is ingeschakeld.
Ruitenwisserschakelaar
Voordat u de ruitenwissers onder
winterse omstandigheden gaat
gebruiken, verwijder sneeuw en ijs van de
voorruit en rondom de ruitenwissers en
wisserbladen.
Schakel de ruitenwissers niet in op een
droge voorruit. Bij zeer hoge of lage
temperaturen moet u controleren of de
ruitenwissers niet aan de voorruit vastzitten
voordat u de ruitenwissers inschakelt.
Wanneer u de auto in een wasstraat
was, kunt u tijdelijk vreemde geluiden of
verminderde werking van de ruitenwissers
opmerken. U hoeft de ruitenwissers niet te vervangen.
Zonder automatische
ruitenwissers
Met automatische
ruitenwissers
Ruitenwissers vóór
► De wissnelheid selecteren: zet de hendel omhoog of omlaag in de gewenste stand.Wissen op hoge snelheid (hevige
neerslag)
Wissen op normale snelheid (matige
regenval)
Intervalwissen (wissnelheid afhankelijk
van de rijsnelheid)
Page 69 of 260

67
Verlichting en zicht
4Uit
Eén keer wissen (duw de hendel even
omlaag).
of
Automatisch.
Zie de desbetreffende rubriek.
Als het contact is afgezet met de ruitenwissers ingeschakeld, moet u na
het aanzetten van het contact weer de hendel
bedienen om de ruitenwissers opnieuw in te
schakelen (tenzij het contact minder dan 1
minuut is afgezet geweest).
In stand 1 of 2 wordt de wisfrequentie
automatisch verlaagd als de snelheid van
de auto lager is dan 5 km/h.Zodra de wagensnelheid hoger wordt dan 10 km/h, wordt de oorspronkelijke wisfrequentie (snel of normaal) weer
aangehouden.
Eén keer wissen
► Trek de hendel kort naar u toe.
Ruitensproeiers vóór
► Trek de ruitenwisserschakelaar naar u toe.De ruitensproeiers en ruitenwissers werken
zolang er aan de hendel wordt getrokken.
Na het gebruik van de ruitensproeiers wordt nog
een laatste wisslag gemaakt.
Bij auto's met automatische
airconditioning wordt tijdens het
bedienen van de ruitensproeiers vóór
automatisch de luchttoevoer afgesloten om
een onaangename geur in het interieur te
voorkomen.
Bedien de ruitensproeiers niet zolang het
reservoir van de ruitensproeiervloeistof
leeg is; kans op beschadiging van de
ruitenwisserbladen.
Bedien de ruitensproeiers alleen als er geen
risico is van bevriezing van de vloeistof op
de voorruit; hierdoor zou het zicht namelijk
kunnen afnemen. Gebruik tijdens de winter
producten die geschikt zijn voor zeer lage
temperaturen.
Vul nooit bij met water.
Ruitenwisser achter
► Draai aan de ring om het symbool van de gewenste stand tegenover het merkteken te
zetten.
Uit
Interval
Sproeien en wissen
Achteruitversnelling
Als de ruitenwissers vóór zijn geactiveerd op het
moment dat u de achteruitversnelling inschakelt,
treedt ook de ruitenwisser achter in werking.
Deze functie kan worden ingesteld in het
menu Rijverlichting/Auto van het touchscreen.
Schakel de automatische werking van de
ruitenwisser achter uit als sneeuw zich
heeft opgehoopt op de achterruit, bij strenge
vorst of als een fietsendrager op de trekhaak
is bevestigd. Dit kunt u doen via het menu
Rijden/Auto van het touchscreen.
Ruitensproeier achter
► Draai de ring helemaal richting het dashboard en houd hem in deze stand.
De ruitensproeier en ruitenwisser werken zolang
aan de ring wordt gedraaid.
Na het sproeien wordt nog een laatste wisslag
gemaakt.
Page 70 of 260

68
Verlichting en zicht
► Houd nogmaals de arm vast bij het starre gedeelte en leg de ruitenwisser voorzichtig op de
achterruit.
Automatische
ruitenwissers
In de stand AUTO worden de ruitenwissers
vóór automatisch ingeschakeld als neerslag
wordt gedetecteerd. Als het regent, wordt de
wissnelheid automatisch aangepast aan de
hoeveelheid neerslag.
De neerslag wordt gedetecteerd door een
regen-/lichtsensor die zich in het midden aan de
bovenzijde van de voorruit bevindt, achter de
binnenspiegel.
Dek de regen-/lichtsensor niet af.
Schakel de automatische ruitenwissers
uit en zet het contact af als de auto wordt
gewassen in een wasstraat.
Wacht 's winters met het inschakelen van de
automatische ruitenwissers tot de voorruit
volledig ontdooid is.
Speciale stand van de
ruitenwissers vóór
De onderhoudsstand wordt gebruikt voor het
reinigen of vervangen van de wisserbladen. De
stand kan ook in de winter (bij ijs en sneeuw)
worden gebruikt om de ruitenwisserbladen los
van de voorruit te zetten.
Voor een goede werking van de
ruitenwissers raden wij u het volgende
aan:
– Ga er voorzichtig mee om.– Reinig ze regelmatig met zeepsop.– Gebruik de ruitenwissers niet om een stuk karton tegen de voorruit te houden.– Vervang ze zodra ze tekenen van slijtage vertonen.
Voordat u een wisserblad van de voorruit
demonteert
► Wanneer u de wisserhendel binnen een minuut na het uitschakelen van het contact
bedient, gaan de wisserbladen in een verticale
positie staan.
► Ga verder met waar u mee bezig was of vervang de ruitenwisserbladen.
Na het monteren van een ruitenwisserblad
voor de voorruit
► Zet het contact aan en bedien de ruitenwisserhendel om de ruitenwissers weer in
de oorspronkelijke stand te zetten.
Ruitenwisserbladen
vervangen
Ruitenwisserbladen vóór verwijderen/
aanbrengen
► Voer de vervangingsprocedures voor de ruitenwisserbladen uit vanaf de bestuurderszijde.► Begin met het ruitenwisserblad het verst van u vandaan, houd elke arm vast bij het starre
gedeelte en beweeg deze zo ver mogelijk
omhoog.
Raak de ruitenwisserbladen niet aan
- kans op onherstelbare vervorming.
Laat de ruitenwissers niet los terwijl ze
bewegen - kans op beschadiging van de
voorruit!
► Reinig de voorruit met ruitensproeiervloeistof.
Gebruik geen waterafstotende producten
van het type "Rain X".
► Maak het versleten wisserblad het dichtst bij u los en verwijder het.► Breng het nieuwe wisserblad aan en klem deze op de ruitenwisserarm.► Herhaal de procedure voor het andere ruitenwisserblad.► Begin met het ruitenwisserblad het dichtst bij u; houd nogmaals elke arm vast bij het starre
gedeelte en leg de ruitenwisser voorzichtig op
de voorruit.
Verwijderen/aanbrengen
ruitenwisserblad achter
► Houd de arm vast bij het starre gedeelte en beweeg deze zo ver mogelijk omhoog.► Reinig de achterruit met reinigingsmiddel voor autoruiten.► Maak het versleten wisserblad los en verwijder het.► Breng het nieuwe wisserblad aan en klem het op de ruitenwisserarm.