stop start PEUGEOT 2008 2021 Instructieboekje (in Dutch)
[x] Cancel search | Manufacturer: PEUGEOT, Model Year: 2021, Model line: 2008, Model: PEUGEOT 2008 2021Pages: 260, PDF Size: 7.71 MB
Page 40 of 260

38
Toegang
Elektrische ruitbediening
1.Linksvoor
2. Rechtsvoor
3. Rechtsachter
4. Linksachter
5. Elektrische kinderbeveiliging (afhankelijk van de
uitvoering)
Zie het betreffende hoofdstuk voor meer informatie over
de Elektrische kinderbeveiliging.
Handmatige bediening
► Openen/sluiten van de ruit: druk op of trek aan de
schakelaar zonder het weerstandspunt te passeren; de
ruit stopt zodra de schakelaar wordt losgelaten.
Automatische werking
► Wanneer u de ruit wil openen/sluiten, druk op of
trek aan de schakelaar voorbij het weerstand: de ruit
opent of sluit volledig wanneer de schakelaar wordt
losgelaten.
Bedien de schakelaar opnieuw om het openen of
sluiten te stoppen.
De ruitbediening kan nog ongeveer 45 seconden na het uitschakelen van het contact
of na vergrendeling van de auto worden bediend.
Daarna wordt de bediening uitgeschakeld. U kunt
de bediening weer inschakelen door het contact in
te schakelen of de auto te ontgrendelen.
Beveiliging tegen beknellen
Als de ruit tijdens het sluiten een obstakel tegenkomt,
stop de ruit onmiddellijk en gaat gedeeltelijk weer
omlaag.
Resetten van de ruitbediening
Wanneer de accu opnieuw is aangesloten of wanneer
de ruit een abnormale beweging maakt, moet de
beveiliging tegen beknellen gereset.
De beveiliging tegen beknellen wordt tijdens de
volgende handelingen uitgeschakeld.
Doe het volgende voor elke ruit:
►
Open de ruit volledig en sluit de ruit.
Telkens als de
schakelaar omhoog wordt gedrukt, sluit de ruit enkele
centimeters. Laat de schakelaar los en trek deze
opnieuw omhoog totdat de ruit volledig is gesloten.
►
Blijf nog minimaal één seconde aan de schakelaar
trekken nadat de ruit is gesloten.
Wanneer er tijdens het bedienen van de ruit iets tussen de elektrische ruit en de sponning
bekneld raakt, moet de ruit weer worden geopend.
Druk hiervoor op de betreffende schakelaar.
Wanneer de bestuurder de elektrische ruitbediening
van een van de andere portieren bedient, moet hij/
zij controleren of de ruit zonder problemen kan
worden gesloten.
Het is belangrijk dat passagiers de elektrische ruiten
juist gebruiken.
Let bij het bedienen van de ruiten vooral goed op
kinderen.
Let goed op passagiers en/of andere personen die
aanwezig zijn wanneer ruiten op afstand met de
elektronische sleutel worden gesloten.
Steek uw hoofd of armen bij geopende ruiten niet
naar buiten wanneer de auto rijdt – kans op ernstig
letsel!
Schuif- / kanteldak
Het schuif- / kanteldak bestaat uit een beweegbaar
glazen gedeelte dat over het dak schuift en een
zonnescherm dat onafhankelijk kan worden geopend.
Als het schuif- / kanteldak wordt geopend, opent
automatisch het zonnescherm.
►
Gebruik de knop in de dakconsole om het
panoramische schuif- / kanteldak te bedienen.
Het schuif- / kanteldak kan worden bediend wanneer
het contact is aangezet (als de laadtoestand van de
accu voldoende is), bij draaiende motor, in de STOP-
stand van de Stop & Start en tot 45 seconden na het
afzetten van het contact of het vergrendelen van de
auto.
Voorzorgsmaatregelen
Steek uw hoofd of armen niet door het schuif- / kanteldak wanneer de auto rijdt - kans op
ernstig letsel!
Controleer of de accessoires of vervoerde lading op de dakdragers de beweging van het
dak niet kunnen hinderen.
Leg geen zware voorwerpen op het beweegbare
glazen deel van het schuif- / kanteldak.
Als het dak door regen of het wassen van de auto nat is geworden, wacht dan totdat het
volledig droog is voordat u het dak bedient.
Open het dak niet als het met sneeuw of ijs is
bedekt - Kans op beschadiging!
Gebruik alleen kunststof ijskrabbers om het dak
sneeuw- of ijsvrij te maken.
Controleer regelmatig de staat van de rubbers van het schuif- / kanteldak (aanwezigheid van
vuil, dode bladeren enz).
Als u de auto in een wasstraat of met een
hogedrukreiniger gaat reinigen, controleer dan
eerst of het dak volledig is gesloten en houd de
Page 41 of 260

39
Toegang
2Het schuif- / kanteldak kan worden bediend wanneer
het contact is aangezet (als de laadtoestand van de
accu voldoende is), bij draaiende motor, in de STOP-
stand van de Stop & Start en tot 45 seconden na het
afzetten van het contact of het vergrendelen van de
auto.
Voorzorgsmaatregelen
Steek uw hoofd of armen niet door het schuif- / kanteldak wanneer de auto rijdt - kans op
ernstig letsel!
Controleer of de accessoires of vervoerde lading op de dakdragers de beweging van het
dak niet kunnen hinderen.
Leg geen zware voorwerpen op het beweegbare
glazen deel van het schuif- / kanteldak.
Als het dak door regen of het wassen van de auto nat is geworden, wacht dan totdat het
volledig droog is voordat u het dak bedient.
Open het dak niet als het met sneeuw of ijs is
bedekt - Kans op beschadiging!
Gebruik alleen kunststof ijskrabbers om het dak
sneeuw- of ijsvrij te maken.
Controleer regelmatig de staat van de rubbers van het schuif- / kanteldak (aanwezigheid van
vuil, dode bladeren enz).
Als u de auto in een wasstraat of met een
hogedrukreiniger gaat reinigen, controleer dan
eerst of het dak volledig is gesloten en houd de
hogedrukreiniger altijd op meer dan 30 cm van de
rubbers.
Laat de auto nooit achter met geopend dak.
Werking
Wanneer u het schuif- / kanteldak volledig opent,
beweegt het beweegbare glazen deel eerst naar de
gedeeltelijk geopende positie en schuift het vervolgens
over het dak. Elke tussenstand is mogelijk.
Voordat u de bedieningstoets van het schuif- /
kanteldak bedient, moet u controleren of de
beweging niet door voorwerpen of personen wordt
belemmerd.
Let vooral goed op als kinderen het schuif- /
kanteldak bedienen.
Als u het schuif- / kanteldak bedient en er iets
vastzit, dan kunt u de beweging van het dak
stoppen door op de betreffende bedieningstoets te
drukken.
De bestuurder moet ervoor zorgen dat de
passagiers het schuif- / kanteldak op de juiste
manier gebruiken.
Wanneer u de stand van het schuif- / kanteldak
handmatig aanpast, kan het gebeuren dat de
beveiliging tegen beknellen niet meer goed werkt.
Voer een reset uit.
Beveiliging tegen beknellen
Als het dak tijdens het sluiten op een obstakel stuit,
wordt de beweging automatisch omgedraaid.
De beveiliging tegen beknellen van het dak werkt
doeltreffend tot een snelheid van 120
km/h.
Het schuif- / kanteldak openen/sluiten
► Wanneer u het schuif- / kanteldak wilt openen,
bedient u het deel van de toets dat naar achteren is
gericht.
►
W
anneer u het schuif- / kanteldak wilt sluiten,
bedient u het deel van de toets dat naar voren is
gericht.
De toets bedienen
► Wanneer u voorbij het weerstandspunt van de toets
drukt, wordt het dak volledig geopend of gesloten.
►
En wanneer u nog een keer op de toets drukt, stopt
de beweging.
►
W
anneer de toets ingedrukt wordt gehouden
(zonder voorbij het weerstandspunt te gaan), dan stopt
het glas als de toets wordt losgelaten.
►
Schuif- / kanteldak gesloten: druk de toets één keer
in zonder het weerstandspunt te passeren om het dak
in de gedeeltelijk geopende positie te zetten.
►
W
anneer het schuif- / kanteldak gedeeltelijk open is:
wanneer u één keer op het voorste deel van de toets
drukt, zonder voorbij het weerstandspunt te gaan, sluit
het dak volledig.
Het schuif- / kanteldak en de ruiten kunnen worden gesloten door de
portiervergrendelingsknop ingedrukt te houden. De
Page 44 of 260

42
Ergonomie en comfort
Stoelverwarming
De functie werkt alleen als de motor draait en als de
buitentemperatuur lager dan 20 °C is.
► Druk op de toets voor uw stoel.
► Elke keer dat u op de toets drukt, wijzigt de
stand van de verwarming; het bijbehorende aantal
controlelampjes gaat branden.
► U kunt de verwarming uitschakelen door op de toets
te drukken totdat alle controlelampjes uit zijn.
De status van het systeem wordt opgeslagen bij het
uitzetten van het contact.
Gebruik de functie niet als de stoel niet wordt gebruikt.
Verlaag de verwarmingsstand zo snel mogelijk.
Als de stoel en het interieur een prettige
temperatuur hebben bereikt, schakel de functie
uit; als het stroomverbruik daalt, daalt ook het
energieverbruik.
Rugleuninghoek
► Draai de knop voor de gewenste hoek.
Hoogte
► Trek de hendel omhoog voor omhoog zetten of duw
deze omlaag voor omlaag zetten totdat de gewenste
stand is bereikt.
Elektrisch verstelbare stoelen
Verstellen in lengterichting
► Duw de schakelaar naar voren of naar achteren
om de stoel in lengterichting in de gewenste stand te
zetten.
Rugleuninghoek
► Duw de schakelaar naar voren of naar achteren.
Hoogte en hoek van de zitting
► Duw de achterzijde van de schakelaar omhoog of
omlaag voor de gewenste hoogte en hoek.
Elektrische verstelling van de
lendensteun
► Druk op de schakelaar + of - om de lendensteun
naar wens in te stellen.
Massagefunctie
(Alleen bestuurdersstoel)
Deze functie zorgt voor een massage van de lendenen.
Deze werkt alleen bij draaiende motor en als de STOP-
stand van het Stop & Start-systeem is geactiveerd.
Inschakelen/uitschakelen
► Druk op deze toets om de functie in of uit te
schakelen.
Bij het inschakelen gaat het verklikkerlampje branden.
De massagefunctie is voor een tijdsduur van één uur
ingeschakeld.
Gedurende deze tijdsduur wordt de massage in 6
cycli van 10 minuten uitgevoerd (6 minuten massage
worden gevolgd door 4 minuten rust).
Na een uur wordt de functie uitgeschakeld, het
verklikkerlampje gaat dan uit.
Page 48 of 260

46
Ergonomie en comfort
opgelopen, is het raadzaam om het interieur even te
ventileren.
Zorg ervoor dat de luchttoevoer hoog genoeg is
ingesteld, zodat de lucht in het interieur goed wordt
ververst.
Bij condensvorming door gebruik van de airconditioning kan er water onder uit de auto
lekken. Dit is volkomen normaal.
Onderhoud van het ventilatie- en airconditioningssysteem
► Controleer regelmatig de staat van het
interieurfilter en laat de filterelementen periodiek
vervangen.
We raden aan om een samengesteld interieurfilter
te gebruiken. Het speciale actieve additief biedt
bescherming tegen vervuilende gassen en
onaangename geuren.
► Voor een juiste werking van het
airconditioningssysteem moet u het laten
controleren volgens de aanbevelingen in het
onderhoudsschema van de fabrikant.
Stop & Start De verwarmings- en airconditioningssystemen
werken alleen als de motor draait.
Schakel het Stop & Start-systeem tijdelijk uit om
een comfortabele temperatuur in het interieur te
behouden.
Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor meer
informatie over het Stop & Start-systeem.
► Zet de rugleuning ( 2) rechtop en druk hem stevig
aan zodat hij wordt vergrendeld.
►
Controleer of de rode indicator van de handgreep
1
niet meer zichtbaar is.
►
Controleer of de buitenste veiligheidsgordels niet
klem zitten.
Let op: als de rugleuning niet goed is vergrendeld, komt de veiligheid van de
passagiers bij een noodstop of een aanrijding in
gevaar.
Voorwerpen in de bagageruimte kunnen naar voren
worden geslingerd - kans op ernstig letsel!
Verwarming en ventilatie
Luchttoevoer
De lucht in het interieur wordt gefilterd en van buitenaf
toegevoerd via het luchtrooster onder de voorruit, of in
het interieur gerecirculeerd.
Bedieningselementen
Afhankelijk van de uitvoering zijn de
bedieningselementen toegankelijk via het menu
Airconditioning
van het touchscreen of zijn ze bij
elkaar geplaatst op het bedieningspaneel van de
middenconsole.
Luchtverdeling
1. Ventilatieroosters voor het ontdooien / ontwasemen
van de voorruit
2. Ventilatieroosters voor het ontdooien / ontwasemen
van de zijruiten vóór
3. Verstelbare en afsluitbare zijventilatieroosters
4. Verstelbare en afsluitbare middelste
ventilatieroosters
5. Ventilatieroosters voetenruimte bestuurder en
voorpassagier
6. Ventilatieroosters voetenruimte achterpassagiers
(afhankelijk van de uitvoering)
Advies
Het ventilatie- en airconditioningssysteem
gebruiken
►
Let erop dat de uitstroomopening onder
de voorruit, de verschillende luchtkanalen,
ventilatieroosters, overige uitstroomopeningen en
ventilatieopening in de bagageruimte vrij blijven
voor een gelijkmatige verdeling van de lucht naar
het interieur.
►
Dek de zonnesensor op het dashboard niet
af; deze wordt gebruikt voor het regelen van het
automatische airconditioningssysteem.
►
Zet de airconditioning minstens één tot twee
keer per maand 5 tot 10 minuten aan om het
systeem in goede staat te houden.
►
Gebruik de airconditioning niet als deze niet
koelt en neem contact op met een PEUGEOT-
dealer of een gekwalificeerde werkplaats.
Wanneer er een zware lading op een steile helling
bij een hoge buitentemperatuur wordt gesleept, kan
de airconditioning tijdelijk worden uitgeschakeld,
zodat de motor meer vermogen heeft en meer
sleepkracht biedt.
Rijd niet te lang met de ventilatie uitgeschakeld of terwijl de luchtrecirculatie in het interieur
langere tijd is ingeschakeld. Kans op beslaan en
verslechtering van de luchtkwaliteit!
Als de auto lange tijd in de zon heeft gestaan en de temperatuur in het interieur hoog is
Page 49 of 260

47
Ergonomie en comfort
3opgelopen, is het raadzaam om het interieur even te
ventileren.
Zorg ervoor dat de luchttoevoer hoog genoeg is
ingesteld, zodat de lucht in het interieur goed wordt
ververst.
Bij condensvorming door gebruik van de airconditioning kan er water onder uit de auto
lekken. Dit is volkomen normaal.
Onderhoud van het ventilatie- en airconditioningssysteem
►
Controleer regelmatig de staat van het
interieurfilter en laat de filterelementen periodiek
vervangen.
We raden aan om een samengesteld interieurfilter
te gebruiken. Het speciale actieve additief biedt
bescherming tegen vervuilende gassen en
onaangename geuren.
►
V
oor een juiste werking van het
airconditioningssysteem moet u het laten
controleren volgens de aanbevelingen in het
onderhoudsschema van de fabrikant.
Stop & Start De verwarmings- en airconditioningssystemen
werken alleen als de motor draait.
Schakel het Stop & Start-systeem tijdelijk uit om
een comfortabele temperatuur in het interieur te
behouden.
Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor meer
informatie over het
Stop & Start-systeem.
ECO-rijstandWanneer deze stand wordt geselecteerd,
neemt het stroomverbruik af, maar wordt de werking
van de verwarmings- en airconditioningssystemen
beperkt, hoewel deze systemen niet worden
uitgeschakeld.
Handbediende airconditioning
Druk op de toets Airconditioning om de pagina met de bedieningstoetsen van het
systeem weer te geven.
1. Regeling temperatuur
2. Regeling luchtopbrengst
3. Regeling luchtverdeling
4. Airconditioning aan/uit
Temperatuurregeling
► Druk op een van de knoppen 1 ( - of + ) om de
temperatuur in te stellen.
Regeling luchtopbrengst
► Druk op een van de toetsen 2 ( - of + ) of draai
aan knop 2 om de aanjagersnelheid te verlagen of
verhogen.
Wanneer de aanjagersnelheid tot een minimum wordt
verlaagd, stopt de ventilatie.
Regeling van de luchtverdeling
► Druk op toetsen 3 om de verdeling van de
luchtstroom in het interieur aan te passen.
Voorruit en zijruiten
Middelste ventilatieroosters en
zijventilatieroosters
Voetenruimte
Wanneer het lampje in de toets brandt, wordt er lucht in
de aangegeven richting geblazen.
U kunt de volgende toetsen tegelijk indrukken:
–
Middelste ventilatieroosters en zijventilatieroosters +
voetenruimten
–
V
oorruit en zijruiten + voetenruimten
Airconditioning aan / uit
De airconditioning werkt in elk jaargetijde efficiënt, maar
alleen als de ruiten zijn gesloten.
Met dit systeem kunt u het volgende:
–
In de zomer de temperatuur in de auto verlagen.
–
Beslagen ruiten in de winter bij temperaturen boven
3 °C sneller te ontwasemen.
►
Druk op toets
4 om de airconditioning in of uit te
schakelen.
Page 52 of 260

50
Ergonomie en comfort
Programmeren
Met PEUGEOT Connect Radio- of PEUGEOT
Connect Nav-systeem
(Afhankelijk van het land waar de auto is verkocht)Het programmeren kan ook met een smartphone worden uitgevoerd, met de app
MYPEUGEOT APP.
Zie het betreffende deel voor meer informatie over de
op afstand te bedienen functies.
Met PEUGEOT Connect Nav-systeem
In het menu Airconditioning > OPTIES:Selecteer Temperatuur conditionering.
► Druk op + om een programmering toe te voegen.
► Selecteer het tijdstip waarop u in de auto stapt en
de gewenste dagen. Druk op OK.
► Druk op ON om dit programma te activeren.
De voorverwarming / -koeling begint ongeveer 45
minuten vóór de geprogrammeerde tijd wanneer de
auto op een laadpunt is aangesloten (20 minuten
wanneer dat niet het geval is) en blijft daarna nog 10
minuten ingeschakeld.
U kunt meerdere programma's instellen. Elk programma wordt in het systeem
opgeslagen.
Om de elektrische actieradius te optimaliseren
raden wij aan om een programma te starten
wanneer de auto op een laadpunt is aangesloten.
Het is normaal dat de ventilator tijdens het voorverwarmen/-koelen geluid maakt.
De temperatuur wordt niet meer geregeld. Door de
rijwind stroomt er nog wel wat lucht in de auto.
Ontwasemen - ontdooien
voorruit
Automatisch programma Zicht
Selecteer dit programma om de voor- en zijruiten snel
te ontwasemen of te ontdooien.
► Druk op deze toets om de functie in of uit te
schakelen (bevestigd door branden/doven van
het lampje).
Het programma regelt automatisch de airconditioning
(afhankelijk van de uitvoering), de luchtopbrengst en de
luchttoevoer, en zorgt voor een optimale verdeling van
de lucht naar de voorruit en zijruiten.
U kunt de luchtopbrengst handmatig aanpassen zonder
het automatische programma Zicht uit te schakelen.
Bij auto's met een Stop & Start-systeem is de STOP-stand niet beschikbaar zolang de
ontwaseming in werking is.
Onder winterse omstandigheden moet u alle sneeuw en ijs van de voorruit bij de camera
verwijderen voordat u wegrijdt.
Anders kan de werking van de apparatuur die de
camera gebruiken negatief worden beïnvloed.
Voorruitverwarming
Bij koud weer verwarmt dit systeem de onderzijde van
de voorruit en het gedeelte langs de voorruitstijl links.
Zonder dat u daarvoor de instellingen van de
airconditioning hoeft te wijzigen, zorgt deze functie
ervoor dat de ruitenwisserbladen sneller loskomen van
de voorruit als ze zijn vastgevroren en helpt de functie
een opeenhoping van sneeuw door de werking van de
ruitenwissers te voorkomen.
Inschakelen / uitschakelen
► Druk met draaiende motor op deze toets om de
functie in of uit te schakelen (bevestigd door een
controlelampje).
De functie wordt geactiveerd als de buitentemperatuur
daalt tot minder dan 0 °C en automatisch uitgeschakeld
wanneer de motor wordt afgezet.
Achterruitverwarming
Het ontwasemen/ontdooien werkt alleen als de motor
draait.
Afhankelijk van de uitvoering worden de buitenspiegels
ook ontwasemd/ontdooid.
► Druk op deze toets om de functie in of uit te
schakelen (bevestigd door het branden / doven
van het controlelampje).
De achterruitverwarming wordt automatisch
uitgeschakeld om onnodig stroomverbruik te
voorkomen.
Schakel de achterruitverwarming uit wanneer u deze niet meer nodig hebt; wanneer het
stroomverbruik daalt, daalt het energieverbruik ook.
Voorverwarmen/voorkoelen
(elektrische auto)
Met deze functie kunt u de temperatuur in het interieur
zo programmeren dat een vooraf bepaalde temperatuur
die niet kan worden gewijzigd (ongeveer 21 °C) is
bereikt voordat u in de auto stapt. U kunt de dagen en
tijden hiervoor instellen.
Deze functie is ook beschikbaar als de auto niet wordt
opgeladen.
Page 53 of 260

51
Ergonomie en comfort
3Programmeren
Met PEUGEOT Connect Radio- of PEUGEOT
Connect Nav-systeem
(Afhankelijk van het land waar de auto is verkocht)Het programmeren kan ook met een smartphone worden uitgevoerd, met de app
MYPEUGEOT APP.
Zie het betreffende deel voor meer informatie over de
op afstand te bedienen functies.
Met PEUGEOT Connect Nav-systeem
In het menu Airconditioning > OPTIES:Selecteer Temperatuur conditionering.
►
Druk op
+ om een programmering toe te voegen.
►
Selecteer het tijdstip waarop u in de auto stapt en
de gewenste dagen. Druk op OK.
►
Druk op
ON om dit programma te activeren.
De voorverwarming / -koeling begint ongeveer 45
minuten vóór de geprogrammeerde tijd wanneer de
auto op een laadpunt is aangesloten (20 minuten
wanneer dat niet het geval is) en blijft daarna nog 10
minuten ingeschakeld.
U kunt meerdere programma's instellen. Elk programma wordt in het systeem
opgeslagen.
Om de elektrische actieradius te optimaliseren
raden wij aan om een programma te starten
wanneer de auto op een laadpunt is aangesloten.
Het is normaal dat de ventilator tijdens het voorverwarmen/-koelen geluid maakt.
Werkingsvoorwaarden
– De functie wordt alleen geactiveerd als het contact
is afgezet en de auto is vergrendeld.
–
Als de auto niet op een laadpunt is aangesloten, dan
wordt de functie alleen geactiveerd als de laadtoestand
van de tractiebatterij meer dan 50% is.
–
Als de auto niet op een laadpunt is aangesloten, er
een herhaald programma is geactiveerd (bijvoorbeeld
van maandag tot en met vrijdag) en er twee cycli voor
voorverwarmen/-koelen zijn uitgevoerd zonder dat de
auto is gebruikt, dan wordt het programma gestopt.
Voorzieningen in het interieur
1. Handgreep
2. Zonneklep
3. Dashboardkastje
4. Portiervakken
5.Open opbergruimte, opbergruimte met deksel of
draadloze smartphonelader met deksel (afhankelijk
van de uitvoering)
►
Druk midden op de bovenkant van het deksel
om het te openen.
6. Opbergruimte met 12V-aansluiting
7. Bekerhouder
8. Verstelbare middenarmsteun met opbergruimte
USB-aansluiting(en) achter (afhankelijk van de
uitvoering)
Zorg ervoor dat u geen voorwerpen in het
interieur laat liggen die in zonlicht als een
vergrootglas kunnen fungeren en brand kunnen
veroorzaken - kans op brand of schade aan
oppervlakken in de auto!
Zonneklep
► Open de afdekklep terwijl het contact aan staat. De
verlichting van de make-upspiegel gaat automatisch
branden (afhankelijk van de uitvoering).
De zonneklep bevat tevens een mogelijkheid voor het
opbergen van pasjes.
Dashboardkastje
► Beweeg de handgreep omhoog om het
dashboardkastje te openen.
Rijd nooit met een geopend dashboardkastje als er iemand op de voorpassagiersstoel zit.
Bij hard remmen kan dit letsel tot gevolg hebben.
Page 54 of 260

52
Ergonomie en comfort
van magnetische inductie, in overeenstemming met de
norm Qi 1.1.
Het op te laden apparaat moet zelf compatibel zijn met
de norm Qi of moet zijn voorzien van een compatibele
hoes of houder.
Er kan ook een mat worden gebruikt, mits deze door de
fabrikant is goedgekeurd.
Het laadgedeelte is te herkennen aan het symbool Qi.
De lader werkt terwijl de motor draait en het Stop &
Start-systeem in de STOP-stand staat.
Het opladen wordt aangestuurd door de smartphone.
Bij het Elektronische sleutel-systeem kan de werking
van de lader kort worden onderbroken als er een portier
wordt geopend of als het contact wordt uitgeschakeld.
Opladen
► Open het deksel voor toegang tot het laadgedeelte.
► Leg het apparaat in het midden van het lege
laadgedeelte.
Het systeem is niet bedoeld om meerdere apparaten tegelijkertijd op te laden.
Laat geen metalen voorwerpen zoals munten, sleutels of de afstandsbediening op het
laadgedeelte liggen, omdat er dan kans op
oververhitting of onderbreking van het laadproces
bestaat.
USB-aansluitingen
Op de USB-aansluitingen kunt u draagbare apparatuur
aansluiten.
De USB-aansluiting voorin aan de rechterzijde kan ook worden gebruikt
om een smartphone via Android Auto
® of CarPlay® te
verbinden, zodat u bepaalde apps van uw smartphone
via het touchscreen kunt gebruiken.
Gebruik voor de beste resultaten een kabel die is
gemaakt of goedgekeurd door de fabrikant van het
apparaat.
Deze apps kunnen met de schakelaars op en rondom
het stuurwiel of de bedieningselementen van het
audiosysteem worden beheerd.
Tijdens het gebruik van de USB-aansluiting wordt het draagbare apparaat automatisch
opgeladen.
Tijdens het laden wordt er een melding
weergegeven als het stroomverbruik van de
draagbare apparatuur hoger is dan de door de auto
geleverde stroomsterkte.
Zie de delen over de audio- en telematicasystemen
voor meer informatie over het gebruik van deze
apparatuur.
12V-aansluiting
► Steek een 12V -accessoire (met een maximaal
nominaal vermogen van 120 W) met een geschikte
adapter in de aansluiting.
Houd rekening met het maximale vermogen om te voorkomen dat het accessoire
beschadigd raakt.
Het aansluiten van elektrische apparatuur die niet door PEUGEOT is goedgekeurd, zoals
een lader met USB-aansluitingen, kan leiden tot
storingen in de werking van de elektrische systemen
van de auto, zoals een slechte radio-ontvangst of
storingen in de weergave van de displays.
FOCAL® Hi-Fi-systeem
De auto is voorzien van een hifi-geluidsinstallatie van
het Franse merk FOCAL®.
Dankzij de 10 luidsprekers met exclusieve
technologieën van FOCAL
® kunt u genieten van een
puur en verfijnd geluid in de auto:
– Middelste luidspreker / satellietluidsprekers
met middenbereik en polyglass-technologie:
onderdompeling en spatialisatie van geluid.
–
W
oofers / middenbereik met polyglass-technologie
en hoge excursie: balans, dynamica en precisie van
geluid.
–
Aluminium
TNF-tweeter met omgekeerde kegel:
optimale geluidsverspreiding, gedetailleerde hoge
tonen.
–
Actieve 12-kanaalsversterker - 515 W
:
hybridetechnologie klasse AB / klasse D voor volle en
verfijnde hoge tonen en krachtige bassen.
–
Subwoofer met Power FlowerTM-technologie
met hoge excursie en drievoudige spoel: volle,
gecontroleerde weergave van lage frequenties.
Voor optimaal geluid raden wij u aan om de vloerplaat van de bagageruimte in de hoogste
stand te zetten (afhankelijk van de uitvoering).
Draadloze smartphonelader
Met dit systeem kunt u apparaten zoals een
smartphone draadloos opladen volgens het principe
Page 55 of 260

53
Ergonomie en comfort
3van magnetische inductie, in overeenstemming met de
norm Qi 1.1.
Het op te laden apparaat moet zelf compatibel zijn met
de norm Qi of moet zijn voorzien van een compatibele
hoes of houder.
Er kan ook een mat worden gebruikt, mits deze door de
fabrikant is goedgekeurd.
Het laadgedeelte is te herkennen aan het symbool Qi.
De lader werkt terwijl de motor draait en het Stop &
Start-systeem in de STOP-stand staat.
Het opladen wordt aangestuurd door de smartphone.
Bij het Elektronische sleutel-systeem kan de werking
van de lader kort worden onderbroken als er een portier
wordt geopend of als het contact wordt uitgeschakeld.
Opladen
► Open het deksel voor toegang tot het laadgedeelte.
► Leg het apparaat in het midden van het lege
laadgedeelte.
Het systeem is niet bedoeld om meerdere apparaten tegelijkertijd op te laden.
Laat geen metalen voorwerpen zoals munten, sleutels of de afstandsbediening op het
laadgedeelte liggen, omdat er dan kans op
oververhitting of onderbreking van het laadproces
bestaat.
Matten
Bevestigen
Gebruik bij het monteren aan de bestuurderszijde
alleen de bevestigingsogen in de mat (een klik betekent
een goede vergrendeling).
De overige matten worden gewoon op de
vloerbedekking gelegd.
Verwijderen / terugplaatsen
► Om deze aan de bestuurderszijde te verwijderen:
schuif de bestuurdersstoel naar achteren en maak de
bevestigingen los.
►
Om de mat terug te plaatsen: plaats de mat en druk
deze omlaag om hem te bevestigen.
►
Controleer of de mat goed vastzit.
Om te voorkomen dat de pedalen blijven hangen:
–
Gebruik uitsluitend matten die op de
bevestigingen van de auto passen; het gebruik van
deze bevestigingen is verplicht.
– Leg nooit meerdere matten boven op elkaar .
Bij gebruik van niet door PEUGEOT goedgekeurde
matten kunnen de bediening van de pedalen en
de werking van de snelheidsregelaar/-begrenzer
worden gehinderd.
De goedgekeurde matten zijn voorzien van twee
bevestigingen onder de stoel.
Plafonniers
Uitvoering zonder
aanraakfunctie
1. Plafonnier vóór
2. Leeslampjes vóór
Plafonnier vóór
In deze stand gaat de plafonnier geleidelijk
branden:
–
als de auto wordt ontgrendeld.
–
als de sleutel uit het contact wordt verwijderd.
–
als een van de portieren wordt geopend.
Page 70 of 260

68
Veiligheid
Bovendien verbetert dit systeem de koersstabiliteit van
de auto.
Als er een verschil is tussen de koers van de auto
en de door de bestuurder gewenste koers, grijpt de
dynamische stabiliteitsregeling automatisch in op het
motorkoppel en remt een of meerdere wielen af zodat
de auto weer de juiste koers volgt, in zoverre dit binnen
de natuurkundige wetten mogelijk is.
Deze systemen worden automatisch geactiveerd zodra
de motor wordt gestart.
Deze systemen worden geactiveerd bij een probleem met de grip of de koers van de auto
(het waarschuwingslampje knippert op het
instrumentenpaneel).
Uitschakelen/weer inschakelen
In bijzondere omstandigheden (als de auto bijvoorbeeld
vastzit in modder of sneeuw, of in mulle grond) kan het
nuttig zijn om het ASR-systeem uit te schakelen, zodat
de wielen kunnen spinnen en weer grip kunnen krijgen.
Schakel het systeem weer in zodra er weer voldoende
grip is.
De instellingen kunnen worden gewijzigd via het menu Rijverlichting/Auto van het
touchscreen.
Dit controlelampje op het instrumentenpaneel gaat branden en er wordt een melding
weergegeven om het uitschakelen te bevestigen.
Het ASR-systeem wordt automatisch weer
ingeschakeld telkens als het contact wordt aangezet
of als er een snelheid van meer dan 50 km/h wordt
bereikt.
Wanneer u uw auto buiten het PEUGEOT- netwerk hebt gekocht, raden wij u aan de
aanwezigheid van deze diensten bij het netwerk te
laten controleren en eventueel configureren. In een
meertalig land kunt u het systeem laten
configureren in de officiële landstaal van uw
voorkeur.
Om technische redenenen, zoals het verbeteren van de kwaliteit van
telematicadiensten voor klanten, behoudt de
fabrikant zich het recht voor om op elk willekeurig
moment het telematicasysteem in de auto te
wijzigen.
Indien uw auto is uitgerust met de Peugeot Connect Packs met het Pack SOS &
Assistance, beschikt u via uw persoonlijke pagina
op de landelijke website over aanvullende diensten.
Raadpleeg de algemene voorwaarden van deze
diensten voor informatie over het Pack SOS &
Assistance.
Elektronisch
stabiliteitsprogramma (ESP)
Het elektronische stabiliteitsprogramma omvat de
volgende systemen:
–
Antiblokkeersysteem (ABS) en elektronische
remdrukregelaar (EBD).
–
Noodremassistentie (BAS).
– Antispinregeling (ASR).
– Dynamische stabiliteitsregeling (DSC).
–
Aanhangerstabiliteitscontrole (TSM).
Antiblokkeersysteem (ABS)/elektronische remdrukregelaar
(EBD)
Deze systemen verbeteren de stabiliteit en het
weggedrag van de auto tijdens het remmen en zorgen
ervoor dat u de auto beter onder controle hebt in
bochten, vooral op slechte of natte wegen.
Het ABS voorkomt dat de wielen bij een noodstop
blokkeren.
De elektronische remdrukregelaar (EBD) regelt de
remdruk op elk afzonderlijk wiel.
►
W
anneer er in een noodgeval moet worden
geremd, trap het pedaal dan stevig in en houd die
druk vast.
Als het ABS ingrijpt, kunt u trillingen in het rempedaal voelen; dit is normaal.
Als dit lampje blijft branden, duidt dit op een storing in het ABS.
De auto kan normaal remmen. Rijd voorzichtig en met
een matige snelheid.
Laat het systeem controleren door een PEUGEOT-
dealer of door een gekwalificeerde werkplaats.
Als dit waarschuwingslampje samen met de waarschuwingslampjes STOP en ABS gaat
branden, in combinatie met een melding en een
geluidssignaal, dan is er een storing in de EBD.
Zet de auto stil.
Zet de auto zo snel mogelijk stil op een veilige plaats
en zet het contact af.
Neem contact op met een PEUGEOT-dealer of een
gekwalificeerde werkplaats.
Wanneer de wielen (banden en velgen) moeten worden vervangen, zorg er dan voor
dat er wielen worden gemonteerd die voor uw auto
zijn goedgekeurd.
Na een aanrijding Laat het systeem controleren door een
PEUGEOT-dealer of door een gekwalificeerde
werkplaats.
Noodremassistentie (BAS)
Dit systeem zorgt ervoor dat in noodgevallen de
optimale remdruk sneller wordt bereikt, zodat de
remafstand kleiner wordt.
Het systeem wordt ingeschakeld als het rempedaal
snel wordt ingetrapt en zorgt ervoor dat de benodigde
bedieningskracht wordt verminderd en de effectiviteit
van het remmen wordt vergroot.
Antispinregeling (ASR) / Dynamische stabiliteitscontrole
(DSC)
De antispinregeling (of tractieregeling) optimaliseert
de tractie door het motorkoppel te regelen en de
remmen van de aangedreven wielen te bedienen om te
voorkomen dat een of meerdere wielen gaan spinnen.