air conditioning Peugeot 208 2017 Handleiding (in Dutch)
[x] Cancel search | Manufacturer: PEUGEOT, Model Year: 2017, Model line: 208, Model: Peugeot 208 2017Pages: 304, PDF Size: 11.54 MB
Page 4 of 304
2
.
Instrumentenpanelen 7
W aarschuwings- en verklikkerlampjes 1 0
Meters
2
3
Koelvloeistoftemperatuur
23
Boordcomputer
30
Datum en tijd instellen
3
3
Dimmer dashboardverlichting
3
4Openen – Sleutel
3
6
Portieren
3
6
Sluiten – Sleutel
3
7
Centrale vergrendeling
4
0
Bagageruimte
40
Alarmsysteem
4
1
Ruitbediening
43
PEUGEOT i- Cockpit 4 5
Stuurwielverstelling 46
Spiegels
46
Voor stoelen
48
Eendelige bank
5
3
Deelbare achterbank 2/3 – 1/3
5
3
Verwarming
56
Handbediende airconditioning
5
6
Automatische airconditioning met
gescheiden regeling
5
7
Ontwasemen – ontdooien voorruit
6
0
Plafonnier
61
Sfeerverlichting interieur
62
Z
onnescherm panoramadak
6
3
Voorzieningen interieur
6
3
Voorzieningen bagageruimte
6
5
Hoedenplank
65Lichtschakelaar
67
Richtingaanwijzers
68
Automatisch inschakelen van de verlichting
6
9
Verlichting overdag / Parkeerlichten
7
1
Koplampen verstellen
7
1
Statische bochtverlichting
7
1
Ruitenwisserschakelaar
72
Algemene aanbevelingen met betrekking
tot de veiligheid 7 5
Alarmknipperlichten
76
Noodoproep of Pechhulp
7
6
Elektronisch stabiliteitsprogramma (ESC)
7
8
Veiligheidsgordels
81
Airbags
84
Kinderzitjes
88
Uitschakelen van de airbag vóór aan
passagierszijde
89
ISOFIX-kinderzitjes
97
Kinderslot
103
InstrumentenpaneelToegang tot de auto
Overzicht
Ergonomie en comfort Verlichting en zicht
Veiligheid
Inhoudsopgave
Page 6 of 304
4
Instrumenten en bedieningsknoppen1
Buitenspiegels
Elektrisch bedienbare ruiten
2
Motorkap openen
3
Zekeringen dashboard
4
Binnenspiegel
Plafonnier
Sfeerverlichting
Noodoproep of pechhulpoproep
Active City Brake
5
Touchscreen
Audiosysteem
Bluetooth-audiosysteem
Datum/tijd instellen
6
Ventilatie
Verwarming
Handbediende airconditioning
Automatische airconditioning
Voorruit ontwasemen/ontdooien
Achterruitverwarming
7
USB-/Jack-aansluiting
8
Handgeschakelde versnellingsbak
Elektronisch gestuurde versnellingsbak
Automatische transmissie
Schakelindicator
9
Parkeerrem
10
Dashboardkastje
Zekeringen
Overzicht
Page 57 of 304
55
Gebruiksadviezen voor ventilatie en airconditioning
Neem voor een optimale werking van deze
systemen de volgende gebruiksadviezen in
acht:
F
L
et erop dat voor een gelijkmatige
verdeling van de lucht naar het
interieur de uitstroomopening
onder de voorruit, de verschillende
luchtkanalen, ventilatieroosters en
overige uitstroomopeningen alsmede de
ventilatieopening in de bagageruimte vrij
blijven.
F
D
ek de zonnesensor op het dashboard
niet af; deze wordt gebruikt voor
het regelen van het automatische
airconditioningssysteem.
F
Z
et de airconditioning minstens één tot
twee keer per maand 5 tot 10
minuten
aan om het systeem in per fecte staat te
houden.
F
C
ontroleer regelmatig de staat van
het interieurfilter en vervang de
filterelementen periodiek. Wij raden u een
gecombineerd interieurfilter aan. Dankzij
het toegevoegde speciale actieve additief
draagt het bij tot een gezuiverde lucht voor
de inzittenden en een schoon interieur
(vermindering van allergische reacties,
stank en vetaanslag). F
L aat de airconditioning regelmatig
controleren zoals voorgeschreven in het
garantie- en onderhoudsboekje, om het
systeem in per fecte staat te houden.
F
G
ebruik de airconditioning niet als deze
niet koelt en raadpleeg het PEUGEOT-
netwerk of een gekwalificeerde
werkplaats.
Bij een zware belasting van de motor (trekken
van een aanhanger op een steile helling
bij een hoge buitentemperatuur) kan de
airconditioning tijdelijk worden uitgeschakeld
voor een optimale trekkracht van de motor.
Om te voorkomen dat de ruiten beslaan en de
luchtkwaliteit in het interieur achteruit gaat:
-
r
ijd niet te lang met uitgeschakelde
ventilatie.
-
h
oud de luchtrecirculatie niet langere tijd
ingeschakeld. Als de auto lange tijd in de zon heeft
gestaan en de temperatuur in het
interieur hoog is opgelopen, zet dan de
ruiten enige tijd open.
Zorg er voor dat de aanjagersnelheid
voldoende hoog is ingesteld, zodat
de lucht in het interieur goed ver verst
wordt.
Condensvorming door de airconditioning
kan ertoe leiden dat zich een klein plasje
water onder de auto vormt. Dit is een
normaal verschijnsel.
Stop & Star t
De verwarmings- en
airconditioningssystemen werken alleen
als de motor draait.
Als u het thermische comfort in de auto op
het door u gewenste niveau wilt houden,
kunt u tijdelijk de functie Stop & Start
uitschakelen.
Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor
meer informatie over het Stop & Star t -
systeem.
3
Ergonomie en comfort
Page 58 of 304
56
VerwarmingHandbediende airconditioning
Comforttemperatuur
F Draai de knop van blauw (koel) naar rood (warm) om de
temperatuur naar behoefte in
te stellen.
Luchtopbrengstregeling
F Draai de knop in één van de
zes standen om de gewenste
luchtopbrengst te verkrijgen. Wanneer de knop van de
luchtopbrengstregeling in de stand 0 staat
(uitschakeling van het systeem), wordt het
thermische comfort niet meer geregeld.
Er blijft door de rijwind nog wel een kleine
luchtstroom gehandhaafd.
Regeling luchtverdeling
Voorruit en zijruiten.
Voorruit, zijruiten en beenruimte.
Voetenruimte.
Middelste ventilatierooster en
zijventilatieroosters.
De luchtstroom kan worden
gevarieerd door de knop in een
middenstand te zetten.
Comforttemperatuur
F Draai de knop van blauw
(koel) naar rood (warm) om de
temperatuur naar behoefte in
te stellen.
Luchtopbrengstregeling
F Draai de knop in één van de
zes standen om de gewenste
luchtopbrengst te verkrijgen.
1.
De temperatuur afstellen.
2. Regeling luchtopbrengst.
3. Regeling luchtverdeling. 1.
Regeling van de temperatuur.
2. Regeling luchtopbrengst.
3. Regeling luchtverdeling.
4. Airconditioning aan/uit.
Ergonomie en comfort
Page 59 of 304
57
Automatische airconditioning
met gescheiden regeling
Regeling luchtverdeling
Voorruit en zijruiten.
Voorruit, zijruiten en beenruimte.
Beenruimte.
Middelste ventilatierooster en
zijventilatieroosters.
De luchtstroom kan worden
gevarieerd door de knop in een
middenstand te zetten.
Airconditioning AAN/UIT
De airconditioning functioneert, als de ruiten
gesloten zijn, optimaal in elk seizoen.
Het systeem stelt u in staat:
-
i
n de zomer de temperatuur in het interieur
te verlagen,
-
i
n de winter bij temperaturen boven 3 °C
beslagen ruiten snel te ontwasemen.
Inschakelen
F Druk op de toets " A/C": het
lampje van de toets gaat
branden.
De airconditioning werkt niet als de
aanjagerknop in de stand " 0" staat.
Om het interieur sneller te verkoelen kunt u
korte tijd de recirculatiestand inschakelen.
Schakel daarna de toevoer van buitenlucht
weer in.
Uitschakelen
F Druk nogmaals op de toets "A/C ": het lampje van de toets
gaat uit.
Als de airconditioning wordt uitgeschakeld,
wordt het thermische comfort niet meer
geregeld (vocht, beslagen ruiten).
Modus AUTO
F Druk herhaaldelijk op de toets "AUTO ". Het lampje gaat
branden zodra de toets wordt
ingedrukt; de ingeschakelde
stand verschijnt op het
display van de automatische
airconditioning:
voor een aangenaam comfort en een zo
laag mogelijk geluidsniveau, aangezien
de aanjagersnelheid beperkt wordt.
voor het beste compromis tussen
thermisch comfort en een laag
geluidsniveau.
voor een doeltreffende en
dynamische luchttoevoer.
Wanneer de knop van de
luchtopbrengstregeling in de stand 0 staat
(uitschakeling van het systeem), wordt het
thermische comfort niet meer geregeld.
Er blijft door de rijwind nog wel een kleine
luchtstroom gehandhaafd.
1.Temperatuurregeling voor de linker- of
rechterzijde.
2. Automatisch comfortprogramma.
3. Airconditioning aan/uit.
4. Regeling luchtverdeling.
5. Regeling luchtopbrengst.
3
Ergonomie en comfort
Page 60 of 304
58
UitschakelenF
D
ruk op de toets "lege
ventilator" van de
luchtopbrengstregeling tot het
symbool van de ventilator is
verdwenen.
Om bij koude motor de toevoer van te
veel koude lucht te beperken, wordt de
ventilatie geleidelijk op het optimale
niveau gebracht.
Bij koud weer wordt de warme lucht
uitsluitend naar de voorruit, de zijruiten
en de beenruimte van de passagiers
verdeeld.
Temperatuur
De bestuurder en voorpassagier kunnen de
temperatuur afzonderlijk naar wens instellen.
De op het display weergegeven waarde heeft
betrekking op een bepaald comfortniveau en
niet op de werkelijke temperatuur in graden
Celsius of Fahrenheit.
F
D
uw de toets omlaag (blauw)
om de waarde te verlagen of
omhoog (rood) om de waarde te
verhogen. Een waarde van rond de 21 zorgt voor een
optimaal comfort. Desgewenst kunt u een
andere waarde instellen; een waarde tussen 18
en 24 is gebruikelijk.
Het is raadzaam het verschil tussen de
instellingen links en rechts niet meer dan 3 te
laten bedragen.
Om het interieur maximaal te koelen of te
ver warmen is het mogelijk de minimale
waarde 14 of de maximale waarde 28 te
overschrijden. F
D
uw de toets omlaag tot
"LO" wordt weergegeven
of omhoog tot "HI" wordt
weergegeven.
Als de temperatuur in de auto bij het
instappen veel lager of hoger is dan
de ingestelde waarde, heeft het geen
zin om voor een optimale temperatuur
de ingestelde waarde te wijzigen. Het
systeem compenseert automatisch en zo
snel mogelijk het temperatuurverschil.
Airconditioning
De airconditioning functioneert, als de ruiten
gesloten zijn, optimaal in elk seizoen.
Dit systeem maakt het mogelijk om:
-
i
n de zomer de temperatuur in het interieur
te verlagen,
-
i
n de winter, bij temperaturen hoger dan
3
°C, de ruiten sneller te ontwasemen.
Inschakelen
F
D
ruk op de toets " A/C", het
desbetreffende lampje gaat
branden.
De airconditioning werkt niet als de regeling
voor de luchtopbrengst is uitgeschakeld.
Uitschakelen
F
D
ruk de toets "A/C" nogmaals
in, het desbetreffende lampje
gaat uit.
Het uitschakelen van de airconditioning
kan negatieve effecten hebben (vocht,
condens).
Ergonomie en comfort
Page 61 of 304
59
Luchtverdeling
F Druk herhaaldelijk op de toets om de luchtstroom te verdelen
naar:
-
d
e voorruit, de zijruiten en de
voetenruimten,
-
d
e voorruit en de zijruiten (ontwasemen of
ontdooien),
-
d
e middelste ventilatieroosters en de
zijventilatieroosters,
-
de
middelste ventilatieroosters, de
zijventilatieroosters en de voetenruimte,
-
d
e beenruimte.
Luchtopbrengstregeling
F Druk op deze toets "gevulde ventilator " om de
luchtopbrengst te verhogen.
Het symbool van de luchtopbrengst (propeller)
wordt op het display weergegeven en wordt
afhankelijk van de ingestelde waarde geleidelijk
vo l l e r. F
D
ruk op deze toets
" lege ventilator " om de
luchtopbrengst te verlagen.
Handbediening
Het is mogelijk één of meer functies van de
airconditioning handmatig in te stellen, terwijl
de overige functies automatisch worden
geregeld.
Zodra u een instelling wijzigt, dooft het lampje
van de toets " AUTO".
F
D
ruk nogmaals op de toets
" AUTO " om terug te keren naar
het automatische programma
"c o mfo r t ".
Uitschakelen van het
systeem
F Druk op de toets " lege
ventilator " tot het symbool van
de ventilator is verdwenen en
"---" wordt weergegeven.
Hierdoor worden alle functies van het
airconditioningssysteem uitgeschakeld.
Het thermische comfort wordt niet meer
geregeld. Er blijft door de rijwind echter nog wel
een kleine luchtstroom gehandhaafd. Vermijd het te lang rijden met een
uitgeschakeld systeem om te voorkomen
dat de ruiten beslaan of de luchtkwaliteit
vermindert.
Als u op de toets "gevulde
ventilator " drukt, wordt het
systeem weer ingeschakeld
waarbij de instellingen van
vóór de uitschakeling worden
toegepast.
3
Ergonomie en comfort
Page 62 of 304
60
Met automatische airconditioning
en gescheiden regeling
Programma zicht
InschakelenF
D
ruk op de toets " zicht" om de
voorruit en de zijruiten snel te
ontwasemen of te ontdooien.
Het systeem werkt volledig automatisch
en regelt de luchttemperatuur, de
aanjagersnelheid en de luchttoevoer; het stelt
de luchtverdeling zodanig in dat de voorruit en
de zijruiten zo snel mogelijk schoon worden.
Uitschakelen F
D
ruk nogmaals op de toets
" zicht " of op " AUTO"; het lampje
in de toets gaat uit en dat van de
toets " AUTO " gaat branden.
Het systeem keert terug naar dezelfde
instellingen als die van vóór het uitschakelen. Bij auto's met een Stop & Start-systeem
geldt dat zolang de voorruitontwaseming
in werking is, de STOP-functie niet
beschikbaar is.
Recirculatie van de
interieurlucht
De toevoer van buitenlucht voorkomt het
beslaan van de voorruit en zijruiten.
De recirculatiestand dient om de luchttoevoer
af te sluiten bij stank en stofoverlast.
U kunt deze stand bovendien tijdelijk
gebruiken om sneller warme of koele lucht
te verkrijgen. F
Druk op deze toets om de lucht in
het interieur te laten recirculeren;
het symbool verschijnt of het
verklikkerlampje gaat aan
(afhankelijk van de uitvoering).
F Druk nogmaals op deze toets om de toevoer van buitenlucht
weer in te schakelen. Het
symbool verdwijnt of het
verklikkerlampje gaat uit
(afhankelijk van de uitvoering).
Schakel zo snel mogelijk de toevoer van
buitenlucht weer in – Kans op beslaan
van de ruiten en vermindering van de
luchtkwaliteit!
Ontwasemen – ontdooien
voorruit
Met verwarming
Zet de knoppen van de
aanjagersnelheid, de temperatuur
en de luchtverdeling in de met de
desbetreffende opdruk weergegeven
stand.
Met handbediende
airconditioning
Inschakelen
F Zet de knoppen van de aanjagersnelheid,
de temperatuur en de luchtverdeling
in de met de desbetreffende opdruk
weergegeven stand.
Uitschakelen
F Druk nogmaals op de toets A /C: het lampje van de toets gaat uit.
F
S
chakel de airconditioning in
door op de toets A /C te drukken;
het lampje van de toets gaat
branden.
Ergonomie en comfort
Page 63 of 304
61
Achterruitverwarming
De achterruitver warming kan worden
ingeschakeld met de toets op het
bedieningspaneel van de verwarming of de
airconditioning.
De achterruitverwarming werkt uitsluitend bij
draaiende motor.
Inschakelen
F Druk op deze toets om de achterruit en, afhankelijk van
de uitvoering, de elektrisch
verwarmde buitenspiegels te
ontwasemen. Het lampje van de
toets gaat branden.
Uitschakelen
De achterruitver warming wordt automatisch
uitgeschakeld om onnodig stroomverbruik te
voorkomen.
F
U k
unt de achterruitver warming
ook eerder uitschakelen
door nogmaals op de toets te
drukken. Het lampje van de
toets gaat dan weer uit.
PlafonnierDe buitenspiegelverwarming wordt
ingeschakeld door bij draaiende
motor de schakelaar van de
achterruitverwarming in te drukken.
Schakel, zodra de omstandigheden
het toelaten, de achterruit- en
buitenspiegelverwarming uit, omdat een
geringer stroomverbruik leidt tot een
verlaging van het brandstofverbruik.
1.Plafonnier
2. Kaartleeslampjes
In deze stand gaat de
interieurverlichting geleidelijk
branden:
-
a
ls de auto wordt ontgrendeld,
-
als de sleutel uit het contact wordt ver wijderd,- als een portier wordt geopend,
- bij het ontgrendelen met de afstandsbediening.
3
Ergonomie en comfort
Page 106 of 304
104
Eco-rijden
Door in de dagelijkse praktijk een aantal
aanwijzingen op te volgen kunt u het
brandstofverbruik en de CO
2-uitstoot van uw auto
verminderen.
Maak optimaal gebruik van de
versnellingsbak
Als uw auto is voorzien van een handgeschakelde
versnellingsbak, rijd dan rustig weg en schakel zo
snel mogelijk de tweede versnelling in. Schakel
bij het accelereren bij voorkeur relatief snel over
naar een hogere versnelling.
Als uw auto is voorzien van een automatische
transmissie of een elektronisch gestuurde
versnellingsbak, gebruik dan bij voorkeur de
automatische stand en trap het gaspedaal niet
bruusk of diep in.
De schakelindicator adviseert u de versnelling
in te schakelen die het best geschikt is
voor de rijomstandigheden: volg het op het
instrumentenpaneel weergegeven schakeladvies
zo snel mogelijk op.
Bij een auto met een elektronisch gestuurde
versnellingsbak of een automatische transmissie
wordt de schakelindicator uitsluitend in de
handbediende stand weergegeven.
Kies voor een soepele rijstijl
Houd afstand van de auto's voor u, rem bij
voorkeur af op de motor in plaats van het
rempedaal te gebruiken en trap het gaspedaal
geleidelijk in. Als u deze aanwijzingen naleeft,
neemt het brandstofverbruik en de CO
2-uitstoot
af en wordt de geluidsoverlast door het verkeer
beperkt.
Als het verkeer goed doorstroomt, gebruik dan
vanaf een snelheid van ongeveer 40
km/h de
snelheidsregelaar (indien aanwezig).
Matig het gebruik van uw
elektrische uitrusting
Als het passagierscompartiment bij het instappen
erg warm is, ventileer dit dan door de ruiten en
de ventilatieopeningen te openen voordat u de
airconditioning gaat gebruiken.
Sluit bij snelheden boven 50
km/u de ruiten, maar
laat de ventilatieopeningen open staan.
Maak gebruik van alle voorzieningen die kunnen
bijdragen aan een verlaging van de temperatuur
in het passagierscompartiment (zonnescherm
van het schuif-/kanteldak, zonneschermen van de
zijruiten enz.).
Schakel de airconditioning uit zodra de gewenste
temperatuur is bereikt (behalve bij auto's met een
automatische airconditioning).
Schakel de achterruitver warming en de
ontwaseming uit zodra deze niet meer nodig zijn
als deze niet automatisch worden aangestuurd.
Schakel de stoelver warming zo snel mogelijk uit. Schakel de verlichting en de mistlampen uit als
het zicht voldoende is.
Laat de motor vooral 's winters na het starten niet
stationair warmdraaien: uw auto warmt sneller op
als u rijdt.
Sluit als passagier zo min mogelijk
multimedia-apparatuur (DVD-speler, MP3-
speler, spelcomputer enz.) op de auto aan
om het elektriciteitsverbruik, en dus het
brandstofverbruik, te beperken.
Koppel externe apparatuur los als u de auto
verlaat.
Beperk de oorzaken van een hoger
brandstofverbruik
Verdeel het gewicht evenwichtig over de
auto: plaats de zwaarste voor werpen in de
bagageruimte, zo dicht mogelijk bij de achterbank.
Beperk de belading en de luchtweerstand
(dakdragers, imperiaal, fietsendrager, aanhanger
enz.) van uw auto. Gebruik bij voorkeur een
dakkoffer.
Ver wijder na gebruik de dakdragers en het
imperiaal.
Ver vang na de winter zo snel mogelijk de
winterbanden door zomerbanden.
Rijden