PEUGEOT 308 2022 Instructieboekje (in Dutch)
Manufacturer: PEUGEOT, Model Year: 2022, Model line: 308, Model: PEUGEOT 308 2022Pages: 260, PDF Size: 8 MB
Page 171 of 260

169
Praktische informatie
7Overschrijd nooit het maximaal toelaatbare
treingewicht van de auto.
Neem altijd de maximaal toegestane
belasting op de trekhaak in acht; als deze
belasting wordt overschreden, kan de
trekhaak losraken van de auto - kans op een
ongeval!
Controleer voordat u gaat rijden de
afstelling van de koplampen en controleer
of de verlichting van de aanhanger correct
functioneert.
Zie het desbetreffende hoofdstuk voor meer
informatie over de hoogteverstelling van de
koplampen.
Na het gebruik
Wanneer u zonder aanhanger of
bagageplateau rijdt, verwijder dan de
trekhaakkogel en plaats de beschermdop op
de steun, zodat de kentekenplaat en/of de
verlichting goed zichtbaar zijn.
Monteren van de kogel
► Verwijder onder de achterbumper de
beschermdop ( 2) van de steun (1).
►
Steek het uiteinde van de trekhaakkogel ( 5
)
in de steun (1) en beweeg deze omhoog; de
kogel wordt automatisch vergrendeld.
► De draaiknop ( 6 ) draait een kwart slag
linksom; houd uw handen uit de buurt van de
knop!
► Controleer of het mechanisme correct is
vergrendeld en het groene merkteken van de
draaiknop samenvalt met het witte merkteken
van de trekhaakkogel (stand A
).
►
V
ergrendel het slot ( 7) met de sleutel.
►
V
erwijder de sleutel. De sleutel kan niet
worden verwijderd als het slot is ontgrendeld.
►
Beweeg het kapje omlaag om het slot te
beschermen.
Page 172 of 260

170
Praktische informatie
► Verwijder de beschermkap van de
trekhaakkogel.
►
Maak de aanhanger vast aan de
trekhaakkogel.
►
Maak de kabel van de aanhanger vast aan
het veiligheidsoog ( 4
) van de steun.
►
Steek de stekker van de aanhanger in
de aansluiting en draai de stekker een kwart
omwenteling om hem op de aansluiting ( 3
) van
de steun aan te sluiten.
Verwijderen van de kogel
► Pak de stekker van de aanhanger , draai hem
een kwart slag en trek hem uit de aansluiting ( 3)
van de steun.
►
Maak de veiligheidskabel van de aanhanger
los uit het veiligheidsoog ( 4
) van de steun.
►
Maak de aanhanger los van de
trekhaakkogel.
►
Plaats de beschermkap terug over de
trekhaakkogel.
► Til het kapje op voor toegang tot het slot.
► Steek de sleutel in het slot ( 7
).
►
Ontgrendel het slot met de sleutel. ►
Houd de trekhaakkogel (
5
) stevig met één
hand vast; trek met uw andere hand aan de
draaiknop ( 6) en draai hem zo ver mogelijk
rechtsom; laat de draaiknop niet los.
► Verwijder de kogel via de basis van de steun
(1).
►
Laat de draaiknop los; deze wordt
automatisch in de ontgrendelde stand
vergrendeld: het rode merkteken van de
draaiknop valt samen met het witte merkteken
van de kogel (stand B
).
Page 173 of 260

171
Praktische informatie
7
► Plaats de beschermdop (2 ) terug op de steun
(1).
►
Berg de kogel zorgvuldig op in de hoes,
zodat de kogel geen beschadigingen kan
oplopen en niet vuil kan worden.
Onderhoud
De correcte werking van het systeem is alleen
gegarandeerd als de kogel en de steun schoon
blijven.
Voordat de auto met een hogedrukreiniger
wordt schoongemaakt, moet de kogel worden
verwijderd en moet de beschermdop op de steun
zijn aangebracht.
Werkzaamheden aan de trekhaak
Neem contact op met een PEUGEOT-
dealer of een gekwalificeerde werkplaats.
Dakdragers
Uit veiligheidsoverwegingen en om te
voorkomen dat het dak van uw auto
beschadigd raakt, is het raadzaam om
uitsluitend voor uw auto goedgekeurde
dakdragers te gebruiken.
Houd u aan de montagevoorschriften en de
gebruiksvoorwaarden die staan vermeld in
de handleiding die bij de dakdragers wordt
meegeleverd.
Maximale belasting op de dakdragers, bij
een maximale laadhoogte van 40 cm
(behalve fietsendrager): 80
kg.
Deze waarde kan veranderen; controleer
de maximaal toegestane belasting in de
handleiding van de dakdragers.
Pas de rijsnelheid bij een belading hoger
dan 40 cm aan de rijomstandigheden
aan om schade aan de dakdragers en
de bevestigingsspunten op het dak te
voorkomen.
Raadpleeg de landelijke wetgeving met
betrekking tot het vervoeren van voorwerpen
die langer zijn dan de auto.
Directe montage op het dak
Bevestig de dakdragers uitsluitend op de vier
verankeringspunten in het dakframe. Als de
portieren zijn gesloten, zijn deze punten niet
zichtbaar.
De bevestigingen van de dakdragers hebben
een tapeind dat in de opening van elk
bevestigingspunt moet worden gestoken.
Bevestigen op de dakrails
(SW)
U moet de dakdragers bevestigen ter hoogte van
de merktekens op de dakrails.
Page 174 of 260

172
Praktische informatie
Voorschriften
Verdeel de lading gelijkmatig om te
voorkomen dat een van de zijden wordt
overbelast.
Plaats de zwaarste lading zo dicht mogelijk
bij het dak.
Zet de lading goed vast.
Rijd voorzichtig: de auto reageert sneller op
zijwind en de stabiliteit van de auto kan door
de belading worden beïnvloed.
Controleer regelmatig of de dakdragers goed
zijn geplaatst en bevestigd, in ieder geval
voor elke rit.
Verwijder de dakdragers zodra deze niet
meer nodig zijn.
Schuif-/kanteldak
Open het schuif-/kanteldak niet bij
gebruik van de dakdragers - Kans op ernstige
schade!
Sneeuwschermen
(Afhankelijk van het land waarin de auto wordt
verkocht)
Alleen beschikbaar voor voertuigen met
dieselmotor.
Deze afneembare voorziening voorkomt
opeenhoping van sneeuw rond de koelventilator
van de radiateur.
Het bestaat uit twee delen voor het bovenste
gedeelte van de grille, een middelste deel en
twee andere delen voor het onderste gedeelte.
Bij problemen met monteren/
verwijderen
Neem contact op met een PEUGEOT-dealer
of een gekwalificeerde werkplaats.
Controleer voordat u begint of de motor
is uitgeschakeld en de koelventilator is
gestopt.
Het is belangrijk dat u ze verwijdert bij:
– een buitentemperatuur hoger dan 10
°C.
–
het trekken van een aanhanger
.
–
een snelheid hoger dan 120
km/h.
Eerste installatie
Het type grille is afhankelijk van de uitvoering
van de auto. De onderste schermen zijn geschikt voor alle
uitvoeringen.
De bovenste en middelste schermen kunnen
worden aangepast op basis van de uitvoering
van de auto.
Het is noodzakelijk om de bevestigingen te
verwijderen:
–
Gemarkeerd met
2 voor alle uitvoeringen,
behalve GT.
–
Gemarkeerd met
1 voor alle GT-uitvoeringen.
►
Gebruik een stanleymes om de bijbehorende
bevestigingen te verwijderen en volg daarbij de
groef op de binnenkant van het scherm.
Page 175 of 260

173
Praktische informatie
7Bevestigen
Onderste / bovenste schermen
► Plaats een van de onderste schermen aan de
betreffende zijde van de grille in de onderbumper
en lijn het uit rond de kentekenplaathouder
.
►
Steek de bevestigingslipjes in de bumper
totdat ze allemaal goed zijn bevestigd.
►
Controleer of het geheel goed is bevestigd
door op de hoeken ervan te drukken.
Herhaal de stappen voor het andere onderste
scherm en daarna voor de bovenste schermen
in de grille van de bovenbumper
, door ze uit te
lijnen met de bovenkant van de grille.
Middelste scherm
► Plaats het middelste scherm onder het
merkembleem.
►
Steek de bevestigingslipjes in de bumper
totdat ze allemaal goed zijn bevestigd.
►
Controleer of het geheel goed is bevestigd
door op de hoeken ervan te drukken.
Verwijderen
Onderste scherm
► Steek een vinger in de buitenste hoek
onderaan van het onderste scherm.
►
T
rek de eenheid naar u toe om deze los te
maken.
Bovenste scherm
► Druk op de bovenste bevestigingsnokken om
ze los te maken van het scherm.
►
Kantel het bovenste scherm voorzichtig
omlaag.
►
T
rek de eenheid naar u toe om deze los te
maken.
Voor het middelste scherm
► Druk op de bovenste bevestigingsnokken om
ze los te maken van de grille.
►
T
rek de eenheid naar u toe om deze los te
maken.
Sneeuwkettingen
Onder winterse omstandigheden verbeteren
sneeuwkettingen de tractie en het remgedrag
van de auto.
Uitsluitend de voorwielen mogen van
sneeuwkettingen worden voorzien. Een
noodreservewiel mag niet worden voorzien
van een sneeuwketting.
Neem de geldende wetgeving in uw land
in acht met betrekking tot het gebruik van
sneeuwkettingen en de maximaal toegestane
snelheid.
Gebruik alleen kettingen die speciaal zijn
bedoeld voor het type velg dat op uw auto is
gemonteerd:
Maat van de af fabriek
gemonteerde banden Maximale afmeting
van de schakels
205/55 R16 9 mm
205/60 R16 9 mm
215/50 R17 9 mm
Page 176 of 260

174
Praktische informatie
Maat van de af fabriek
gemonteerde banden Maximale afmeting
van de schakels
225/45 R17 9 mm
225/40 R18 Polaire PSGB 60
Neem voor meer informatie contact op met
een PEUGEOT-dealer of een gekwalificeerde
werkplaats.
Montagetips
► Als u onderweg sneeuwkettingen moet
monteren, zet de auto dan langs de kant van de
weg op een vlakke ondergrond stil.
►
T
rek de parkeerrem aan en plaats eventueel
wielblokken voor of achter de wielen om te
voorkomen dat de auto wegglijdt.
►
Monteer de sneeuwkettingen en volg daarbij
de aanwijzingen van de fabrikant.
►
Rijd voorzichtig weg en blijf kort met een
snelheid van maximaal 50
km/h rijden.
►
Zet de auto stil en controleer of de
sneeuwkettingen goed zijn gespannen.
We raden u aan om het monteren van
sneeuwkettingen altijd op een vlakke,
droge ondergrond te oefenen voordat u op
reis gaat.
Rijd niet met de sneeuwkettingen op
wegen zonder sneeuw, omdat de banden
van de auto en het wegdek dan beschadigd
raken. Als de auto lichtmetalen velgen heeft,
controleer dan of geen enkel deel van de
kettingen of bevestigen de velg raakt.
Eco-mode
Dit systeem regelt de maximale gebruiksduur
van bepaalde functies bij afgezet contact om te
voorkomen dat de accu ontladen raakt.
Na het afzetten van de motor kunt u een aantal
functies, zoals het audio- en telematicasysteem,
de ruitenwissers, het dimlicht en de
interieurverlichting, nog ongeveer 40 minuten
gebruiken.
Activering van de modus
Er wordt een melding weergegeven als de eco-
mode wordt geactiveerd: de actieve functies
worden in stand-by gezet.
Als u op dat moment aan het telefoneren bent, kunt u het gesprek nog ongeveer
10 minuten via het handsfree systeem van
het audiosysteem voortzetten.
Afsluiten van de eco-mode
De door de eco-mode uitgeschakelde functies
worden automatisch weer ingeschakeld als de
motor wordt gestart.
Als u de functies direct weer wilt gebruiken, start
dan de motor en laat deze draaien:
– Minder dan 10 minuten om de functies
ongeveer 5 minuten te kunnen gebruiken.
–
Meer dan 10 minuten om de functies ongeveer
30 minuten te kunnen gebruiken.
Laat de motor de aangegeven tijd draaien om
er zeker van te zijn dat de accu voldoende is
opgeladen.
V
ermijd het herhaaldelijk of continu starten van
de motor om de accu bij te laden.
Als de accu leeg is, kan de motor niet gestart worden.
Zie het betreffende hoofdstuk voor meer
informatie over de 12V-accu.
Spaarfase
Dit systeem regelt het gebruik van bepaalde
functies van de auto afhankelijk van de
laadtoestand van de accu.
Tijdens het rijden kunnen enkele functies, zoals
de airconditioning en achterruitverwarming,
tijdelijk worden uitgeschakeld in verband met de
laadtoestand van de accu.
Deze functies worden automatisch weer
ingeschakeld zodra de laadtoestand van de accu
dit toelaat.
Page 177 of 260

175
Praktische informatie
7Motorkap
Stop & Start
Voordat u werkzaamheden onder de
motorkap uitvoert, moet u het contact afzetten
om te voorkomen dat de motor automatisch
weer wordt gestart.
Wees voorzichtig met voorwerpen of kleding
die in de bladen van de koelventilator of in
bepaalde bewegende componenten kunnen
komen - kans op verstikking en ernstig letsel!
Plug-in hybrides
Voordat er werkzaamheden onder de
motorkap worden uitgevoerd, moet u eerst
het contact uitzetten en de laadstekker eruit
trekken als deze is aangesloten. Verder moet
u controleren of het controlelampje READY
op het instrumentenpaneel niet brandt en
moet u 4 minuten wachten – kans op ernstig
letsel!
Door de plaats van de hendel kan de
motorkap niet worden geopend zolang
het voorportier links is gesloten.
Wees bij warme motor voorzichtig met
het bedienen van de veiligheidshaak en
de motorkapsteun (kans op brandwonden).
Gebruik de beschermde zone.
Zorg ervoor dat u bij geopende motorkap niet
tegen de hendel aan stoot.
Open de motorkap niet als het hard waait.
Koelen van de motor als deze wordt
afgezet
De koelventilator van de motor kan starten
nadat de motor is afgezet.
Wees voorzichtig met voorwerpen
of kleding die in de propeller van de
ventilator kunnen komen!
Openen
► Open het linker voorportier .
► T rek de binnenhendel aan de onderzijde van
de portiersponning naar u toe.
► Duw de externe veiligheidsvergrendeling
omhoog en breng de motorkap omhoog.
►
Neem de motorkapsteun uit de houder en
bevestig deze in de uitsparing om de motorkap
geopend te houden.
Sluiten
► Laat de motorkap voorzichtig zakken en laat
deze aan het einde van de slag in het slot vallen.
►
Controleer of hij vergrendeld is.
In verband met de aanwezigheid van
elektrische componenten onder de
motorkap, wordt geadviseerd om blootstelling
aan water (regen, wassen,enz.) te beperken.
Page 178 of 260

176
Praktische informatie
Onder de motorkap
De afgebeelde motor dient slechts als voorbeeld.
De plaats van de volgende componenten kan
verschillen:
–
Luchtfilter
.
–
Oliepeilstok.
–
Olievuldop.
Benzinemotor
Dieselmotor
1. Reservoir ruitensproeiervloeistof
2. Reservoir motorkoelvloeistof
3. Reservoir remvloeistof
4. Accu / zekeringen
5. Afzonderlijk massapunt (-)
6.Zekeringkast
7. Luchtfilter
8. Olievuldop
9. Oliepeilstok
Dieselbrandstofsysteem
Dit systeem staat onder zeer hoge druk.
Laat alle werkzaamheden alleen door een
PEUGEOT-dealer of een gekwalificeerde
werkplaats uitvoeren
Niveaus controleren
Controleer regelmatig alle navolgende niveaus
conform het onderhoudsschema van de
fabrikant. Vul indien nodig bij, tenzij anders
aangegeven.
Laat in het geval van een sterk gedaald niveau
het desbetreffende circuit controleren door het
PEUGEOT-netwerk of een gekwalificeerde
werkplaats.
Gebruik de door de fabrikant voor uw
auto en motoruitvoering aanbevolen
vloeistof.
Let bij werkzaamheden onder de
motorkap goed op, want bepaalde delen
van de motor kunnen zeer heet zijn (kans op
brandwonden) en de koelventilator kan ieder
moment aanslaan (zelfs bij afgezet contact).
Afgewerkte producten
Vermijd langdurig huidcontact met
afgewerkte olie en andere vloeistoffen.
De meeste van deze vloeistoffen zijn bijtend
en schadelijk voor de gezondheid.
Gooi afgewerkte olie en andere
vloeistoffen niet in het riool, in het water
of op de grond.
Deponeer afgewerkte olie in de daarvoor
bestemde containers bij het PEUGEOT-
netwerk of een gekwalificeerde werkplaats.
Motorolie
Het peil moet worden gecontroleerd nadat
de motor minimaal 30 minuten
uitgeschakeld is geweest en op een vlakke
ondergrond staat. Controleer het peil met de
oliepeilindicator op het instrumentenpaneel
terwijl het contact is ingeschakeld (bij auto's met
elektrische meter) of met de peilstok.
Het is normaal dat u tussen twee
onderhoudsbeurten door olie moet bijvullen. Er
wordt geadviseerd om het oliepeil elke 5000 km
te controleren en, waar nodig, olie bij te vullen.
Gebruik nooit additieven in de motorolie
om te voorkomen dat de motor en
emissieregeling minder betrouwbaar werken.
Page 179 of 260

177
Praktische informatie
7Controle met de oliepeilstok
Zie de afbeelding van onder de motorkap voor
de locatie van de peilstok.
►
T
rek de oliepeilstok aan het gekleurde
uiteinde helemaal naar buiten.
►
V
eeg het uiteinde van de peilstok af met een
schone, niet-pluizende doek.
► Steek de oliepeilstok weer volledig in de
buis en trek hem er weer uit om het oliepeil te
controleren: het oliepeil is juist als het tussen de
merktekens
A (max) en B (min) ligt.
Start de motor niet wanneer het peil staat:
–
boven markering A
; neem contact op met
een PEUGEOT-dealer of een gekwalificeerde
werkplaats.
–
onder markering B
; vul onmiddellijk motorolie
bij.
Eigenschappen van de olie
Wanneer u motorolie bijvult of ververst,
controleer dan of de olie geschikt is voor de
motor en voldoet aan de aanbevelingen in
het onderhoudsschema dat bij de auto is
geleverd (of verkrijgbaar is bij uw PEUGEOT-
dealer en bij gekwalificeerde werkplaatsen).
Wanneer er niet-aanbevolen olie wordt
gebruikt, kan de garantie bij een defecte
motor vervallen.
Motorolie bijvullen
Zie de betreffende afbeelding van de
motorruimte voor de locatie van de
motorolievuldop.
►
Giet de olie voorzichtig in de opening om
morsen op motoronderdelen te voorkomen (dit
kan brand veroorzaken).
►
W
acht enkele minuten en controleer
vervolgens nogmaals het oliepeil met de
peilstok.
►
V
ul indien nodig bij.
►
Draai, nadat u het oliepeil nogmaals hebt
gecontroleerd, de motorolievuldop zorgvuldig op
de vulopening en steek de peilstok weer in de
schacht.
De indicatie van het oliepeil dat op het
instrumentenpaneel wordt weergegeven
wanneer het contact wordt aangezet, is de
eerste 30 minuten na het bijvullen van olie
niet geldig.
Remvloeistofniveau
Het niveau van deze vloeistof dient zich
zo dicht mogelijk bij het merkteken " MAX"
te bevinden. Wanneer dit niet het geval is,
controleer of de remblokken van uw auto zijn
versleten.
Zie het onderhoudsschema van de fabrikant om
vast te stellen hoe vaak de remvloeistof moet
worden ververst.
Reinig de dop voordat u deze verwijdert
om bij te vullen. Gebruik alleen
DOT4-remvloeistof die in een ongeopende
verpakking zit.
Koelvloeistof
Het is normaal dat tussen twee
onderhoudsbeurten door koelvloeistof
moet worden bijgevuld.
De motor moet koud zijn als u het peil controleert
en koelvloeistof bijvult.
Bij te weinig koelvloeistof kan er grote schade
aan de motor ontstaan, dus zorgt dat het peil bij
de markering " MAX" staat, maar nooit erboven.
Als het peil zich dicht bij of onder de markering
"MIN" bevindt, moet u koelvloeistof bijvullen.
Als de motor warm is, wordt de temperatuur van
de koelvloeistof geregeld door de koelventilator.
Het koelsysteem staat onder druk. Wacht
daarom na het afzetten van de motor ten minste
één uur voordat u er werkzaamheden aan
uitvoert.
Wanneer u met spoed moet bijvullen, neem dan
om brandwonden te voorkomen een doek en
draai de dop twee slagen los om de druk te laten
dalen.
Als de druk is gedaald, verwijder de dop en vul
bij tot het vereiste peil.
Page 180 of 260

178
Praktische informatie
Ruitensproeiervloeistof
Vul het reservoir bij wanneer dit nodig is.
Type vloeistof
De vloeistof moet worden bijgevuld met een
kant-en-klaar mengsel.
In de winter (bij temperaturen onder nul)
moet er een vloeistof met antivries (geschikt
voor de temperatuur) worden gebruikt om de
componenten van het systeem (pomp, tank,
kanalen, verstuivers) te beschermen.
Vul het reservoir nooit bij met kraanwater
(kans op bevriezing, kalkafzetting enz.).
Dieselbrandstofadditief
(dieseluitvoering met
roetfilter)
Wanneer het minimumpeil in het
additiefreservoir van het roetfilter is
bereikt, gaat dit waarschuwingslampje
permanent branden, in combinatie met een
geluidssignaal en een waarschuwingsmelding.
Bijvullen
Dit additief moet snel worden bijgevuld.
Ga naar een PEUGEOT-dealer of een
gekwalificeerde werkplaats.
AdBlue® (BlueHDi)
Er verschijnt een waarschuwing zodra het
reserveniveau is bereikt.
Zie het betreffende hoofdstuk voor meer
informatie over de indicatoren en met name de
indicatoren voor de AdBlue-actieradius.
Vul het AdBlue-reservoir bij om te voorkomen dat
de motor om wettelijke redenen niet meer kan
worden gestart.
Zie het betreffende hoofdstuk voor meer
informatie over AdBlue
® (BlueHDi) en met
name de toevoer van AdBlue.
Controles
Zie, tenzij anders aangegeven, het
onderhoudsschema van de fabrikant dat
betrekking heeft op de motoruitvoering van
uw auto voor het controleren van bepaalde
onderdelen.
Laat de controles eventueel uitvoeren door
een PEUGEOT-dealer of een gekwalificeerde
werkplaats.
Gebruik uitsluitend door PEUGEOT
aanbevolen producten of gelijkwaardige
kwaliteitsproducten.
Voor een optimale werking van belangrijke
onderdelen zoals het remsysteem selecteert
en biedt PEUGEOT specifieke producten aan.
12V-accu
De accu is onderhoudsvrij.
Controleer wel regelmatig of de
accupoolklemmen goed vastzitten (bij
uitvoeringen zonder snelsluiting voor de
accupoolklemmen) en of de aansluitingen
schoon zijn.
Zie het betreffende hoofdstuk voor meer
informatie en de te nemen
voorzorgsmaatregelen voordat u
werkzaamheden aan de 12V-accu uitvoert.
Uitvoeringen met het Stop & Start-
systeem zijn voorzien van een speciale
12
V-loodaccu.
Deze accu mag uitsluitend worden vervangen
door het PEUGEOT-netwerk of door een
gekwalificeerde werkplaats.
Interieurfilter
Als de omgeving en het gebruik (veel stof, veel stadsverkeer...) daartoe aanleiding
geven, moet het twee keer zo vaak worden
vervangen.
Een verstopt interieurfilter kan de
prestaties van de airconditioning
verstoren en onaangename geuren
veroorzaken.