reset Peugeot 208 2015 Handleiding (in Dutch)
[x] Cancel search | Manufacturer: PEUGEOT, Model Year: 2015, Model line: 208, Model: Peugeot 208 2015Pages: 412, PDF Size: 9.11 MB
Page 9 of 412

Overzicht7
208_nl_Chap00b_vue-ensemble_ed01-2016
Rij schakelaars aan de zijkant*
Uitschakelen van het ESP/
ASR-systeem.
Uitschakelen van het Stop & Start-systeem.
Resetten van het bandenspanningscontrolesysteem
(zonder touchscreen).
Uitschakelen van de parkeerhulp achter.
of Activeren van het elektrische
kinderslot. Uitschakelen van de
interieurbeveiliging.
Hoogteverstelling van
de koplampen.
Activeren van de Park Assist.
Het branden van het
verklikkerlampje geeft de status
van de functie aan.
* Volgens uitvoering.
14 4 -145
147-150
90-92
131-13 3 85151-153
41- 42114
Page 30 of 412

28
208_nl_Chap01_instruments-bord_ed01-2016
Opnieuw weergeven van de
onderhoudsinformatie
U kunt op elk moment de onderhoudsinformatie
weergeven.
F
Druk op de knop voor nulstelling van de dagteller. De onderhoudsinformatie wordt enkele seconden weergegeven en verdwijnt
vervolgens weer.
Druk, als de dagteller wordt weergegeven,
enkele seconden op de knop.
Nulstelling dagteller
Als u na deze handeling de accu wilt
loskoppelen, vergrendel dan de auto
en wacht minimaal 5 minuten. Het op
0
zetten van de onderhoudsindicator zal
anders niet worden opgeslagen.
Op 0 zetten van de
o nderhoudsindicator
De onderhoudsindicator moet na elke
onderhoudsbeurt op 0
gezet worden.
Als u zelf het onderhoud van uw auto uitvoert:
F
zet
het contact af,
F
d
ruk op de resetknop van de dagteller en
houd deze ingedrukt,
F
z
et het contact aan; de kilometerteller
begint terug te tellen,
F
l
aat de knop los als het display "=0"
aangeeft; de sleutel verdwijnt.
Praktische informatieBij de uitvoeringen met een BlueHDi-
dieselmotor wordt deze waarschuwing
gecombineerd met het permanent
branden van het verklikkerlampje
Service (zodra het contact is aangezet).
De factor tijd kan worden meegewogen
bij de nog af te leggen kilometers,
afhankelijk van de rijgewoonten van de
bestuurder.
De sleutel kan dus ook gaan
branden als de tijd sinds de laatste
onderhoudsbeurt, zoals aangegeven
in het onderhoudsschema van de
fabrikant, is overschreden.
Bij de uitvoeringen met een BlueHDi-
dieselmotor kan de sleutel ook
voortijdig gaan branden vanwege de
mate van vervuiling van de motorolie.
De vervuiling van de motorolie is
afhankelijk van de rijomstandigheden
van de auto.
Instrumentenpaneel
Page 32 of 412

30
208_nl_Chap01_instruments-bord_ed01-2016
Boordcomputer
Display van het instrumentenpaneel
F Druk herhaaldelijk op de toets op het uiteinde van de ruitenwisserschakelaar
om de verschillende gegevens weer te
geven. -
A ctuele informatie:
● actieradius,
● actueel
br
andstofverbruik,
● de
teller van het Stop & Start-systeem.
-
Traject "1":
● gemiddelde
s
nelheid,
● gemiddeld
b
randstofverbruik,
● de
afgelegde afstand,
v
oor het eerste traject.
-
Traject "2" :
● gemiddelde
s
nelheid,
● gemiddeld
b
randstofverbruik,
● de
afgelegde afstand,
v
oor het tweede traject.
Traject resetten
F Druk zodra het gewenste traject wordt aangegeven de toets op het uiteinde van
de ruitenwisserschakelaar langer dan
2
seconden in.
De trajecten "1" en "2" zijn onafhankelijk en
hebben dezelfde eigenschappen.
Traject "1" kan bijvoorbeeld gebruikt worden
voor een dagelijks verbruik en traject "2" voor
een maandelijks verbruik.
Praktische informatie
Hoewel de definities van de onder werpen van
elk traject gelijk zijn, zijn de pictogrammen op
het touchscreen dat niet.
Instrumentenpaneel
Page 34 of 412

32
208_nl_Chap01_instruments-bord_ed01-2016
Traject resetten
F Druk op de toets voor het resetten zodra het gewenste
traject wordt weergegeven.
De trajecten "1" en "2" zijn onafhankelijk en
hebben dezelfde eigenschappen.
Traject "1" kan bijvoorbeeld gebruikt worden
voor een dagelijks verbruik en traject "2" voor
een maandelijks verbruik.
Traject "1"
Traject "2"
Voor elk traject afzonderlijk:
Gemiddeld brandstofverbruik
(l/100
km of km/l of mpg)
Berekend sinds de laatste nulstelling
van de trajectgegevens.
Gemiddelde snelheid
(km/h of mph)
Berekend sinds de
laatste nulstelling van de
trajectgegevens.
Afgelegde afstand
(km of miles)
Berekend sinds de
laatste nulstelling van de
trajectgegevens.
Instrumentenpaneel
Page 49 of 412

Toegang tot de auto47
208_nl_Chap02_ouvertures_ed01-2016
Resetten
Neem bij het verlaten van de auto, zelfs
voor een korte periode, altijd de sleutel
mee.
Wanneer tijdens het bedienen van de
ruit iets tussen de ruit en de sponning
bekneld raakt, moet de ruit weer
worden geopend. Druk daarvoor op de
desbetreffende schakelaar.
Wanneer de bestuurder de ruit aan
passagierszijde bedient, moet deze
ervan verzekerd zijn dat niets het
correcte sluiten van de ruit verhindert.
De bestuurder moet ervan verzekerd
zijn dat de passagiers op de juiste
manier gebruik maken van de
elektrische ruitbediening.
Zorg ervoor dat kinderen zich tijdens
het bedienen van de ruit niet kunnen
bezeren.Praktische informatie
Blokkering
Druk, voor de veiligheid van uw
kinderen, op de schakelaar om de
ruitbediening achter, ongeacht de
stand van de ruiten, te blokkeren.
Als het lampje brandt, is de ruitbediening
achter geblokkeerd. Als het lampje is gedoofd,
is de ruitbediening achter niet geblokkeerd. Als de accu is losgekoppeld geweest, moet de
ruitbediening gereset worden.
Tijdens deze handelingen is de beveiliging
tegen beknellen uitgeschakeld:
-
o
pen de ruit volledig en sluit de ruit.
Telkens als de schakelaar omhoog wordt
getrokken, sluit de ruit enkele centimeters.
Laat de schakelaar los en trek hem
opnieuw omhoog totdat de ruit volledig is
gesloten,
-
h
oud de schakelaar na het sluiten nog
minimaal 1
seconde omhoog getrokken.
2
Page 127 of 412

Rijden125
208_nl_Chap06_conduite_ed01-2016
Kruipfunctie
Afhankelijk van de uitvoering: rijden zonder gas te geven.
De aanduidingen AUTO en -
verschijnen op het instrumentenpaneel.
F Selecteer de stand N .
F
T
rap het rempedaal in en houd het
stevig ingetrapt.
F
W
acht ongeveer 30 seconden tot " N "
of het nummer van een versnelling wordt
weergegeven op het instrumentenpaneel.
F
L
aat het rempedaal los.
De versnellingsbak is weer gebruiksklaar.
Als bij aangezet contact dit
verklikkerlampje gaat branden en
de aanduiding AUTO knippert in
combinatie met een geluidssignaal en
een melding op het scherm, duidt dit
op een storing van de versnellingsbak.
Laat uw auto controleren door het PEUGEOT-
netwerk of door eengekwalificeerde
werkplaats.
Bij parkeren, keren enz.
Als de motor stationair draait, de parkeerrem
is vrijgezet en de stand A , M of R van de
selectiehendel is geselecteerd, begint de auto
te rijden zodra u het rempedaal loslaat.
De auto stopt zodra het bestuurdersportier
wordt geopend. Sluit in dat geval het portier
en trap het rem- of gaspedaal in om de
kruipfunctie weer te activeren. Na het loskoppelen en weer aansluiten van de
accu moet de versnellingsbak worden gereset.
F
Z et het contact aan.
Praktische informatie
6
Page 153 of 412

Rijden151
208_nl_Chap06_conduite_ed01-2016
Bandenspanningscontrole
Het bandenspanningscontrolesysteem
is niet meer dan een hulpmiddel,
hetgeen inhoudt dat de waakzaamheid
van de bestuurder niet door het
systeem kan worden vervangen.
Het systeem onthoudt u niet van de
verantwoordelijkheid om elke maand
de bandenspanning te controleren (ook
die van het reservewiel). Doe dit ook
voordat u een lange rit gaat maken.
Het rijden met een te lage
bandenspanning heeft een nadelige
invloed op het weggedrag en de remweg
van de auto en veroorzaakt vroegtijdige
bandenslijtage, vooral onder zware
omstandigheden (zware belading, hoge
snelheden, een lange rit). De voor uw auto voorgeschreven
bandenspanning vindt u op de sticker
met de bandenspanningen.
Zie de rubriek "Identificatie".
De bandenspanning moet worden
gecontroleerd als de banden "koud" zijn
(de auto staat langer dan een uur stil
of er is minder dan 10
km gereden met
een beperkte snelheid).
Onder andere omstandigheden
(bij warme banden) moet de
bandenspanning ten opzichte van de
op de sticker vermelde spanning met
0,3
bar worden verhoogd.
Het rijden met een te lage
bandenspanning veroorzaakt bovendien
een hoger brandstofverbruik.
Dit systeem controleert automatisch de
bandenspanning tijdens het rijden.
Het systeem bewaakt de spanning van de vier
banden zodra de auto begint te rijden.
Het systeem vergelijkt de signalen van de
snelheidssensoren van de wielen met de
referentiewaarden die elke keer nadat de
banden op spanning zijn gebracht of na het
ver wisselen van een wiel moeten worden
gereset
.
Het systeem geeft een waarschuwing zodra
wordt gesignaleerd dat de spanning van een of
meer banden te laag is.
6
Page 154 of 412

Rijden
152
208_nl_Chap06_conduite_ed01-2016
Waarschuwing te lage bandenspanning
Een te lage bandenspanning is niet
altijd aan de band te zien. Een visuele
controle is dus niet voldoende. U krijgt deze waarschuwing als dit
lampje blijft branden in combinatie
met een geluidssignaal en, volgens
uitvoering, een melding.
F
V
erminder onmiddellijk uw snelheid en
vermijd plotselinge stuurbewegingen en
krachtig remmen.
F
S
top zodra dit mogelijk is op een veilige
plaats. F
G
ebruik in het geval van een lekke band
de bandenreparatieset of het reservewiel
(volgens uitvoering),
of
F
c
ontroleer als u een compressor in de
auto hebt, bijvoorbeeld die van de set voor
tijdelijke bandenreparatie, de spanning van
de vier banden als deze zijn afgekoeld,
of
F
r
ijd voorzichtig verder als het niet mogelijk
is om deze controle onmiddellijk uit te
voeren. De waarschuwing blijft actief tot het
systeem is gereset.
Het bandenspanningscontrolesysteem
werkt alleen betrouwbaar als bij het
resetten van het systeem de vier
banden de correcte spanning hebben.
Sneeuwkettingen
Het systeem hoeft niet gereset
te worden na het aanbrengen of
verwijderen van sneeuwkettingen.
Page 155 of 412

Rijden153
208_nl_Chap06_conduite_ed01-2016
Resetten
Elke keer nadat u een of meer banden op
spanning hebt gebracht en na het verwisselen
van een of meer wielen, moet u het systeem
resetten.Controleer voordat u het systeem
gaat resetten of de spanning van
de vier banden overeenkomstig de
gebruiksomstandigheden van de auto
en de voorschriften op de sticker met
de bandenspanningen is.
Het waarschuwingssysteem voor
te lage bandenspanning is alleen
betrouwbaar als de vier banden tijdens
het resetten de juiste spanning hebben.
Het bandenspanningscontrolesysteem
geeft geen meldingen als de
bandenspanning bij het resetten onjuist is.
F Druk met aangezet contact en stilstaande auto gedurende
ongeveer drie seconden op deze
knop en laat de knop vervolgens
los; het resetten wordt bevestigd
door een geluidssignaal.
De nieuw opgeslagen drukwaarden
worden door het systeem beschouwd
als referentiewaarden.
Het resetten van het systeem moet gebeuren
bij afgezet contact en stilstaande auto.
F
D
ruk op " Initialisatie
bandensp.controle ".
Via het menu "
Rijhulpsysteem " van
het touchscreen:
F
Bevestig het resetten door op de toets " Ja "
te drukken. Als het resetten is voltooid, klinkt
een geluidssignaal en wordt een melding
weergegeven.
Storing
Als het waarschuwingslampje te lage
bandenspanning gaat knipperen en vervolgens
blijft branden in combinatie met het lampje
Service, wijst dit op een storing in het systeem.
In dat geval werkt de bandenspanningscontrole
mogelijk niet goed.
Laat het systeem controleren door
het PEUGEOT-netwerk of door een
gekwalificeerde werkplaats.
Touchscreen Display A
Controleer na werkzaamheden aan
het systeem altijd de spanning van
de vier banden en reset het systeem
vervolgens.
6
Page 189 of 412

Storingen verhelpen187
208_nl_Chap08_cas-de-panne_ed01-2016
Raadpleeg na gebruik van de
bandenreparatieset altijd de
desbetreffende rubrieken om de
bandenspanning te controleren en de
bandenspanningscontrolefunctie te resetten.F Schakel de compressor in door de schakelaar in de stand " I" te zetten en
breng de band op de spanning die is
aangegeven op de bandenspanningssticker
van de auto.
O
m de bandenspanning te verlagen: druk
op de zwarte knop op de slang van de
compressor, bij de aansluiting op het ventiel.
F
Z
et, zodra de gewenste spanning is
bereikt, de schakelaar in de stand " O".
F
V
er wijder de set en berg deze op.
8