PEUGEOT 3008 2017 Instructieboekje (in Dutch)
Manufacturer: PEUGEOT, Model Year: 2017, Model line: 3008, Model: PEUGEOT 3008 2017Pages: 566, PDF Size: 61.63 MB
Page 251 of 566

249
3008-2_nl_Chap06_conduite_ed01-2016
Wijzigen van de stand voor de
activering van de waarschuwing
Deze stand voor de activering van de
waarschuwing is bepalend voor de manier
waarop u wordt gewaarschuwd voor een
rijdende of stilstaande voorligger, of een
voetganger op uw rijstrook.
De stand kan op het scherm worden gewijzigd
via het configuratiemenu van de auto.
u
kunt een van de drie standen selecteren:
-
"Ver ",
-
"Normaal ",
-
"Dichtb. ".
De stand die als laatste gebruikt is, wordt
opgeslagen bij het afzetten van het contact.
Intelligente
noodremassistentie (AFUi)
Wanneer de bestuurder wel remt, maar niet
voldoende om een aanrijding te voorkomen,
vult deze functie de remkracht aan voor
zover dit binnen de natuurkundige grenzen
mogelijk
is.
Dit gebeurt alleen als de bestuurder zelf het
rempedaal intrapt.
6
Rijden
Page 252 of 566

250
3008-2_nl_Chap06_conduite_ed01-2016
Active Safety Brake
Deze functie, ook wel automatisch
noodremsysteem genoemd, is bedoeld om
de snelheid van de aanrijding te beperken
of de frontale aanrijding met de voorligger te
voorkomen wanneer de bestuurder niet ingrijpt.
op b
asis van informatie van de radar en de
camera activeert de functie de remmen van
de
auto. Als de radar en de camera de
aanwezigheid van een voertuig of
een voetganger hebben bevestigd,
knippert dit verklikkerlampje als de
functie ingrijpt op het remsysteem.
Belangrijk
: als het automatische
noodremsysteem in werking treedt,
moet u de controle over uw auto weer
overnemen door met het rempedaal
te remmen en zo de automatische
remactie aan te vullen en te
voltooien.
De bestuurder kan op elk gewenst moment de
controle over de auto weer overnemen door
een ferme stuurbeweging te maken en/of het
gaspedaal in te trappen.
Als de functie in werking is, kunnen
er lichte trillingen voelbaar zijn in het
rempedaal.
Als de auto volledig tot stilstand
is gekomen, blijven de remmen
automatisch
1 tot 2 seconden geactiveerd.
Bij auto's met een handgeschakelde
versnellingsbak kan de motor afslaan
als de auto door het automatische
noodremsysteem tot stilstand wordt
gebracht.
Bij auto's met een automatische transmissie
begint de auto weer te rijden nadat hij door
het automatische noodremsysteem tot
stilstand is gebracht.
t
r
ap het rempedaal in
als u dit wilt voorkomen.
Het activeren van het remmen kan
worden aangepast aan het rijgedrag
van de bestuurder, zoals bewegingen
van het stuur of het intrappen of loslaten
van het gaspedaal.
Rijden
Page 253 of 566

251
3008-2_nl_Chap06_conduite_ed01-2016
Uitschakelen / InschakelenStoring
In het geval van een storing wordt u
gewaarschuwd door het branden van
dit verklikkerlampje in combinatie met
een melding en een geluidssignaal.
Reinig de voorruit, met name het
gedeelte vóór de camera, regelmatig.
Laat geen sneeuw op de motorkap
of op het dak liggen, omdat de
detectiecamera erdoor kan worden
afgedekt.
Ver wijder modder, sneeuw enz. van de
vo o r b u m p e r.
Neem contact op met het P
e
ugeot
-
n
etwerk of een gekwalificeerde
werkplaats alvorens de voorbumper te
spuiten of de lak ervan bij te werken.
Bepaalde laksoorten kunnen de
werking van de radar beïnvloeden.
Controleer of de sensoren (camera en radar)
niet zijn bedekt met vuil, modder, ijs, sneeuw
enzovoort.
Als de storing aanhoudt, neem dan contact op met
het P
e
ugeot
-
netwerk of een gekwalificeerde
werkplaats om het systeem te laten controleren.
Standaard wordt het systeem automatisch
ingeschakeld als de motor wordt gestart.
Het systeem kan worden uit- of ingeschakeld via
het configuratiemenu op het scherm van de auto.
Het uitschakelen van het systeem
wordt gesignaleerd door het
branden van dit verklikkerlampje, in
combinatie met de weergave van een
melding.ond er de volgende omstandigheden
werkt de camera mogelijk minder goed
of helemaal niet:
-
s
lecht zicht (slecht verlichte weg,
sneeuwval, zware regenval, dichte
mist enz.),
-
v
erblinding (verlichting van een
tegenligger, laagstaande zon,
reflectie op nat wegdek, uitrijden
van een tunnel, sterke afwisseling
van schaduw en licht enz.),
-
d
e camera of de radar is bedekt
met modder, ijs, sneeuw enz.
ond
er deze omstandigheden werkt het
detectiesysteem mogelijk minder goed.
6
Rijden
Page 254 of 566

252
3008-2_nl_Chap06_conduite_ed01-2016
Detectie verslapping aandacht
Het is raadzaam om een pauze te nemen wanneer u zich moe voelt. Pauzeer in elk geval elke twee uur.
Afhankelijk van de uitvoering bevat de functie alleen het systeem "Signaal rijtijd" of daarnaast ook het systeem " Waarschuwing oplettendheid bestuurder".
Signaal rijtijd
Het systeem geeft een waarschuwing zodra het
detecteert dat de bestuurder langer dan twee uur
heeft gereden met een snelheid van meer dan
65 km/h zonder dat hij een pauze heeft genomen.
Deze waarschuwing bestaat uit een melding
die de bestuurder adviseert een pauze te
nemen, en een geluidssignaal.
Als de bestuurder dit advies niet opvolgt, wordt
de waarschuwing elk uur herhaald tot de motor
wordt afgezet.
Deze systemen zijn hulpmiddelen
voor de bestuurder die desondanks
waakzaam moet blijven.ga n
iet rijden als u moe bent. Zodra de snelheid lager is dan 65 km/h,
gaat het systeem over in de wachtstand.
De rijtijd wordt opnieuw berekend zodra
de snelheid hoger is dan 65 km/h.
Inschakelen/uitschakelen
Deze functie kan worden in- en uitgeschakeld
via het configuratiemenu van de auto.
Raadpleeg voor meer informatie over het menu
het gedeelte met betrekking tot het scherm van
uw auto in de rubriek "Instrumentenpaneel".
De status van de functie wordt opgeslagen bij
het afzetten van het contact. Het systeem wordt gereset als aan een van de
volgende woorwaarden is voldaan:
-
d
e auto staat gedurende meer dan
15
minuten stil met draaiende motor,
-
s
inds het afzetten van het contact zijn
enkele minuten verstreken,
-
d
e veiligheidsgordel van de bestuurder is
losgemaakt en het portier is geopend.
Rijden
Page 255 of 566

253
3008-2_nl_Chap06_conduite_ed01-2016
Na drie waarschuwingen van het eerste
niveau, activeert het systeem een nieuwe
waarschuwing met de melding "Las een
rustpauze in! ", in combinatie met een luider
klinkend geluidssignaal.
ond
er bepaalde omstandigheden
(slecht wegdek of harde windstoten)
kan het systeem waarschuwingen
geven zonder dat er sprake is van
vermoeidheid bij de bestuurder. Het systeem werkt in de volgende
situaties mogelijk minder goed of
helemaal niet:
-
s
lecht zicht (onvoldoende
verlichting van het wegdek,
sneeuwval, harde regen, dichte
mist enz.),
-
v
erblinding (koplampen van
tegenliggers, laagstaande zon,
reflecties op nat wegdek, uitrijden
van een tunnel, snelle overgangen
tussen schaduw en licht enz.),
-
g
edeelte van de voorruit voor de
camera vuil, beslagen, bevroren,
bedekt door sneeuw, beschadigd of
bedekt door een sticker,
-
w
egmarkeringen afwezig,
versleten, niet zichtbaar door
sneeuw of modder, of meerdere
wegmarkeringen (weggedeelte met
werkzaamheden enz.),
-
g
eringe afstand tot de
voorligger (geen detectie van
wegmarkeringen),
-
s
malle, bochtige wegen, ...
Zodra het systeem heeft bepaald dat de koers van
de auto op een zekere mate van vermoeidheid of
aandachtsverslapping van de bestuurder wijst,
wordt het eerste waarschuwingsniveau geactiveerd.
De bestuurder wordt dan gewaarschuwd door de
melding "Voorzichtig! ", in combinatie met een
geluidssignaal.
Waarschuwing oplettendheid bestuurder
Afhankelijk van de uitvoering wordt het systeem
"Signaal rijtijd" aangevuld met het systeem
"Waarschuwing oplettendheid bestuurder".
Met behulp van een boven aan de voorruit
geplaatste camera beoordeelt het systeem
de waakzaamheid van de bestuurder door
afwijkingen in de koers van de auto ten
opzichte van de wegmarkeringen te signaleren.
Deze functie is bijzonder geschikt voor
auto(snel)wegen (snelheid hoger dan 65 km/h).
6
Rijden
Page 256 of 566

254
3008-2_nl_Chap06_conduite_ed01-2016
Lane Departure Warning System
Inschakelen / uitschakelen
Selecteer het tabblad "Rijhulpsystemen"
en vervolgens " Lane Departure Warning
System ".
Dit systeem detecteert, met behulp van een
camera die doorgetrokken of onderbroken strepen
herkent, het onvrijwillig overschrijden van een
rijstrookmarkering.
om
de actieve veiligheid te verhogen analyseert
de camera de beelden en activeert deze een
waarschuwing wanneer bij een wagensnelheid hoger
dan 60 km/h de aandacht van de bestuurder verslapt
en de auto de rijstrookmarkering overschrijdt.
Dit systeem werkt optimaal op snelwegen en
autowegen.
Dit systeem is een hulpmiddel voor de
bestuurder die desondanks altijd zijn aandacht
op het verkeer moet blijven vestigen.
Deze functie kan worden ingeschakeld
en uitgeschakeld via het menu Rijden
van het touchscreen.
De status van het systeem blijft na het afzetten
van het contact in het geheugen opgeslagen.
Detectie
Als een koersafwijking wordt
gedetecteerd, wordt u gewaarschuwd door
het knipperen van dit verklikkerlampje
op het instrumentenpaneel en een
geluidssignaal.
Als de richtingaanwijzer is ingeschakeld,
en tot ongeveer 20 seconden nadat deze
is uitgeschakeld, wordt er geen enkele
waarschuwing gegeven.
Storing
In het geval van een storing
knippert dit verklikkerlampje
op het instrumentenpaneel, in
combinatie met een melding en een
geluidssignaal.
Raadpleeg het P
e
ugeot
-
netwerk
of een gekwalificeerde werkplaats.
er k
unnen storingen in de signalering
optreden:
-
a
ls de rijstrookmarkeringen
weggesleten zijn,
-
a
ls er weinig contrast is tussen het
wegdek en de markeringen,
-
a
ls de voorruit vuil is,
-
o
nder bepaalde (weers)
omstandigheden: mist, zware
neerslag, sneeuw, schaduwen,
sterke zonnestraling of direct
zonlicht (zeer laagstaande zon,
uitrijden van een tunnel, ...).
Rijden
Page 257 of 566

255
3008-2_nl_Chap06_conduite_ed01-2016
Lane Keeping System
Dit systeem signaleert met behulp van een camera aan de bovenzijde van de voorruit rijstrookmarkeringen op de weg en corrigeert de koers van de
auto door de bestuurder te waarschuwen zodra overschrijding van de rijstrookmarkering dreigt.
Dit systeem werkt optimaal op snelwegen en autowegen.
Voorwaarden voor de werking
De wagensnelheid moet tussen 65 km/h en
180 km/h liggen.
De rijstrook moet door minimaal één (doorgetrokken
of onderbroken) markering worden afgebakend.
De bestuurder moet beide handen aan het stuur wiel
houden.
De koersafwijking moet plaatsvinden zonder dat de
richtingaanwijzers worden ingeschakeld.
Het
e SC-systeem moet zijn ingeschakeld.Dit systeem is een hulpmiddel voor de
bestuurder die desondanks altijd zijn
aandacht op het verkeer moet blijven
vestigen.
De bestuurder behoudt onder alle
omstandigheden de controle over de auto.
Het systeem assisteert de bestuurder
uitsluitend als de auto ongewild de rijstrook
dreigt te verlaten. Het systeem heeft geen
invloed op de afstand tot de voorligger, de
snelheid en de remwerking.
De bestuurder moet altijd de handen
aan het stuur wiel houden zodat hij kan
ingrijpen zodra het systeem dit niet meer
kan (bijvoorbeeld wanneer er geen
rijstrookmarkeringen meer op de weg staan).
De bestuurder dient zich altijd aan de
verkeersregels te houden en niet langer dan
twee uur aaneengeschakeld achter het stuur
te zitten.
6
Rijden
Page 258 of 566

256
3008-2_nl_Chap06_conduite_ed01-2016
Zolang de richtingaanwijzers zijn ingeschakeld
en gedurende enkele seconden nadat ze zijn
uitgeschakeld, beschouwt het systeem elke
afwijking van de koers als vrijwillig en zal het
geen correcties uitvoeren.
Wanneer echter het
"Dodehoekbewakingssysteem" is ingeschakeld
en de bestuurder van rijstrook gaat wisselen
ter wijl een ander voertuig in de dode hoek
wordt gesignaleerd, zal het systeem ondanks
het inschakelen van de richtingaanwijzers toch
een koerscorrectie uitvoeren.
Raadpleeg de desbetreffende rubriek
voor meer meer informatie over het
Dodehoekbewakingssysteem.
Als het systeem signaleert dat de bestuurder
tijdens een automatische correctie het
stuur wiel niet voldoende stevig vast heeft,
onderbreekt het systeem deze manoeuvre.
er w
ordt een waarschuwing geactiveerd om
de bestuurder erop te attenderen dat hij de
controle over de auto moet overnemen.
Als de bestuurder niet wil dat de koers
wordt gecorrigeerd, kan hij de correctie
verhinderen door het stuurwiel stevig
vast te houden (bijvoorbeeld bij een
uitwijkmanoeuvre).
De correctie wordt onderbroken
zodra de richtingaanwijzers worden
ingeschakeld.
Werking
Zodra het systeem signaleert dat ongewild een
van de gedetecteerde rijstrookmarkeringen
op de weg overschreden dreigt te worden,
corrigeert het de koers van de auto tot de auto
weer netjes de rijstrook volgt.
De bestuurder kan daarbij merken dat het
stuurwiel wordt verdraaid.
Dit verklikkerlampje knippert
gedurende de koerscorrectie.
Rijden
Page 259 of 566

257
3008-2_nl_Chap06_conduite_ed01-2016
Rijsituaties en bijbehorende waarschuwingen
om alle informatie met betrekking tot deze functie op het instrumentenpaneel te kunnen zien, moet u eerst de weergavemodus "RIJDeN" hebben geselecteerd.
De onderstaande tabel geeft een beschrijving van de afhankelijk van de rijsituatie weergegeven waarschuwingen en meldingen.
De weergave van deze waarschuwingen is niet opeenvolgend.
Status van
de functie
VerklikkerlampjeBijbehorende
melding Toelichting
OFF Functie uitgeschakeld.
ON Functie ingeschakeld, niet voldaan aan de werkingsvoorwaarden:
-
s
nelheid lager dan 65 km/h,
-
g
een rijstrookmarkering gedetecteerd,
-
e SC uitgeschakeld of bezig met ingreep,
-
"
sportieve" rijstijl.
ON Functie automatisch uitgeschakeld/op stand-by gezet (bijvoorbeeld: detectie van een aanhanger,
gebruik van het (bij de auto geleverde) noodreservewiel.
ON Rijstrookmarkering gedetecteerd.
Snelheid hoger dan 65 km/h.
ON Het systeem corrigeert de koers op basis van de zijde van de rijstrook die overschreden dreigt te
worden (oranje lijn).
ON "Neem het stuur over". -
Als het systeem tijdens de correctie signaleert dat de bestuurder het stuur wiel binnen enkele seconden
loslaat, onderbreekt het systeem de correctie om de besturing weer over te laten aan de bestuurder.
- Als het systeem tijdens de correctie vaststelt dat de correctie onvoldoende zal zijn om het overschrijden van de rijstrookmarkering te voorkomen, wordt de bestuurder gewaarschuwd dat hij de koerscorrectie
moet voltooien.
6
Rijden
Page 260 of 566

258
3008-2_nl_Chap06_conduite_ed01-2016
Werkingslimieten
Het systeem gaat in de volgende gevallen
automatisch over op stand-by:
- e SC uitgeschakeld of bezig met een
ingreep,
-
w
agensnelheid lager dan 65 km/h of hoger
dan 180 km/h,
-
a
anhanger aangekoppeld,
-
d
etectie van het gebruik van een
noodreservewiel (dit wordt niet onmiddellijk
gedetecteerd, daarom is het raadzaam de
functie in dat geval uit te schakelen),
-
d
etectie van sportief rijgedrag, intrappen
van het rempedaal of gaspedaal,
-
o
verschrijden van markeringslijnen op
de
weg,
-
in
schakelen van de richtingaanwijzers,
-
i
n een scherpe bocht,
-
w
anneer de bestuurder niet reageert op
een correctie. Het systeem werkt minder goed of niet
in de volgende gevallen:
-
s
lecht zicht (onvoldoende verlicht
wegdek, sneeuw, regen, mist),
-
v
erblinding (verlichting van een
tegenligger, laagstaande zon,
spiegeling op een nat wegdek,
uitrijden van een tunnel, afwisseling
van schaduw en licht),
-
g
edeelte van de voorruit vóór de
camera vervuild, dichtgevroren,
besneeuwd, beschadigd of bedekt
met een sticker,
-
o
ntbrekende, weggesleten,
bedekte (sneeuw, modder) of
te veel (wegwerkzaamheden)
rijstrookmarkeringen,
-
t
e weinig afstand tot de voorligger
(waardoor de rijstrookmarkeringen
niet kunnen worden gedetecteerd),
-
s
malle of bochtige weg.Kans op ongewenst
activeren
In de volgende gevallen is het raadzaam om de
functie uit te schakelen:
-
r
ijden op slecht wegdek,
-
sl
echte weersomstandigheden,
-
r
ijden op een gladde weg (ijzel).
Het systeem is niet ontworpen voor het gebruik
in de volgende situaties:
-
r
ijden op een kombaan,
-
r
ijden met een aanhanger,
-
r
ijden op een rollenbank,
-
r
ijden op een onverharde weg.
Rijden