sport mode PEUGEOT 2008 2021 Instructieboekje (in Dutch)
[x] Cancel search | Manufacturer: PEUGEOT, Model Year: 2021, Model line: 2008, Model: PEUGEOT 2008 2021Pages: 260, PDF Size: 7.71 MB
Page 9 of 260

7
Eco-rijden
Eco-rijden
Door in de dagelijkse praktijk een aantal aanwijzingen
op te volgen kan de bestuurder het energieverbruik
van zijn auto (brandstof en / of elektriciteit) en de CO
2-
uitstoot optimaliseren.
Het gebruik van de versnellingsbak /
transmissie optimaliseren
Als uw auto is voorzien van een handgeschakelde
versnellingsbak, rijd dan rustig weg en schakel zo snel
mogelijk naar de tweede versnelling. Schakel bij het
accelereren bij voorkeur snel over naar een hogere
versnelling.
Met een automatische transmissie kunt u het beste de
automatische modus gebruiken. Trap het gaspedaal
niet heel diep of plotseling in.
De schakelindicator adviseert u de versnelling te kiezen
die het best geschikt is voor de rijomstandigheden. Volg
het schakeladvies op het instrumentenpaneel zo snel
mogelijk op.
Bij een auto met een automatische transmissie wordt
de schakelindicator alleen in de handmatige stand
weergegeven.
Kies voor een soepele rijstijl
Houd afstand van de auto's voor u, rem bij voorkeur af
op de motor in plaats van het rempedaal te gebruiken
en trap het gaspedaal geleidelijk in. Op deze manier
verlaagt u het energieverbruik en de CO
2-emissies, en
neemt het algemene geluidsniveau van het verkeer af.
Gebruik bij voorkeur de rijstand Eco door deze te
selecteren met de knop DRIVE MODE. Bij een EAT8-transmissie kunt u met de selectiehendel
in stand
D
, behalve in stand Sport, de vrijloop
gebruiken door uw voet geleidelijk van het gaspedaal te
halen om zo brandstof te besparen.
Wanneer het verkeer goed doorstroomt, kunt u de
snelheidsregelaar inschakelen.
Gebruik de elektrische voorzieningen op de
juiste manier
Als bij het instappen blijkt dat de temperatuur in het
interieur hoog is opgelopen, open dan alle ruiten en
de ventilatieroosters voordat u de airconditioning
inschakelt.
Sluit de ruiten bij snelheden hoger dan 50
km/h, maar
laat de ventilatieroosters geopend.
Maak gebruik van alle voorzieningen die kunnen
bijdragen aan een verlaging van de temperatuur in
het interieur (zoals het zonnescherm van het schuif- /
kanteldak en de zonneschermen van de zijruiten).
Schakel de airconditioning uit zodra de gewenste
temperatuur is bereikt (behalve bij auto's met een
automatische airconditioning).
Schakel de achterruitverwarming en de ontwaseming
uit zodra deze niet meer nodig zijn, als deze niet
automatisch worden geregeld.
Schakel de stoelverwarming zo snel mogelijk uit.
Pas uw gebruik van de (mist)verlichting aan het zicht
aan, in overeenstemming met de geldende wetgeving
in het land waar u rijdt.
Laat de motor vooral 's winters (behalve onder zeer
winterse omstandigheden: bij temperaturen lager dan
-23 °C) na het starten niet stationair draaien. De auto
warmt onder het rijden veel sneller op. Sluit als passagier zo weinig mogelijk multimedia-
apparaten (voor bijvoorbeeld films, muziek of spelletjes)
aan om het energieverbruik te beperken.
Koppel alle draagbare apparatuur los als u de auto
verlaat.
Beperk de oorzaken van een hoger
brandstofverbruik
Verdeel het gewicht gelijkmatig over de auto: plaats
de zwaarste voorwerpen in de bagageruimte zo dicht
mogelijk bij de achterbank.
Beperk de belading en de luchtweerstand van uw auto
(onder meer door dakdragers, imperiaal, fietsendrager
en aanhanger). Gebruik bij voorkeur een dakkoffer voor
het vervoer van bagage op het dak.
Verwijder de dakdragers en het imperiaal na gebruik.
Vervang de winterbanden na de winter zo snel mogelijk
door zomerbanden.
Gebruik de stand Sport niet te lang om het
energieverbruik te beperken.
Houd u aan de onderhoudsvoorschriften
Controleer de bandenspanning regelmatig (bij koude
banden) en houd u daarbij aan de bandenspanning
die staat vermeld op de sticker op de sponning van het
bestuurdersportier.
Controleer de bandenspanning met name:
–
voorafgaand aan een lange rit;
–
bij de wisseling van de seizoenen;
–
als de auto gedurende langere tijd niet is gebruikt.
V
ergeet daarbij het reservewiel en de wielen van een
aanhanger of caravan (indien van toepassing) niet.
Laat uw auto regelmatig onderhouden (motorolie
verversen, oliefilter, luchtfilter en interieurfilter
Page 91 of 260

89
Rijden
6Als de motor niet onmiddellijk aanslaat, zet dan het contact af. Wacht een paar seconden
voordat u de motor opnieuw start. Als de motor ook
na een aantal pogingen niet aanslaat, probeer dan
niet langer de motor te starten: de startmotor en de
motor zouden beschadigd kunnen raken!
Neem contact op met een PEUGEOT-dealer of een
gekwalificeerde werkplaats.
Afzetten van de motor
► Zet de auto stil.
► Draai bij een stationair draaiende motor de sleutel
naar stand 1 .
►
V
erwijder de sleutel uit het contactslot.
►
Draai om het stuurslot te vergrendelen aan het
stuurwiel tot het blokkeert.
Zet de voorwielen in de rechtuitstand alvorens de motor af te zetten. Dit vergemakkelijkt het
ontgrendelen van het stuurslot.
Zet nooit het contact af voordat de auto volledig tot stilstand is gekomen. Als de motor
wordt afgezet, worden ook de rembekrachtiging en
de stuurbekrachtiging uitgeschakeld: u zou dan de
controle over de auto kunnen verliezen!
Controleer of de parkeerrem goed is aangetrokken, met name als de auto op een
helling staat.
Houd de sleutel bij u en vergrendel de auto wanneer
u de auto verlaat.
Eco-mode
Nadat de motor is gestopt (stand 1. Stop), kunt
u gedurende een maximale duur van in totaal
ongeveer 30 minuten functies zoals het audio- en
telematicasysteem, de interieurverlichting en het
dimlicht nog blijven gebruiken.
Zie het betreffende hoofdstuk voor meer informatie over de eco-mode.
Sleutel vergetenWanneer u het bestuurdersportier opent terwijl
de sleutel in het contactslot in stand 1 staat, klinkt
er een geluidssignaal en verschijnt er een melding
op het display.
Als de sleutel onbedoeld in de stand 2 van het
contactslot blijft staan, wordt het contact na een uur
automatisch afgezet.
Draai de sleutel in de stand 1 en vervolgens
opnieuw in de stand 2 om het contact weer aan te
zetten.
Starten / afzetten van de
motor met Elektronische
sleutel
De elektronische sleutel moet zich in het interieur bevinden.
De elektronische sleutel wordt ook in de
bagageruimte gedetecteerd.
Als de elektronische sleutel niet wordt gedetecteerd,
wordt er een melding weergegeven.
Verplaats de elektronische sleutel zodat de motor
kan worden gestart of gestopt.
Als dit niet lukt, raadpleeg dan het gedeelte "Sleutel
niet gedetecteerd - Noodprocedure voor starten/
afzetten".
Starten
► Zet bij een auto met een handgeschakelde
versnellingsbak de versnellingshendel in de
neutraalstand en trap het koppelingspedaal volledig in.
►
Selecteer bij een auto met een
automatische
transmissie de stand P of N en trap vervolgens het
rempedaal in.
►
Druk op toets "
START/STOP"; houd het pedaal
ingetrapt totdat de motor is aangeslagen.
Dieselmotoren
Bij temperaturen onder nul en / of bij een koude motor
kan alleen worden gestart wanneer het controlelampje
voorgloeien is gedoofd.
Page 150 of 260

148
Praktische informatie
Aansluiten
► Controleer of de transmissie in stand P staat
voordat u begint met laden, anders is het laden niet
mogelijk.
►
Open de laadklep door op de drukknop te drukken
en controleer of er geen vuil aanwezig is op de
laadstekker.
Opladen via een normaal stopcontact, Mode 2
► Sluit de laadkabel aan de kant van de regeleenheid
aan op een normaal stopcontact.
Tijdens het aansluiten gaan alle controlelampjes op
de regeleenheid branden. Vervolgens blijft alleen het
groene controlelampje
POWER branden.
►
V
erwijder de beschermkap van de laadstekker.
►
Steek de laadstekker in de laadaansluiting.
Als het laden start, gaan de groene controlelampjes
CHARGE in de klep en daarna op de regeleenheid
knipperen.
Als dat niet gebeurt, is het laden niet begonnen.
Voer de procedure opnieuw uit en controleer of alle
aansluitingen in orde zijn.
Het rode controlelampje in de klep gaat branden om te
bevestigen dat de laadstekker is vergrendeld.
Wanneer het laden is voltooid en de laadkabel nog is aangesloten, wordt het laadniveau op
het instrumentenpaneel ongeveer 20 seconden
weergegeven wanneer het bestuurdersportier wordt
geopend.
Versneld opladen, Mode 3
► Volg de gebruikersinstructies van de snellader
(wallbox).
►
V
erwijder de beschermkap van de laadstekker.
►
Steek de laadstekker in de laadaansluiting.
Het laden is gestart als het controlelampje voor het
laden in de klep groen knippert.
Als dat niet gebeurt, is het laden niet begonnen. Voer
de procedure opnieuw uit en controleer of de kabel
goed is aangesloten.
Het rode controlelampje in de klep gaat branden om te
bevestigen dat de laadstekker is vergrendeld.
Snelladen, Mode 4
► Afhankelijk van de uitvoering verwijdert u het kapje
van het onderste deel van de stekker.
►
V
olg de gebruiksinstructies van de openbare
snellader en sluit de kabel van de openbare snellader
aan op de aansluiting van de auto.
Als het laden start, gaat het groene controlelampje voor
het laden in de klep knipperen.
Als dat niet gebeurt, is het laden niet begonnen. Voer
de procedure opnieuw uit en controleer of de kabel
goed is aangesloten.
Het rode controlelampje in de klep gaat branden om te
bevestigen dat de laadstekker is vergrendeld.
Geprogrammeerd laden
Instellingen
(Afhankelijk van het land waarin de auto wordt
verkocht)
Op een smartphone of tablet
U kunt het geprogrammeerd laden ook altijd instellen met de app MYPEUGEOT APP.
Zie het betreffende deel voor meer informatie over de
op afstand te bedienen functies.