lane assist PEUGEOT 308 2022 Instructieboekje (in Dutch)
[x] Cancel search | Manufacturer: PEUGEOT, Model Year: 2022, Model line: 308, Model: PEUGEOT 308 2022Pages: 260, PDF Size: 8 MB
Page 5 of 260

3
Inhoudsopgave
Verkeersbordherkenning 11 8
Snelheidsbegrenzer 122
Snelheidsregelaar - Specifieke adviezen 124
Snelheidsregelaar 124
Drive Assist Plus 126
Drive Assist 2.0 127
Adaptieve snelheidsregelaar 127
Lane Positioning Assist 132
Aanpassing bochtsnelheid 135
Halfautomatisch veranderen van rijstrook 135
Active Safety Brake met Collision Risk Alert en
Intelligente noodremassistentie
140
Systeem voor detecteren van onoplettendheid 143
Active Lane Departure Warning System 144
Dodehoekbewaking met groot bereik 147
Parkeerhulp 148
Visiopark 1 150
Visiopark 2 151
Verkeerswaarschuwing achter 153
7Praktische informatieCompatibiliteit van brandstoffen 156
Tanken 156
Tankbeveiliging (diesel) 157
Plug-in hybridesysteem 158
De tractiebatterij opladen (motor plug-in hybride) 164
Trekhaak 167
Trekhaak met afneembare kogel 168
Dakdragers 171
Sneeuwschermen 172
Sneeuwkettingen 173
Eco-stand 174
Motorkap 175
Onder de motorkap 176
Niveaus controleren 176
Controles 178
AdBlue® (BlueHDi) 180
Overgaan op vrijloop 182
Onderhoudstips 183
8In geval van pechGevarendriehoek 186
Brandstoftank leeg (diesel) 186
Boordgereedschap 186
Bandenreparatieset 188
Reservewiel 191
Een lamp vervangen 194
Zekeringen 196
12V-accu 196
Slepen van de auto 202
9Technische gegevensTechnische gegevens motoren en
aanhangergewichten 204
Benzinemotoren 205
Dieselmotoren 207
Motoren van plug-in hybrides 208
Afmetingen 209
Identificatie 210
10 PEUGEOT i-Connect Advanced - PEUGEOTi-Connect
De eerste stappen 2 11
Aanpassen 214
Stuurkolomschakelaars 216
Applicaties 216
Gesproken commando's 216
Navigatie 218
Connectiviteit 219
Mirror Screen 220
Media 222
Telefoon 224
Instellingen 225
Help 226
11Event Data Recorders (EDR)
■
Trefwoordenregister
bit.ly/helpPSA
Toegang tot aanvullende video's
Page 120 of 260

11 8
Rijden
Tijdens het manoeuvreren moet de bestuurder altijd de omgeving van de auto in
de gaten houden en de gehele manoeuvre
controleren.
De bestuurder moet altijd het gebruik van een
systeem dat deel uitmaakt van
Drive Assist
2.0
controleren.
Wanneer het Lane Positioning Assist-systeem
met Drive Assist Plus wordt gebruikt, detecteert
het systeem ook de aanwezigheid van handen.
Er kunnen storingen in de werking van het systeem optreden als:
–
Het stuurwiel is afgedekt.
–
De bestuurder dikke handschoenen
(bijvoorbeeld skihandschoenen) draagt.
Wanneer de aanwezigheid van handen op het
stuurwiel niet goed kan worden gedetecteerd,
wordt Drive Assist 2.0 niet geactiveerd of wordt
deze na een paar seconden uitgeschakeld.
Het is verboden om mechanische antidiefstalapparaten op het stuurwiel aan te
brengen. Hierdoor kan het beschadigd raken!
Snelkopppelingen voor
rijhulpsystemen
De rijhulpsystemen zijn rechtstreeks toegankelijk om
ze snel in te schakelen/uit te schakelen.
Standaard zijn er al rijhulpsystemen in het systeem
opgeslagen (zoals Stop & Start, Active Lane
Departure Warning System).
Andere rijhulpsystemen kunnen worden toegevoegd
of van de pagina worden verwijderd.
Dit kan worden ingesteld in de app ADAS >
Functies van het touchscreen.
► Druk op de toets die hoort bij het
betreffende rijhulpsysteem:
•
Gevuld symbool: de functie is toegevoegd aan
de snelkoppelingen.
•
Leeg symbool: de functie is verwijderd uit de
snelkoppelingen.
►
Controleer de wijziging in het
Snelkoppelingen-tabblad.
► Druk op deze toets. De inhoud is gelijk aan die
van het Snelkoppelingen-tabblad.
Verkeersbordherkenning
Raadpleeg de algemene adviezen over het gebruik van de rij- en
parkeerhulpsystemen voor meer informatie.
Dit systeem geeft de ter plaatse geldende
maximumsnelheid weer op het instrumentenpaneel
met behulp van:
–
Door de camera gedetecteerde verkeersborden
met een snelheidslimiet.
–
Informatie over snelheidslimieten uit de
kaartgegevens van het navigatiesysteem.
–
Door de camera gedetecteerde borden die een erf
aangeven.
Page 128 of 260

126
Rijden
Storing in het systeem.
► Druk deze toets weer herhaaldelijk in totdat
de OFF-modus op het instrumentenpaneel wordt
weergegeven.
► Na een paar seconden wordt de selectie van de
Drive Assist Plus-modus ongedaan gemaakt. De
miniweergave Rijhulpsystemen wordt niet langer
weergegeven.
Drive Assist 2.0
Dit systeem regelt de snelheid en corrigeert de koers
van de auto automatisch door de volgende functies
te combineren:
– Drive Assist Plus met Adaptieve cruise control met
Stop&Go-functie en Lane Positioning Assist.
– Adviezen vooraf voor de ingestelde snelheid.
– Aanpassing bochtsnelheid.
– Halfautomatisch veranderen van rijstrook.
Standaard zijn deze functies ingeschakeld, maar ze
kunnen ook worden uitgeschakeld.
Raadpleeg de betreffende gedeelten voor meer
informatie over deze functies.
Of het systeem beschikbaar is, hangt af van het land
waar u rijdt.
Dit systeem dient alleen te worden gebruikt op
snelwegen en hoofdwegen.
Het systeem selecteren of het
selecteren ongedaan maken
Dit kan worden ingesteld in de app ADAS van het touchscreen.
Stel om veiligheidsredenen een snelheid in die niet al te veel afwijkt van de actuele
rijsnelheid. Zo voorkomt u dat de auto
onverwacht gaat accelereren of vaart minderen.
Als de functie is geactiveerd, kan de waarde van de ingestelde snelheid worden gewijzigd met de
snelheid die wordt voorgesteld door de functie
Verkeersbordherkenning weergegeven op het
instrumentenpaneel:
–
W
anneer u het bord passeert:
►
Druk op
4-OK om de voorgestelde snelheid op
te slaan. Deze waarde wordt direct als de nieuw
ingestelde snelheid op het instrumentenpaneel
weergegeven.
–
W
anneer u het bord bent gepasseerd:
►
Druk op
4-OK. De melding "OK?" wordt
weergegeven om het verzoek tot opslaan te
bevestigen.
►
Druk opnieuw op
4-OK om de voorgestelde
snelheid op te slaan. De nieuw ingestelde waarde
voor de snelheid wordt op het instrumentenpaneel
weergegeven.
Uitschakelen
► Druk op 1: de informatie over de
snelheidsregelaar wordt niet langer weergegeven.
Storing
Wanneer er zich een storing voordoet, worden in
plaats van de ingestelde snelheid knipperende
streepjes weergegeven die vervolgens permanent
oranje gaan branden.
Laat het systeem door een PEUGEOT-dealer of
door een gekwalificeerde werkplaats controleren.
Drive Assist Plus
Alleen beschikbaar op uitvoeringen met een
automatische transmissie.
Dit systeem past automatisch de snelheid aan en
corrigeert de koers van de auto, met behulp van de
Adaptieve cruise control met Stop&Go-functie in
combinatie met de Lane Positioning Assist.
Deze twee functies moeten ingeschakeld en
storingsvrij zijn.
Dit systeem is vooral geschikt voor gebruik op
snelwegen en hoofdwegen.
Raadpleeg de betreffende gedeelten voor meer
informatie over de Adaptieve snelheidsregelaar en
de Lane Positioning Assist.
Het systeem assisteert de bestuurder door
in te grijpen op de besturing, te accelereren
en te remmen binnen de natuurkundige limieten
en de mogelijkheden van de auto. Bepaalde
elementen van de infrastructuur of voertuigen in
de buurt van de auto kunnen niet goed worden
gedetecteerd of slecht worden geïnterpreteerd
door de camera en de radar. Dit kan leiden tot
onverwachtse koerswijzigingen, het uitblijven van
een stuurcorrectie en/of het onjuist regelen van
het accelereren of remmen.
Het systeem selecteren of het
selecteren ongedaan maken
ASSIST
► Druk deze toets herhaaldelijk in totdat de Drive
Assist Plus-modus op het instrumentenpaneel wordt
weergegeven.
►
Na een paar seconden wordt de Drive
Assist
Plus-modus geselecteerd. De miniweergave
Rijhulpsystemen wordt op het instrumentenpaneel
weergegeven.
De kleur van de symbolen die het stuurwiel en de
zijmarkeringen vertegenwoordigen, hangt af van de
werkingsstatus van het systeem:
(grijs) Er is aan een of meerdere
werkingsvoorwaarden niet voldaan; het systeem is
gepauzeerd.
(groen) Er is aan alle werkingsvoorwaarden voldaan;
het systeem is actief.
(oranje)
Page 129 of 260

127
Rijden
6Storing in het systeem.
► Druk deze toets weer herhaaldelijk in totdat
de OFF-modus op het instrumentenpaneel wordt
weergegeven.
►
Na een paar seconden wordt de selectie van de
Drive Assist Plus-modus ongedaan gemaakt. De
miniweergave Rijhulpsystemen wordt niet langer
weergegeven.
Drive Assist 2.0
Dit systeem regelt de snelheid en corrigeert de koers
van de auto automatisch door de volgende functies
te combineren:
–
Drive
Assist Plus met Adaptieve cruise control met
Stop&Go-functie en Lane Positioning Assist.
–
Adviezen vooraf voor de ingestelde snelheid.
–
Aanpassing bochtsnelheid.
–
Halfautomatisch veranderen van rijstrook.
Standaard zijn deze functies ingeschakeld, maar ze
kunnen ook worden uitgeschakeld.
Raadpleeg de betreffende gedeelten voor meer
informatie over deze functies.
Of het systeem beschikbaar is, hangt af van het land
waar u rijdt.
Dit systeem dient alleen te worden gebruikt op
snelwegen en hoofdwegen.
Het systeem selecteren of het
selecteren ongedaan maken
Dit kan worden ingesteld in de app ADAS van het touchscreen.
► Selecteer het Functies-tabblad en selecteer
Drive Assist of maak de selectie hiervan ongedaan.
De status van het systeem wordt opgeslagen bij het
afzetten van het contact.
Adaptieve snelheidsregelaar
Lees voor meer informatie de algemene adviezen over het gebruik van de rij- en
parkeerhulpsystemen en het hoofdstuk
Snelheidsregelaar - specifieke adviezen.
Met behulp van dit systeem wordt automatisch
de door de bestuurder ingestelde snelheid
aangehouden (opgeslagen snelheid), terwijl er
voldoende afstand (ingesteld door de bestuurder)
tot de voorligger wordt gehouden. Dit systeem regelt
automatisch het accelereren en decelereren van de
auto.
Als de auto is uitgerust met een handgeschakelde
versnellingsbak, kan het systeem de snelheid van
de auto verlagen tot 30 km/h.
Met de Stop&Go-functie regelt het systeem het
remmen totdat de auto volledig tot stilstand is
gekomen en wordt de motor opnieuw gestart.
De remlichten gaan branden als de auto langzamer gaat rijden omdat het systeem
ingrijpt.
Het systeem functioneert niet wanneer het
remlicht defect is.
Hiervoor gebruikt het systeem een camera boven
aan de voorruit en, afhankelijk van de uitvoering,
een radar in de voorbumper.
Dit systeem is vooral bedoeld voor gebruik op hoofdwegen en snelwegen. Het werkt
alleen bij bewegende voertuigen die in dezelfde
richting als uw auto rijden.
Als de bestuurder een richtingaanwijzer inschakelt bij het inhalen van een langzamer
voertuig, staat de snelheidsregelaar tijdelijk toe
dat u de voorligger dichter nadert om het inhalen
te vergemakkelijken; de ingestelde snelheid
wordt hierbij niet overschreden.
Page 134 of 260

132
Rijden
Rijomstandigheden en bijbehorende waarschuwingen
In de onderstaande tabellen worden de weergaven beschreven die behoren b\
ij de belangrijkste rijsituaties. De daadwerkelijke volgorde van de weergave van deze
waarschuwingen kan afwijken.Schakelaars op en rondom het stuurwiel Symbolen
Aanwijzingen
ASSIST of I I>
(grijs) / (grijs) Snelheidsregelaar gepauzeerd.
Drive Assist Plus ingeschakeld.
ASSIST of OK
(groen) / (groen) Snelheidsregelaar actief.
Drive Assist Plus ingeschakeld.
ASSIST
(groen) / (groen) Drive Assist Plus ingeschakeld.
Lane Positioning Assist werkt normaal (stuurwielcorrectie geactiveerd).
Laat het systeem door een PEUGEOT-dealer of
door een gekwalificeerde werkplaats controleren.
Lane Positioning Assist
Raadpleeg de algemene adviezen over
het gebruik van de rij- en
parkeerhulpsystemen voor meer informatie.
Het systeem herkent de rijstrookmarkeringen en
houdt de auto op de door de bestuurder gekozen
positie binnen de rijstrook.
Hiervoor gebruikt het systeem een camera die
boven aan de voorruit is geplaatst.
Dit systeem is met name nuttig op snelwegen en
hoofdwegen.
Inschakelen / uitschakelen
Het Lane Positioning Assist-systeem wordt
automatisch ingeschakeld nadat de stand Drive
Assist Plus is geselecteerd.
Zie het betreffende deel voor meer informatie over
de Drive Assist Plus.
De selectie wordt bevestigd door de weergave
van de symbolen op het instrumentenpaneel
die het stuurwiel en de rijstrookmarkeringen
vertegenwoordigen.
De kleur van de symbolen hangt af van de
werkingsstatus van het systeem:
(grijs) Er is aan een of meerdere
werkingsvoorwaarden niet voldaan; het systeem is
gepauzeerd.
(groen) Er is aan alle werkingsvoorwaarden voldaan;
het systeem is actief.
(oranje) Storing in het systeem.
Als de bestuurder het systeem een tijd niet meer
wil gebruiken, kan hij of zij het uitschakelen door
nogmaals op de toets ASSIST te drukken (bevestigd
wanneer de miniweergave voor Rijhulpsystemen
van het instrumentenpaneel verdwijnt).
De status van het systeem wordt opgeslagen bij het afzetten van het contact.
Werkingsvoorwaarden
– Adaptieve snelheidsregelaar actief.
– ESP in werkende staat.
–
ASR-systeem ingeschakeld.
–
Er wordt geen aanhanger gedetecteerd.
–
Er wordt geen noodreservewiel gebruikt.
–
De auto wordt niet blootgesteld aan een sterke
zijdelingse acceleratie.
–
Richtingaanwijzers uit bij activering van het
systeem.
Regeling
De bestuurder moet het stuurwiel goed vasthouden.
Als de snelheidsregelaar is geactiveerd, worden
de symbolen groen weergegeven: het systeem
begeleidt de auto door middel van kleine
stuurbewegingen en houdt deze op de door de
bestuurder gekozen positie binnen de rijstrook. Deze
positie hoeft niet het midden van de rijstrook te zijn.
U kunt voelen dat het stuurwiel beweegt.
De bestuurder kan op elk moment de positie van
de auto wijzigen door het stuurwiel te gebruiken
en deze positie te behouden tot het systeem deze
heeft overgenomen. Als de gekozen positie te ver
uit het midden ligt, kan deze automatisch weer
worden gecorrigeerd. Het systeem past de nieuw
opgegeven positie toe.
Het systeem pauzeren /
onderbreken
De bestuurder moet meteen actie ondernemen als hij denkt dat de
verkeerssituatie of het wegoppervlak ingrijpen
vereist, door het stuurwiel te bewegen om de
werking van het systeem tijdelijk te onderbreken.
Wanneer door het intrappen van het rempedaal
het Adaptieve snelheidsregelaar-systeem wordt
onderbroken, wordt ook de werking van het
systeem onderbroken.
Als het systeem vaststelt dat de bestuurder het stuurwiel niet stevig genoeg vast houdt,
Page 135 of 260

133
Rijden
6dan geeft het systeem een aantal
waarschuwingen die steeds dringender worden.
Als de bestuurder niet reageert, wordt het
systeem uitgeschakeld.
Als de werking wordt onderbroken omdat het stuurwiel langere tijd niet stevig genoeg
wordt vastgehouden, moet het systeem weer
worden ingeschakeld door opnieuw op de toets
ASSIST te drukken.
Automatisch onderbreken
Bij onderbreking van het systeem klinkt een
specifiek geluidssignaal.
–
Activering van het ESP-systeem.
–
Rijstrook onvoldoende gedetecteerd. In dit geval
kan de functie Active Lane Departure Warning
System de controle overnemen totdat er weer aan
de werkingsvoorwaarden van het systeem wordt
voldaan.
Onderbreking door de bestuurder
– Overschrijden van de rijstrookmarkeringen.
– T e stevig vasthouden van het stuurwiel of
dynamische stuurmanoeuvre.
–
Intrappen van het rempedaal (met een pauze
tot gevolg totdat de snelheidsregelaar weer wordt
ingeschakeld) of het gaspedaal (onderbreking
zolang het pedaal wordt ingetrapt).
–
Onderbreken van het
Adaptieve
snelheidsregelaar-systeem.
–
Uitschakelen van het
ASR-systeem.
Rijomstandigheden en bijbehorende waarschuwingen
In de onderstaande tabellen worden de weergaven beschreven die behoren b\
ij de belangrijkste rijsituaties. De daadwerkelijke volgorde van de weergave van deze
waarschuwingen kan afwijken.
Schakelaars op en rondom het stuurwiel Symbolen
Aanwijzingen
ASSIST of I I>
(grijs) / (grijs) Snelheidsregelaar gepauzeerd.
Drive Assist Plus ingeschakeld.
ASSIST of OK
(groen) / (groen) Snelheidsregelaar actief.
Drive Assist Plus ingeschakeld.
ASSIST
(groen) / (groen) Drive Assist Plus ingeschakeld.
Lane Positioning Assist werkt normaal (stuurwielcorrectie geactiveerd).
Page 136 of 260

134
Rijden
– Bij het rijden in een scherpe bocht.
– Bij het rijden op bochtige wegen.
– Bij werkzaamheden aan de weg.
Kans op ongewenst activeren
Het systeem moet in de volgende gevallen
worden uitgeschakeld:
– Wanneer een wiel wordt vervangen, of
wanneer er werkzaamheden in de buurt van een
wiel worden uitgevoerd.
– Wanneer de auto wordt gebruikt om
een aanhanger te trekken, of wanneer een
fietsendrager op een trekhaak is gemonteerd,
vooral wanneer de aanhanger niet op de
trekhaakaansluiting is aangesloten of de trekhaak
niet is goedgekeurd.
– Bij slechte weersomstandigheden.
– Op wegen met weinig grip (risico op
aquaplaning, sneeuw, gladheid).
– Bij wegwerkzaamheden en bij tolpoorten.
– Bij rijden op een circuit.
– Op een testbank.
Storing
Bij een storing gaat het
waarschuwingslampje Service
branden en wordt dit (oranje) symbool op het
instrumentenpaneel weergegeven, in combinatie
met een melding en een geluidssignaal.
Laat het systeem door een PEUGEOT-dealer of
door een gekwalificeerde werkplaats controleren.
Schakelaars op en rondom het stuurwiel Symbolen
Aanwijzingen
I I>
(grijs) / (grijs) Drive Assist Plus onderbroken door de bestuurder.
ASSIST of OK
(groen) / (grijs) Drive Assist Plus ingeschakeld.
Er is niet voldaan aan alle werkingsvoorwaarden voor de Lane Positioning\
Assist.
ASSIST of I I>
(grijs) / (grijs) Drive Assist Plus onderbroken.
Snelheidsregelaar en Lane Positioning Assist zijn onderbroken.
Meldingen Rijsituaties
" Houd uw handen op het stuurwiel" Langere tijd rijden zonder het stuurwiel vast te houden of terwijl het s\
tuurwiel verkeerd
of onvoldoende stevig wordt vastgehouden.
" Houd het stuurwiel vast" De Lane Positioning Assist wordt uitgeschakeld of spoedig uitgeschakeld.
" Neem controle over de auto over" Gelijktijdig uitschakelen van de snelheidsregelaar en de Lane Positionin\
g Assist.
Werkingslimieten
Het systeem kan een waarschuwing geven
wanneer de auto op een lange, rechte weg
rijdt met een effen wegdek, zelfs als de
bestuurder denkt dat hij het stuurwiel goed
vasthoudt. In de volgende situaties werkt het systeem mogelijk
niet of voert het onjuiste stuurcorrecties uit:
–
W anneer de bestuurder dikke handschoenen
draagt (bij Drive Assist 2.0).
–
Bij slecht zicht (onvoldoende verlicht wegdek,
sneeuw, regen, mist).
–
Bij verblinding (verlichting van een tegenligger
,
laagstaande zon, spiegeling op een nat wegdek, uitrijden van een tunnel, afwisseling van schaduw
en licht).
–
W anneer het gedeelte van de voorruit vóór de
camera vuil, beslagen, bevroren, bedekt door
sneeuw, beschadigd of bedekt door een sticker is.
–
W
anneer rijstrookmarkeringen zijn beschadigd,
deels niet zichtbaar zijn door sneeuw of modder, of
bij meerdere rijstrookmarkeringen (weggedeelte met
werkzaamheden, wegdekovergangen).
Page 137 of 260

135
Rijden
6– Bij het rijden in een scherpe bocht.
– Bij het rijden op bochtige wegen.
–
Bij werkzaamheden aan de weg.
Kans op ongewenst activeren
Het systeem moet in de volgende gevallen worden uitgeschakeld:
–
W
anneer een wiel wordt vervangen, of
wanneer er werkzaamheden in de buurt van een
wiel worden uitgevoerd.
–
W
anneer de auto wordt gebruikt om
een aanhanger te trekken, of wanneer een
fietsendrager op een trekhaak is gemonteerd,
vooral wanneer de aanhanger niet op de
trekhaakaansluiting is aangesloten of de trekhaak
niet is goedgekeurd.
–
Bij slechte weersomstandigheden.
–
Op wegen met weinig grip (risico op
aquaplaning, sneeuw, gladheid).
–
Bij wegwerkzaamheden en bij tolpoorten.
–
Bij rijden op een circuit.
–
Op een testbank.
Storing
Bij een storing gaat het waarschuwingslampje Service
branden en wordt dit (oranje) symbool op het
instrumentenpaneel weergegeven, in combinatie
met een melding en een geluidssignaal.
Laat het systeem door een PEUGEOT-dealer of
door een gekwalificeerde werkplaats controleren.
Aanpassing bochtsnelheid
(met Drive Assist 2.0)
Lees voor meer informatie de algemene
adviezen over het gebruik van de rij- en
parkeerhulpsystemen en het gedeelte
Snelheidsregelaar - specifieke adviezen.
Ter aanvulling op de
Adaptieve cruise control met
Stop&Go-functie en de Lane Positioning Assist
regelt dit systeem de rijsnelheid in bochten binnen
de rijbaan.
Het systeem past de snelheid aan, met of zonder
de aanwezigheid van een voorligger, in bepaalde
bochten op snelwegen of hoofdwegen.
De snelheid wordt alleen aangepast als de
rijsnelheid niet compatibel met de hoek van de bocht
is.
De afname van de snelheid in een bocht wordt
aangepast aan de situatie om er zeker van de zijn
dat de bocht comfortabel kan worden genomen.
Wanneer er een voorligger aanwezig is, wordt
ook een veilige afstand tot de voorligger in stand
gehouden.
Dit systeem werkt niet bij te scherpe bochten (zoals haarspeldbochten).
Werkingsvoorwaarden
– In aanmerking komende wegen: wegen met
gescheiden rijbanen die verboden zijn voor
voetgangers en fietsers.
– Drive Assist 2.0 ingeschakeld.
– Rijsnelheid tussen 70 en 180 km/h.
Werking
De auto rijdt met de ingestelde
snelheid en houdt de bochten in
de gaten.
Het systeem verlaagt langzaam
de snelheid in de bocht om
comfortabel door de bocht te rijden.
Tijdelijke interventie van de bestuurder
Als de bestuurder vindt dat de snelheid te laag of te
hoog is, kan hij de pedalen gebruiken.
Wanneer het rempedaal wordt ingetrapt, wordt
Drive Assist 2.0 uitgeschakeld, en wanneer het
gaspedaal wordt ingetrapt, wordt de functie tijdelijk
onderbroken.
Halfautomatisch veranderen
van rijstrook
(met Drive Assist 2.0)
Raadpleeg de algemene adviezen over
het gebruik van de rij- en
parkeerhulpsystemen voor meer informatie.
Het systeem assisteert de bestuurder bij het
wisselen van rijstrook.
Page 138 of 260

136
Rijden
Het bericht "Let op" wordt weergegeven als
herinnering dat de bestuurder verantwoordelijk voor
de manoeuvre is.
Het systeem zorgt er vervolgens voor dat de auto
van rijstrook wisselt.
Wanneer er van rijstrook is gewisseld, wordt het
systeem automatisch uitgeschakeld en neemt de
Lane Positioning Assist het over.
Als de richtingaanwijzer voorbij het punt van
weerstand is gezet, moet de bestuurder deze
terugzetten.
De bestuurder moet het stuurwiel correct vasthouden.
Zodra het halfautomatisch van rijstrook wisselen
begint, leidt het systeem de auto met kleine
stuurbewegingen naar de beoogde rijstrook.
U kunt voelen dat het stuurwiel beweegt.
Het wisselen van rijstrook onderbreken
Het is mogelijk dat er tijdens het wisselen
van rijstrook niet meer aan de noodzakelijke
voorwaarden voor de werking van het systeem
wordt voldaan.
Hiervoor wordt de camera boven aan de voorruit, de
radar aan de voorzijde en de vier hoekradars in de
bumpers gebruikt.
Het stuurwiel is voorzien van een hands-on-detectiesysteem om te voorkomen
dat de bestuurder de aandacht verliest.
Raadpleeg het betreffende gedeelte voor meer
informatie over het hands-on-detectiesysteem.
Het systeem is een hulpmiddel voor de bestuurder die desondanks altijd waakzaam
moet blijven. De bestuurder blijft verantwoordelijk
voor het rijden en dient de omgeving in de gaten
te houden en de handen op het stuurwiel te
houden.
De bestuurder moet meteen actie ondernemen
als hij denkt dat de verkeerssituatie of het
wegoppervlak ingrijpen vereist, door het stuurwiel
te bewegen om de werking van het systeem
tijdelijk te onderbreken.
Elk gebruik van het rempedaal of het gaspedaal
waardoor de adaptieve snelheidsregelaar wordt
onderbroken, zorgt er ook voor dat het systeem
wordt uitgeschakeld.
Het systeem selecteren
Twee mogelijkheden:
– W anneer de auto al op een geschikte weg rijdt,
selecteert de bestuurder het systeem door het Drive
Assist 2.0-systeem in te schakelen. –
Of, als de bestuurder Drive
Assist Plus al gebruikt,
suggereert de auto wanneer deze op een geschikte
weg rijdt om het systeem te selecteren door de toets
OK in te drukken.
Inschakelen / uitschakelen
► Schakel de richtingaanwijzer aan de zijde voor
het wisselen van rijstrook in, waarbij al dan niet het
punt van weerstand van de lichtschakelaar wordt
overschreden.
De bestuurder kan op elk moment de controle over
de auto weer overnemen:
–
Door de richtingaanwijzer uit te schakelen als de
auto de lijn nog niet heeft overschreden.
–
Door het stuurwiel stevig vast te houden.
–
Door de pedalen te gebruiken.
Zie het betreffende deel voor meer informatie over
de richtingaanwijzers.
Werkingsvoorwaarden
– In aanmerking komende wegen: wegen met
gescheiden rijbanen die verboden zijn voor
voetgangers en fietsers. –
De lijn die de rijstroken van elkaar scheidt, moet
duidelijk genoeg zijn om door het systeem te kunnen
worden herkend.
–
Het systeem is afhankelijk van de positie en
de snelheid van andere voertuigen om veilig van
rijstrook te kunnen wisselen.
–
Drive
Assist 2.0 ingeschakeld.
–
Lane Positioning
Assist ingeschakeld.
–
Rijsnelheid tussen 70 en 180 km/h.
Toegestaan verzoek om van
rijstrook te wisselen
Wanneer aan de benodigde voorwaarden is
voldaan en de richtingaanwijzer wordt gebruikt,
wordt de melding "OK?" weergegeven op het
instrumentenpaneel en klinkt er een geluidssignaal.
► Controleer de omgeving en druk op 2-OK om
naar een andere rijbaan te gaan.
Page 139 of 260

137
Rijden
6Het bericht "Let op" wordt weergegeven als
herinnering dat de bestuurder verantwoordelijk voor
de manoeuvre is.
Het systeem zorgt er vervolgens voor dat de auto
van rijstrook wisselt.
Wanneer er van rijstrook is gewisseld, wordt het
systeem automatisch uitgeschakeld en neemt de
Lane Positioning Assist het over.
Als de richtingaanwijzer voorbij het punt van
weerstand is gezet, moet de bestuurder deze
terugzetten.
De bestuurder moet het stuurwiel correct vasthouden.
Zodra het halfautomatisch van rijstrook wisselen
begint, leidt het systeem de auto met kleine
stuurbewegingen naar de beoogde rijstrook.
U kunt voelen dat het stuurwiel beweegt.
Het wisselen van rijstrook onderbreken
Het is mogelijk dat er tijdens het wisselen
van rijstrook niet meer aan de noodzakelijke
voorwaarden voor de werking van het systeem
wordt voldaan.
Als dit gebeurt voordat een van de wielen over de lijn
tussen twee rijstroken is gegaan, laat het systeem
de auto weer naar de oorspronkelijke rijstrook gaan
(bevestigd door een melding over de annulering
van manoeuvre op het instrumentenpaneel en een
geluidssignaal). Het systeem wordt dan automatisch
uitgeschakeld.
Als dit gebeurt wanneer het wisselen van rijstrook
is gestart, dan vraagt het systeem de bestuurder
om meteen weer de controle over de auto over
te nemen (bevestigd met een melding op het
instrumentenpaneel en een geluidssignaal) en wordt
het systeem automatisch uitgeschakeld.
Geweigerd verzoek om van
rijstrook te wisselen
Wanner u op 2-OK en er niet aan de noodzakelijke
voorwaarden is voldaan, worden de lijnen op het
instrumentenpaneel in oranje weergegeven en klinkt
er een geluidssignaal.
Het systeem houdt de auto op de oorspronkelijke
rijstrook. Het systeem wordt uitgeschakeld en het
halfautomatisch wisselen van rijstrook wordt niet
uitgevoerd.