Peugeot 208 2014 Handleiding (in Dutch)
Manufacturer: PEUGEOT, Model Year: 2014, Model line: 208, Model: Peugeot 208 2014Pages: 336, PDF Size: 10.17 MB
Page 11 of 336
.
9
In één oogopslag
Page 12 of 336
10
57
In één oogopslag
Juiste zitpositie
Voorstoelen
Handmatig verstellen
1. Verstelling in lengterichting. 2. Hoogteverstelling van de zitting. 3. Rugleuningverstelling. 4. Hoogteverstelling van de hoofdsteun.
Page 13 of 336
.
11
5863
In één oogopslag
Juiste zitpositie
Verstellen van de
hoofdsteun
1.Ontgrendelen van het stuurwiel met de hendel. 2. Verstellen in hoogte en diepte. 3. Vergrendelen van het stuur wiel met de hendel.
Stuurwiel verstellen
Deze handelingen moeten uit veiligheidsoverwegingen uitsluitend worden uitgevoerd als de auto stilstaat.
Juiste zitpositie
Trek de hoofdsteun omhoog om deze hoger te zetten. Druk tegelijkertijd op de knop A en op de hoofdsteun om de hoofdsteun lager te zetten.
Stel alvorens te gaan rijden en om optimaal te profiteren van de specifieke ergonomie van de cockpit uw zitpositie af in de volgende volgorde: - de hoogte van de hoofdsteun, - de hoek van de rugleuning, - de hoogte van de zitting van de stoel, - de positie in lengterichting van de stoel, - de diepte en vervolgens de hoogte van het stuurwiel. - de buitenspiegels en binnenspiegel.
Controleer vervolgens of u een goed zicht hebt op het "head-up" instrumentenpaneel boven het kleine stuurwiel.
Page 14 of 336
12
6465131
In één oogopslag
Comfort
Buitenspiegels
Verstellen
A. Selecteren van de buitenspiegel. B. Verstellen van de buitenspiegel. C. In de neutraalstand zetten van de selectieschakelaar van de buitenspiegel.
Overige beschikbare functies... Inklappen/uitklappen.
Binnenspiegel
Uitvoering met handbediende dag-/nachtstandinstelling
1. Selecteren van de dagstand van de spiegel. 2. Verstellen van de binnenspiegel.
Uitvoering met automatische dag-/nachtstandinstelling
1. Automatisch instellen van de dag- of nachtstand.
2. Verstellen van de binnenspiegel.
A. Vastmaken. B. Hoogteverstelling (5 -deurs).
Veiligheidsgordels vóór
Page 15 of 336
.
13112 , 113120
122
121
In één oogopslag
Zicht
Verlichting
Ring A
Ring B
Ruitenwissers
Schakelaar A: ruitenwissers vóór
2 . Hoge snelheid. 1. Normale snelheid. Int. Interval. 0. Uit. AUTO Automatische ruitenwissers.
Inschakelen van de stand "AUTO"
Beweeg de hendel één keer omlaag.
Uitschakelen van de stand "AUTO"
Beweeg de hendel nogmaals één keer omlaag of zet de hendel in een andere stand: Int., 1 of 2.
Ring B: ruitenwisser achter
Uit.
Automatische verlichting.
Parkeerlicht.
Dimlicht/grootlicht.
Mistachterlicht.
Uit. Interval. Ruitensproeier.
of
Mistlampen vóór en mistachterlicht.
Een keer wissen: trek de hendel één keer naar u toe. Ruitensproeiers: trek de hendel naar u toe en houd de hendel enige tijd in deze stand.
Page 16 of 336
14
In één oogopslag
Gewenste werking
Verwarming of handbediende airconditioning
LuchtverdelingLuchtopbrengstLuchtrecirculatie/ Toevoer van buitenluchtTemperatuurHandbediende airconditioning
WARM
KOUD
ONT WASEMEN ONTDOOIEN
Ventilatie
Tips voor instellingen in het interieur
Automatische airconditioning: gebruik bij voorkeur de volledig automatische stand door op de toets "AUTO" te drukken.
Page 17 of 336
.
15
23
21
In één oogopslag
Controle tijdens het rijden
Wanneer u het contact aanzet, slaan alle meters uit en keren vervolgens terug naar de "0"-stand. A.Als het contact wordt aangezet, moet de meter het resterende brandstofniveau weergeven. B. Bij draaiende motor moet het verklikkerlampje laag brandstofniveau uitgaan.
Instrumentenpanelen
1. Als het contact wordt aangezet, gaan de oranje en rode waarschuwingslampjes branden. 2. Bij draaiende motor moeten deze lampjes weer uitgaan. Raadpleeg de desbetreffende bladzijde als er lampjes blijven branden.
Verklikkerlampjes
C. Als het contact wordt aangezet, wordt op het display van het instrumentenpaneel het motorolieniveau weergegeven. Ga indien nodig tanken of vul olie bij.
Page 18 of 336
16
106/107, 110
130
97
52
14 8135
27 32
In één oogopslag
Controle tijdens het rijden
Het branden van een verklikkerlampje geeft u informatie over de status van de desbetreffende functie. A. Inschakeling van de Park Assist. of Uitschakeling van de parkeerhulp achter.
Rij drukschakelaars
1. Open het dashboardkastje. 2. Steek de sleutel in de schakelaar. 3. Selecteer de stand: "ON" (inschakelen) wanneer een passagier op de voorstoel zit of een kinderzitje met het gezicht in de rijrichting is bevestigd, "OFF" (uitschakelen) wanneer een kinderzitje met de rug in de rijrichting is bevestigd. 4. Ver wijder de sleutel zonder de stand van de schakelaar te veranderen.
Airbag vóór aan
passagierszijde
B. Uitschakeling van het CDS-/ASR-systeem.
C. Uitschakeling van het Stop & Start-systeem.
D. Uitschakeling van de interieurbeveiliging.
E.Inschakeling van de elektrische kinderbeveiliging.
Veiligheid voor alle inzittenden
A. Verklikkerlampje niet-vastgemaakte/losgemaakte veiligheidsgordels vóór. B. Verklikkerlampje storing van één van de airbags.
Veiligheidsgordels vóór en
airbag vóór aan passagierszijde
C. Verklikkerlampje uitschakeling airbag vóór aan passagierszijde.
Page 19 of 336
.
17
9697
97
In één oogopslag
Onder het rijden
Stop & Start-systeem
Overgang naar de STOP-stand van de motor
Het verklikkerlampje "ECO" op het instrumentenpaneel gaat branden en de motor komt in de stand-bystand:
Overgang naar de START-stand van de motor
Uit-/inschakelen
U kunt deze functie op elk willekeurig moment uitschakelen door de schakelaar "ECO OFF"in te drukken; het verklikkerlampje in de schakelaar gaat branden.
Het systeem wordt automatisch opnieuw ingeschakeld zodra u het contact weer aanzet.
Zet tijdens het tanken en als u handelingen onder de motorkap wilt uitvoeren altijd het contact af en neem de sleutel uit het contactslot.
Het verklikkerlampje "ECO" gaat uit en de motor wordt gestart:
- bij auto's met een handgeschakelde versnellingsbak , als u het koppelingspedaal intrapt, - bij auto's met een 2Tronic versnellingsbak : ● als de selectiehendel in de stand A of Mstaat, als u het rempedaal loslaat, ● of als u de selectiehendel in de stand Aof M zet als deze in de stand N staat en het rempedaal niet ingetrapt is, ● of als u de achteruitversnelling inschakelt.
- Dieselmotor : ● bij auto's met een handgeschakelde versnellingsbak , bij een snelheid lager dan 20 km/h, als u de versnellingshendel in de neutraalstand zet en het koppelingspedaal loslaat, ● bij auto's met een 2Tronic versnellingsbak , bij een snelheid lager dan 6 km/h, als u het rempedaal intrapt of als u de selectiehendel in de stand Nzet, - Benzinemotor : als de auto stilstaat.
Onder bepaalde omstandigheden wordt de START-stand automatisch geactiveerd; het verklikkerlampje "ECO" knippert enkele seconden en gaat dan uit.
Onder bepaalde omstandigheden is de STOP-stand niet beschikbaar; het verklikkerlampje "ECO" knippert enkele seconden en gaat dan uit.
Page 20 of 336
18
100102
In één oogopslag
Onder het rijden
1. Selecteren van de snelheidsbegrenzer. 2. Verlagen van de ingestelde snelheid. 3. Verhogen van de ingestelde snelheid. 4. Inschakelen/uitschakelen van de snelheidsbegrenzer.
Snelheidsbegrenzer "LIMIT"
1. Selecteren van de snelheidsregelaar. 2. Verlagen van de ingestelde snelheid. 3. Verhogen van de ingestelde snelheid. 4. Uitschakelen/inschakelen van de snelheidsregeling.
Snelheidsregelaar "CRUISE"
Het instellen van de snelheid is alleen mogelijk bij draaiende motor. Het instellen van een snelheid en het activeren van de snelheidsregelaar is alleen mogelijk bij een wagensnelheid hoger dan 40 km/h, vanaf de 4e versnelling bij een handgeschakelde versnellingsbak (2e bij een 2Tronic versnellingsbak of een automatische transmissie).
Weergave op het instrumentenpaneel
Als de snelheidsregelaar of -begrenzer is ingeschakeld, verschijnen de instellingen van het systeem op het instrumentenpaneel.
Snelheidsregelaar
Snelheidsbegrenzer