ABS Peugeot 208 2020 Handleiding (in Dutch)
[x] Cancel search | Manufacturer: PEUGEOT, Model Year: 2020, Model line: 208, Model: Peugeot 208 2020Pages: 260, PDF Size: 6.53 MB
Page 19 of 260

17
Instrumentenpaneel
1plaats het meegeleverde wielblok tegen een van
de wielen.
Zie (2).
Distance Alert / Active Safety BrakeBrandt permanent, in combinatie met de weergave van een melding.
Het systeem is via het touchscreen geactiveerd
menu Rijverlichting /Auto).
Distance Alert/Active Safety BrakeKnippert.Het systeem grijpt in en remt de auto
kort af om de snelheid van de aanrijding met de
voorligger te beperken.
Brandt permanent, in combinatie met een melding en een geluidssignaal.
Storing in het systeem.
Voer (3) uit.
Distance Alert / Active Safety BrakePermanent.Er is een storing in het systeem.
Als deze waarschuwingslampjes gaan branden
nadat de motor is uitgeschakeld en opnieuw is
gestart, zie (3).
Antiblokkeersysteem (ABS)Brandt permanent.EStoring in het antiblokkeersysteem.
De normale remwerking blijft behouden.
Rijd voorzichtig en met lage snelheid en voer
(3) uit.
StuurbekrachtigingPermanent.Er is een storing in de stuurbekrachtiging. Rijd voorzichtig met matige snelheid en zie (3).
Dynamische stabiliteitscontrole (DSC)/
antispinregeling (ASR)
Brandt permanent.Het systeem is uitgeschakeld.
Het DSC-/ASR-systeem wordt automatisch weer
ingeschakeld als de motor wordt gestart en
vanaf een snelheid van ongeveer 50 km/h.
Bij snelheden tot 50 km/h kan het systeem handmatig weer worden ingeschakeld.Knippert.Het DSC-/ASR-systeem grijpt in vanwege
een verlies van grip of koersstabiliteit.
Brandt permanent.Storing in het DSC-/ASR-systeem.
Voer (3) uit.
Storing noodremassistentie (met
elektrische parkeerrem)
Brandt permanent, in combinatie met de melding "Storing
parkeerrem".
De noodremassistentie werkt niet optimaal.
Als automatisch uitschakelen niet mogelijk is,
gebruik de handmatige uitschakeling of zie (3).
Hill Start AssistBrandt permanent, in combinatie met de melding "Storing in
antiterugrolsysteem".
Er is een storing in het systeem.
Zie (3).
Lane Keeping AssistBrandt permanent.Het systeem is automatisch uitgeschakeld
of in de wachtstand gezet.
Knippert.De auto dreigt een onderbroken
rijstrookmarkering te overschrijden zonder dat de
richtingaanwijzer is ingeschakeld.
Het systeem wordt geactiveerd en corrigeert
vervolgens de koers afhankelijk van de zijde van
de rijstrookmarkering die overschreden dreigt te
worden.
Permanent.Er is een storing in het systeem.
Zie (3).
Lane Positioning AssistBrandt permanent, in combinatie met het lampje Service.
Er is een storing in het systeem.
Voer (3) uit.
AirbagsBrandt permanent.
Een van de airbags of gordelspanners is
defect.
Voer (3) uit.
Passagiersairbag vóór (ON)Brandt permanent.De passagiersairbag vóór is
ingeschakeld.
De schakelaar staat in de stand " ON”.
Page 73 of 260

71
Veiligheid
5In de privacymodus kunt u instellen
hoeveel er wordt gedeeld (gegevens en/
of positie) tussen uw auto en PEUGEOT.
U kunt dit instellen in het menu Instellingen
op het touchscreen.
Standaard (afhankelijk van de uitrusting) kunt
u de geolokalisatie uitschakelen/inschakelen
door gelijktijdig op de 2 toetsen te drukken
en vervolgens op de toets "Peugeot Connect
Assistance" om te bevestigen.
Wanneer u uw auto buiten het
PEUGEOT-netwerk hebt gekocht, raden
wij u aan de aanwezigheid van deze diensten
bij het netwerk te laten controleren en
eventueel configureren. In een meertalig land
kunt u het systeem laten configureren in de
officiële landstaal van uw voorkeur.
Om technische redenenen, zoals het
verbeteren van de kwaliteit van
telematicadiensten voor klanten, behoudt de
fabrikant zich het recht voor om op elk
willekeurig moment het telematicasysteem in
de auto te wijzigen.
Indien u beschikt over de dienst Peugeot
Connect Packs met het Pack SOS &
Assistance, hebt u via uw persoonlijke pagina
op de landelijke website toegang tot
aanvullende diensten.
Raadpleeg voor informatie over het Pack
SOS & Assistance de algemene voorwaarden
voor deze diensten.
Elektronisch
stabiliteitsprogramma
(ESP)
Het elektronische stabiliteitsprogramma omvat
de volgende systemen:
– het antiblokkeersysteem (ABS) en de elektronische remdrukregelaar (EBD).– Noodremassistentie (BAS).– Antispinregeling (ASR).– Dynamische stabiliteitscontrole (DSC).– Aanhangerstabiliteitscontrole (TSM).
Antiblokkeersysteem (ABS) en de elektronische
remdrukregelaar (EBD)
Deze systemen verbeteren de stabiliteit en het
weggedrag van de auto tijdens het remmen en
zorgen ervoor dat u de auto beter onder controle
hebt in bochten, vooral op slechte of natte
wegen.
Het ABS voorkomt dat de wielen bij een
noodstop blokkeren.
De EBD regelt de remdruk per wiel.
Dit waarschuwingslampje gaat branden bij een storing in het ABS-systeem.
De auto kan normaal remmen. Rijd voorzichtig
en met een matige snelheid.
Neem zo snel mogelijk contact op met een
PEUGEOT-dealer of een gekwalificeerde
werkplaats.
Als dit waarschuwingslampje samen met de waarschuwingslampjes STOP en ABS
gaat branden, in combinatie met een melding en
een geluidssignaal, dan is er een storing in de
EBD.
Stop zo snel mogelijk op een veilige plaats.
Neem contact op met een PEUGEOT-dealer of
een gekwalificeerde werkplaats.
Het ABS kan lichte trillingen in het
rempedaal geven.
Wanneer er in een noodgeval moet
worden geremd, druk het rempedaal
dan stevig in en houd die druk vast.
Wanneer de wielen (banden en velgen)
moeten worden vervangen, zorg er dan
voor dat er wielen worden gemonteerd die
voor uw auto zijn goedgekeurd.
Laat deze systemen na een aanrijding
door een PEUGEOT-dealer of een
gekwalificeerde werkplaats controleren.
Page 98 of 260

96
Rijden
Bijzonderheden
De auto met draaiende motor op zijn
plaats houden
Trek kort aan de hendel om de auto met
draaiende motor op zijn plaats te houden.
De auto met uitgeschakelde
parkeerrem parkeren
Bij zeer lage temperaturen (ijs) raden wij
u af om de parkeerrem aan te trekken.
Voorkom dat de auto wegrolt door de
versnellingsbak in een versnelling te zetten
of plaats de wielblokken tegen een van de
wielen.
De auto met vrijgezette parkeerrem op zijn
plaats houden
► Zet de motor af.► Zet het contact weer aan, zonder de motor te starten.► Schakel de parkeerrem handmatig uit door
op de hendel te drukken terwijl u het rempedaal
ingetrapt houdt.
► Zet het contact af.
Bij een auto met een automatische
transmissie of selectiehendel (elektrisch)
wordt stand P automatisch geselecteerd als
het contact wordt afgezet. De wielen zijn dan
geblokkeerd.
Zie het desbetreffende hoofdstuk voor meer
informatie over de vrijloop.
Bij een auto met een automatische
transmissie of selectiehendel (elektrisch)
klinkt er een geluidssignaal als het
bestuurdersportier wordt geopend terwijl
stand N is geselecteerd. Dit stopt als het
bestuurdersportier weer wordt gesloten.
De automatische werking
uitschakelen
Onder bepaalde omstandigheden, bijvoorbeeld
bij zeer koud weer, bij het trekken van een
aanhanger of bij slepen, moet de automatische
werking van het systeem worden uitgeschakeld.
► Start de motor .► Gebruik de hendel om de parkeerrem aan te trekken als deze is vrijgezet.► Laat het rempedaal volledig los.► Houd de hendel 10 tot maximaal 15 seconden in de richting voor het vrijzetten.► Laat de hendel los.► Trap het rempedaal in en houd het ingetrapt.► Trek de hendel 2 seconden in de richting voor
het aantrekken.Dit lampje op het instrumentenpaneel gaat branden om te bevestigen dat de
automatische functies zijn uitgeschakeld.
► Laat de hendel en het rempedaal los.Vanaf dit moment kan de parkeerrem alleen
handmatig met behulp van de hendel worden
aangetrokken en vrijgezet. Herhaal deze procedure voor het inschakelen
van de automatische werking (het lampje op het
instrumentenpaneel gaat ter bevestiging uit).
Noodremfunctie
Wanneer het rempedaal niet werkt of in
uitzonderlijke situaties (bijvoorbeeld wanneer de
bestuurder onwel wordt of bij het geven van rijles
(indien wettelijk toegestaan)), kan de auto tot
stilstand worden gebracht door continu aan de
hendel van de elektrische parkeerrem te trekken.
De auto blijft remmen zolang er aan de hendel
wordt getrokken en het remmen stopt als de
hendel wordt losgelaten.
De ABS- en DSC-systemen zorgen ervoor dat
de auto stabiel blijft wanneer de noodremfunctie
actief is.
Bij een storing in het systeem van de
noodremfunctie verschijnt de melding
"Parkeerrem defect" op het instrumentenpaneel.
Bij een storing in de ABS- en DSC-systemen, aangegeven door
het branden van een of beide
waarschuwingslampjes op het
instrumentenpaneel, kan de stabiliteit van de
auto niet meer worden gegarandeerd.
De bestuurder moet de auto dan stabiel houden
door afwisselend aan de hendel te trekken en
deze weer los te laten tot de auto stilstaat.
Page 112 of 260

11 0
Rijden
Een aanrijding aan de voorzijde
of achterzijde van de auto kan de
sensorinstellingen verstoren, hetgeen niet
altijd door het systeem wordt vastgesteld: de
afstandsmetingen kunnen hierdoor incorrect
zijn.
De sensoren detecteren geen obstakels die
te laag (trottoirbanden, drempels) of te dun
(bomen, palen, draadhekken) zijn.
Bepaalde obstakels die aanvankelijk wel
worden gedetecteerd, worden mogelijk niet
meer gedetecteerd als ze zich in de dode
hoek van het detectiebereik van de sensoren
bevinden.
Bepaalde materialen (stoffen) kunnen
geluidsgolven absorberen: hierdoor worden
voetgangers mogelijk niet gedetecteerd.
Onderhoudscontroles
Reinig de bumpers, de spiegels en het
gezichtsveld van de camera's regelmatig.
Houd tijdens het wassen van de auto het
uiteinde van de hogedrukspuit op minimaal
30 cm van de radar, sensoren en camera's.
Matten
Het gebruik van matten die niet door
PEUGEOT zijn goedgekeurd, kan de
bediening van de snelheidsbegrenzer of de
snelheidsregelaar hinderen.
Om te voorkomen dat de pedalen blijven
hangen:
► controleer of de mat goed op zijn plaats ligt,► leg nooit meerdere matten boven op elkaar.
Snelheidseenheden
Als u in een ander land bent, controleer
dan of de eenheid van snelheid die door het
instrumentenpaneel wordt gebruikt (mph
of km/h), overeenkomt met de in het land
geldende eenheid.
Zo niet, verander dan bij stilstaande
auto de door het instrumentenpaneel
gebruikte eenheid van snelheid zodat deze
overeenkomt met de ter plaatse geldende
eenheid.
Neem bij twijfel contact op met het
PEUGEOT-netwerk of een gekwalificeerde
werkplaats.
snelheids-
limietherkennings- en
snelheidsadviessysteem
Lees de algemene adviezen over het gebruik
van de rij- en parkeerhulpsystemen.
Dit systeem geeft de maximaal toegestane
snelheid op het instrumentenpaneel weer,
conform de snelheidslimieten die gelden in het
land waarin u rijdt, op basis van:
– Door de camera gedetecteerde verkeersborden met een snelheidslimiet.– Informatie over snelheidslimieten uit de kaartgegevens van het navigatiesysteem.
Om er zeker van te zijn dat de informatie
over snelheidslimieten afkomstig van het
navigatiesysteem actueel is, dienen de
kaartgegevens geregeld te worden geüpdatet.
– Door de camera gedetecteerde borden die een erf aangeven:
Page 135 of 260

133
Rijden
6– De rijsnelheid is niet hoger dan 80 km/u wanneer een stilstaand voertuig of een fietser
wordt gedetecteerd.
– De rijsnelheid ligt tussen 10 km/u en 85 km/u (uitvoeringen met uitsluitend een camera)
of 140 km/u (uitvoeringen met camera en
radar) wanneer een rijdend voertuig wordt
gedetecteerd.
Dit waarschuwingslampje knippert meteen (gedurende ongeveer 10
seconden) zodra de functie ingrijpt op het
remsysteem van de auto.
Bij een auto met een automatische transmissie
of selectiehendel (elektrisch) begint de auto
weer te rijden nadat deze door het automatische
noodremsysteem tot stilstand is gebracht. Houd
het rempedaal ingetrapt als u dit wilt voorkomen.
Bij een auto met een handgeschakelde
versnellingsbak kan de motor afslaan als de
auto door het automatische noodremsysteem tot
stilstand wordt gebracht.
De bestuurder kan op elk gewenst
moment de controle over de auto weer
overnemen door een ferme stuurbeweging te
maken en/of het gaspedaal stevig in te
trappen.
Het rempedaal kan iets trillen als deze
functie actief is.
Als de auto volledig tot stilstand is gekomen,
blijven de remmen automatisch 1 tot 2
seconden geactiveerd.
Storing
Bij een storing in het systeem wordt u gewaarschuwd door het permanent
branden van dit lampje in combinatie met een
melding en een geluidssignaal.
Raadpleeg het PEUGEOT-netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats om het systeem te
laten controleren.
Als deze lampjes gaan branden nadat de motor is afgezet en weer
gestart, raadpleeg dan het PEUGEOT-netwerk of
een gekwalificeerde werkplaats om het systeem
te laten controleren.
Systeem voor detecteren
van onoplettendheid
Lees de algemene adviezen over het gebruik
van de rij- en parkeerhulpsystemen.
Neem een pauze wanneer u moe bent en in elk
geval elke 2 uur.
De functie omvat het systeem “Driver Attention
Warning” en het systeem “Driver Attention Alert”.
Deze systemen zijn absoluut niet
bedoeld om de bestuurder wakker te
houden of te voorkomen dat de bestuurder
achter het stuur in slaap valt.
Het is altijd de verantwoordelijkheid van de
bestuurder om de auto aan de kant te zetten
als hij/zij vermoeid is.
Inschakelen/uitschakelen
Deze functie wordt ingesteld via het touchscreenmenu
Rijverlichting /Auto.
De status van de functie wordt opgeslagen bij
het afzetten van het contact.
Driver Attention Warning
Het systeem geeft een waarschuwing zodra het detecteert dat de bestuurder
langer dan twee uur heeft gereden met een
snelheid van meer dan 65 km/h zonder dat deze een pauze heeft genomen.
Deze waarschuwing bestaat uit een melding die
de bestuurder adviseert een pauze te nemen, en
een geluidssignaal.
Als de bestuurder dit advies niet opvolgt, wordt
de waarschuwing elk uur herhaald tot de auto
wordt stilgezet.
Het systeem wordt gereset als aan een van de
volgende voorwaarden is voldaan:
– De auto staat langer dan 15 minuten stil met
draaiende motor.– Het contact is enkele minuten afgezet geweest.– De veiligheidsgordel van de bestuurder is losgemaakt en het portier is geopend.
Zodra de snelheid lager is dan 65 km/h, gaat het systeem over in de wachtstand.
De rijtijd wordt opnieuw berekend zodra de
snelheid hoger is dan 65 km/h.
Page 158 of 260

156
Praktische informatie
Gebruik een trekhaak en de
desbetreffende bedrading die door
PEUGEOT zijn goedgekeurd. Laat de
trekhaak door een PEUGEOT-dealer of een
gekwalificeerde werkplaats monteren.
Als de trekhaak niet door een PEUGEOT-
dealer wordt gemonteerd, moet de montage
altijd volgens de voorschriften van de
fabrikant worden uitgevoerd.
Sommige rij- of parkeerhulpfuncties worden
automatisch uitgeschakeld wanneer er een
goedgekeurde trekhaak wordt gebruikt.
Houd u aan het maximale
aanhangergewicht dat is vermeld op het
kentekenbewijs van uw auto, op het
constructeursplaatje en in de rubriek Technische gegevens van dit boekje.
De maximale kogeldruk geldt ook
voor de montage op de trekhaak van
accessoires zoals een fietsendrager of een
bagageplateau.
Houd u aan de ter plaatse geldende
regelgeving.
Elektromotor
Elektrische auto's mogen nooit met een
trekhaak worden uitgerust.
U kunt dus geen aanhanger of caravan
trekken met de auto.
Trekhaak met afneembare kogel
Presentatie
Deze originele sleepvoorziening kan zonder
gereedschap worden gemonteerd en verwijderd.
1. Bevestigingssteun
2. Beschermdop
3. Aansluiting
4. Veiligheidsoog
5. Afneembare kogel
6. Draaiknop voor vergrendeling/ontgrendeling
7. Slot met sleutel
8. Label voor het noteren van belangrijke
referenties
A.Vergrendelde stand (groene markeringen
staan tegenover elkaar); de draaiknop maakt
contact met de kogel (geen speling).
B. Ontgrendelde stand (rode markering staat
tegenover groene markering); de draaiknop
maakt geen contact met de kogel (speling
van ongeveer 5 mm).
Aanhangers met ledverlichting zijn niet compatibel met de bedrading van dit
systeem.
Zie het betreffende hoofdstuk voor meer
informatie over veilig gebruik van de
trekhaak .
Vóór elk gebruik
Controleer of de kogel goed is
vergrendeld. Doe dit door het volgende te
controleren:
– het groene merkteken op de draaiknop valt samen met het groene merkteken op de
kogel,
– de draaiknop maakt contact met de kogel (stand A),– het veiligheidsslot is vergrendeld en de sleutel is verwijderd; de draaiknop kan niet
meer worden bediend,
– de kogel mag absoluut niet in de bevestigingssteun kunnen bewegen: duw en
trek eraan om dit te controleren.
Als de kogel niet is vergrendeld, kan de
aanhanger loskomen. Kans op een ongeval!
Tijdens het gebruik
Ontgrendel nooit het systeem terwijl
een aanhanger is aangekoppeld of een
bagageplateau op de trekhaakkogel is
gemonteerd.
Overschrijd nooit het maximaal toelaatbare
treingewicht van de auto.
Neem altijd de maximaal toegestane
belasting op de trekhaak in acht; als deze
belasting wordt overschreden, kan de
trekhaak losraken van de auto - kans op een
ongeval!
Controleer voordat u gaat rijden de
afstelling van de koplampen en controleer
of de verlichting van de aanhanger correct
functioneert.
Zie het desbetreffende hoofdstuk voor meer
informatie over de hoogteverstelling van de
koplampen.
Page 159 of 260

157
Praktische informatie
7– het groene merkteken op de draaiknop valt samen met het groene merkteken op de
kogel,
– de draaiknop maakt contact met de kogel (stand A),– het veiligheidsslot is vergrendeld en de sleutel is verwijderd; de draaiknop kan niet
meer worden bediend,
– de kogel mag absoluut niet in de bevestigingssteun kunnen bewegen: duw en
trek eraan om dit te controleren.
Als de kogel niet is vergrendeld, kan de
aanhanger loskomen. Kans op een ongeval!
Tijdens het gebruik
Ontgrendel nooit het systeem terwijl
een aanhanger is aangekoppeld of een
bagageplateau op de trekhaakkogel is
gemonteerd.
Overschrijd nooit het maximaal toelaatbare
treingewicht van de auto.
Neem altijd de maximaal toegestane
belasting op de trekhaak in acht; als deze
belasting wordt overschreden, kan de
trekhaak losraken van de auto - kans op een
ongeval!
Controleer voordat u gaat rijden de
afstelling van de koplampen en controleer
of de verlichting van de aanhanger correct
functioneert.
Zie het desbetreffende hoofdstuk voor meer
informatie over de hoogteverstelling van de
koplampen.
Na het gebruik
Wanneer u zonder aanhanger of
bagageplateau rijdt, verwijder dan de
trekhaakkogel en plaats de beschermdop op
de steun, zodat de kentekenplaat en/of de
verlichting goed zichtbaar zijn.
Monteren van de kogel
► Verwijder onder de achterbumper de beschermdop ( 2) van de steun (1).► Steek het uiteinde van de trekhaakkogel (5)
in de steun (1) en beweeg deze omhoog; de
kogel wordt automatisch vergrendeld.
► De draaiknop (6) draait een kwart
omwenteling linksom; houd uw handen uit de
buurt van de knop!
► Controleer of het mechanisme correct is vergrendeld (stand A).► Vergrendel het slot (7) met de sleutel.► Verwijder de sleutel. De sleutel kan niet worden verwijderd als het slot is ontgrendeld.► Klem het kapje op het slot.
Page 253 of 260

251
Trefwoordenregister
3D digitaal instrumentenpaneel 1012V-accu 164, 186–187, 186–189
A
Aanhanger 73, 155Aanhangergewichten 192–193, 196Aansluiten MirrorLink 216–217, 237Aansluiting 12 V 55ABS 71Accessoires 68Accu 160Accu laden 148, 153, 188Achterbank 47Achterlichten 181Achterruitverwarming 53Achteruitrijcamera 109, 136–137Achteruitrijlicht 181Actief dodehoekbewakingssysteem 130Actieradius AdBlue 21, 164Actieradius AdBlue® 21Active Safety Brake 130–132Adaptieve cruise control met Stop-functie 11 3Adaptieve snelheidsregelaar 11 8AdBlue® 21, 166AdBlue® bijvullen 167AdBlue®-reservoir 167Afmetingen 198Afstandsbediening 31–36Afstellen van de koplamphoogte 62Afzetten van de motor 90, 92Airbags 75–79Airbags vóór 76–77, 80Airconditioning 49, 51–52Airconditioning (handbediend) 49
Alarmknipperlichten 68, 171Alarmsysteem 39–40Algemeen menu 28Allesdragers 159Android Auto verbinding 237Antiblokkeersysteem (ABS) 71–72Antidiefstalsysteem/Startblokkering 33Antispinregeling (ASR) ~ Antislipregeling 72Apple®-speler 204, 215, 242Apple CarPlay verbinding 217, 236Apps 237Audiokabel 241Automatische airconditioning ~ Airconditioning, automatische 50, 52Automatische ruitenwissers 67Automatische transmissie ~ Versnellingsbak, automatische 97, 99–102, 105–107, 165, 188Automatisch inschakelen verlichting 62Automatisch noodremsysteem 130–132AUX-aansluiting 203, 215, 241
B
Bagageafdekking 58Bagageruimte 39, 58Banden 165, 198Banden oppompen 165, 198Bandenreparatieset 172–173Bandenspanning 165, 175, 198Bandenspanningscontrole (met set) 173, 175Bandenspanning te laag (detectie) 107Batterij afstandsbediening ~ Afstandsbediening, batterij 37Batterij afstandsbediening vervangen ~ Afstandsbediening, batterij vervangen 37
Bediening autoradio aan stuurkolom ~
Autoradio, bedieningen
aan stuurkolom 199–200, 210, 225Beladen 159Benzinemotor 162, 193Bijvullen AdBlue® 164, 167Binnenspiegel 46BlueHDi 21, 164, 171Bluetooth (handsfree set) 204–205, 218–219, 242–243Bluetooth (telefoon) 204–205, 218–219, 242–244Bluetooth- verbinding 204–205, 218–219, 238, 242–244Boordcomputer 25–26Boordgereedschap 58, 171–173Brandstof 7, 147Brandstofadditief 165Brandstofniveaumeter 147Brandstoftank 147–148Brandstof tanken 147–148Brandstoftank leeg (diesel) 171Brandstofverbruik 7Brandstofvuldop ~ Brandstoftankdop 147Brandstofvulklep ~ Brandstoftankklep 147–148Buitenspiegels 46, 53, 128
C
Carrosserie 170Carrosserie-onderhoud 170CD 203, 215CD MP3 203, 215Centrale vergrendeling 35CHECK 24