Peugeot 3008 Hybrid 4 2017 Handleiding (in Dutch)
Manufacturer: PEUGEOT, Model Year: 2017, Model line: 3008 Hybrid 4, Model: Peugeot 3008 Hybrid 4 2017Pages: 566, PDF Size: 61.63 MB
Page 291 of 566

289
3008-2_nl_Chap07_infos-pratiques_ed01-2016
F Duw op de kogel de pal naar links en houd deze in die positie.
F
D
uw gelijktijdig de hendel naar voren
om het mechanisme te ontgrendelen
(positie
B).
F
D
ruk op de pal helemaal in en ver wijder
de trekhaakkogel door deze naar u toe te
trekken. F
B reng de beschermplaat aan op de
bevestigingssteun onder de achterbumper
en zet hem vast.
F
B
erg de kogel op in de tas.
7
Praktische informatie
Page 292 of 566

290
3008-2_nl_Chap07_infos-pratiques_ed01-2016
Spaarfaseeco-mode
Inschakelen van de eco-mode
een melding op het display van het
instrumentenpaneel geeft aan dat de eco-mode
is ingeschakeld en worden de actieve functies
in de ruststand gezet.
Uitschakelen van de eco-
mode
De functies worden automatisch weer
ingeschakeld als de motor gestart wordt.
Start om de functies direct weer te kunnen
gebruiken de motor en laat deze draaien:
-
m
inder dan tien minuten om de functies
ongeveer vijf minuten te kunnen gebruiken,
-
m
eer dan tien minuten om de functies
ongeveer dertig minuten te kunnen
gebruiken.
Neem de tijd die nodig is voor het starten van
de motor in acht om een juiste lading van de
accu te garanderen.
Vermijd het herhaaldelijk en continu starten van
de motor om de accu bij te laden.
De spaar fase stuurt de elektrische functies van
de auto aan om het ontladen van de accu te
voorkomen.
ti
jdens het rijden kunnen in verband met de
laadtoestand van de accu enkele functies
(airconditioning, achterruitverwarming,
...)
tijdelijk worden uitgeschakeld.
Deze functies worden automatisch
ingeschakeld zodra de laadtoestand van de
accu dit toelaat. De eco-mode bepaalt de maximale gebruiksduur van een aantal functies om te voorkomen dat de
accu ontladen raakt.
Nadat de motor is afgezet, kunt u een aantal elektrische functies zoals het audio- en
telematicasysteem, de ruitenwissers, dimlichten, plafonniers, ... nog in totaal maximaal 40 minuten
gebruiken.
Als de accu ontladen is, kan de motor
niet gestart worden.
Raadpleeg de desbetreffende rubriek
voor meer informatie over de 12V-accu.
Als u op het moment dat de eco-mode
wordt ingeschakeld aan het telefoneren
bent, kan het gesprek nog gedurende
ongeveer 10 minuten worden voortgezet
via de handsfree set van uw autoradio.
Praktische informatie
Page 293 of 566

291
3008-2_nl_Chap07_infos-pratiques_ed01-2016
Sneeuwschermen*
De afneembare sneeuwschermen worden
op het onderste gedeelte van de voorbumper
geplaatst om een opeenhoping van sneeuw
bij de koelventilateur van de radiateur te
voorkomen.Zorg dat de motor is afgezet en de
ventilateur stil staat als er handelingen aan
het sneeuwscherm worden uitgevoerd.
* Volgens land van bestemming.Voor het plaatsen en verwijderen van de
sneeuwschermen wordt geadviseerd contact
op te nemen met het P
e
ugeot
-
netwerk of
een gekwalificeerde werkplaats.
Plaatsen
Dit systeem bestaat uit twee symmetrische
schermen die aan weerszijden van de radar in
de voorbumper worden aangebracht.
Verwijderen
F Steek uw vinger in de uitsparing in het bovenste gedeelte van het scherm.
F
t
r
ek het scherm naar u toe om het los te
maken.
Verwijder het andere scherm op dezelfde wijze.
Vergeet niet de sneeuwschermen te
verwijderen:
-
a
ls de buitentemperatuur hoger is
dan 10°C,
-
b
ij het slepen,
-
b
ij snelheden hoger dan 120 km/h.
F
B
reng het desbetreffende scherm aan op
het onderste luchtrooster van de bumper.
F
S
teek eerst de twee onderste
bevestigingsklauwen in de bumper.
F
K
antel het scherm omhoog tot de drie
bovenste bevestigingsklauwen vastklikken
in de bumper.
F
D
ruk het scherm rondom aan om er zeker
van te zijn dat het goed vastzit.
Bevestig het andere scherm op dezelfde wijze.
7
Praktische informatie
Page 294 of 566

292
3008-2_nl_Chap07_infos-pratiques_ed01-2016
Sneeuwkettingen
onder winterse omstandigheden verbeteren sneeuwkettingen de tractie en het remgedrag van de auto.
Montagetips
F Als u onder weg sneeuwkettingen moet monteren, zet de auto dan langs de kant
van de weg stil op een vlakke ondergrond.
F
t
r
ek de handrem aan en plaats eventueel
wielblokken voor of achter de wielen om te
voorkomen dat de auto wegglijdt.
F
M
onteer de sneeuwkettingen, volg daarbij
de aanwijzingen van de fabrikant.
F
R
ijd langzaam weg en rijd een klein stukje
met een snelheid van maximaal 50 km/h.
F
Z
et de auto stil en controleer of de
kettingen correct gespannen zijn.
ge
bruik uitsluitend kettingen die geschikt zijn
voor het type velg van uw auto:
Neem voor meer informatie over
sneeuwkettingen contact op met het
P
e
ugeot
-
netwerk of een gekwalificeerde
werkplaats.
Het is bijzonder raadzaam voor vertrek het
monteren van de sneeuwkettingen te oefenen;
doe dit op een vlakke en droge ondergrond.
uitsluitend de voor wielen mogen van
sneeuwkettingen worden voorzien.
ee
n noodreservewiel mag niet worden
voorzien van een sneeuwketting.
Houd u altijd aan de ter plekke
geldende regelgeving over het gebruik
van sneeuwkettingen en de maximaal
toegestane snelheid.Rijd niet met sneeuwkettingen op een
sneeuwvrij gemaakte weg om schade
aan de banden en het wegdek te
voorkomen. Als uw auto is voorzien van
lichtmetalen velgen, controleer dan of
de ketting en de bevestigingen de velg
niet raken.
Maat van de af
fabriek gemonteerde banden Maximale afmeting
van de schakels
215/65 R17 9 mm
225/55 R18 9 mm
205/55 R19 9 mm
235/50 R19
gebruik van sneeuwkettingen niet mogelijk
Praktische informatie
Page 295 of 566

293
3008-2_nl_Chap07_infos-pratiques_ed01-2016
Allesdragers monteren
Bevestigen op het dakMax. toegestane daklast op allesdrager,
bij een maximale laadhoogte van 40 cm
(m.u.v. fietsendrager): 80 kg.
Neem voor meer informatie contact
op met het P
e
ugeot -netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats.
Pas bij een belading hoger dan 40 cm
uw snelheid aan de rijomstandigheden
aan om schade aan de allesdragers en
de bevestigingspunten op de auto te
voorkomen.
Raadpleeg de wetgeving van uw land
met betrekking tot het vervoeren van
voor werpen die langer zijn dan de auto.
Aanbevelingen- Zorg voor een gelijkmatige verdeling en voorkom overbelasting
aan één kant.
-
P
laats de zwaarste lading zo dicht
mogelijk bij het dak.
-
S
jor de lading goed vast.
-
R
ijd behoedzaam: wees bedacht
op een grotere zijwindgevoeligheid.
Bovendien kan de stabiliteit van
de auto door de belading worden
beïnvloed.
-
C
ontroleer bij lange reizen bij elke
stop of de lading nog goed vastzit.
-
V
er wijder de allesdragers zodra
deze niet meer nodig zijn.
ui
t veiligheidsoverwegingen en om te
voorkomen dat het dak van uw auto
beschadigd raakt, is het raadzaam
uitsluitend voor uw auto goedgekeurde
allesdragers te gebruiken.
Houd u aan de montagevoorschriften
en de gebruiksvoor waarden die zijn
vermeld in de handleiding die met de
allesdragers is meegeleverd.
Bevestig de allesdragers uitsluitend op de vier
verankeringspunten op het dakframe. Deze
punten zijn niet zichtbaar als de portieren zijn
gesloten.
De bevestigingen van de allesdragers zijn
voorzien van een tapeind dat in de opening van
het verankeringspunt moet worden gestoken.
Bevestigen op de dakrails
u moet de allesdragers bevestigen ter hoogte
v an de merktekens op de dakrails.
7
Praktische informatie
Page 296 of 566

294
3008-2_nl_Chap07_infos-pratiques_ed01-2016
Motorkap
F trek de hendel aan de onderzijde van het portierkader naar u toe.
Openen
F open het linker voorportier. F
D
uw de hendel omhoog en til de motorkap
op.
Sluiten
Schakel het Stop&Start-systeem
altijd uit als u handelingen onder de
motorkap wilt uitvoeren, om letsel
door het automatisch activeren van de
S
tA
R
t-
stand te voorkomen. Wees bij warme motor voorzichtig met het
bedienen van de veiligheidshaak en de
motorkapsteun (kans op brandwonden).
ge
bruik de beschermde zone.
Zorg ervoor dat u bij geopende motorkap
niet tegen de hendel aan stoot.
In verband met de aanwezigheid van
elektrische uitrustingen in de motorruimte
wordt geadviseerd om blootstelling aan
water (regen, wassen, ...) te beperken.
F
N
eem de motorkapsteun uit de houder
en bevestig deze in de uitsparing om de
motorkap geopend te houden. F
H
aal de motorkapsteun uit de uitsparing.
F
Be
vestig de motorkapsteun in de houder.
F
L
aat de motorkap voorzichtig zakken en
laat deze aan het einde van de slag in het
slot vallen.
F
t
r
ek aan de motorkap om te controleren of
deze goed vergrendeld is.
Door de plaats van de hendel kan de
motorkap niet worden geopend zolang
het linker voorportier is gesloten.
op
en de motorkap niet als het hard
waait.
De koelventilator kan ook nog gaan
draaien nadat de motor is afgezet:
houd daarom voor werpen en kleding
uit de buur t van de ventilator.
Praktische informatie
Page 297 of 566

295
3008-2_nl_Chap07_infos-pratiques_ed01-2016
Benzinemotoren
1. Reservoir ruitensproeiervloeistof.
2. Reservoir koelvloeistof.
3.
R
eservoir remvloeistof.
4.
A
ccu/zekeringen.
5.
A
fzonderlijk massapunt (-).
6.
Zekeringkast.
7.
Luchtfilter.
8.
ol
iepeilstok.
9.
M
otorolie (bij)vullen.
7
Praktische informatie
Page 298 of 566

296
3008-2_nl_Chap07_infos-pratiques_ed01-2016
Dieselmotoren
1. Reservoir ruitensproeiervloeistof.
2. Reservoir koelvloeistof.
3.
R
eservoir remvloeistof.
4.
A
ccu/zekeringen.
5.
A
fzonderlijk massapunt (-).
6.
Zekeringkast.
7.
Luchtfilter.
8.
ol
iepeilstok.
9.
M
otorolie (bij)vullen.
Het brandstofcircuit staat onder zeer
hoge druk.
Werkzaamheden aan dit circuit mogen
uitsluitend worden uitgevoerd door
het P
e
ugeot
-
netwerk of door een
gekwalificeerde werkplaats.
Praktische informatie
Page 299 of 566

297
3008-2_nl_Chap07_infos-pratiques_ed01-2016
Niveaus controleren
Het motorolieniveau kan bij aangezet
contact worden gecontroleerd
via de motorolieniveaumeter op
het instrumentenpaneel (volgens
uitvoering) of met de oliepeilstok.
Motorolieniveau
Controle met de oliepeilstok
Controleer deze niveaus regelmatig en respecteer de voorwaarden zoals vermeld in het onderhoudsschema van de fabrikant. Vul indien nodig bij, tenzij anders aangegeven.
Laat in het geval van een sterk gedaald niveau het desbetreffende circuit controleren door het Peugeot- netwerk of door een gekwalificeerde werkplaats.
Het is normaal dat u tussen twee
onderhoudsbeurten door olie moet bijvullen.
P
e
ugeot adviseert u om elke 5000 km het
olieniveau te controleren en, indien nodig, olie
bij te vullen. A
= MA XI
B = MINIAls u ziet dat het oliepeil boven het
merkteken
A of onder het merkteken B ligt,
star t de motor dan niet .
-
A
ls het oliepeil boven het merkteken MAXI
ligt (kans op motorschade), neem dan
contact op met het P
e
ugeot
-
netwerk of
met een gekwalificeerde werkplaats.
-
A
ls het oliepeil lager is dan het
merkteken
MINI
, vul dan altijd motorolie bij.
Eigenschappen van de olie
Controleer voordat u olie bijvult of ververst of
de motorolie die u wilt gebruiken overeenkomt
met de door de fabrikant aanbevolen motorolie
voor uw auto en motoruitvoering.
Let bij werkzaamheden onder de
motorkap goed op, want bepaalde
delen van de motor kunnen zeer heet
zijn (kans op brandwonden) en de
motorventilateur kan ieder moment
aanslaan (zelfs bij afgezet contact).
De controle van het motorolieniveau is
alleen betrouwbaar als de auto op een
horizontale ondergrond staat en de motor
ten minste 30 minuten niet heeft gedraaid.
De plaats van de oliepeilstok is aangegeven
op de desbetreffende afbeelding van de
motorruimte.
F
t
r
ek aan het gekleurde uiteinde om de
oliepeilstok volledig uit de schacht te
trekken.
F
V
eeg de peilstok af met een schone, niet
pluizende doek.
F
S
teek de oliepeilstok weer volledig in de
schacht en trek hem er weer uit om het
oliepeil te controleren: het oliepeil is correct
als het tussen de merktekens A en B ligt.
7
Praktische informatie
Page 300 of 566

298
3008-2_nl_Chap07_infos-pratiques_ed01-2016
Motorolie bijvullen
De plaats van de vulopening voor de motorolie
is aangegeven op de desbetreffende
afbeelding van de motorruimte.
F
D
raai de dop van de vulopening.
F
g
i
et de olie voorzichtig in de opening om
morsen op motoronderdelen te voorkomen
(dit kan brand veroorzaken).
F
W
acht enkele minuten en controleer
vervolgens nogmaals het oliepeil met de
peilstok.
F
V
ul indien nodig nog olie bij.
F
D
raai nadat u het oliepeil nogmaals hebt
gecontroleerd de dop zorgvuldig op de
vulopening en steek de peilstok weer in de
schacht.
Na het bijvullen zal de olieniveaumeter
op het dashboard bij het aanzetten van
het contact na 30 minuten de juiste
waarde aangeven.
Olie ver versen
Raadpleeg het onderhoudsschema van de
fabrikant voor het verversingsinterval voor uw
auto.
Maak om een verminderde betrouwbaarheid
van de motor en de emissieregeling te
voorkomen nooit gebruik van additieven in de
motorolie.
Remvloeistofniveau
Remvloeistof ver versen
Raadpleeg het onderhoudsschema van
de fabrikant voor het voorgeschreven
verversingsinterval.
Type remvloeistof
gebruik de door de fabrikant voorgeschreven
remvloeistof.
Het remvloeistofniveau dient zich zo dicht
mogelijk bij het merkteken "MA XI" te
bevinden. Controleer indien dit niet het geval is
of de remblokken van uw auto zijn versleten.
Praktische informatie