PEUGEOT 308 2022 Instructieboekje (in Dutch)
Manufacturer: PEUGEOT, Model Year: 2022, Model line: 308, Model: PEUGEOT 308 2022Pages: 260, PDF Size: 8 MB
Page 141 of 260

139
Rijden
6WeergaveAanwijzingen
(groen) / (onderbroken groen)/(groen) Wisselen van rijstrook wordt uitgevoerd.
(groen) / (ononderbroken oranje)/(groen) Verzoek om van rijstrook te wisselen is geweigerd.
(oranje)
" Wisselen van rijstrook onderbroken: blijf
op de rijstrook"
Rem, accelereer of gebruik het stuurwiel, afhankelijk
van de omstandigheden.
(blauw) "Van rijstrook wisselen geannuleerd"
Lane Positioning Assist en Adaptieve
snelheidsregelaar blijven actief.
(rood) " Neem controle over de auto over"
Het systeem kan in de huidige rijsituatie niet worden
gebruikt.
Werkingslimieten
In de volgende situaties werkt het systeem mogelijk
niet: –
W
anneer de bestuurder dikke handschoenen
draagt.
–
Bij slecht zicht (onvoldoende verlicht wegdek,
sneeuw, regen, mist).
–
Bij verblinding (verlichting van een tegenligger
,
laagstaande zon, spiegeling op een nat wegdek,
uitrijden van een tunnel, afwisseling van schaduw
en licht).
–
W
anneer het gedeelte van de voorruit vóór de
camera vuil, beslagen, bevroren, bedekt door
sneeuw, beschadigd of bedekt door een sticker is.
–
W
anneer wegmarkeringen zijn beschadigd,
deels niet zichtbaar zijn door sneeuw of modder, of
bij meerdere wegmarkeringen (weggedeelte met
werkzaamheden, wegdekovergangen).
– Bij het rijden in een scherpe bocht.
– Bij het rijden op bochtige wegen.
–
Bij werkzaamheden aan de weg.
Het systeem mag in de volgende situaties niet worden gebruikt:
–
W
anneer een wiel wordt vervangen, of
wanneer er werkzaamheden in de buurt van een
wiel worden uitgevoerd.
–
W
anneer de auto wordt gebruikt om
een aanhanger te trekken, of wanneer een
fietsendrager op een trekhaak is gemonteerd,
vooral wanneer de aanhanger niet is aangesloten
op de trekhaakaansluiting of de trekhaak niet is
goedgekeurd.
–
Bij slechte weersomstandigheden.
–
Op wegen met weinig grip (risico op
aquaplaning, sneeuw, gladheid).
–
Bij wegwerkzaamheden en bij tolpoorten.
–
Bij rijden op een circuit.
–
Op een testbank.
Page 142 of 260

140
Rijden
Als het systeem vaststelt dat de bestuurder het stuurwiel niet stevig genoeg vast houdt,
dan geeft het systeem een aantal
waarschuwingen die steeds dringender worden.
Als de bestuurder niet reageert, wordt het
systeem uitgeschakeld.
Storing
Bij een storing gaat dit waarschuwingslampje op het instrumentenpaneel branden, in
combinatie met een melding en een geluidssignaal.
Laat het systeem door een PEUGEOT-dealer of
door een gekwalificeerde werkplaats controleren.
Active Safety Brake met Collision Risk
Alert en Intelligente
noodremassistentie
Raadpleeg de algemene adviezen over
het gebruik van de rij- en
parkeerhulpsystemen voor meer informatie.
Dit systeem:
– W aarschuwt de bestuurder wanneer er een risico
bestaat op een aanrijding met de voorligger, een
voetganger of, afhankelijk van de uitvoering, een
fietser.
–
V
ermindert de snelheid van de auto om een
aanrijding te voorkomen of de ernst van de
aanrijding te beperken.
De snelheid wordt verlaagd met maximaal 25 km/h bij uitvoeringen met alleen camera
of met maximaal 50
km/h bij uitvoeringen met
camera en radar.
Het systeem houdt tevens rekening met motorfietsen en dieren, maar dieren kleiner
dan 0,5
m en voorwerpen op de weg worden niet
altijd gedetecteerd.
Dit systeem heeft drie functies:
–
Collision
Risk Alert.
–
Intelligente noodremassistentie (iEBA).
–
Active Safety Brake (automatisch
noodremsysteem).
De auto is voorzien van een multifunctionele
camera bovenaan de voorruit en, afhankelijk van de
uitvoering, een radar in de voorbumper.
Ondanks de aanwezigheid van dit systeem moet de bestuurder altijd goed opletten.
Dit systeem is ontwikkeld om de bestuurder te
ondersteunen en de veiligheid te verbeteren.
Het is de verantwoordelijkheid van de bestuurder
om de verkeersomstandigheden continu in de
gaten te houden, in overeenstemming met de
geldende rijvoorschriften.
Zodra het systeem een mogelijk obstakel detecteert, wordt het remcircuit voorbereid
op een automatische remactie. Er kan dan een
zwak geluid hoorbaar zijn en mogelijk lijkt de auto
wat af te remmen.
Uitschakelen/Inschakelen
Standaard wordt het systeem automatisch
ingeschakeld als de motor wordt gestart.
Dit kan worden ingesteld in de app ADAS van het touchscreen.
Het uitschakelen van het systeem wordt aangegeven door het branden van dit
waarschuwingslampje in combinatie met de
weergave van een melding.
Werkingsvoorwaarden en
-beperkingen
Auto rijdt vooruit.
ESP in werkende staat.
ASR-systeem ingeschakeld.
Veiligheidsgordels bevestigd voor alle passagiers.
Page 143 of 260

141
Rijden
6Gestabiliseerde snelheid op wegen met weinig
bochten.
In de volgende gevallen is het raadzaam om het
systeem uit te schakelen via het configuratiemenu
voor de rijhulpsystemen van de auto:
–
Bij lange voorwerpen op dakdragers.
–
V
oordat de auto met draaiende motor in een
automatische wasstraat wordt gewassen.
–
W
anneer u een wiel verwisselt, in de buurt van
een wiel werkt of in de motorruimte werkt.
–
V
oordat de auto op een rollenbank in een
werkplaats wordt getest.
–
Als de auto met draaiende motor wordt gesleept.
–
Na een klap op de voorruit ter hoogte van de
detectiecamera.
Het systeem wordt automatisch uitgeschakeld als het gebruik van het
noodreservewiel (kleine diameter) wordt
gedetecteerd, als een storing van de
rempedaalschakelaar wordt gedetecteerd of als
wordt gedetecteerd dat minimaal twee remlichten
defect zijn.
Het kan gevaarlijk zijn om door te rijden als de remlichten niet goed werken.
De bestuurder mag de auto niet te zwaar belasten (binnen de limieten van het
maximaal toegestane combinatiegewicht en
hoogtelimieten voor belasting voor de dakrails).
Het kan gebeuren dat waarschuwingen niet, te laat of op het verkeerde moment worden
gegeven.
Daarom moet u altijd de controle over de auto
behouden zodat u op elk moment kunt ingrijpen
om een aanrijding te voorkomen.
Na een aanrijding wordt het systeem automatisch uitgeschakeld.
Laat het systeem door een PEUGEOT-dealer of
door een gekwalificeerde werkplaats controleren.
Collision Risk Alert
Deze functie waarschuwt de bestuurder bij een risico
van een aanrijding met een voorligger of met een
voetganger of fietser op de rijstrook.
Activeringsdrempel voor de waarschuwing wijzigen
De drempelwaarde voor activering bepaalt de
gevoeligheid waarmee de functie voor het risico van
een aanrijding waarschuwt.
Dit kan worden ingesteld in de app
ADAS van het touchscreen.
►
Selecteer een van de 3 vooraf ingestelde
drempelwaarden: "Veraf", "Medium" of "Dichtbij".
De geselecteerde drempelwaarde wordt opgeslagen
bij het afzetten van het contact.
Werking
Afhankelijk van de door het systeem gedetecteerde
risico op een aanrijding en de door de
bestuurder geselecteerde activeringsdrempel
voor de waarschuwing, kunnen meerdere
waarschuwingsniveaus worden geactiveerd en op
het instrumentenpaneel worden weergegeven.
Het systeem houdt rekening met de dynamiek
van de auto, de snelheid van de auto en die van
de voorligger, de weersomstandigheden en de
bediening van de auto (bediening van de pedalen,
het stuurwiel enzovoort) om de waarschuwing op het
beste moment te geven.
(oranje) Niveau 1: waarschuwing door middel van
visuele signalen die aangeeft dat de afstand tot de
voorligger zeer klein is.
De melding "Voertuig dichtbij" wordt weergegeven.
(rood) Niveau 2: waarschuwing door middel van
visuele signalen en geluidssignalen die aangeeft dat
een aanrijding dreigt.
De melding "Remmen!" wordt weergegeven.
Niveau 3: in sommige gevallen kan een voelbare
waarschuwing in de vorm van zeer licht remmen
worden gegeven, wat het risico op een aanrijding
bevestigt.
Als uw auto de voorligger te snel nadert, wordt het eerste waarschuwingsniveau
mogelijk niet weergegeven: in dat geval wordt
waarschuwingsniveau 2 direct weergegeven.
Belangrijk: waarschuwingsniveau 1 wordt
nooit weergegeven voor een stilstaand obstakel
of wanneer de activeringsstand "Nabij" is
geselecteerd.
Page 144 of 260

142
Rijden
Langs voetgangers rijden
Het systeem werkt wanneer u met uw auto links of
rechts wilt afslaan en het systeem overstekende
voetgangers detecteert, in de volgende gevallen:
– De voetgangers lopen voor de auto langs.
– De snelheid van uw auto ligt tussen 5 en 80 km/h.
Storing
Bij een storing gaat dit waarschuwingslampje
op het instrumentenpaneel branden, in
combinatie met een melding en een geluidssignaal.
Laat het systeem door een PEUGEOT-dealer of
door een gekwalificeerde werkplaats controleren.
Als deze waarschuwingslampjes gaan branden nadat de motor is
afgezet en weer gestart, neem dan contact op met
een PEUGEOT-dealer of een gekwalificeerde
werkplaats om het systeem te laten controleren.
Deze waarschuwingslampjes gaan op het instrumentenpaneel branden
om aan te geven dat de bestuurder en / of de
voorpassagier de veiligheidsgordel niet heeft
vastgemaakt (afhankelijk van de uitvoering). Het
Intelligente
noodremassistentie (iEBA)
Deze functie geeft extra remkracht wanneer de
bestuurder remt maar onvoldoende om een botsing
te voorkomen.
Dit gebeurt alleen als de bestuurder zelf het
rempedaal intrapt.
Active Safety Brake
Deze functie wordt ook wel het automatische
noodremsysteem genoemd en het treedt in werking
wanneer de bestuurder na de waarschuwingen niet
snel genoeg reageert en niet remt.
Het systeem is bedoeld om de snelheid van
de aanrijding te beperken of een aanrijding te
voorkomen wanneer de bestuurder niet ingrijpt.
De snelheid wordt verlaagd met maximaal 25 km/h bij uitvoeringen met alleen camera
of met maximaal 50
km/h bij uitvoeringen met
camera en radar.
Werking
Het systeem werkt onder de volgende
omstandigheden:
–
De rijsnelheid is niet hoger dan 60 km/h wanneer
een voetganger wordt gedetecteerd.
–
De rijsnelheid is niet hoger dan 80 km/h wanneer
een stilstaand voertuig of een fietser wordt
gedetecteerd.
–
De rijsnelheid ligt tussen 10
en 85 km/h
(uitvoeringen met uitsluitend een camera) of 140
km/h (uitvoeringen met camera en radar) wanneer
een rijdend voertuig wordt gedetecteerd.
Dit waarschuwingslampje knippert (gedurende ongeveer 10 seconden) zodra
de functie de remmen van de auto bedient.
Bij een auto met een automatische transmissie
begint de auto weer te rijden nadat deze door het
automatische noodremsysteem tot stilstand is
gebracht. Houd het rempedaal ingetrapt als u dit wilt
voorkomen.
Bij een auto met een handgeschakelde
versnellingsbak kan de motor afslaan als de auto
door het automatische noodremsysteem tot stilstand
wordt gebracht.
De bestuurder kan op elk gewenst moment de controle over de auto overnemen door
een ferme stuurbeweging te maken en / of het
gaspedaal stevig in te trappen.
Het rempedaal kan iets trillen als deze functie actief is.
Als de auto volledig tot stilstand is gekomen,
blijven de remmen automatisch 1 tot 2 seconden
geactiveerd.
Bijzonderheden
Voor laten gaan van een tegemoetkomend
voertuig
Het systeem werkt als u met uw auto wilt afslaan en
het systeem een ander voertuig detecteert dat vanuit
de andere richting nadert, in de volgende gevallen:
–
Uw auto staat op het punt om voor het andere
voertuig langs te rijden.
–
De betreffende richtingaanwijzer wordt van
tevoren ingeschakeld.
–
De snelheid van uw auto ligt tussen 5 en 20
km/h.
Page 145 of 260

143
Rijden
6Langs voetgangers rijden
Het systeem werkt wanneer u met uw auto links of
rechts wilt afslaan en het systeem overstekende
voetgangers detecteert, in de volgende gevallen:
–
De voetgangers lopen voor de auto langs.
–
De snelheid van uw auto ligt tussen 5 en 80
km/h.
Storing
Bij een storing gaat dit waarschuwingslampje op het instrumentenpaneel branden, in
combinatie met een melding en een geluidssignaal.
Laat het systeem door een PEUGEOT-dealer of
door een gekwalificeerde werkplaats controleren.
Als deze waarschuwingslampjes gaan branden nadat de motor is
afgezet en weer gestart, neem dan contact op met
een PEUGEOT-dealer of een gekwalificeerde
werkplaats om het systeem te laten controleren.
Deze waarschuwingslampjes gaan op het instrumentenpaneel branden
om aan te geven dat de bestuurder en / of de
voorpassagier de veiligheidsgordel niet heeft
vastgemaakt (afhankelijk van de uitvoering). Het
automatische remsysteem is uitgeschakeld totdat de
veiligheidsgordels zijn vastgemaakt.
Systeem voor detecteren
van onoplettendheid
Raadpleeg de algemene adviezen over het gebruik van de rij- en
parkeerhulpsystemen.
De functie omvat het systeem "Driver Attention
Warning" en het systeem "Driver Attention Warning
via camera".
Deze systemen zijn absoluut niet bedoeld om de bestuurder wakker te houden of te
voorkomen dat de bestuurder achter het stuur in
slaap valt.
Het is altijd de verantwoordelijkheid van de
bestuurder om de auto aan de kant te zetten als
hij / zij vermoeid is.
Neem een pauze wanneer u moe bent en in elk
geval elke 2 uur.
Inschakelen / uitschakelen
Standaard wordt de functie automatisch
ingeschakeld als de motor wordt gestart.
De instellingen kunnen worden gewijzigd via ADAS op het touchscreen.
Driver Attention Warning
Het systeem geeft een waarschuwing zodra het detecteert dat de bestuurder langer dan
twee uur heeft gereden met een snelheid van meer
dan 70
km/h zonder dat hij / zij een pauze heeft
genomen.
Deze waarschuwing bestaat uit een melding die de
bestuurder adviseert een pauze te nemen en een
geluidssignaal.
Als de bestuurder dit advies niet opvolgt, wordt de
waarschuwing elk uur herhaald tot de auto wordt
stilgezet.
Het systeem wordt gereset als aan een van de
volgende voorwaarden is voldaan:
–
De auto staat langer dan 15 minuten stil met
draaiende motor.
–
Het contact is enkele minuten afgezet geweest.
–
De veiligheidsgordel van de bestuurder is
losgemaakt en het portier is geopend.
Zodra de snelheid lager is dan 70 km/h,
gaat het systeem over in de wachtstand.
De rijtijd wordt weer geteld als de snelheid hoger
dan 70
km/h is.
Page 146 of 260

144
Rijden
Rijomstandigheden en bijbehorende waarschuwingen
In de onderstaande tabel ziet u een beschrijving van de waarschuwingen e\
n meldingen die in verschillende rijomstandigheden worden weergegeven.
De werkelijke volgorde waarin de meldingen worden weergegeven kan afwijk\
en.Status functie WeergaveAanwijzingen
OFF
Functie uitgeschakeld.
ON Geen.Systeem ingeschakeld, niet voldaan aan de werkingsvoorwaarden:
– Snelheid lager dan 65 km/h.
– Geen rijstrookmarkering gedetecteerd.
– ESP bezig met een ingreep.
– "Sportieve" rijstijl.
ON
Functie automatisch uitgeschakeld / in stand-by (zoals detectie van een\
aanhanger, gebruik van
het bij de auto geleverde noodreservewiel of storing).
ON Geen.Rijstrookmarkering gedetecteerd.
Snelheid hoger dan 65 km/h.
ON
Het systeem corrigeert de koers op basis van de zijde van de rijstrook d\
ie overschreden dreigt te
worden. De bestuurder houdt het stuurwiel vast.
Driver Attention Warning via
camera
Het systeem beoordeelt de mate van waakzaamheid, vermoeidheid en afleiding
van de bestuurder door afwijkingen in de koers van
de auto ten opzichte van de rijstrookmarkeringen te
detecteren.
Het systeem maakt hiervoor gebruik van een
camera aan de bovenzijde van de voorruit.
Dit systeem is vooral geschikt voor auto(snel)wegen
(snelheden hoger dan 70
km/h).
In eerste instantie wordt de bestuurder
gewaarschuwd door de melding "Wees alert!" in
combinatie met een geluidssignaal.
Als het systeem drie waarschuwingen heeft
gegeven, geeft het systeem een nieuwe
waarschuwing met de melding "Doorrijden
gevaarlijk: Las een rustpauze in!", en wordt het
geluidssignaal harder.
Active Lane Departure Warning System
Lees voor meer informatie de algemene
adviezen over het gebruik van de rij- en
parkeerhulpsystemen.
Het systeem corrigeert de koers van de auto
door de bestuurder te waarschuwen zodra de
auto de rijstrook ongewild dreigt te verlaten of de
bermrand dreigt te overschrijden (afhankelijk van de
uitvoering).
Het systeem maakt hiervoor gebruik van een
camera aan de bovenzijde van de voorruit, die de
rijstrookmarkeringen op de weg en de zijkant van de
weg detecteert.
Dit systeem is met name nuttig op snelwegen en
autowegen.
Werkingsvoorwaarden
– Rijsnelheid tussen 70 en 180 km/u.
– W eg voorzien van een middenstreep.
–
Stuurwiel met beide handen vastgehouden.
–
Richtingaanwijzers uit bij activering van het
systeem.
–
ESP
ingeschakeld en in werking.
Het systeem assisteert de bestuurder uitsluitend als de auto ongewild de rijstrook
dreigt te verlaten. Het zorgt niet dat de auto een
veilige afstand of snelheid aanhoudt en grijpt ook
niet in op het remsysteem van de auto.
De bestuurder moet het stuurwiel met beide
handen vasthouden, zodat hij of zij de controle
behoudt wanneer de omstandigheden ervoor
zorgen dat het systeem niet meer kan ingrijpen
(bijvoorbeeld als de middelste rijstrookmarkering
op het wegdek niet meer zichtbaar is).
Werking
Zodra het systeem signaleert dat ongewild een
van de gedetecteerde rijstrookmarkeringen of
bermranden van de weg overschreden dreigt te
worden, corrigeert het de koers van de auto tot de
auto weer netjes de rijstrook volgt.
De bestuurder kan bewegingen in het stuurwiel
voelen.
Dit lampje knippert gedurende de koerscorrectie.
De bestuurder kan de correctie verhinderen door het stuurwiel stevig vast te houden
(bijv. bij een uitwijkmanoeuvre)
De correctie wordt meteen onderbroken als de
richtingaanwijzers worden ingeschakeld.
Zolang de richtingaanwijzers zijn ingeschakeld
en gedurende enkele seconden nadat ze zijn
uitgeschakeld, beschouwt het systeem een
Page 147 of 260

145
Rijden
6afwijking van de koers als gewild en worden er geen
correcties uitgevoerd.
Rijomstandigheden en bijbehorende waarschuwingen
In de onderstaande tabel ziet u een beschrijving van de waarschuwingen e\
n meldingen die in verschillende rijomstandigheden worden weergegeven.
De werkelijke volgorde waarin de meldingen worden weergegeven kan afwijk\
en.
Status functieWeergaveAanwijzingen
OFF
Functie uitgeschakeld.
ON Geen.Systeem ingeschakeld, niet voldaan aan de werkingsvoorwaarden:
–
Snelheid lager dan 65
km/h.
–
Geen rijstrookmarkering gedetecteerd.
–
ESP
bezig met een ingreep.
–
"Sportieve" rijstijl.
ON
Functie automatisch uitgeschakeld / in stand-by (zoals detectie van een\
aanhanger, gebruik van
het bij de auto geleverde noodreservewiel of storing).
ON Geen.Rijstrookmarkering gedetecteerd.
Snelheid hoger dan 65
km/h.
ON
Het systeem corrigeert de koers op basis van de zijde van de rijstrook d\
ie overschreden dreigt te
worden. De bestuurder houdt het stuurwiel vast.
Page 148 of 260

146
Rijden
Dit kan worden ingesteld in de app ADAS van het touchscreen.
of
Directe toegang tot de snelkoppelingen voor
rijhulpsystemen.
Het uitschakelen wordt bevestigd door het branden van dit controlelampje op het
instrumentenpaneel.
Storing
Bij een storing gaan deze waarschuwingslampjes op het
instrumentenpaneel branden, in combinatie met een
melding en een geluidssignaal.
Laat het systeem door een PEUGEOT-dealer of
door een gekwalificeerde werkplaats controleren.
Dodehoekbewaking met
groot bereik
Raadpleeg de algemene adviezen over het gebruik van de rij- en
parkeerhulpsystemen voor meer informatie.
Status functie WeergaveAanwijzingen
ON
" Houd het stuurwiel vast"
of "Blijf op uw rijstrook"
(afhankelijk van de uitvoering) Als het systeem tijdens het corrigeren van de koers detecteert dat de co\
rrectie onvoldoende
is en dat er een doorgetrokken streep zal worden overschreden, dan wordt\
de bestuurder
gewaarschuwd dat hij ter aanvulling op de actie van het systeem zelf de \
koers zal moeten
corrigeren.
Als het stuurwiel niet correct wordt vastgehouden, klinkt er een waarsch\
uwingssignaal en wordt
er een melding weergegeven totdat de koers is gecorrigeerd of de bestuur\
der het stuurwiel weer
goed vasthoudt.
De duur van de geluidswaarschuwingen zal toenemen als er snel na elkaar \
meerdere correcties
worden uitgevoerd. De waarschuwing zal uiteindelijk permanent worden wee\
rgegeven totdat de
bestuurder reageert.
Werkingslimieten
Het systeem gaat in de volgende gevallen
automatisch over in de wachtstand:
–
ESP
uitgeschakeld of bezig met een ingreep.
–
De snelheid is lager dan 65
km/h of hoger dan
180
km/h.
–
Aansluiten stekker op een aanhanger
.
–
Detectie van het gebruik van een noodreservewiel
(dit wordt niet onmiddellijk gedetecteerd, daarom
is het raadzaam de functie in dat geval uit te
schakelen).
–
Detectie van sportief rijgedrag, intrappen van het
rempedaal of gaspedaal.
–
Rijden over rijstrookmarkering.
–
Inschakelen van de richtingaanwijzers.
–
In een bocht wordt de binnenste
rijstrookmarkering overschreden.
–
Bij het rijden in een scherpe bocht.
– Wanneer de bestuurder niet reageert op een
correctie.
–
V
ersmalde rijstrook gedetecteerd.
Het systeem werkt in de volgende situaties mogelijk minder goed of helemaal niet:
–
Onvoldoende contrast tussen het wegdek en
de wegrand (bijvoorbeeld schaduw).
–
W
egmarkeringen zijn versleten, niet
zichtbaar door sneeuw of modder, of
meerdere wegmarkeringen (weggedeelte met
werkzaamheden enz.).
–
T
e weinig afstand tot de voorligger (waardoor
de rijstrookmarkeringen mogelijk niet worden
gedetecteerd).
–
Smalle, bochtige wegen.
Kans op ongewenst activeren
Het systeem moet in de volgende gevallen worden
uitgeschakeld: –
W
anneer een wiel wordt vervangen, of wanneer
er werkzaamheden in de buurt van een wiel worden
uitgevoerd.
–
W
anneer de auto wordt gebruikt om
een aanhanger te trekken, of wanneer een
fietsendrager op een trekhaak is gemonteerd,
vooral wanneer de aanhanger niet is aangesloten
op de trekhaakaansluiting of de trekhaak niet is
goedgekeurd.
–
W
anneer de weg in slechte staat of erg oneffen is,
of wanneer er weinig grip is (risico op aquaplaning,
sneeuw, gladheid).
–
Bij slechte weersomstandigheden.
–
Bij rijden op een circuit.
–
Op een testbank.
Uitschakelen/Inschakelen
Standaard wordt het systeem automatisch
ingeschakeld als de motor wordt gestart.
Page 149 of 260

147
Rijden
6Dit kan worden ingesteld in de app ADAS van het touchscreen.
of
Directe toegang tot de snelkoppelingen voor
rijhulpsystemen.
Het uitschakelen wordt bevestigd door het branden van dit controlelampje op het
instrumentenpaneel.
Storing
Bij een storing gaan deze waarschuwingslampjes op het
instrumentenpaneel branden, in combinatie met een
melding en een geluidssignaal.
Laat het systeem door een PEUGEOT-dealer of
door een gekwalificeerde werkplaats controleren.
Dodehoekbewaking met
groot bereik
Raadpleeg de algemene adviezen over het gebruik van de rij- en
parkeerhulpsystemen voor meer informatie.
Dit systeem waarschuwt de bestuurder voor
voertuigen die snel van achteren naderen op
naastgelegen rijstroken (vanaf ongeveer 75
m) en
voor de aanwezigheid van een voertuig in de dode
hoeken van de auto, met behulp van de hoekradars
in de achterbumper.
Dit systeem detecteert voertuigen zoals auto's, vrachtwagens en motoren in de dode
hoeken van de auto of andere gebieden die de
bestuurder niet zien.
In de buitenspiegel aan de zijde waar dat voertuig
zich bevindt, brandt dan een waarschuwingslampje:
–
Permanent,
meteen wanneer een ander voertuig
zich in de dode hoek bevindt of op een naastgelegen
rijstrook nadert.
– Knipperend , na ongeveer 1 seconde wanneer de
richtingaanwijzer is gebruikt.
Inschakelen/uitschakelen
Dit kan worden ingesteld in de app ADAS van het touchscreen.
Wanneer de auto wordt gestart, gaat er in elke
spiegel een waarschuwingslampje branden om aan
te geven dat het systeem is geactiveerd.
De status van het systeem wordt opgeslagen bij het
afzetten van het contact.
Het systeem wordt automatisch uitgeschakeld als u een aanhanger trekt met
een door PEUGEOT goedgekeurde trekhaak.
Werkingsvoorwaarden
– Alle voertuigen rijden in dezelfde richting op
aangrenzende rijstroken.
–
W
anneer u een voertuig inhaalt en het verschil in
snelheid minder dan 15 km/h is.
–
Het verkeer stroomt vloeiend door
.
–
De inhaalmanoeuvre duurt langer dan normaal en
het ingehaalde voertuig blijft in de dode hoek.
Werkingslimieten
In de volgende gevallen wordt er geen
waarschuwing gegeven:
–
W
anneer stilstaande objecten (zoals geparkeerde
auto's, vangrails, lantaarnpalen) aanwezig zijn.
–
Bij tegemoetkomende voertuigen.
–
Als de achterbumper van de auto is beschadigd.
Page 150 of 260

148
Rijden
Het geluidssignaal instellenDoor op deze toets te drukken wordt het venster geopend waarop u het
volume van het geluidssignaal kunt instellen.
Grafische weergave
Dit is een aanvulling op het geluidssignaal, waarbij
geen rekening worden gehouden met de rijrichting
van de auto. Dit systeem geeft met balken op het
scherm de afstand tussen het obstakel en de auto
aan (wit: veraf, oranje: in de buurt en rood: heel
dichtbij).
Als de auto het obstakel zeer dicht is genaderd,
verschijnt het symbool "Gevaar" op het scherm.
Parkeerhulp vóór
De parkeerhulp vóór is een aanvulling op de
parkeerhulp achter en wordt geactiveerd zodra er bij
een rijsnelheid van maximaal 10 km/h vóór de auto
een obstakel wordt gedetecteerd.
De werking van de parkeerhulp vóór wordt
onderbroken als de auto langer dan drie
seconden stilstaat terwijl een versnelling vooruit
Het kan gebeuren dat waarschuwingen niet, te laat of op het verkeerde moment worden
gegeven.
Ondanks de aanwezigheid van dit systeem moet
de bestuurder altijd goed opletten. Kijk altijd goed
in de spiegels en kijk over uw schouder voordat u
naar een andere rijstrook gaat, om een aanrijding
te voorkomen.
Neem contact op met een PEUGEOT-dealer
of een gekwalificeerde werkplaats voordat de
achterbumper wordt gespoten of de lak ervan
wordt bijgewerkt. Bepaalde laksoorten kunnen de
werking van de radars beïnvloeden.
Storing
Bij een storing gaat dit waarschuwingslampje op het instrumentenpaneel branden en wordt
er een melding weergegeven.
Laat het systeem door een PEUGEOT-dealer of
door een gekwalificeerde werkplaats controleren.
De werking van het systeem kan tijdelijk worden belemmerd door bepaalde
weersomstandigheden (zoals zware regenval,
hagel of extreme temperatuurschommelingen).
Vooral het rijden op een nat wegdek of het
van een droog wegdek op een nat wegdek
terechtkomen kan tot een vals alarm leiden (zo
kan een wolk waterdruppels in de dode hoek
worden aangezien voor een voertuig).
Let er bij slecht weer en in de winter altijd op dat
de radars niet met modder, sneeuw of ijs bedekt
zijn.
Plak geen stickers of andere zaken op het
gedeelte van de buitenspiegels waar de
controlelampjes zitten of op de detectiezones op
de achterbumper, omdat de dodehoekbewaking
dan mogelijk niet goed werkt.
Parkeerhulp
Raadpleeg de algemene adviezen over het gebruik van de rij- en
parkeerhulpsystemen voor meer informatie.
Het systeem detecteert de nabijheid van obstakels
(bijv. voetganger, voertuig, boom, hek) met de hulp
van de sensoren in de bumper en geeft deze aan.
Parkeerhulp achter
► Schakel de achteruitversnelling in om het
systeem te activeren (bevestigd door een
geluidssignaal).
Het systeem wordt uitgeschakeld wanneer uit de
achteruitversnelling wordt geschakeld.
Geluidssignalen
Dit systeem signaleert de aanwezigheid van
obstakels binnen de detectiezone van de sensoren
die zich in de baan van de auto, zoals bepaald door
de stand van het stuurwiel, bevinden.
In het weergegeven voorbeeld worden, afhankelijk
van de uitvoering, alleen de obstakels die zich in het
gestreepte gebied bevinden door het geluidssignaal
gesignaleerd.
De bestuurder wordt via een onderbroken
geluidssignaal gewaarschuwd bij het naderen van
obstakels. De frequentie van het geluidssignaal
neemt toe naarmate de auto het obstakel nadert.
Zodra de afstand tussen de auto en het obstakel
kleiner dan ongeveer dertig centimeter is, klinkt het
geluidssignaal ononderbroken.
U hoort via de luidspreker (rechts of links) aan welke
zijde van de auto het obstakel zich bevindt.