PEUGEOT 3008 2017 Instructieboekje (in Dutch)
Manufacturer: PEUGEOT, Model Year: 2017, Model line: 3008, Model: PEUGEOT 3008 2017Pages: 566, PDF Size: 61.63 MB
Page 261 of 566

259
3008-2_nl_Chap06_conduite_ed01-2016
Inschakelen / Uitschakelen
De functie kan worden ingeschakeld/
uitgeschakeld via het menu Rijden
van het touchscreen.
De status van het systeem blijft in het
geheugen opgeslagen als het contact wordt
afgezet. In het geval van een storing in het
systeem wordt u gewaarschuwd door het
branden van deze verklikkerlampjes op
het instrumentenpaneel, in combinatie
met de weergave van een melding en een
geluidssignaal.
Laat het systeem controleren door
het P
e
ugeot
-
netwerk of door een
gekwalificeerde werkplaats.
Storing
Selecteer het tabblad " Rijhulpsystemen"
en vervolgens " Lane Departure Warning
System ".
6
Rijden
Page 262 of 566

260
3008-2_nl_Chap06_conduite_ed01-2016
Dodehoekbewakingssysteem
Dit systeem waarschuwt de bestuurder
wanneer zich een ander voertuig in de dode
hoek van zijn auto bevindt, dat een potentieel
gevaar betekent.
Inschakelen / Uitschakelen
De functie kan worden ingeschakeld
en uitgeschakeld via het menu
Rijden van het touchscreen.
Selecteer het tabblad " Rijhulpsystemen" en
vervolgens " Dodehoekbewaking ".
In de buitenspiegel aan de zijde waar zich dat
voertuig bevindt, brandt dan permanent een
lampje:
-
d
irect, wanneer u wordt ingehaald,
-
n
a circa een seconde, wanneer u
langzaam een andere auto inhaalt.
Het systeem dient als hulp voor de
bestuurder maar kan nooit een vervanging
zijn voor de spiegels. De bestuurder blijft
te allen tijde verantwoordelijk voor het op
tijd waarnemen wat er zich achter hem
bevindt, het inschatten van de snelheid en
afstand van achteropkomend verkeer en
de beslissing of hij al dan niet veilig van
rijstrook kan wisselen.
Dit systeem is een hulpmiddel voor de
bestuurder die echter te allen tijde zijn
aandacht op het verkeer moet blijven
vestigen.
op h
et instrumentenpaneel gaat dit
verklikkerlampje branden.
Selecteer om deze functie
uit te schakelen nogmaals
" Dodehoekbewaking " in het tabblad
" Rijhulpsystemen ".
Het verklikkerlampje gaat uit.
Sensoren in de voor- en achterbumper
controleren de dode hoek van de auto.
Bij het afzetten van het contact wordt de status
van het systeem opgeslagen.
De dodehoekbewaking wordt automatisch
uitgeschakeld als u een aanhanger trekt
met een door het P
e
ugeot
-
netwerk
gehomologeeerde trekhaak.
Rijden
Page 263 of 566

261
3008-2_nl_Chap06_conduite_ed01-2016
Werking
Indien een voertuig - een (motor)fiets,
een auto of een vrachtwagen - zich in de
dode hoek van de auto bevindt, zal er een
waarschuwingslampje gaan branden in de
linker- of rechterbuitenspiegel (afhankelijk van
de situatie).
Daarbij moet aan de volgende voor waarden
worden voldaan:
-
d
e voertuigen rijden in dezelfde richting
op
aangrenzende rijstroken,
-
d
e snelheid van uw auto ligt tussen
12
km/h en 140 km/h,
-
u h
aalt een voertuig in waarbij het
snelheidsverschil met het andere voertuig
kleiner is dan 10 km/h,
-
u w
ordt ingehaald door een voertuig
waarbij het snelheidsverschil met het
andere voertuig kleiner is dan 25 km/h,
-
he
t verkeer stroomt vloeiend door,
-
d
e inhaalmanoeuvre duurt langer dan
normaal, doordat het ingehaalde voertuig
zich blijft ophouden in de dode hoek,
-
u r
ijdt in een rechte lijn of in een flauwe
bocht,
-
u
w auto trekt geen aanhanger of
caravan
enz.
er w
ordt geen waarschuwingssignaal
afgegeven in de volgende situaties:
-
v
oor stilstaande objecten (geparkeerde
auto's, vangrails, lantaarnpalen, borden...),
-
b
ij tegemoetkomende voertuigen,
-
b
ij rijden over bochtige wegen of in zeer
scherpe bochten, -
b
ij het inhalen van of ingehaald worden
door een zeer lang voertuig (vrachtwagen,
autobus...) die én in de dode hoek
achter wordt gedetecteerd én zich in het
gezichtsveld van de bestuurder bevindt,
-
b
ij erg druk verkeer: de voertuigen die voor
en achter worden gedetecteerd worden
aangezien voor een vrachtwagen of een
stilstaand object,
-
b
ij snelle inhaalmanoeuvres.
6
Rijden
Page 264 of 566

262
3008-2_nl_Chap06_conduite_ed01-2016
Storing
Wassen met hogedrukspuit
Houd tijdens het wassen van de auto
het uiteinde van de hogedrukspuit op
minimaal 30 cm van de sensoren.Bij slechte weersomstandigheden
(zware regen, hagel enz.) kan het
systeem tijdelijk minder nauwkeurig
werken.
Vooral het rijden op een nat wegdek
of van een droog wegdek op een nat
wegdek terechtkomen kan tot een
vals alarm leiden (zo kan een wolk
waterdruppels in de dode hoek worden
aangezien voor een voertuig).
Let er bij slecht weer en in de winter
altijd op dat de sensoren niet met
modder, sneeuw of ijs bedekt zijn.
Plak geen stickers of andere zaken op
het gedeelte onder de buitenspiegels
waar de waarschuwingslampjes zitten,
omdat de de dodehoekbewaking dan
mogelijk niet goed werkt. Dit geldt ook
voor de detectiezones op de voor- en
achterbumper.
Bij een storing in het systeem knippert dit
verklikkerlampje op het instrumentenpaneel
enkele ogenblikken in combinatie met het
branden van het verklikkerlampje S
eR
VIC
e
en
de weergave van een melding.
Raadpleeg het P
e
ugeot
-
netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats om het systeem te
laten controleren.
Als aanvulling op het permanent branden van het
verklikkerlampje in de buitenspiegel aan de desbetreffende
zijde, geeft het Lane Keeping System bij het overschrijden van
een rijstrookmarkering met ingeschakelde richtingaanwijzers
een rukje aan het stuur wiel om u te helpen een aanrijding met
het voertuig in de dode hoek te voorkomen.
Lane Keeping System
Werkingsvoorwaarden
De volgende systemen moeten zijn
ingeschakeld:
-
Dodehoekbewakingssysteem,
-
L
ane Keeping System.
Raadpleeg de desbetreffende
rubrieken voor meer informatie over het
Dodehoekbewakingssysteem en het Lane
Keeping System .
Rijden
Page 265 of 566

263
3008-2_nl_Chap06_conduite_ed01-2016
Parkeerhulp
Deze functie signaleert met behulp van
sensoren in de bumper obstakels in de
nabijheid van de auto (zoals voetgangers,
auto's, bomen en slagbomen) die binnen het
detectiebereik vallen.
Bepaalde obstakels (zoals paaltjes en pionnen)
die aanvankelijk wel worden gedetecteerd,
worden mogelijk niet meer gedetecteerd als ze
zich in de dode hoek van het detectiebereik van
de sensoren bevinden.Deze functie is een hulpsysteem: de
bestuurder dient altijd alert te blijven.
Parkeerhulp achter
De functie wordt geactiveerd zodra de
achteruitversnelling wordt ingeschakeld.
Dit wordt bevestigd door een geluidssignaal.
Zodra de achteruitversnelling wordt
uitgeschakeld, is de functie niet meer actief.
Geluidssignalen
De bestuurder wordt via een onderbroken
geluidssignaal gewaarschuwd bij het naderen van
obstakels. De frequentie van het geluidssignaal
neemt toe naarmate de auto het obstakel nadert.
Aan de weergave van het geluidssignaal via de
luidspreker (rechts of links) is te herkennen aan
welke zijde van de auto het obstakel zich bevindt.
Zodra de afstand tussen de auto en het obstakel
kleiner wordt dan dertig centimeter, klinkt het
geluidssignaal ononderbroken.
Grafische weergave
De grafische weergave is een aanvulling op het
geluidssignaal. op h et scherm worden blokken
weergegeven die het pictogram van de auto
steeds dichter naderen.
Als de auto het obstakel zeer dicht genaderd is,
verschijnt het symbool "
ge
vaar" op het scherm.
6
Rijden
Page 266 of 566

264
3008-2_nl_Chap06_conduite_ed01-2016
Parkeerhulp vóór
De functie wordt automatisch uitgeschakeld
zodra een aanhanger wordt aangekoppeld
of een fietsendrager op de trekhaak wordt
gemonteerd (auto's voorzien van een
trekhaak die volgens de voorschriften van
de fabrikant is gemonteerd).
Controleer bij slecht weer of in winterse
omstandigheden of de sensoren
soms bedekt zijn met modder, ijs
of sneeuw. Bij het inschakelen van
de achteruitversnelling geeft een
geluidssignaal (lange pieptoon) aan dat
de sensoren vuil kunnen zijn.
De parkeerhulp kan geluidssignalen
geven als reactie op bepaalde
omgevingsgeluiden (motoren,
vrachtwagens, drilboren, enz.).
Aan de hand van het geluid dat via de luidspreker
(voor of achter) wordt weergegeven, is te herkennen
of het obstakel zich voor of achter de auto bevindt.
Uitschakelen/activeren
De functie kan worden uitgeschakeld of
geactiveerd via het configuratiemenu op het
scherm van de auto.
De status van de functie wordt opgeslagen bij
het afzetten van het contact.
De parkeerhulp is uitgeschakeld wanneer de
functie Park Assist bezig is de beschikbare
ruimte van een parkeerplaats te meten.
Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor
meer informatie over de functie Park Assist.
Storing
Wassen met hogedrukspuit
Houd tijdens het wassen van de auto
het uiteinde van de hogedrukspuit op
minimaal 30 centimeter van de sensoren.Als er een storing optreedt bij het
inschakelen van de achteruitversnelling,
gaat op het instrumentenpaneel dit
verklikkerlampje branden, in combinatie
met de weergave van een melding en
een geluidssignaal (kort piepsignaal).
Raadpleeg het Pe
ugeot- netwerk of een gekwalificeerde
werkplaats om het systeem te laten controleren.
De parkeerhulp vóór is een aanvulling op de
parkeerhulp achter en wordt geactiveerd zodra
er bij een wagensnelheid van maximaal 10 km/h
vóór de auto een obstakel wordt gedetecteerd.
De parkeerhulp vóór wordt uitgeschakeld zodra
de auto langer dan drie seconden stilstaat met
een ingeschakelde versnelling vooruit, als er
geen obstakel meer wordt gedetecteerd of
wanneer de wagensnelheid hoger wordt
dan 10 km/h.
Rijden
Page 267 of 566

265
3008-2_nl_Chap06_conduite_ed01-2016
Panoramacamera
Algemeen
Visiopark 1 - Visiopark 2
Bij dit systeem worden op het touchscreen
beelden van de nabije omgeving van de auto
weergegeven. Deze beelden zijn afkomstig
van één camera (Visiopark 1) of twee camera's
(Visiopark 2).Het scherm wordt in twee vensters opgedeeld:
links wordt de omgeving weergegeven zoals
die door de camera('s) wordt geregisteerd
en rechts wordt een samengesteld beeld van
bovenaf van de auto weergegeven.
De informatie van de parkeerhulpsensoren
wordt ook weergegeven op het beeld van
bovenaf van de auto.
In het venster links kan de omgeving op
verschillende manieren worden weergegeven:
-
standaardweergave,
-
180°-weergave,
-
s
amengestelde zoom-weergave.Standaard is de stand A
u
to
g
eactiveerd.
In deze stand kiest het systeem de beste
weergave (standaard of zoom) afhankelijk van
de informatie die door de parkeerhulp wordt
doorgegeven.
u
kunt tijdens het manoeuvreren op elk
gewenst moment de weergave wijzigen.
F
D
ruk op de toets in de hoek links onder van
het touchscreen.
F
Sel
ecteer een type weergave:
● " Standard view ",
● " 180° view ",
● " Zoom view ",
● " AUTO view ".
De weergave wordt onmiddellijk aangepast aan
het geselecteerde type.
De status van de functie wordt niet opgeslagen
bij het afzetten van het contact.
6
Rijden
Page 268 of 566

266
3008-2_nl_Chap06_conduite_ed01-2016
De door de camera('s) geproduceerde
beelden kunnen door het reliëf worden
ver vormd.
Bij zonnig weer of onvoldoende
omgevingslicht kunnen er
schaduwzones ontstaan; het beeld is
dan donkerder en minder contrastrijk.
Onderhoud
Zorg er bij slecht of winters weer voor dat de
sensoren en camera's niet bedekt raken met
modder, ijs of sneeuw.
Controleer geregeld of de lenzen van de
camera's schoon zijn.
Reinig de camera's indien nodig met een
zachte en droge doek.
Wassen met een hogedrukreiniger
Houd tijdens het wassen van de auto de
spuitmond van de hogedrukreiniger op meer
dan 30 cm van de camera's.
Dit systeem helpt de bestuurder die zelf
echter altijd attent moet blijven.
Principe van de beeldsamenstelling
Dit systeem registreert tijdens het
manoeuvreren met behulp van één of twee
camera's de omgeving van de auto.
Het beeld van bovenaf van de auto en
van zijn nabije omgeving wordt in real
time samengesteld en aangepast aan de
verplaatsing van de auto.
Deze weergave maakt het recht inparkeren
gemakkelijker en biedt de mogelijkheid alle
obstakels in de buurt van de auto te zien.
Deze samengestelde weergave verdwijnt
automatisch als de auto langere tijd stilstaat. Bij de Visiopark 2 wordt het beeld samengesteld
met behulp van twee camera's, zowel bij het
vooruitrijden als bij het achteruitrijden.
Als de functie wordt geactiveerd, wordt het
centrale deel mogelijk niet weergegeven. Als
de functie wordt geactiveerd ter wijl de auto al
gereden heeft, wordt het centrale deel mogelijk
wel volledig weergegeven.
Rijden
Page 269 of 566

267
3008-2_nl_Chap06_conduite_ed01-2016
Visiopark 1
Camera achter
De op de achterklep gemonteerde camera
achter is actief als de achteruitversnelling
is ingeschakeld en de snelheid niet hoger is
dan 10 km/h.
De functie wordt uitgeschakeld:
-
a
utomatisch, als de snelheid hoger wordt
dan ongeveer 10 km/h,
-
a
utomatisch, als de achterklep wordt
geopend,
-
a
ls uit de achteruitversnelling wordt
geschakeld (het beeld blijft nog gedurende
7 seconden weergegeven worden),
-
a
ls op het rode kruis in de hoek links boven
van het touchscreen wordt gedrukt.
Stand AUTO
Deze stand is standaard geactiveerd.
Als een obstakel wordt genaderd, wordt dankzij
de sensoren in de achterbumper automatisch
overgeschakeld van de weergave van de
omgeving achter de auto naar de weergave van
het beeld van bovenaf van de auto.
Standaardweergave
Het gebied achter de auto wordt weergegeven
op het scherm.
De blauwe lijnen geven de breedte van de
auto weer met uitgeklapte buitenspiegels; ze
verplaatsen zich afhankelijk van de stand van
het stuurwiel.
De rode lijn geeft een afstand van 30 cm
achter de achterbumper weer; de twee blauwe
lijnen een afstand van 1 en 2 meter achter de
achterbumper.
Deze weergave is beschikbaar in de stand
A
u
to of door hem te selecteren in het menu
voor het veranderen van de weergave.
6
Rijden
Page 270 of 566

268
3008-2_nl_Chap06_conduite_ed01-2016
Zoom-weergave
De camera registreert de omgeving tijdens het
manoeuvreren om een samengesteld beeld
van bovenaf van de achterzijde van de auto en
van zijn nabije omgeving te creëren zodat de
obstakels rondom de auto goed zichtbaar zijn.
Deze weergave is beschikbaar in de
stand A
u
to of door hem te selecteren in het
menu voor het veranderen van de weergave.
180°-weergave
Wanneer u achteruitrijdend een parkeerplaats
verlaat, kunt u dankzij de 180°-weergave
voertuigen, voetgangers of fietsers zien
aankomen.
Het is raadzaam deze weergave niet tijdens de
gehele manoeuvre te gebruiken.
De weergave heeft drie zones: links A ,
centraal
B en rechts C .
Deze weergave is alleen beschikbaar door hem
te selecteren in het menu voor het veranderen
van de weergave.
De obstakels kunnen verder weg lijken
dan ze in werkelijkheid zijn.
ti
jdens het manoeuvreren moet u met
de buitenspiegels de zijkanten van de
auto in de gaten houden.
De parkeerhulp achter geeft bovendien
extra informatie over de omgeving van
de auto.
Rijden