Peugeot 208 2014 Handleiding (in Dutch)
Manufacturer: PEUGEOT, Model Year: 2014, Model line: 208, Model: Peugeot 208 2014Pages: 336, PDF Size: 10.17 MB
Page 91 of 336

89
4
Rijden
Elektronisch gestuurde versnellingsbak met 6 versnellingen
Bij de elektronisch gestuurde versnellingsbak met 6 versnellingen kunt u kiezen tussen het comfort van automatische bediening en het plezier van handmatig schakelen. Deze versnellingsbak heeft twee bedieningsmogelijkheden: - automatische bediening, waarbij het op- en terugschakelen volledig automatisch wordt geregeld, - handmatige bediening, waarbij de bestuurder zelf sequentieel kan schakelen. Bij de automatische bediening blijft het altijd mogelijk om zelf te schakelen met behulp van de flippers achter het stuur wiel, bijvoorbeeld om even snel in te halen.
Selectiehendel
R. Achteruit. Trap het rempedaal in, trek de selectiehendel omhoog en duw deze naar voren. N. Neutraalstand. Trap het rempedaal in en selecteer deze stand om de motor te kunnen starten. A. Automatische bediening. Duw de selectiehendel naar achteren om deze stand te selecteren. M. + / -. Handmatig, sequentieel schakelen. Duw de selectiehendel naar links om deze stand te selecteren en: - duw de selectiehendel naar voren om op te schakelen, - of duw de selectiehendel naar achteren om terug te schakelen.
+. Opschakelen. Trek de flipper "+" een keer naar u toe om op te schakelen. -. Terugschakelen. Trek de flipper "-" een keer naar u toe om terug te schakelen.
Flippers achter het stuurwiel
Met de flippers is het niet mogelijk de neutraalstand of de achteruitversnelling in te schakelen of uit de achteruitversnelling te schakelen.
Laat uw hand tijdens het rijden niet permanent op de selectiehendel rusten: de versnellingsbak zou dan beschadigd kunnen raken.
Page 92 of 336

90
Rijden
Bij het inschakelen van de achteruitversnelling klinkt een geluidssignaal.
De aanduiding N op het display knippert als u de motor probeert te starten zonder dat de selectiehendel in de stand N staat.
Trap om krachtig te accelereren (bijvoorbeeld voor een inhaalmanoeuvre) het gaspedaal met kracht in, tot voorbij het zware punt.
Weergave op het instrumentenpaneel Starten van de auto Automatische bediening
Standen van de selectiehendel
N. Neutral (neutraalstand). R. Reverse (achteruitversnelling). 1, 2, 3, 4, 5, 6. Versnellingen bij handmatig schakelen. AUTO. Gaat branden als u kiest voor automatische bediening en gaat uit als u kiest voor handmatige bediening.
Trap het rempedaal in als dit
verklikkerlampje knippert (bijv.: starten van de motor).
Selecteer de stand N .
Op het display van het instrumentenpaneel verschijnt de aanduiding N .
Selecteer de automatische bediening (stand A ), de handmatige bediening (stand A ), de handmatige bediening (stand AM ) of de achteruitversnelling (stand R ). R ). R Zet de handrem vrij.
Op het display van het instrumentenpaneel verschijnen de aanduidingen AUTO en 1 , 1 of R .
Start de auto en selecteer de stand A om voor de automatische bediening te kiezen.
Op het display van het instrumentenpaneel verschijnen de aanduiding AUTO en de ingeschakelde versnelling.
De versnellingsbak werkt dan automatisch, zonder dat u zelf hoeft te schakelen. De versnellingsbak kiest voortdurend de meest geschikte versnelling, afhankelijk van de volgende parameters: - de rijstijl, - het profiel van de weg. Als bij het starten het rempedaal niet (volledig) wordt ingetrapt, knippert op het instrumentenpaneel de aanduiding voet op het rempedaal in combinatie met een geluidssignaal en een melding op het display van het instrumentenpaneel.
Neem uw voet van het rempedaal en geef gas.
Houd het rempedaal volledig ingetrapt. Start de motor.
Page 93 of 336

91
4
Rijden
Als bij stapvoets rijden de achteruitversnelling wordt geselecteerd, wordt deze pas ingeschakeld als de auto volledig tot stilstand is gekomen. Op het display van het instrumentenpaneel wordt een pictogram weergegeven.
Handmatig schakelen Handmatig schakelen
Bij krachtig accelereren wordt de hoogste versnelling niet ingeschakeld als de bestuurders de flippers achter het stuurwiel niet bedient. Selecteer de neutraalstand N nooit tijdens het rijden. Selecteer de achteruitversnelling (stand R ) uitsluitend als de auto volledig R ) uitsluitend als de auto volledig Rstilstaat en de voet op het rempedaal
wordt gehouden.
Bij de automatische bediening blijft het altijd mogelijk om zelf te schakelen met behulp van de flippers achter het stuur wiel, bijvoorbeeld om even snel in te halen. Bedien de flippers "+" of "-" . De versnellingsbak wordt dan in de gevraagde versnelling geschakeld, als de snelheid van de auto en het motortoerental dit toestaan. De
aanduiding AUTO blijft op het display staan. Als de flippers enige tijd niet meer gebruikt worden, gaat de versnellingsbak weer over op de automatische stand.
Zet na het starten de selectiehendel in de stand M om handmatig te schakelen. Beweeg de hendel in de richting van het symbool "+" om op te schakelen. Beweeg de hendel in de richting van het
symbool "-" om terug te schakelen.
De achtereenvolgend ingeschakelde versnellingen worden weergegeven op het display van het instrumentenpaneel.
Het schakelen naar een andere versnelling is alleen mogelijk als de snelheid van de auto en het motortoerental dit toestaan. Het is niet noodzakelijk om bij het schakelen het gaspedaal los te laten. Bij het remmen of het verminderen van de snelheid schakelt de versnellingsbak automatisch terug, zodat de juiste versnelling is geselecteerd op het moment dat u het gaspedaal weer intrapt.
Page 94 of 336

92
Rijden
Stilzetten van de auto
Houd bij het starten van de motor altijd het rempedaal volledig ingetrapt. Trek bij het parkeren de handrem stevig aan om de auto volledig te blokkeren.
Voordat u de motor afzet, kunt u: - de selectiehendel in de stand N bewegen om de neutraalstand te selecteren, - een versnelling ingeschakeld laten. In dat geval kan de auto niet worden verplaatst. Trek in beide gevallen altijd de handrem aan om de auto volledig stil te zetten.
Selecteer wanneer u de auto met draaiende motor stilzet altijd de
neutraalstand N . Controleer voordat u werkzaamheden onder de motorkap uitvoert altijd of de selectiehendel in de neutraalstand Nstaat en de handrem is aangetrokken.
Storing
Als dit verklikkerlampje en AUTO bij het aanzetten van het contact gaan knipperen, in combinatie met een geluidssignaal en een melding op het display van het instrumentenpaneel, duidt dit op een storing in de versnellingsbak. Laat het systeem controleren door het PEUGEOT-netwerk of door een gekwalificeerde werkplaats.
Kruipfunctie (rijden zonder
gas te geven)
Dankzij deze functionaliteit kan bij zeer lage snelheden (inparkeren, filerijden enz.) soepeler gereden worden. Als de motor stationair draait, de handrem is vrijgezet en de stand A , M of R is geselecteerd, gaat de auto langzaam rijden zodra u het rempedaal loslaat (zonder dat u het gaspedaal hoeft in te trappen). Uit veiligheidsover wegingen wordt deze functie uitsluitend geactiveerd als u het rempedaal tijdens het inschakelen van een versnelling vooruit of de achteruitversnelling intrapt. De functie wordt gedeactiveerd als het bestuurdersportier wordt geopend. Als het bestuurdersportier vervolgens wordt gesloten en het rempedaal of het gaspedaal wordt ingetrapt, wordt de functie weer geactiveerd.
De auto begint niet langzaam te rijden zonder het gaspedaal in te trappen als met draaiende motor de selectiehendel meer dan 2 seconden in de stand Nstaat en als het rempedaal niet wordt ingetrapt wanneer de stand A , M of Rwordt geselecteerd.
Laat nooit kinderen onbewaakt in de auto achter als de motor draait.
Page 95 of 336

93
4
Rijden
Bij de automatische versnellingsbak met vier versnellingen kunt u kiezen uit automatisch schakelen, aangevuld met de programma's Sport en Sneeuw, en handmatig schakelen. Deze versnellingsbak heeft dus vier gebruiksmogelijkheden: - automatisch schakelen: het schakelen wordt elektronisch aangestuurd door de versnellingsbak, - programma Sport: dit schakelprogramma maakt een meer dynamische rijstijl mogelijk, - programma Sneeuw: dit schakelprogramma vereenvoudigt het rijden op een ondergrond met weinig grip, - handmatig schakelen: deze stand maakt het zelf schakelen met de selectiehendel mogelijk.
Automatische versnellingsbak
1. Selectiehendel. 2. To e t s "S" (spor t) . 3. To e t s " " (sneeuw) .
Schakelpatroon
Selectiehendel
P. Parkeerstand. - Stilzetten van de auto, met of zonder aangetrokken handrem. - Starten van de motor. R. Achteruitversnelling. - Achteruitrijden, stilstaande auto, stationair toerental. N. Neutraalstand. - Stilzetten van de auto, met aangetrokken handrem. - Starten van de motor. D. Automatische werking. M + / - . Zelf schakelen tussen de vier versnellingen. Beweeg de selectiehendel kort naar voren om één versnelling op te schakelen. of Beweeg de selectiehendel kort naar achteren om één versnelling terug te schakelen.
Weergave op het instrumentenpaneel
Wanneer u de selectiehendel door het schakelpatroon beweegt, verschijnt het desbetreffende pictogram op het instrumentenpaneel. P. Parking (parkeerstand) R. Reverse (achteruitversnelling) N. Neutral (neutraalstand) D. Drive (automatisch schakelen) S. Programma Sport . Programma Sneeuw1 2 3 4 . Ingeschakelde versnelling bij handmatig schakelen -. Ongeldige waarde bij handmatig schakelen
Intrappen van het rempedaal
Als dit pictogram op het instrumentenpaneel verschijnt, trap dan het rempedaal in (bijv.: starten van de motor).
Page 96 of 336

94
Rijden
Trek de handrem aan. Selecteer de stand P of N . Start de motor. Als niet aan de bovenstaande voor waarden wordt voldaan, klinkt een geluidssignaal in combinatie met een waarschuwingsmelding.
Wegrijden
Als de motor stationair draait, het rempedaal is losgelaten en de stand R , D of M is geselecteerd, zet de auto zich zelfs al in beweging als het gaspedaal niet is ingetrapt. Laat bij draaiende motor daarom geen kinderen alleen in de auto achter. Trek de handrem aan en selecteer de stand P indien er onderhoudswerkzaamheden moeten worden uitgevoerd bij draaiende motor.
Als tijdens het rijden per ongeluk de stand N wordt geselecteerd, laat het motortoerental dan zakken tot stationair toerental, zet de selectiehendel in de stand D en trap het gaspedaal weer in.
Zet de selectiehendel nooit in de stand Nals de auto rijdt. Zet de selectiehendel nooit in de stand Pof R als de auto niet volledig stilstaat. R als de auto niet volledig stilstaat. R
Automatisch
schakelprogramma
Selecteer de stand D om automatischte laten schakelen tussen de vier versnellingen. De versnellingsbak werkt dan in de auto-adaptieve stand, zonder dat u zelf hoeft te schakelen. De versnellingsbak kiest voortdurend de meest geschikte versnelling, afhankelijk van de rijstijl, het profiel van de weg en de belading van de auto. Voor een maximale acceleratie zonder de stand van de selectiehendel te wijzigen, moet het gaspedaal volledig worden ingetrapt (kickdown). De versnellingsbak schakelt automatisch terug of handhaaft de ingeschakelde versnelling totdat de motor het maximumtoerental bereikt. Bij het remmen schakelt de versnellingsbak automatisch terug om sterker op de motor af te remmen. Om de veiligheid te verbeteren schakelt de versnellingbak niet naar een hogere versnelling als u het gaspedaal plotseling loslaat.
Programma's Sport en Sneeuw
Programma Sport "S"
Druk op de toets "S" als de motor is gestart. Het schakelprogramma maakt dan automatisch een dynamische rijstijl mogelijk.
Op het instrumentenpaneel verschijnt de aanduiding S .
Programma Sneeuw " "
Druk op de toets " " als de motor is gestart. De versnellingsbak past zich aan voor het rijden op gladde wegen. Het schakelprogramma zorgt ervoor dat u gemakkelijker kunt rijden op een ondergrond met weinig grip.
Op het instrumentenpaneel verschijnt de aanduiding .
Terugkeren naar het
automatische programma
Om terug te keren naar het automatische programma kunt u het programma Sport of Sneeuw op elk gewenst moment uitschakelen door opnieuw op de desbetreffende toets te drukken.
Deze twee specifieke programma's vullen de automatische werking aan onder bijzondere rijomstandigheden.
Trap bij draaiende motor het rempedaal in. Zet de handrem los. Selecteer de stand R , D of M . Laat het rempedaal geleidelijk los. De auto begint te rijden.
Page 97 of 336

95
4
Rijden
Handmatig schakelen
Selecteer de stand M om sequentieel te schakelen tussen de vier versnellingen. Duw de selectiehendel naar het symbool +om één versnelling op te schakelen. Trek de selectiehendel naar het symbool - om - om -
één versnelling terug te schakelen. Het schakelen naar een andere versnelling kan alleen als de snelheid van de auto en het toerental van de motor dit toestaan, anders wordt er tijdelijk overgegaan op de automatische bediening.
Op het instrumentenpaneel verdwijnt de aanduiding D en verschijnen achtereenvolgens de ingeschakelde versnellingen.
Onjuiste waarde bij handmatige bediening
Dit symbool verschijnt als een versnelling niet goed is ingeschakeld (de selectiehendel bevindt zich tussen twee standen in).
Parkeren van de auto
Voordat u de motor afzet, kunt u de selectiehendel in de stand P of N bewegen om de neutraalstand te selecteren. Trek in beide gevallen de handrem aan om de auto stil te zetten.
Storing
Als bij aangezet contact dit verklikkerlampje gaat branden in combinatie met een geluidssignaal en een waarschuwingsmelding op het display, duidt dit op een storing in de versnellingsbak. In dit geval werkt de versnellingsbak met een noodprogramma en blijft de 3e versnelling ingeschakeld. U kunt dan een hevige schok voelen bij het selecteren van R vanuit de stand P , of P , of PR vanuit de stand N . Dit beschadigt de versnellingsbak niet. Rijd niet harder dan 100 km/h (afhankelijk van de geldende snelheidslimiet). Raadpleeg zo snel mogelijk het PEUGEOT-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats.
Als het motortoerental te laag of te hoog is, knippert de geselecteerde versnelling enkele
seconden en vervolgens wordt de werkelijk ingeschakelde versnelling weergegeven. Er kan elk moment van de stand D (rijden in de automatische stand) naar de stand M (rijden in de handbediende stand) worden geschakeld. Als de auto stopt of langzaam rijdt, kiest de versnellingsbak automatisch de stand M1 . De programma's Sport en Sneeuw kunnen niet worden ingeschakeld in de handbediende stand.
De automatische versnellingsbak kan beschadigd raken: - als u gelijktijdig het gas- en het
rempedaal intrapt, - als u, wanneer de accu geen stroom levert, de selectiehendel geforceerd in de stand P of een andere stand zet. Als u langere tijd stilstaat met draaiende motor (files...), kunt u, om brandstof te besparen, de selectiehendel in de stand N zetten en de handrem aantrekken.
Als de selectiehendel niet in de stand P staat, verschijnt bij het openen van het bestuurdersportier of na ongeveer 45 seconden een waarschuwingsmelding op het display. Zet de selectiehendel in de stand P ; de melding verdwijnt.
Page 98 of 336

96
Rijden
Stop & Start-systeem Het Stop & Start-systeem zet de motor tijdelijk af (STOP-stand) als u stopt (bij rood licht, opstoppingen enz.). De motor wordt automatisch gestart (START-stand) als u weer weg wilt rijden. Het starten gebeurt direct, snel en stil. Het Stop & Start-systeem is per fect afgestemd op stadsgebruik en zorgt voor een lager brandstofverbruik, minder uitstoot van schadelijke stoffen en een aangename rust in het interieur tijdens het wachten.
Werking
Overgang naar de STOP-stand
Het verklikkerlampje "ECO" op het instrumentenpaneel gaat branden en de motor wordt in de STOP-stand gezet:
- Diesel motor : ● als u, bij een handgeschakelde versnellingsbak, bij een snelheid lager dan 20 km/h de versnellingshendel in de neutraalstand zet en vervolgens het koppelingspedaal loslaat. ● als u, bij een 2Tronic versnellingsbakbij een snelheid lager dan 6 km/h het
rempedaal intrapt of de selectiehendel in de stand N zet, - Benzinemotor : als de auto stilstaat. Tank nooit als de motor door het Stop & Start-systeem in de STOP-stand is gezet. Zet in dat geval altijd het contact af en neem de sleutel uit het
contactslot.
Het systeem werkt de eerste 10 seconden na het inschakelen van de achteruitversnelling niet. Als de motor door het systeem in de STOP-stand wordt gezet, blijven alle andere componenten zoals de remmen en de stuurbekrachtiging normaal functioneren.
Bijzonderheden: STOP-stand niet beschikbaar
De STOP-stand wordt niet geactiveerd als: - het bestuurderportier geopend is, - de veiligheidsgordel van de bestuurder losgemaakt is, - de auto sinds de laatste start met de sleutel niet sneller dan 10 km/h heeft gereden, - de klimaatregeling in het interieur dat niet toelaat, - de voorruitontwaseming is ingeschakeld, - er bepaalde bijzondere omstandigheden zijn (laadtoestand accu, motortemperatuur, rembekrachtiging, buitentemperatuur...).
Een teller telt de duur van de momenten dat de motor afgezet is, op. Elke keer als u het contact opnieuw aanzet, wordt deze
teller op 0 gezet.
Het verklikkerlampje "ECO" knippert een paar seconden en gaat vervolgens uit.
Deze werking van het systeem is volkomen normaal.
Page 99 of 336

97
4
Rijden
Overgang naar de START-stand
Het verklikkerlampje "ECO" gaat uit en de motor wordt automatisch gestart:
- bij een handgeschakelde versnellingsbak , als u het koppelingspedaal intrapt, - bij een 2Tronic versnellingsbak : ● met de selectiehendel in de stand A of M , wanneer u het rempedaal loslaat, ● met de selectiehendel in de stand N en het rempedaal niet ingetrapt, wanneer u de selectiehendel in de stand A of M zet, ● of wanneer u de ach teruitversnelling inschakelt.
Uit veiligheids- of comfortover wegingen kan de START-stand automatisch worden geactiveerd als:
Bijzonderheden: automatisch activeren van de START-stand
- het bestuurderportier wordt geopend, - de veiligheidsgordel van de bestuurder wordt losgemaakt, - er bepaalde bijzondere omstandigheden zijn (laadtoestand accu, motortemperatuur, rembekrachtiging, instelling airconditioning...).
Als het systeem in de STOP-stand wordt uitgeschakeld, dan wordt de motor direct weer gestart.
U kunt deze functie op elk willekeurig moment uitschakelen door de schakelaar "ECO OFF" in te drukken. Het verklikkerlampje in de schakelaar gaat branden en er verschijnt een melding op het display.
Uitschakelen
Het verklikkerlampje "ECO"
knippert een paar seconden en gaat vervolgens uit..
Dat onder deze omstandigheden de START-stand wordt geactiveerd, is volkomen normaal.
Page 100 of 336

98
Rijden
Het systeem wordt automatisch ingeschakeld zodra u het contact opnieuw aanzet.
Inschakelen
Druk nogmaals op de schakelaar "ECO OFF" . Het systeem is dan weer ingeschakeld; het verklikkerlampje in de schakelaar gaat uit en er wordt een melding op het display weergegeven.
Storingen
Bij een storing in het systeem gaat het verklikkerlampje in de schakelaar "ECO OFF"knipperen en vervolgens constant branden. Laat het systeem controleren door het PEUGEOT-netwerk of door een gekwalificeerde werkplaats.
Als er in de STOP-stand een storing zou optreden, kan het zijn dat de motor niet meer wil aanslaan of direct afslaat. Alle verklikkerlampjes op het instrumentenpaneel gaan branden. Zet in dat geval het contact af en start de auto dan met behulp van de sleutel.
Schakel omwille van de veiligheid het Stop & Start-systeem altijd uit als u handelingen onder de motorkap wilt uitvoeren.
Dit systeem heeft specifieke kenmerken en maakt gebruik van een speciale accu (raadpleeg voor meer informatie het PEUGEOT-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats). Het gebruik van een andere dan de door PEUGEOT voorgeschreven accu's kan leiden tot storingen in het systeem.
Onderhoud
Het Stop & Start -systeem maakt gebruik van geavanceerde technologie. Laat eventuele werkzaamheden aan dit type accu uitvoeren door het PEUGEOT-netwerk of door een gekwalificeerde werkplaats.