Peugeot 208 2014 Handleiding (in Dutch)
Manufacturer: PEUGEOT, Model Year: 2014, Model line: 208, Model: Peugeot 208 2014Pages: 336, PDF Size: 10.17 MB
Page 31 of 336
1
29
Controle tijdens het rijden
ControlelampjeStatusOorzaakActies / Opmerkingen
Remsysteem permanent. Het remvloeistofniveau is te laag. Zet de auto zo snel mogelijk stil op een veilige plaats. Vul het niveau bij met een vloeistof voorzien van een artikelnummer van PEUGEOT. Als het probleem zich blijft voordoen, laat het systeem dan controleren door het PEUGEOT-netwerk of door een gekwalificeerde werkplaats.
+ permanent, in combinatie met het waarschuwingslampje ABS.
Er is een storing in de elektronische remdrukregelaar (REF). Zet de auto zo snel mogelijk stil op een veilige plaats. Laat het systeem controleren door het PEUGEOT-netwerk of door een gekwalificeerde werkplaats.
Te hoge koelvloeistoftemperatuur permanent, met de wijzer in het rode gebied.
De temperatuur van de koelvloeistof is te hoog. Zet de auto zo snel mogelijk stil op een veilige plaats. Wacht met het eventueel bijvullen van de koelvloeistof tot de motor is afgekoeld. Als het probleem zich blijft voordoen, raadpleeg dan het PEUGEOT-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats.
Antiblokkeersysteem (ABS) permanent. Er is een storing in het antiblokkeersysteem. De normale remwerking blijft behouden. Rijd voorzichtig met lage snelheid en raadpleeg zo snel mogelijk het PEUGEOT-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats.
Page 32 of 336
30
Controle tijdens het rijden
ControlelampjeStatusOorzaakActies / Opmerkingen
Dynamische stabiliteitscontrole (CDS/ASR)
knippert. De CDS-/ASR-regeling is actief. Deze functie verbetert de aandrijving en zorgt voor een betere koersstabiliteit als de wielen te weinig grip hebben of de auto uit de koers dreigt te raken.
permanent. Storing in het CDS-/ASR-systeem. Laat het systeem controleren door het PEUGEOT-netwerk of door een gekwalificeerde werkplaats.
Zelfdiagnose motor permanent. Er is een storing in de emissieregeling. Het verklikkerlampje moet doven als de motor wordt gestart. Raadpleeg het PEUGEOT-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats als dit niet het geval is.
knippert. Er is een storing in het motormanagementsysteem. Kans op beschadiging van de katalysator. Laat dit controleren door het PEUGEOT-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats.
permanent, in combinatie met het verklikkerlampje SERVICE. Er is sprake van een lichte motorstoring. Laat dit controleren door het PEUGEOT-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats.
permanent, in combinatie met het
verklikkerlampje S T O P.
Er is sprake van een ernstige motorstoring. Zet de auto zo snel mogelijk op een veilige plaats stil. Parkeer de auto, zet het contact af en neem contact
op met het PEUGEOT-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats.
Page 33 of 336
1
31
Controle tijdens het rijden
ControlelampjeStatusOorzaakActies / Opmerkingen
Motoroliedruk permanent. Er is een storing in de motorsmering. Zet de auto zo snel mogelijk stil op een veilige plaats. Parkeer de auto, zet het contact af en raadpleeg het PEUGEOT-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats.
Laadstroom accu permanent. Er is een storing in het laadstroomcircuit van de accu (vervuilde of losgeraakte accuklemmen, aandrijfriem dynamo ontspannen of gebroken...).
Het lampje moet bij het starten van de motor uitgaan. Parkeer de auto op een veilige plek. Raadpleeg het PEUGEOT-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats als dit niet het geval is.
Laag brandstofniveau permanent, met de wijzer in het rode gebied.
Er zit er nog ongeveer 5 literbrandstof in de tank. Vanaf dit moment worden de laatste liters brandstof in de tank aangesproken.
Ga zo snel mogelijk tanken om te voorkomen dat u met een lege tank strandt. Dit controlelampje gaat elke keer na het aanzetten van het contact branden zolang er niet voldoende brandstof getankt is. Inhoud brandstoftank: ongeveer 50 liter . 50 liter . 50 liter Rijd nooit door tot de tank helemaal leeg is, hierdoor kunnen het emissieregelsysteem en het injectiesysteem beschadigd raken.
knippert met de wijzer
in het rode gebied.
Er zit nog een minimale hoeveelheid
brandstof in de tank.
Page 34 of 336
32
Controle tijdens het rijden
ControlelampjeStatusOorzaakActies / Opmerkingen
Airbags tijdelijk. Het lampje brandt gedurende enkele seconden en dooft als het contact wordt aangezet.
Het lampje moet doven zodra de motor wordt gestart. Raadpleeg het PEUGEOT-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats als dit niet het geval is.
permanent. Er is een storing in een van de airbags of de pyrotechnische gordelspanners.
Laat dit controleren door het PEUGEOT-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats.
Stuurbekrachtiging permanent. Er is een storing met betrekking tot de stuurbekrachtiging. Rijd voorzichtig en met lage snelheid. Laat het systeem controleren door het PEUGEOT-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats.
Veiligheidsgordel(s) niet vastgemaakt of weer weer weerlosgemaakt losgemaakt losgemaakt
permanent, en knippert vervolgens in combinatie met een in volume toenemend geluidssignaal.
Een van de veiligheidsgordels is niet vastgemaakt of weer losgemaakt. Trek aan de gordel en klik de gesp vast in de gesphouder.
Een of meer portier portier portiere ngeopend
permanent, in combinatie met een melding die het desbetreffende portier aangeeft, bij een snelheid lager dan 10 km/h.
Een portier of de achterklep is niet goed gesloten. Sluit het desbetreffende carrosseriedeel.
permanent, in combinatie met een melding die het desbetreffende portier aangeeft en een geluidssignaal, bij een snelheid hoger dan 10 km/h.
Page 35 of 336
1
33
Controle tijdens het rijden
Meters
Als bij draaiende motor de wijzer zich bevindt in: - zone A , is de temperatuur in orde, - zone B , is de temperatuur te hoog. Het waarschuwingslampje maximumtemperatuur en het waarschuwingslampje STOPgaan branden, in combinatie met een geluidssignaal en een waarschuwingsmelding op het display. Stop zo snel mogelijk op een veilige plaats. Wacht enkele minuten voordat u de motor afzet. Raadpleeg het PEUGEOT-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats.
De temperatuur en de druk in het koelcircuit beginnen na enkele minuten rijden te stijgen. Om koelvloeistof bij te vullen: wacht tot de motor is afgekoeld, draai de dop iets los om de druk te laten dalen, verwijder vervolgens de dop, vul bij tot aan het merkteken "MA XI".
Wees voorzichtig bij het bijvullen van de koelvloeistof: kans op brandwonden. Vul niet bij tot boven het maximumniveau (aangegeven op het reservoir).
Koelvloeistoftemperatuurmeter
Page 36 of 336
34
Controle tijdens het rijden
Dimmer dashboardverlichting
U kunt de lichtsterkte van de verlichting van het dashboard en het touchscreen handmatig aanpassen aan het licht van de omgeving.
Twee knoppen
Druk, als de verlichting brandt, op de knop B om de dashboardverlichting en de sfeerverlichting sterker te laten branden of op de knop A om de verlichting te dimmen. Laat de knop los zodra de gewenste lichtsterkte is bereikt.
Eén knop
Actief Druk op de knop om de sterkte van de dashboardverlichting te variëren, laat de knop los zodra de gewenste lichtsterkte is bereikt.
Touchscreen
Druk op MENU om het "HOOFDMENU"weer te geven en selecteer vervolgens "Instellingen" . Selecteer "Systeemconfiguratie" en vervolgens "Lichtsterkte" . Druk op "Display uitschakelen" . Het touchscreen wordt volledig uitgeschakeld. Druk nogmaals op het touchscreen (op een willekeurig gedeelte) om het in te schakelen.
Niet actief De dashboardverlichting kan niet worden ingesteld als de verlichting van de auto is uitgeschakeld of, bij auto's met dagrijverlichting, in de dagstand staat.
Page 37 of 336
1
35
Controle tijdens het rijden
Onderhoudsindicator
De afstand tot de eerstvolgende beurt is meer dan 3000 km
Als het contact wordt aangezet, verschijnt er geen onderhoudsinformatie op het display.
De onderhoudsindicator geeft aan hoeveel kilometer u nog ver wijderd bent van de eerstvolgende onderhoudscontrole volgens het onderhoudsschema van de fabrikant. Deze afstand wordt berekend vanaf de laatste nulstelling van de onderhoudsindicator op basis van twee parameters: - het aantal afgelegde kilometers, - de verstreken tijd sinds de laatste onderhoudscontrole.
De afstand tot de eerstvolgende beurt is 1000 tot 3000 km
Als het contact wordt aangezet, gaat gedurende 7 seconden de onderhoudssleutel branden. De kilometerteller geeft de resterende kilometers tot de eerstvolgende onderhoudscontrole aan. Voorbeeld: de afstand tot de eerstvolgende onderhoudscontrole bedraagt 2800 km. Als het contact wordt aangezet, geeft het display gedurende 7 seconden het volgende aan:
7 seconden na het aanzetten van het contact verdwijnt de sleutel ; de teller geeft weer de kilometerstand en de stand van de dagteller aan.
De afstand tot de eerstvolgende beurt is minder dan 1000 km
Voorbeeld: de afstand tot de eerstvolgende onderhoudscontrole bedraagt 900 km. Als het contact wordt aangezet, geeft het display gedurende 7 seconden het volgende aan:
7 seconden na het aanzetten van het contact treedt de kilometerteller weer in werking en blijft de sleutel branden om aan te geven dat er binnenkort onderhoudswerkzaamheden uitgevoerd moeten worden.
Page 38 of 336
36
Controle tijdens het rijden
De afstand tot de eerstvolgende beurt is overschreden De afstand tot de eerstvolgende beurt is overschreden De afstand tot de eerstvolgende
Als het contact wordt aangezet, gaat gedurende 7 seconden de sleutel knipperen om aan te geven dat de onderhoudswerkzaamheden zo spoedig mogelijk uitgevoerd moeten worden. Voorbeeld: u hebt de afstand tot de eerstvolgende onderhoudsbeurt met 300 km overschreden. Als het contact wordt aangezet, geeft het display gedurende 7 seconden het volgende aan:
De factor tijd kan worden meegewogen bij de nog af te leggen kilometers, afhankelijk van de rijgewoonten van de bestuurder. De sleutel kan dus ook gaan branden als de tijd sinds de laatste onderhoudsbeurt, zoals aangegeven in het garantie- en onderhoudsboekje , is overschreden.
Als u na deze handeling de accu wilt loskoppelen, vergrendel dan de auto en wacht minimaal 5 minuten. Het op 0zetten van de onderhoudsindicator zal
anders niet worden opgeslagen.
Op 0 zetten van de onderhoudsindicator
De onderhoudsindicator moet na elke onderhoudsbeurt op 0 gezet worden. Voer dit als volgt uit: zet het contact af, druk op de resetknop van de dagteller en houd deze ingedrukt, zet het contact aan; de kilometerteller begint terug te tellen, laat de knop los als het display "=0"aangeeft; de sleutel verdwijnt.
Opnieuw weergeven van de onderhoudsinformatie
U kunt op elk moment de onderhoudsinformatie weergeven. Druk op de knop voor nulstelling van de dagteller. De onderhoudsinformatie wordt enkele seconden weergegeven en verdwijnt vervolgens weer.
7 seconden na het aanzetten van het contact treedt de kilometerteller weer in werking en blijft de sleutel branden .
Page 39 of 336
1
37
Controle tijdens het rijden
Motorolieniveaumeter *
Te weinig olie
Als het motorolieniveau te laag is, gaat het symbool " OIL " knipperen of wordt een melding OIL " knipperen of wordt een melding OILop het instrumentenpaneel weergegeven. Controleer het olieniveau met de peilstok. Als blijkt dat het olieniveau te laag is, moet olie worden bijgevuld om te voorkomen dat ernstige motorschade ontstaat.
Storing motorolieniveaumeter
Als de motorolieniveaumeter defect is, gaat het symbool " OIL _ _ " knipperen of wordt OIL _ _ " knipperen of wordt OIL _ _een melding op het instrumentenpaneel weergegeven. Raadpleeg het PEUGEOT-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats.
Oliepeilstok
Raadpleeg de rubriek "Onderhoud" voor de plaats van de peilstok en het bijvullen van
motorolie voor het motortype van uw auto. 2 merktekens op de peilstok:
Op het display wordt in het gedeelte A de totale kilometerstand en in het gedeelte B de dagteller weergegeven.
Druk, als de dagteller wordt weergegeven, enkele seconden op de knop.
Kilometerteller
Nulstelling dagteller
De motorolieniveaumeter geeft aan of het motorolieniveau in orde is. Bij het aanzetten van het contact wordt eerst de onderhoudsindicator weergegeven en vervolgens gedurende enkele seconden het motorolieniveau.
Een controle van het olieniveau is alleen betrouwbaar als de auto op een vlakke, horizontale ondergrond staat en de motor minstens 30 minuten niet heeft gedraaid.
- A = maxi; het olieniveau mag nooit boven dit niveau uitkomen, - B = mini; als het olieniveau niet boven het niveau B uitkomt, moet het voor de motor van uw auto voorgeschreven type motorolie worden bijgevuld via de vuldop.
Olieniveau correct
* Volgens uitvoering.
Page 40 of 336
38
Controle tijdens het rijden
De boordcomputer geeft actuele informatie over het rijden (actieradius, brandstofverbruik...).
Boordcomputer
Display van het instrumentenpaneel
Weergave van de informatie
Druk op de toets op het uiteinde van de ruitenwisserschakelaar om ruitenwisserschakelaar om ruitenwisserschakelaarachtereenvolgens de verschillende functies weer te geven.
- Actuele informatie: ● a c t i e r a d i u s , ● actueel brandstofverbruik, ● de teller van het Stop & Start-systeem.
- Traject "1" : ● g e m i d d e l d e s n e l h e i d , ● gemiddeld brandstofverbruik, ● de afgelegde afstand, voor het eerste traject.
- Traject "2" : ● g e m i d d e l d e s n e l h e i d , ● gemiddeld brandstofverbruik, ● de afgelegde afstand, voor het tweede traject.