stop start Peugeot 208 2017 Handleiding (in Dutch)
[x] Cancel search | Manufacturer: PEUGEOT, Model Year: 2017, Model line: 208, Model: Peugeot 208 2017Pages: 304, PDF Size: 11.54 MB
Page 108 of 304

106
Belangrijk!
Rijd nooit met aangetrokken parkeerrem –
Kans op over verhitting en beschadiging van
het remsysteem!
Het uitlaatsysteem van uw auto wordt
erg warm en blijft ook na het afzetten
van de motor nog enige tijd warm. Zet uw
auto daarom niet stil (om te parkeren of
met draaiende motor) op een plaats met
brandbaar materiaal (gras, afgevallen blad
enz.). Brandgevaar!
Laat de auto nooit onbewaakt met
draaiende motor achter. Als u uw auto met
draaiende motor moet verlaten, trek dan
de handrem aan en zet de versnellingsbak
in de neutraalstand of in de stand N of P,
afhankelijk van het type versnellingsbak.
Rijden op een overstroomde
weg
Probeer het rijden over overstroomde wegen zo
veel mogelijk te vermijden, want het water kan de
motor, versnellingsbak en het elektrische systeem
van uw auto ernstig beschadigen.
Bij het trekken van een
aanhanger
Het rijden met een aanhanger heeft veel
invloed op het rijgedrag van de auto en vergt
daarom extra aandacht van de bestuurder.
Gewichtsverdeling
F Verdeel het gewicht in de caravan/aanhanger gelijkmatig, plaats zware voor werpen zo dicht
mogelijk bij de as en probeer de maximaal
toegestane kogeldruk zo dicht mogelijk te
benaderen zonder deze te overschrijden.
Door een geringere luchtdichtheid nemen de
prestaties van de motor af als men op grotere
hoogte boven de zeespiegel komt. Trek daarbij
voor elke 1.000
m hoogte 10% van het maximale
aanhangergewicht af.
Houd u aan de maximale
aanhangergewichten.
Bent u genoodzaakt over een overstroomd
weggedeelte te rijden, doe dan het volgende:
-
c
ontroleer dat de diepte van het water nergens
meer is dan 15
cm en houd daarbij rekening
met de golven die kunnen worden veroorzaakt
door andere gebruikers;
-
s
chakel het Stop & Start-systeem uit,
-
r
ijd zo langzaam mogelijk zonder de motor te
laten afslaan. Rijd in elk geval niet sneller dan
10
km/h,
-
z
et de auto niet stil en zet de motor niet af.
Als u het overstroomde weggedeelte achter u
hebt gelaten, rem dan, zodra de verkeerssituatie
dat toelaat, meerdere keren licht af om de
remschijven en remblokken te drogen. Als u twijfels hebt over de staat van uw auto,
neem dan contact op met het PEUGEOT-netwerk
of een gekwalificeerde werkplaats.
Rijden
Page 110 of 304

108
Starten-afzetten van de
motor
Contactslot
1.Stand Stop .
2. Stand Contact .
3. Stand Starten .
Hang geen zware voor werpen aan de sleutel
of de afstandsbediening: dit kan namelijk
storingen aan het contactslot veroorzaken.
Starten
F Steek de sleutel in het contactslot.
Het systeem herkent de code van de startblokkering.
Auto met handgeschakelde versnellingsbak
:
zet de versnellingshendel in de neutraalstand en
trap het koppelingspedaal volledig in.
Auto met elektronisch gestuurde
versnellingsbak : zet de selectiehendel in de
stand N en trap het rempedaal stevig in. Auto met automatische transmissie
: zet de
selectiehendel in de stand P of N en trap het
rempedaal stevig in.
F
O
ntgrendel het stuurslot door tegelijkertijd
aan het stuur wiel en aan de contactsleutel te
draaien.
Rijden
Page 111 of 304

109
In bepaalde gevallen (bijvoorbeeld als de
wielen tegen een trottoirband zijn gedraaid)
moet veel kracht worden gezet bij het
draaien aan het stuurwiel.
F
D
raai de sleutel rechtsom naar de stand 3
(Star ten) .
F
L
aat de sleutel los zodra de motor draait.
Elektronische startblokkering
In de originele sleutel is een gecodeerde chip
aangebracht. Als het contact wordt aangezet, kan
alleen worden gestart als de code van de chip
wordt gedetecteerd en herkend.
Deze diefstalbeveiliging blokkeert het
motormanagementsysteem zodra het contact
wordt afgezet en voorkomt zo het starten van de
motor bij een inbraak. Bij een storing in het systeem
wordt u gewaarschuwd door
dit verklikkerlampje op het
instrumentenpaneel in combinatie met
een geluidssignaal en een melding op
het display.
Uw auto kan dan niet gestart worden. Raadpleeg
zo snel mogelijk het PEUGEOT-netwerk.
Uitschakelen
F Breng de auto tot stilstand.
F D raai de sleutel maximaal linksom in de stand
1 (Stop) .
F
V
er wijder de sleutel uit het contactslot.
F
D
raai om het stuurslot te vergrendelen aan het
stuurwiel tot het blokkeert.
Neutraalstand
Rijd uit veiligheidsover wegingen nooit met
de versnellingsbak in de neutraalstand.
Bepaalde functies van de auto kunnen
anders namelijk zijn uitgeschakeld.
Zet de wielen in de rechtuitstand voordat
u de motor afzet: dit vergemakkelijkt het
ontgrendelen van het stuurslot. Bij het afzetten van de motor is de
rembekrachtiging niet meer actief.
Sleutel vergeten
Als de sleutel onbedoeld in de stand 2
(Contact)
van het contactslot blijft staan, zal
het contact na een uur automatisch worden
afgezet.
Draai de sleutel in de stand 1 (Stop) en
ver volgens opnieuw in de stand 2 (Contact)
om het contact weer aan te zetten.
6
Rijden
Page 112 of 304

110
Parkeerrem
Ontgrendeling
F Trek de parkeerremhefboom licht omhoog, druk de ontgrendelknop in en duw de hefboom
geheel omlaag.
Als tijdens het rijden dit
verklikkerlampje en het
verklikkerlampje STOP branden in
combinatie met een geluidssignaal
en een melding op het display, geeft
dit aan dat de parkeerrem nog (iets)
is aangetrokken. Zorg er voor dat u de
hendel van de parkeerrem volledig
omlaag zet.
Vergrendelen
F Trek de hefboom van de parkeerrem aan om uw auto stil te zetten.
Draai bij het parkeren van de auto op een
steile helling de wielen vast tegen het
trottoir, trek de handrem aan, schakel een
versnelling in (de achteruitversnelling als de
auto bergafwaarts is geparkeerd) en zet het
contact uit.
Vergeet bij vertrek voordat u de auto start
niet dat de auto in de versnelling staat. Als de handrem een te grote slag heeft
of als het systeem minder goed werkt,
moet de handrem, zelfs tussen twee
onderhoudsbeurten door, worden afgesteld.
Laat dit veiligheidssysteem controleren
door het PEUGEOT-netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats.
Rijden
Page 119 of 304

117
Bij BlueHDi-dieseluitvoeringen met een
handgeschakelde versnellingsbak kan het
systeem u onder bepaalde rijomstandigheden
verzoeken om de versnellingsbak in de
neutraalstand te zetten, om het tijdelijk afzetten
van de motor mogelijk te maken (STOP-stand van
het Stop & Start-systeem). In dat geval wordt de
letter N weergegeven op het instrumentenpaneel.Voorbeeld:
-
u r
ijdt in de derde versnelling.
-
u t
rapt het gaspedaal in.
-
h
et systeem kan u dan adviseren een hogere
versnelling in te schakelen.
Het systeem past het schakeladvies aan de
rijomstandigheden (helling, belading van de
auto enz.) en de rijstijl van de bestuurder
(veel vermogen nodig, accelereren, remmen
enz.) aan.
Het systeem zal u nooit adviseren om:
-
d
e eerste versnelling in te schakelen,
-
d
e achteruitversnelling in te schakelen,
-
t
erug te schakelen. Bij een auto met een handgeschakelde
versnellingsbak kan naast de pijl ook
de geadviseerde versnelling worden
weergegeven.Hill Start Assist
De Hill Start Assist zorgt er voor dat uw auto
ongeveer 2
seconden op zijn plaats wordt
gehouden als u het rempedaal loslaat, zodat u
de tijd heeft om uw voet naar het gaspedaal te
verplaatsen zonder dat de auto in beweging komt.
De Hill Start Assist kan niet worden
uitgeschakeld. Maar als de parkeerrem
wordt aangetrokken om de auto stil te
zetten, wordt de werking van de functie
onderbroken.
De informatie wordt in de vorm van een pijl op het
instrumentenpaneel weergegeven.
Als de auto bergopwaar ts stilstaat, wordt
deze even op zijn plaats gehouden als u het
rempedaal loslaat.
Bij een auto met elektronisch gestuurde
versnellingsbak: als de stand A is geselecteerd.
Bij een auto met automatische transmissie: als de
stand D is geselecteerd.
6
Rijden
Page 120 of 304

118
De Hill Start Assist werkt alleen als:
- d e auto volledig stil wordt gehouden met het
rempedaal ingetrapt,
-
d
e hellingshoek aan bepaalde voorwaarden
voldoet,
-
he
t bestuurdersportier is gesloten.
Als de auto bergafwaar ts stilstaat en de
achteruitversnelling ingeschakeld is, wordt
de auto even op zijn plaats gehouden als u het
rempedaal loslaat.
Verlaat de auto niet in de korte periode dat
de Hill Start Assist in werking is.
Trek de parkeerrem handmatig aan als u de
auto moet verlaten ter wijl de motor draait.
Controleer dan of het verklikkerlampje van
de parkeerrem op het instrumentenpaneel
permanent brandt.
Storingen
Bij een storing in het systeem blijven
deze verklikkerlampjes branden.
Laat het systeem controleren door
het PEUGEOT-netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats.
Stop & Start
Het systeem zet de motor tijdelijk af (STOP-stand)
als u stopt (bij rood licht, opstoppingen,...). De
motor wordt automatisch gestart (START-stand)
als u weer weg wilt rijden. Het starten gebeurt
direct, snel en stil.
Het Stop & Start-systeem is per fect afgestemd
op stadsgebruik en zorgt voor een lager
brandstofverbruik, minder uitstoot van schadelijke
stoffen en een aangename rust in het interieur
tijdens het wachten.
STOP- stand
Het verklikkerlampje " ECO" op het
instrumentenpaneel gaat branden en
de motor wordt in de stand-bystand
gezet.
Auto met e- HDi- of BlueHDi- dieselmotor en
elektronisch gestuurde versnellingsbak :
-
s
nelheid lager dan 6 km/h.
-
se
lectiehendel in de stand N .
Of
-
r
empedaal ingetrapt.
Rijden
Page 121 of 304

119
Auto met BlueHDi-dieselmotor en
handgeschakelde versnellingsbak:
-
z
odra de auto tot stilstand komt of de snelheid
lager wordt dan 3
km/h (met 1,5 BlueHDi
motor).
-
v
ersnellingshendel in de neutraalstand en
koppelingspedaal niet ingetrapt.
Auto met PureTech-benzinemotor en
handgeschakelde versnellingsbak,
elektronisch gestuurde versnellingsbak of
automatische transmissie :
-
z
odra de auto tot stilstand komt of de snelheid
lager wordt dan 3
km/h (handgeschakelde
versnellingsbak en afhankelijk van de
uitvoering van uw auto).
-
v
ersnellingshendel in de neutraalstand
en koppelingspedaal niet ingetrapt
(handgeschakelde versnellingsbak).
-
r
empedaal ingetrapt of selectiehendel
in de stand N (elektronisch gestuurde
versnellingsbak of automatische transmissie).
Bijzonderheden: STOP-stand niet
beschikbaar
De STOP-stand wordt niet geactiveerd als:
- he t bestuurderportier geopend is,
-
de
veiligheidsgordel van de bestuurder
losgemaakt is,
-
d
e auto sinds de laatste start met de sleutel
niet sneller dan 10
km/h heeft gereden,
-
d
e motor moet blijven draaien voor de
klimaatregeling in het interieur,
-
d
e ruitontwaseming is ingeschakeld, Het verklikkerlampje ECO knippert
een paar seconden en gaat
vervolgens uit.
Dit is volkomen normaal.
Een teller houdt bij hoe lang de
STOP-stand tijdens een traject
is geactiveerd. De teller wordt
elke keer als u het contact met de
sleutel aanzet weer op nul gezet.
Voor uw comfort tijdens parkeermanoeuvres
zal het systeem enkele seconden na het
schakelen uit de achteruitversnelling niet
werken.
Het Stop & Start-systeem heeft geen invloed
op andere componenten, zoals de remmen
en de stuurbekrachtiging; deze blijven
normaal functioneren.
Als u bij een auto met handgeschakelde
versnellingsbak in de STOP-stand een
versnelling inschakelt, maar daarbij het
koppelingspedaal niet helemaal intrapt, gaat
er een lampje branden of verschijnt er een
bericht met het verzoek het koppelingspedaal
helemaal in te trappen, omdat anders de
motor niet opnieuw gestart wordt.
Tank nooit ter wijl de motor door het Stop &
Start-systeem is afgezet; zet in dat geval
altijd het contact af en neem de sleutel uit
het contactslot.
S TA R T- s t a n d
Het verklikkerlampje ECO gaat uit en
de motor wordt automatisch gestart:
Auto met handgeschakelde versnellingsbak :
-
k
oppelingspedaal ingetrapt.
Auto met elektronisch gestuurde
versnellingsbak/automatische transmissie :
-
se
lectiehendel in de stand A / D of M .
-
r
empedaal niet ingetrapt.
of
-
e
r bepaalde bijzondere omstandigheden
(laadtoestand accu, motortemperatuur,
rembekrachtiging, buitentemperatuur enz.) zijn
die dat niet toelaten.
6
Rijden
Page 122 of 304

120
- Selectiehendel in de stand N.
- R empedaal niet ingetrapt.
-
V
ervolgens selectiehendel in de stand A / D
of M .
of
-
A
chteruitversnelling ingeschakeld.
Bijzonderheden: de START-stand
wordt automatisch uitgeschakeld
Uit veiligheids- en comfortover wegingen wordt de
START-stand automatisch geactiveerd als:
-
he
t bestuurderportier wordt geopend,
-
d
e veiligheidsgordel van de bestuurder wordt
losgemaakt,
-
e
r bepaalde bijzondere omstandigheden
zijn (laadtoestand accu, motortemperatuur,
rembekrachtiging, instelling airconditioning...)
waarbij de motor nodig is voor de regeling van
een systeem of van de auto.
Het verklikkerlampje ECO knippert
een paar seconden en gaat
vervolgens uit.
Dit is volkomen normaal.
Handmatig uitschakelen
In bepaalde situaties, bijvoorbeeld als u het
thermische comfort in het interieur op peil wilt
houden, kan het nuttig zijn het Stop & Start-
systeem uit te schakelen.
Het systeem kan bij aangezet contact op elk
gewenst moment worden uitgeschakeld.
Met deze schakelaar kunt u de functie Stop &
Start uitschakelen.
-
I
ndrukken.
-
H
et lampje van de schakelaar blijft branden.
-
E
r wordt een melding weergegeven.
Als u in de STOP-stand stilstaat, dan wordt de
motor direct opnieuw gestart.
Handmatig inschakelen
- Indrukken.
- H et lampje van de schakelaar gaat uit.
-
E
r wordt een melding ter bevestiging
weergegeven. Als het systeem in de STOP-stand wordt
uitgeschakeld, dan wordt de motor direct
weer gestart.
Het Stop & Start-systeem wordt automatisch
weer ingeschakeld als het contact wordt
aangezet.
Motorkap openen
Schakel omwille van uw veiligheid het
Stop & Start-systeem altijd uit alvorens
werkzaamheden onder de motorkap uit te
voeren om ver wondingen als gevolg van
het automatisch starten van de motor te
voorkomen.
Rijden op een overstroomde weg
Schakel het Stop & Start-systeem uit
wanneer u over een overstroomde weg moet
rijden.
Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor
meer rijadviezen
, met name over het rijden
op overstroomde wegen.
Rijden
Page 123 of 304

121
Storing
Bij een storing in het systeem gaat het
verklikkerlampje in de schakelaar ECO OFF
knipperen en vervolgens constant branden.
Laat het systeem controleren door het PEUGEOT-
netwerk of een gekwalificeerde werkplaats.
Als er in de STOP-stand een storing optreedt,
kan de auto afslaan. Alle verklikkerlampjes op
het instrumentenpaneel gaan branden. Zet in dat
geval het contact af en start de auto met behulp
van de sleutel.Auto's met het Stop & Start-systeem zijn
voorzien van een speciale 12V-accu.
Laat eventuele werkzaamheden aan
deze accu uitsluitend uitvoeren door
het PEUGEOT-netwerk of door een
gekwalificeerde werkplaats.
Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor
meer informatie over de 12V-accu .
Snelheidsbegrenzer
"LIMIT"
Dit systeem voorkomt dat de auto de door de
bestuurder ingestelde snelheid overschrijdt.
Bedieningselementen op de
stuurkolom
1: Selecteren/uitschakelen van de
snelheidsbegrenzer.
2 : Verhogen van de ingestelde snelheid.
3 : Verlagen van de ingestelde snelheid.
4 : Inschakelen/onderbreken van de
snelheidsbegrenzer. De snelheid wordt verhoogd naarmate het
gaspedaal dieper wordt ingetrapt tot aan het
zware punt van het gaspedaal, waarbij de
ingestelde snelheid is bereikt.
Echter het intrappen van het pedaal
voorbij dit weerstandspunt laat het toe de
geprogrammeerde snelheid te overschrijden.
Om de snelheidsbegrenzing te hervatten laat
u het gaspedaal geleidelijk los en keert u terug
naar een snelheid onder de geprogrammeerde
snelheid.
Het systeem kan worden bediend bij
stilstaande auto met draaiende motor, of
tijdens het rijden.
Selecteren
F Zet de draaiknop in de stand "
LIMIT": de
snelheidsbegrenzer is geselecteerd, maar nog
niet ingeschakeld (PAUSE).
Er kan een snelheid worden ingesteld zonder de
begrenzer in te schakelen.
De snelheid wordt ingesteld bij een draaiende motor,
als de auto stilstaat of tijdens het rijden. De minimale
snelheid die ingesteld kan worden is 30
km/h.
6
Rijden
Page 126 of 304

124
Programmeren van een snelheid
- Breng uw auto met het gaspedaal op de gewenste snelheid.
-
D
ruk op de toets
SET
- of SET +.
De ingestelde snelheid is nu geprogrammeerd/
geactiveerd en deze snelheid wordt nu door de
auto gehandhaafd.
Tijdelijk overschrijden van de
ingestelde snelheid
Het is mogelijk door gas te geven
tijdelijk met een hogere snelheid dan
de ingestelde snelheid te rijden.
De ingestelde snelheid zal dan
knipperen.
Als het gaspedaal wordt losgelaten,
wordt de ingestelde snelheid weer
aangenomen.
Onderbreken (OFF)
- Druk op deze toets of trap het rem- of koppelingspedaal in (afhankelijk van de
uitvoering). Bij uitvoeringen met de 1,2 PureTech 82
of 110 (Euro 6.2), of de 1,5 BlueHDi (Euro
6.2), een handgeschakelde versnellingsbak
en het Stop & Start-systeem wordt de
snelheidsregelaar niet uitgeschakeld als het
koppelingspedaal wordt ingetrapt, maar blijft
de regelaar na het schakelen werken.
Her vatten
- Druk op deze toets nadat de snelheidsregeling
is onderbroken.
Uw auto neemt de voor de onderbreking
ingestelde snelheid weer aan.
U kunt ook een nieuwe snelheid instellen met de
procedure "Programmeren van een snelheid".
Rijden