ESP Peugeot 208 2020 Handleiding (in Dutch)
[x] Cancel search | Manufacturer: PEUGEOT, Model Year: 2020, Model line: 208, Model: Peugeot 208 2020Pages: 260, PDF Size: 6.53 MB
Page 4 of 260

2
Inhoudsopgave
■
Overzicht
■
Eco-rijden
1Instrumentenpaneel
Instrumentenpanelen 9
Waarschuwings- en verklikkerlampjes 12
Meters 19
Handmatige controle 24
Kilometerteller 24
Dimmer dashboardverlichting 24
Boordcomputer 25
Touchscreen van 5 inch 26
Touchscreen van 7- 10 inch 27
Op afstand bediende functies (elektrisch) 30
2Toegang tot de auto
Afstandsbediening/sleutel 31
Proximity Keyless Entry and Start 33
Centrale vergrendeling 35
Noodprocedures 36
Portieren 38
Achterklep 39
Alarm 39
Elektrische ruitbediening 41
3Ergonomie en comfort
PEUGEOT i-Cockpit 43
Voorstoelen 43
Het stuurwiel verstellen 45
Spiegels 46
Achterbank 47
Verwarming en ventilatie 48
Handbediende airconditioning 49
Automatische airconditioning 50
Ontwasemen - ontdooien voorruit
en voorste zijruiten
52
Voorruitverwarming 53
Ontwasemen - ontdooien achterruit 53
Geprogrammeerde verwarming (elektrisch) 53
Voorzieningen interieur 54
Plafonniers 56
Sfeerverlichting interieur 57
Panoramadak 57
Voorzieningen in de bagageruimte 58
Extra bagageafdekking (Van) 58
4Verlichting en zicht
Lichtschakelaar 60
Richtingaanwijzers 61
Hoogteverstelling van de koplampen 62
Automatisch inschakelen van de verlichting 62
Follow me home- en instapverlichting 63
Grootlichtassistent 63
Ruitenwisserschakelaar 64
Ruitenwisserbladen vervangen 66
Automatische ruitenwissers 67
5Veiligheid
Algemene aanbevelingen met
betrekking tot de veiligheid 68
Alarmknipperlichten 68
Claxon 69
Geluidssignaal voor voetgangers (elektrisch) 69
Urgence-noodoproep of
Assistance-pechhulpoproep
69
Elektronisch stabiliteitsprogramma (ESP) 71
Veiligheidsgordels 73
Airbags 75
Kinderzitjes 78
De airbag vóór aan passagierszijde
uitschakelen
80
ISOFIX-kinderzitjes 83
i-Size-kinderzitjes 86
Kinderslot 87
6Rijden
Rijadviezen 88
Starten / afzetten van de motor met de sleutel 90
Starten / afzetten van de motor
metKeyless entry and start
91
Handbediende parkeerrem 94
Elektrische parkeerrem 94
Handgeschakelde 5-versnellingsbak 97
Handgeschakelde 6-versnellingsbak 97
Automatische transmissie (EAT6) 97
Automatische transmissie (EAT8) 99
Selectiehendel (elektrisch) 103
Rijstanden 104
Hill Start Assist 104
Schakelindicator 105
Stop & Start 105
Bandenspanningscontrolesysteem 107
Rij- en parkeerhulpsystemen -
Algemene adviezen
108
snelheidslimietherkennings- en
snelheidsadviessysteem
11 0
Snelheidsbegrenzer 11 4
Snelheidsregelaar 11 6
Drive Assist Plus 11 8
adaptieve cruise control 11 8
Page 5 of 260

3
Inhoudsopgave
bit.ly/helpPSA
Lane Positioning Assist 121
Lane Keeping Assist 125
dodehoekbewaking 128
actieve dodehoekbewaking 130
Active Safety Brake met Distance Alert en
intelligente noodremassistentie
130
Systeem voor detecteren van onoplettendheid 133
Parkeerhulp 134
Visiopark 1 136
Park Assist 138
Full Park Assist 141
7Praktische informatie
Compatibiliteit van brandstoffen 147
Tanken 147
Tankbeveiliging (diesel) 148
Laadsysteem (elektrisch) 148
De tractiebatterij opladen (elektrisch) 153
Trekhaak 155
Trekhaak met afneembare kogel 156
Dakdragers 159
Sneeuwkettingen 159
Eco-stand 160
Motorkap 161
Onder de motorkap 161
Niveaus controleren 162
Controles 164
AdBlue® (BlueHDi) 166
Overgaan op vrijloop 168
Onderhoudstips 169
8In geval van pech
Gevarendriehoek 171
Brandstoftank leeg (diesel) 171
Boordgereedschap 171
Bandenreparatieset 173
Reservewiel 175
Een lamp vervangen 178
Een zekering vervangen 182
Accu van 12 V / Hulpaccu 186
Slepen van de auto 189
9Technische gegevens
Technische gegevens motoren en
aanhangergewichten 192
Benzinemotoren 193
Dieselmotoren 196
Elektromotor 197
Afmetingen 198
Identificatie 198
10Touchscreen met BLUETOOTH-audiosysteem
De eerste stappen 199
Stuurkolomschakelaars 199
Menu's 200
Radio 201
Digitale radio (DAB, Digital Audio Broadcasting) 202
Media 203
Telefoon 204
Configuratie 206
Veelgestelde vragen 207
11PEUGEOT Connect Radio
De eerste stappen 209
Stuurkolomschakelaars 210
Menu's 2 11
Applicaties 212
Radio 213
Digitale radio (DAB, Digital Audio Broadcasting) 214
Media 215
Telefoon 216
Configuratie 220
Veelgestelde vragen 221
12PEUGEOT Connect Nav
De eerste stappen 224
Stuurkolomschakelaars 225
Menu's 226
Gesproken commando's 227
Navigatie 231
Online navigatie 233
Applicaties 236
Radio 239
Digitale radio (DAB, Digital Audio Broadcasting) 240
Media 241
Telefoon 242
Configuratie 245
Veelgestelde vragen 247
■
Trefwoordenregister
Toegang tot aanvullende video's
Page 6 of 260

4
Overzicht
Cockpit
Deze afbeeldingen en beschrijvingen dienen
slechts als voorbeeld. De aanwezigheid en
locatie van bepaalde elementen kunnen
variëren, afhankelijk van de uitvoering of het
uitrustingsniveau.
1.Plafonnier / kaartleeslampjes vóór
Toetsen noodoproep en pechhulpoproep
Pictogrammendisplay veiligheidsgordels en
airbag vóór aan passagierszijde
2. Binnenspiegel
3. Instrumentenpaneel
4. Zekeringkast
5. Elektrische ruitbediening
Elektrisch verstelbare buitenspiegels
6. Openen motorkap
7. Airbag vóór aan passagierszijde
8. Dashboardkastje
1.Touchscreen
2. Motor aan-/afzetten
3. Centraal geplaatste bedieningselementen
4. USB-aansluiting(en)
5. Opbergruimte of draadloze smartphonelader 6.
Opbergruimte / 12V-aansluiting
7. Versnellingspook of selectiehendel
Full Park Assist
8. Elektrische parkeerrem
9. Selectie van de rijstand
Stuurkolomschakelaars
1.Schakelaar verlichting / richtingaanwijzers /
onderhoudsindicator
2. Schakelaar ruitenwissers / ruitensproeier /
boordcomputer
3. Schakelflippers automatische transmissie
4. Bediening audiosysteem
A. Selecteren weergavemodus
instrumentenpaneel
B. Gesproken commando's
C. Volume verlagen/verhogen
Page 7 of 260

5
Overzicht
D.Selecteren van de vorige/volgende media
Een selectie bevestigen
E. Toegang tot het menu Telefoon
Gesprekken beheren
F. Selecteren van een audiobron
G. Weergave van de lijst van radiozenders/
muzieknummers
5. Claxon / airbag vóór aan bestuurderszijde
6. Bedieningselementen voor de
snelheidsbegrenzer / snelheidsregelaar /
adaptieve cruise control
Bedieningselementen zijkant
1.Hoogteverstelling halogeenkoplampen
2. Active Lane Departure Warning System
3. Lane Positioning Assist
4. Voorruitverwarming
5. Alarm
6. Elektrische kinderbeveiliging
Bedieningselementen midden
1. Stoelverwarming
2. Toegang tot de menu's van het touchscreen
3. Touchscreen aan/uit / volume aanpassen
4. Recirculatie van interieurlucht
5. Airconditioning
6. Maximale stand van de airconditioning
7. Alarmknipperlichten
8. Centrale vergrendeling
9. Ontwasemen - ontdooien voorruit
10. Achterruitverwarming
Elektromotor
1.Laadaansluiting
2. Tractiebatterij
3. 12V-accu
4. Warmtepomp
5. Geïntegreerde lader
6. Elektromotor
7. Laadkabel met geïntegreerde regeleenheid
Via
laadaansluiting 1 kan de auto op 3 manieren worden opgeladen:– Thuis opladen, via een normaal stopcontact en de meegeleverde kabel 7.– Versneld opladen, via een wallbox en de bijbehorende kabel.– Snel opladen, via een openbaar snellaadpunt en de bijbehorende kabel.De tractiebatterij van 400 V 2 is een lithium-ionbatterij. Deze batterij slaat elektrische
energie op en levert deze vervolgens aan de
elektromotor, verwarming en airconditioning.
Page 8 of 260

6
Overzicht
Het laadniveau wordt in streepjes op een meter
weergegeven. Bovendien bevindt zich op het
instrumentenpaneel een waarschuwingslampje
dat gaat branden wanneer de reservevoorraad
wordt aangesproken.
12V-accu 3 levert stroom aan het normale elektrische systeem van de auto. Hij wordt
gebruikt om de elektromotor te starten. Deze
accu wordt automatisch opgeladen door de
tractiebatterij.
Warmtepomp 4 zorgt voor de verwarming van het interieur en regelt de koeling van de
tractiebatterij en geïntegreerde lader.
Geïntegreerde lader 5 regelt het opladen via een normaal stopcontact en het versneld opladen
van de tractiebatterij.
Elektromotor 6 drijft de auto aan op basis van de geselecteerde rijstand en de rijomstandigheden.
Deze motor wint ook energie terug bij het
remmen en vaart minderen van de auto.
Page 9 of 260

7
Eco-rijden
Eco-rijden
Eco-rijden staat voor een aantal dagelijkse
gewoontes voor verlaging van het
brandstofverbruik en de CO
2-uitstoot van de
auto.
Maak optimaal gebruik van de
versnellingsbak
Als uw auto is voorzien van een
handgeschakelde versnellingsbak, rijd dan rustig
weg en schakel zo snel mogelijk naar de tweede
versnelling. Schakel bij het accelereren bij
voorkeur snel over naar een hogere versnelling.
Als uw auto is voorzien van een automatische
transmissie, gebruik dan bij voorkeur de
automatische stand en trap het gaspedaal niet
bruusk of diep in.
De schakelindicator adviseert u de versnelling
in te schakelen die het best geschikt is
voor de rijomstandigheden: volg het op het
instrumentenpaneel weergegeven schakeladvies
zo snel mogelijk op.
Bij een auto met een automatische transmissie
wordt de schakelindicator alleen in de
handmatige stand weergegeven.
Kies voor een soepele rijstijl
Houd een veilige afstand tot de auto's voor
u aan, rem bij voorkeur af op de motor in
plaats van het rempedaal te gebruiken en trap
het gaspedaal geleidelijk in. Zo bespaart u
brandstof, verlaagt u de CO
2 en maakt de auto
minder geluid. Als uw auto is voorzien van een
snelheidsregelaar, gebruik deze dan vanaf
een snelheid van 40 km/h als het verkeer goed
doorstroomt.
Gebruik de elektrische voorzieningen op
de juiste manier
Als bij het instappen blijkt dat de temperatuur
in de auto hoog is opgelopen, open dan alle
ruiten en de ventilatieroosters voordat u de
airconditioning inschakelt.
Sluit de ruiten bij snelheden boven 50 km/u, maar laat de ventilatieroosters geopend.
Maak gebruik van alle voorzieningen die
de temperatuur in de auto kunnen verlagen
(zonnescherm van het schuif-/kanteldak,
zonneschermen voor de zijruiten enz.).
Schakel de airconditioning uit zodra de gewenste
temperatuur is bereikt (behalve bij auto's met
een automatische airconditioning).
Schakel de achterruitverwarming en de
ontwaseming uit zodra deze niet meer nodig zijn
als deze niet automatisch worden geregeld.
Schakel de stoelverwarming zo snel mogelijk uit.
Schakel de koplampen en de mistlampen vóór
uit als het zicht voldoende is.
Laat de motor vooral 's winters na het starten
niet stationair warmdraaien: uw auto warmt
sneller op als u rijdt.
Sluit als passagier zo min mogelijk
multimedia-apparatuur (DVD-speler, MP3-
speler, spelcomputer enz.) op de auto aan
om het elektriciteitsverbruik, en dus het
brandstofverbruik, te beperken.
Koppel alle draagbare apparatuur los als u de
auto verlaat.
Beperk de oorzaken van een hoger
brandstofverbruik
Verdeel het gewicht gelijkmatig over de
auto: plaats de zwaarste voorwerpen in
de bagageruimte zo dicht mogelijk bij de
achterbank.
Beperk de belading en de luchtweerstand
(dakdragers, imperiaal, fietsendrager,
aanhanger, enz.) van uw auto. Gebruik bij
voorkeur een dakkoffer.
Verwijder de dakdragers en het imperiaal na
gebruik.
Vervang de winterbanden na de winter zo snel
mogelijk door zomerbanden.
Houd u aan de onderhoudsvoorschriften
Controleer de bandenspanning regelmatig
(bij koude banden) en houd u daarbij aan de
bandenspanning die staat vermeld op de sticker
op de sponning van het bestuurdersportier.
Controleer de bandenspanning met name:
– voorafgaand aan een lange rit;– bij de wisseling van de seizoenen;– als de auto gedurende langere tijd niet is gebruikt.
Vergeet daarbij het reservewiel en de wielen
van een aanhanger of caravan (indien van
toepassing) niet.
Page 13 of 260

11
Instrumentenpaneel
19.Analoge snelheidsmeter (km/h of mph) (benzine of diesel)
Weergave
Sommige lampjes hebben een vaste positie. De
positie van de andere lampjes kan wisselen.
Voor bepaalde functies die zowel een
verklikkerlampje hebben voor de ingeschakelde
status als voor de uitgeschakelde status, is
slechts één specifieke positie beschikbaar.
Permanent weergegeven informatie
In de standaardweergave toont het
instrumentenpaneel het volgende:
– op vaste posities:• Informatie over de versnellingsbak/transmissie en de schakelindicator.• Brandstofniveaumeter (benzine of diesel).• Actieradius (benzine of diesel).• Koelvloeistoftemperatuurmeter (benzine of diesel).• Laadniveaumeter en indicator actieradius (elektrisch).• Vermogensmeter (elektrisch).• Rijstand.– op variabele posities:• Digitale snelheidsmeter .• Kilometerteller.• Status- of waarschuwingsmeldingen die kort worden weergegeven.
Optionele informatie
Afhankelijk van de geselecteerde
weergavemodus en de ingeschakelde functies
kan de volgende aanvullende informatie worden
weergegeven:
– Toerenteller.– Boordcomputer.– Rijhulpsystemen.– Snelheidsbegrenzer of -regelaar . – Media die wordt afgespeeld.– Navigatie-aanwijzingen.– Analoge snelheidsmeter.– Motorinformatie (G-meters, vermogensmeters, boost, koppel) in de sportstand.– Energiestroom (elektrisch).
Persoonlijke
instellingen voor het
instrumentenpaneel
U kunt het uiterlijk van het instrumentenpaneel
aanpassen door een keuze te maken uit:
– Een schermkleur .
– Een weergavemodus.
Schermtaal en eenheden
Deze zijn afhankelijk van de instellingen
van het touchscreen.
Wanneer u reist naar een land met een
andere officiële eenheid voor de afstanden en
snelheidslimieten (km of mijl, km/h of mph),
moet u de configuratie van de eenheden
wijzigen.
Voer deze handelingen om
veiligheidsredenen uitsluitend uit bij
stilstaande auto.
Keuze van de schermkleur
Met PEUGEOT Connect Nav
De kleur van het scherm van het
instrumentenpaneel is afhankelijk van het
kleurenschema dat in dit systeem is ingesteld.
► Druk op Instellingen in de zijbalk van
het touchscreen.
► Selecteer "Thema's".► Selecteer een schermkleur en druk op "OK" om te bevestigen.
De weergavemodus instellen
In elke modus kan er specifieke informatie op het
instrumentenpaneel worden weergegeven.
De weergavemodus wijzigen
Page 15 of 260

13
Instrumentenpaneel
1Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor meer
informatie over een systeem of een functie.
Continu brandend
waarschuwingslampje
Als een rood of oranje waarschuwingslampje
blijft branden, duidt dit op een storing die verder
moet worden onderzocht.
Wanneer een waarschuwingslampje blijft
branden
De aanduidingen (1), (2) en (3) in het overzicht
van de waarschuwings- en verklikkerlampjes
geven aan of u naast de onmiddellijk aanbevolen
acties contact met een gekwalificeerde
professional moet opnemen.
(1): Zet de auto stil
Zet de auto zo snel mogelijk stil op een veilige
plaats en zet het contact af.
(2): Neem contact op met het PEUGEOT-
netwerk of een gekwalificeerde werkplaats.
(3): Ga naar het PEUGEOT-netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats.
Lijst met
waarschuwingslampjes
Rode waarschuwingslampjes
STOP
Brandt permanent, in combinatie met een ander waarschuwingslampje, de
weergave van een melding en een geluidssignaal.
Er is een ernstige storing in de motor, het
remsysteem, de stuurbekrachtiging of de
automatische transmissie, of een ernstige
elektrische storing gedetecteerd.
Voer (1) en dan (2) uit.
Zelfdiagnosesysteem van de motor
(benzine of diesel)
Brandt permanent.Er is sprake van een ernstige
motorstoring.
Voer (1) en dan (2) uit.
Te hoge koelvloeistoftemperatuurPermanent met blokjes in rood (met instrumentenpaneel met
matrixdisplay).
of
Permanent (behalve bij instrumentenpaneel met
matrixdisplay).
De temperatuur van het koelsysteem is te hoog.
Zie (1), laat de motor afkoelen en vul dan waar
nodig bij. Zie (2) als het probleem niet verdwijnt.
Motoroliedruk (benzine of diesel)Brandt permanent.Er is een probleem met het
smeersysteem van de motor.
Voer (1) en dan (2) uit.
Systeemstoring (elektrisch)Brandt permanent.Er is een storing in de elektromotor of
tractiebatterij gedetecteerd.
Voer (1) en vervolgens (2) uit.
Kabel aangesloten (elektrisch)Brandt permanent.De auto kan niet worden gestart als
de laadkabel op de aansluiting op de auto is
aangesloten.
Koppel de laadkabel los en sluit de klep.
Laadtoestand 12 V-accuBrandt permanent.
Een storing in het laadstroomcircuit van
de accu (vervuilde accuklemmen, aandrijfriem
dynamo niet goed gespannen of gebroken enz.).
Voer (1) uit.
Als de elektrische parkeerrem niet meer werkt,
beveilig de auto dan op de volgende manier
tegen wegrollen.
► Bij een auto met een handgeschakelde versnellingsbak: schakel een versnelling in.► Bij een auto met een automatische transmissie EAT6: zet de selectiehendel in stand
P .
► Bij een auto met een automatische transmissie EAT8 of een selectiehendel
(elektrisch): plaats het wielblok tegen een van
de wielen.
Reinig de accuklemmen en zet ze correct vast.
Als het waarschuwingslampje niet uit gaat
wanneer de motor is gestart, voer (2) uit.
Portieren(en) geopendPermanent, in combinatie met een melding die aangeeft om welk portier het
Page 23 of 260

21
Instrumentenpaneel
1Koelvloeistof-
temperatuurmeter
Bij draaiende motor:– In zone A is de temperatuur in orde.– In zone B is de temperatuur te hoog; het
bijbehorende waarschuwingslampje en het
centrale waarschuwingslampje STOP gaan
rood branden op het instrumentenpaneel,
in combinatie met een melding en een
geluidssignaal.
Zet de auto zo snel mogelijk op een veilige
plaats stil.
Wacht enkele minuten voordat u de motor afzet.
Zet het contact uit, open voorzichtig de
motorkap en controleer het
koelvloeistofniveau.
Zie het desbetreffende hoofdstuk voor
meer informatie over het controleren
van de niveaus.
AdBlue®-
actieradiusindicatoren
(BlueHDi)
De BlueHDi-dieselmotoren zijn uitgerust
met een systeem waarbij het roetfilter
(FAP) wordt gecombineerd met het SCR-
emissieregelsysteem (Selective Catalytic
Reduction) voor de nabehandeling van de
uitlaatgassen. Deze kunnen niet functioneren
zonder AdBlue
®-vloeistof.
Zodra de reservevoorraad van het AdBlue®-
reservoir is aangesproken (tussen 2400 en
0 km), gaat bij het aanzetten van het contact
een verklikkerlampje branden en wordt een
melding weergegeven die aangeeft hoeveel
kilometer u nog ongeveer kunt rijden voordat het
opnieuw starten van de motor automatisch wordt
geblokkeerd.
Het wettelijk verplichte
startblokkeringssysteem wordt
automatisch geactiveerd zodra het AdBlue
®-
reservoir leeg is. De motor kan weer worden
gestart nadat AdBlue
® is bijgevuld tot het
minimale niveau.
De actieradius handmatig weergeven
Een actieradius van meer dan 2.400 km wordt niet automatisch weergegeven.U kunt informatie over de actieradius weergeven door op de toets "Check /
Diagnose" in het menu Rijverlichting / Auto
van het touchscreen te drukken.
Benodigde maatregelen vanwege te
weinig AdBlue®
De volgende waarschuwingslampjes gaan
branden wanneer de hoeveelheid AdBlue®
minder is dan het reservepeil dat overeenkomt
met een actieradius van 2.400 km.
Samen met de controlelampjes waarschuwen
meldingen regelmatig voor het bijvullen, om te
voorkomen dat de motor niet meer kan worden
gestart. Zie het hoofdstuk Waarschuwings-
en controlelampjes voor informatie over de
weergegeven meldingen.
Zie het betreffende hoofdstuk voor meer
informatie over AdBlue® (BlueHDi-
motoren), vooral over bijvullen.
Waarschuwings-
lampjes brandenActie Actieradius
Vul bij.Tussen
2.400 km en
800 km
Vul zo snel
mogelijk bij.Tussen
800 km en
100 km
Page 62 of 260

60
Verlichting en zicht
Lichtschakelaar
Hoofdverlichting
Automatische verlichting/dagrijverlichtingofLichten uit (contact uit)/Dagrijverlichting (draaiende motor)Alleen parkeerlicht
Dimlicht of grootlicht
"Highway-functie"
Bij de uitvoeringen voorzien van
koplampen met Full LED-technologie
wordt het bereik van de lichtbundel van
de dimlichten automatisch vergroot bij een
rijsnelheid van 110 km/u en hoger.
Overschakelen van dim- naar
grootlicht
► Trek de hendel naar u toe om over te schakelen van dim- naar grootlicht en terug.
Als de verlichting is uitgeschakeld of in de stand
AUTO staat, of wanneer alleen de parkeerlichten
zijn ingeschakeld, kunt u een lichtsignaal met
het grootlicht geven door de hendel naar u toe
te trekken.
Displays
Een controlelampje op het instrumentenpaneel
geeft aan dat de geselecteerde verlichting is
ingeschakeld.
Wanneer een lamp defect is, dan gaat dit lampje permanent branden, wordt er een
melding weergegeven en klinkt er een
geluidssignaal.
Mistachterlicht
Deze functie werkt alleen als het dimlicht of grootlicht is ingeschakeld.
► Draai de ring naar voren om deze in te schakelen en naar achteren om deze uit te
schakelen.
Wanneer de verlichting automatisch wordt
uitgeschakeld (stand " AUTO"), blijven de
mistlampen en het dimlicht branden.
Het inschakelen van de mistverlichting is
verboden bij helder weer of regen, zowel
overdag als 's nachts. Ze zijn onder deze
omstandigheden namelijk verblindend voor
medeweggebruikers. De mistverlichting mag
alleen worden ingeschakeld bij mist of
sneeuwval (de regels kunnen per land
verschillen).
Vergeet niet de mistverlichting uit te
schakelen zodra deze niet meer nodig is.
De verlichting uitschakelen na het
afzetten van het contact
Als het contact wordt afzet, worden alle
lichten automatisch uitgeschakeld, behalve
het dimlicht als de automatische "follow me
home"-verlichting is geactiveerd.
Inschakelen van de verlichting na het afzetten van het contact
Draai, om de lichtschakelaar weer te
activeren terwijl de verlichting uit is, de ring
(afhankelijk van de uitvoering) in de stand “ 0”
of "AUTO” en vervolgens in de stand van uw
keuze.
Als het bestuurdersportier wordt geopend,
klinkt er tijdelijk een geluidssignaal om de
bestuurder te waarschuwen dat de verlichting
nog brandt.
De verlichting gaat vanzelf na enige tijd
uit; hoe lang dit duurt is afhankelijk van de
laadtoestand van de accu (overgang naar
energiebesparingsmodus (eco-mode)).
Onder bepaalde weersomstandigheden
(zoals een lage temperatuur of vocht)
kan er een laagje condens aan de binnenzijde
van de koplampen en de achterlichten
ontstaan; dit verdwijnt als de lampen enkele
minuten branden.
Kijk nooit van dichtbij in de lichtbundel
van de Full LED-koplampen. U kunt
daarbij ernstig oogletsel oplopen!
Reizen naar het buitenland
Auto's met halogeenkoplampen
Wanneer u uw auto gaat gebruiken in een
land waarin het verkeer aan de andere kant
van de weg rijdt, moet de afstelling van de