PEUGEOT 308 2022 Instructieboekje (in Dutch)
Manufacturer: PEUGEOT, Model Year: 2022, Model line: 308, Model: PEUGEOT 308 2022Pages: 260, PDF Size: 8 MB
Page 81 of 260

79
Verlichting en zicht
4Laat de ruitenwissers niet los tijdens het
verplaatsen - kans op beschadiging van de
voorruit!
►
Reinig de voorruit met behulp van een
reinigingsmiddel voor autoruiten.
Gebruik geen waterafstotende producten van het type "Rain X".
►
Maak het versleten wisserblad het dichtst bij u
los en verwijder het.
►
Breng het nieuwe wisserblad aan en klem het op
de ruitenwisserarm.
►
Herhaal de procedure voor het andere
ruitenwisserblad.
►
Begin met het ruitenwisserblad het dichtst bij u;
houd nogmaals elke arm vast bij het starre gedeelte
en leg de ruitenwisser voorzichtig op de voorruit.
Verwijderen / aanbrengen aan de
achterzijde
► Houd de arm bij het starre gedeelte vast en zet
deze zo ver mogelijk omhoog.
► Reinig de achterruit met behulp van
ruitensproeiervloeistof.
►
Bepaal de positie van de arm waarop het
wisserblad is bevestigd.
►
Haal het versleten wisserblad los door het naar
de achterruit te trekken en te verwijderen.
►
Monteer het nieuwe wisserblad in dezelfde
positie als de arm en klem deze vast.
►
Houd de arm nogmaals vast bij het starre
gedeelte en leg de ruitenwisser voorzichtig op de
achterruit.
Zorg dat de arm in de juiste positie wordt aangebracht - kans op schade!
Page 82 of 260

80
Veiligheid
Algemene aanbevelingen met betrekking tot de
veiligheid
Verwijder de stickers niet die op de
verschillende plaatsen van uw auto zijn
aangebracht. Ze bevatten
veiligheidswaarschuwingen en informatie over de
identificatie van de auto.
Afhankelijk van de landelijke wetgeving kan de aanwezigheid van bepaalde
veiligheidsuitrusting verplicht zijn:
veiligheidsvesten, gevarendriehoeken,
alcoholtests, een set reservelampen,
reservezekeringen, een brandblusser, een
verbandtrommel, spatlappen aan de achterzijde
van de auto enz.
Monteren van elektrische accessoires: – Het monteren van elektrische
uitrustingselementen of accessoires die niet
onder een artikelnummer in het assortiment
van PEUGEOT voorkomen, kan tot een hoger
stroomverbruik leiden en kan storingen in het
elektrische systeem van uw auto veroorzaken.
Ga naar het PEUGEOT-netwerk voor meer
informatie over het aanbod aan accessoires met
een artikelnummer.
–
Uit veiligheidsoverwegingen is toegang tot de
diagnose-aansluiting, die is gekoppeld aan de
elektronische systemen in de auto, uitsluitend
voorbehouden aan het PEUGEOT-netwerk
of een gekwalificeerde werkplaats waar de
beschikking is over geschikt gereedschap (kans
op storingen in de elektronische systemen die
kunnen leiden tot pech of ernstige ongevallen).
De fabrikant kan niet aansprakelijk worden
gesteld als dit voorschrift niet wordt opgevolgd.
–
Wijzigingen of aanpassingen die niet door
PEUGEOT zijn voorzien of toegestaan, of die
niet volgens de technische voorschriften van de
fabrikant zijn uitgevoerd, leiden tot het vervallen
van de commerciële garantie.
Monteren van als accessoire geleverde radiocommunicatiezenders
Voordat u een radiocommunicatiezender
met buitenantenne monteert, moet u bij
het PEUGEOT-netwerk de technische
gegevens (frequentieband, maximaal
uitgangsvermogen, positie antenne, specifieke
installatievoorschriften) van de voor montage
geschikte zenders opvragen, conform de Richtlijn
Elektromagnetische Compatibiliteit (2004/104/
EG).
Conformiteitsverklaring voor radioapparatuur
De relevante certificaten zijn beschikbaar op de
website http://public.servicebox.peugeot.com/
APddb/.
Alarmknipperlichten
► Wanneer u op deze toets drukt, gaan alle
richtingaanwijzers knipperen.
Ze werken ook als het contact is afgezet.
Automatisch inschakelen van de alarmknipperlichten
Bij een noodstop worden de alarmknipperlichten
automatisch ingeschakeld, afhankelijk van de mate
van remvertraging. Zodra u weer gas geeft, gaan de
alarmknipperlichten uit.
Ze kunnen ook worden uitgeschakeld door op de
toets te drukken.
Page 83 of 260

81
Veiligheid
5Claxon
► Druk op het middelste gedeelte van het stuurwiel.
Geluidssignaal voor
voetgangers (plug-in
hybride)
Dit systeem waarschuwt voetgangers wanneer u in
de stand Electric (100% elektrisch) rijdt.
Het geluidssignaal voor voetgangers klinkt als
de auto rijdt, bij snelheden tot 30 km/h in een
versnelling vooruit of achteruit.
Deze functie kan niet worden uitgeschakeld.
* In overeenstemming met de algemene gebruiksvoorwaarden van de dienst, di\
e u bij een dealer kunt opvragen en afhankelijk van de technische beperkingen van het
systeem.
**
Afhankelijk van de geografische dekking van "eCall (SOS)" en de "ASSISTANCE"-systemen.
Bij een dealer kunt u een lijst van landen waar het systeem werkzaam is \
en een lijst met beschikbare telematicadiensten opvragen; deze lijst staat ook op de website
voor uw land.
Storing
Bij een storing gaat dit waarschuwingslampje op het instrumentenpaneel branden.
Laat het systeem door een PEUGEOT-dealer of
door een gekwalificeerde werkplaats controleren.
Noodoproep of
pechhulpoproep
1. eCall (SOS)
2. ASSISTANCE
eCall (SOS)
Uw auto kan standaard of optioneel zijn voorzien
van het systeem eCall (SOS).
Het systeem eCall (SOS) biedt direct contact met de
hulpdiensten en is volledig in de auto geïntegreerd.
Dit contact gaat automatisch via de sensoren die in
de auto zijn geïntegreerd of door op de toets (1 ) te
drukken.
Afhankelijk van het land van verkoop komt het
systeem eCall
(SOS) overeen met de systemen
PE112, ERAGLONASS, 999 etc.
Het systeem eCall
(SOS) is standaard geactiveerd.
►
W
anneer u handmatig een noodoproep wilt
maken, houd de toets (1 ) langer dan 2 seconden
ingedrukt.
Het brandende controlelampje en een spraakbericht
bevestigen dat de oproep naar de hulpdiensten is
verstuurd*.
Het systeem eCall (SOS) zoekt onmiddellijk uw auto
en brengt u in contact met de juiste hulpdiensten.**.
►
W
anneer u deze toets meteen opnieuw indrukt,
wordt de oproep geannuleerd.
Het controlelampje knippert wanneer de
autogegevens worden verzonden en blijft branden
wanneer de communicatie tot stand is gebracht.
Wanneer de sensoren in de auto een ernstig ongeval detecteren, bijvoorbeeld door de
elektronische eenheid airbags, wordt er
automatisch een noodoproep gedaan.
Page 84 of 260

82
Veiligheid
Het systeem eCall (SOS) is een gratis openbare dienst.
Werking van het systeem
– Het systeem werkt goed als het controlelampje bij
het aanzetten van het contact een paar seconden
brandt en vervolgens uit gaat.
–
Het controlelampje knippert rood: de noodbatterij
is leeg. Deze is na een paar minuten rijden weer
opgeladen.
–
Het controlelampje brandt permanent rood:
er is een storing in het systeem. De nood- en
pechhulpdiensten werken mogelijk niet.
–
Als het controlelampje niet gaat branden
wanneer het contact wordt aangezet, is er ook een
systeemstoring.
Neem zo snel mogelijk contact op met een
gekwalificeerde werkplaats als het probleem zich
blijft voordoen.
Een storing in het systeem betekent niet dat de auto niet meer kan rijden.
Wanneer een geïntegreerd systeem wordt bijgewerkt, dan is de functie eCall (SOS)
niet beschikbaar.
Gegevensverwerking De verwerking van persoonsgegevens
door de functie eCall (SOS) voldoet aan het
kader voor bescherming van persoonsgegevens
volgens Verordening 2016/679 (Algemene
verordening gegevensbescherming (AVG))
en Richtlijn 2002/58/EC van het Europees
Parlement en de Europese Raad, en is
specifiek bedoeld om de belangen van het
onderwerp van de gegevens te beschermen, in
overeenstemming met Artikel 6 (1) d) AVG.
De verwerking van persoonsgegevens is strikt
beperkt tot de vereisten van de functie eCall
(SOS) die wordt gebruikt met het noodnummer
voor Europa, 112.
De functie eCall (SOS) kan alleen de volgende
gegevens van de auto verzamelen en verwerken:
VIN-nummer, type voertuig (personenauto of
bedrijfsauto), type brandstof of aandrijflijn, de drie
meest recente locaties en rijrichting, het aantal
passagiers en een logbestand met tijdstempel
van de automatische activering van het systeem.
De verwerkte gegevens worden ontvangen
door noodoproepcentra die door de relevante
nationale autoriteiten zijn aangewezen in het
gebied waarin zij zich bevinden, met ontvangst
op prioriteit en verwerking van oproepen naar het
noodnummer 112.
Gegevensopslag Gegevens in het geheugen van het systeem
zijn alleen buiten het systeem toegankelijk als er
een oproep wordt gemaakt. Het systeem is niet
traceerbaar en wordt bij normaal gebruik niet
continu in de gaten gehouden.
De gegevens in het interne geheugen van het
systeem worden automatisch en continu gewist.
Alleen de drie meest recente locaties van de
auto's, die noodzakelijk zijn voor de normale
werking van het systeem, worden opgeslagen.
Wanneer er een noodoproep wordt gedaan,
wordt het gegevenslogbestand maximaal 13 uur
opgeslagen.
Toegang tot gegevens U hebt het recht op toegang tot gegevens
en kunt waar nodig een verzoek indienen
voor het rectificeren, wissen of beperking bij
verwerking van persoonsgegevens die niet
worden verwerkt in overeenstemming met
de bepalingen van de AVG. Derden waaraan
gegevens bekend zijn gemaakt, worden op de
hoogte gebracht bij het rectificeren, wissen of
beperken in overeenstemming met de AVG, tenzij
dit onmogelijk is of buitensporige inspanningen
vereist.
U hebt ook het recht om een klacht in te dienen
bij de relevante gegevensbeschermingsautoriteit.
Als u uw bovengenoemde rechten wilt laten
gelden, neem dan via e-mail contact met ons op
via: [email protected].
Ga voor informatie over uw contactgegevens
naar onze website en bekijk het privacy- en
cookie-beleid op de website van het merk.
Page 85 of 260

83
Veiligheid
5ASSISTANCE
► Houd bij pech toets 2 langer dan 2 seconden
ingedrukt om hulp in te roepen (dit wordt bevestigd
met een spraakbericht*).
►
W
anneer u deze toets meteen opnieuw indrukt,
wordt de oproep geannuleerd.
In de privacymodus kunt u instellen hoeveel er wordt gedeeld (gegevens en/of locatie)
tussen uw auto en PEUGEOT.
Dit kunt u instellen in de app Instellingen
van het
touchscreen.
Wanneer u uw auto niet bij een dealer aangesloten bij het PEUGEOT-
dealernetwerk hebt gekocht, raden wij u aan de
aanwezigheid van deze diensten bij een dealer te
laten controleren en eventueel configureren. In
een land waar meerdere talen worden gesproken
kunnen de diensten worden geconfigureerd voor
gebruik van de officiële nationale taal naar keuze.
Om technische redenen, zoals het verbeteren van de kwaliteit van
telematicadiensten voor klanten, behoudt de
fabrikant zich het recht voor om op elk willekeurig
moment het telematicasysteem in de auto te
wijzigen.
* Afhankelijk van de geografische dekking van de systemen "eCall (SOS)" en ASSISTANCE en van de officiële landstaal die is gekozen door de eigenaar van de auto.
Bij een dealer kunt u een lijst van landen waar het systeem werkzaam is \
en een lijst met beschikbare telematicadiensten opvrage n; deze lijsten zijn ook beschikbaar
op de website voor uw land.
Tijdens een update van het geïntegreerde telematicasysteem van de auto is het
ASSISTANCE-systeem niet beschikbaar.
Indien uw auto is uitgerust met de Peugeot Connect Packs met het Pack SOS &
Assistance, beschikt u via uw persoonlijke pagina
op de landelijke website over aanvullende
diensten.
Raadpleeg de algemene voorwaarden van deze
diensten voor informatie over het Pack SOS &
Assistance.
Elektronisch
stabiliteitsprogramma (ESP)
Het elektronische stabiliteitsprogramma omvat de
volgende systemen:
–
Antiblokkeersysteem (ABS) en elektronische
remdrukregelaar (EBD).
–
Noodremassistentie (BAS).
–
Post Collision Safety Brake (PCSB).
–
Antispinregeling (ASR).
–
Dynamische stabiliteitsregeling (DSC).
–
Aanhangerstabiliteitscontrole (TSM).
Antiblokkeersysteem (ABS)/elektronische remdrukregelaar
(EBD)
Deze systemen verbeteren de stabiliteit en het
weggedrag van de auto tijdens het remmen en
zorgen ervoor dat u de auto beter onder controle
hebt in bochten, vooral op slechte of natte wegen.
Het ABS voorkomt dat de wielen bij een noodstop
blokkeren.
De elektronische remdrukregelaar (EBD) regelt de
remdruk op elk afzonderlijk wiel.
►
W
anneer er in een noodgeval moet worden
geremd, trap het pedaal dan stevig in en houd
die druk vast.
Als het ABS ingrijpt, kunt u trillingen in het rempedaal voelen; dit is normaal.
Als dit lampje blijft branden, duidt dit op een storing in het ABS.
De auto kan normaal remmen. Rijd voorzichtig en
met een matige snelheid.
Laat het systeem door een PEUGEOT-dealer of
door een gekwalificeerde werkplaats controleren.
Als dit waarschuwingslampje samen met de waarschuwingslampjes STOP en ABS gaat
branden, in combinatie met een melding en een
geluidssignaal, dan is er een storing in de EBD.
Page 86 of 260

84
Veiligheid
Zet de auto stil.
Zet de auto zo snel mogelijk stil op een veilige plaats
en zet het contact af.
Neem contact op met een PEUGEOT-dealer of een
gekwalificeerde werkplaats.
Wanneer de wielen (banden en velgen) moeten worden vervangen, zorg er dan voor
dat er wielen worden gemonteerd die voor uw
auto zijn goedgekeurd.
Na een aanrijding Laat het systeem door een PEUGEOT-
dealer of door een gekwalificeerde werkplaats
controleren.
Noodremassistentie (BAS)
Dit systeem beperkt de afstand bij een noodstop
door de remdruk te optimaliseren.
Het wordt geactiveerd in verhouding tot de snelheid
waarmee het rempedaal wordt ingedrukt. Het
systeem zorgt er dan voor dat de benodigde
bedieningskracht minder wordt en dat de effectiviteit
van het remmen wordt vergroot.
Post Collision Safety Brake
(APCB)
Als er een ongeval wordt waargenomen, remt de
auto automatisch af na de aanrijding. Dit systeem
beperkt de kans op verdere aanrijdingen als de
bestuurder niet reageert. Het systeem werkt niet als de auto de remfunctie
na een aanrijding niet automatisch kan activeren
of uitvoeren, wat kan gebeuren bij zeer
ernstige aanrijdingen of in andere specifieke
aanrijdingsscenario's.
De automatische remfunctie kan worden omzeild
door het rem- of gaspedaal in te trappen.
Werkingsvoorwaarden
Het systeem werkt als er aan de volgende
voorwaarden wordt voldaan:
–
Airbags of pyrotechnische gordelspanners zijn
door de aanrijding geactiveerd.
–
Remsystemen en elektrische functies blijven
continu in werking tijdens en na een aanrijding.
–
De bestuurder heeft het rempedaal of gaspedaal
niet ingetrapt.
Storing
Bij een storing gaat een van deze waarschuwingslampjes
op het instrumentenpaneel branden, in combinatie
met het waarschuwingslampje voor service, een
melding en een geluidssignaal.
Laat het systeem door een PEUGEOT-dealer of
door een gekwalificeerde werkplaats controleren.
Antispinregeling (ASR) / Dynamische
stabiliteitscontrole (DSC)
De antispinregeling (of tractieregeling) optimaliseert
de tractie door het motorkoppel te regelen en de remmen van de aangedreven wielen te bedienen
om te voorkomen dat een of meerdere wielen
gaan spinnen. Bovendien verbetert dit systeem de
koersstabiliteit van de auto.
Als er een verschil is tussen de koers van de auto
en de door de bestuurder gewenste koers, grijpt de
dynamische stabiliteitsregeling automatisch in op
het motorkoppel en remt een of meerdere wielen af
zodat de auto weer de juiste koers volgt, in zoverre
dit binnen de natuurkundige wetten mogelijk is.
Deze systemen worden automatisch geactiveerd
zodra de motor wordt gestart.
Deze systemen worden geactiveerd bij een
probleem met de grip of de koers van de
auto (het waarschuwingslampje knippert op het
instrumentenpaneel).
Uitschakelen / weer inschakelen
In uitzonderlijke omstandigheden (bijvoorbeeld als
de auto vastzit in de modder of sneeuw, of als de
auto in mul zand rijdt) kan het nuttig zijn om de DSC-
/ ASR-systemen uit te schakelen zodat de wielen
kunnen spinnen en weer grip krijgen.
Schakel het systeem weer in zodra er weer
voldoende grip is.
Bij GT Pack-uitvoeringen
Page 87 of 260

85
Veiligheid
5
► Druk op deze toets om het DSC- / ASR-system
in / uit te schakelen (bevestigd door het branden /
doven van het controlelampje).
Het uit- / inschakelen van het DSC- / ASR-systeem wordt bevestigd door het
branden / doven van het controlelampje op het
instrumentenpaneel en een melding.
Het DCS- / ASR-systeem wordt automatisch weer
ingeschakeld zodra het contact wordt uitgeschakeld.
Bij niet-GT Pack-uitvoeringen
Het ASR-systeem is uitgeschakeld / ingeschakeld in de toepassing ADAS op het
touchscreen.
Het uit- / inschakelen van het ASR-systeem wordt bevestigd door het branden / doven
van het controlelampje op het instrumentenpaneel
en een melding.
Het ASR-systeem wordt automatisch weer
ingeschakeld telkens als het contact wordt aangezet
of als er een snelheid van meer dan 50 km/h wordt
bereikt
Bij een snelheid lager dan 50 km/h moet handmatig
opnieuw worden ingeschakeld.
Storing
Bij een storing gaat dit waarschuwingslampje op het instrumentenpaneel branden, in
combinatie met een melding en een geluidssignaal.
Laat het systeem door een PEUGEOT-dealer of
door een gekwalificeerde werkplaats controleren.
ASR/DSC Deze systemen zorgen voor meer veiligheid
tijdens het rijden. Dat betekent echter niet dat
de bestuurder meer risico's mag nemen of hard
mag rijden.
In situaties die tot gladheid kunnen leiden (regen,
sneeuw, ijzel) wordt de kans dat de wielen hun
grip verliezen groter. Het is voor uw veiligheid dus
van het grootste belang dat de systemen altijd
zijn ingeschakeld, zeker als de omstandigheden
gevaarlijker worden.
Deze systemen kunnen alleen goed werken
als de aanbevelingen van de fabrikant met
betrekking tot de wielen (banden en velgen),
onderdelen van het remsysteem en elektronische
onderdelen, en de montageprocedures die door
een PEUGEOT-dealer worden toegepast worden
gevolgd.
We raden het gebruik van winter- of all season-
banden aan om ervoor te zorgen dat deze
systemen ook onder winterse omstandigheden
goed blijven werken. Alle vier de wielen
moeten worden voorzien van banden die zijn
goedgekeurd voor uw auto.
Alle bandenspecificaties staan op de banden-/
laksticker vermeld. Zie het betreffende hoofdstuk
voor meer informatie over de identificatie.
Aanhangerstabiliteitscontrole (TSA)
Bij het trekken van een aanhanger vermindert dit
systeem de kans op slingeren van de auto en de
aanhanger.
Werking
Het systeem wordt automatisch ingeschakeld als het
contact wordt aangezet.
Het elektronische stabiliteitssysteem (ESC) moet
storingsvrij zijn.
De rijsnelheid moet tussen 60 en 160
km/h liggen.
Als het systeem detecteert dat de aanhanger slingert, worden de remmen ingeschakeld
om de aanhanger te stabiliseren en wordt indien
nodig het motorvermogen verlaagd om de snelheid
van de auto te verlagen (dit waarschuwingslampje
op het instrumentenpaneel gaat knipperen en de
remlichten gaan branden).
Zie voor meer informatie over gewichten en
aanhangergewichten het deel Technische
gegevens en aanhangergewichten of het
kentekenbewijs van uw auto.
Zie het betreffende deel voor meer informatie over
veilig rijden met een trekhaak.
Page 88 of 260

86
Veiligheid
Storing
Bij een storing gaat dit waarschuwingslampje op het instrumentenpaneel branden, in
combinatie met een melding en een geluidssignaal.
Verlaag de snelheid en rijd voorzichtig wanneer u
verder wilt rijden met de aanhanger.
Laat het systeem door een PEUGEOT-dealer of
door een gekwalificeerde werkplaats controleren.
Het stabiliteitscontrolesysteem voor de aanhanger biedt extra veiligheid onder
normale rijomstandigheden, wanneer de
aanbevelingen voor gebruik van aanhangers en
de geldende wetgeving in uw land in acht worden
genomen. Dit moet de bestuurder niet
aanmoedigen om extra risico's te nemen, zoals
op een onjuiste manier een aanhanger gebruiken
(bijvoorbeeld met te veel belasting, een te hoge
kogeldruk, versleten banden, banden met een
lage bandenspanning of een defect remsysteem)
of te snel rijden.
In bepaalde gevallen neemt het systeem niet
waar dat de aanhanger gaat slingeren, vooral
met een lichte aanhanger.
Wanneer u op een glad of slecht wegdek
rijdt, kan het systeem niet voorkomen dat de
aanhanger slingert.
Veiligheidsgordels
Oprolautomaat
De veiligheidsgordels zijn voorzien van een
oprolautomaat die de lengte van de riem
automatisch aanpast aan de lichaamsbouw van de
gebruiker. De veiligheidsgordel wordt automatisch
opgerold als hij niet wordt gebruikt.
De oprolautomaten zijn voorzien van een
automatische blokkeerinrichting die in werking treedt
bij een aanrijding, een noodstop of het over de kop
slaan van de auto. U kunt de blokkeerinrichting
deblokkeren door stevig aan de riem te trekken
en deze weer los te laten, zodat de riem weer een
stukje wordt opgerold.
Pyrotechnische gordelspanner
Dit systeem verbetert de veiligheid bij een frontale
aanrijding of een aanrijding van opzij.
Bij een krachtige aanrijding zorgen de
pyrotechnische gordelspanners ervoor dat de
veiligheidsgordels stevig tegen de lichamen van de
inzittenden worden getrokken.
De pyrotechnische gordelspanners zijn actief zodra
het contact wordt ingeschakeld.
Progressieve spankrachtbegrenzer
Dit systeem beperkt de kracht waarmee de
gordel tegen het lichaam van de inzittenden wordt
getrokken, op basis van het postuur, en verhoogt
daarmee de veiligheid.
In het geval van een aanrijding De gordelspanners kunnen, afhankelijk van
de aard en de kracht van de aanrijding, vóór en
onafhankelijk van de airbags afgaan. Wanneer de
gordelspanners worden geactiveerd, kan er wat
onschadelijke rook en een knal uit komen, als
gevolg van de activering van de pyrotechnische
lading in het systeem.
In alle gevallen gaat het controlelampje van de
airbag branden.
Laat het gordelsysteem na een aanrijding
controleren en eventueel vervangen door
een PEUGEOT-dealer of een gekwalificeerde
werkplaats.
Veiligheidsgordels vóór
De veiligheidsgordels vóór zijn voorzien van een
pyrotechnische gordelspanner en een progressieve
spankrachtbegrenzer.
Veiligheidsgordels achter
Iedere zitplaats achter heeft een
driepuntsveiligheidsgordel met een oprolautomaat.
De veiligheidsgordels van de buitenste zitplaatsen
zijn voorzien van een gordelspanner en een
spankrachtbegrenzer.
Page 89 of 260

87
Veiligheid
5Omdoen
► Trek aan de gordel en steek de gesp in de
gordelsluiting.
►
Controleer of de veiligheidsgordel goed is
vastgemaakt door even aan de gordel te trekken.
Losmaken
► Druk op de rode knop van de gordelsluiting.
► Houd de gordel vast terwijl deze zich oprolt.
Waarschuwingen losgemaakte
/ niet vastgemaakte
veiligheidsgordel
1. Waarschuwingslampje veiligheidsgordel
linksvoor
2. Waarschuwingslampje veiligheidsgordel
rechtsvoor
3. Waarschuwingslampje veiligheidsgordel
linksachter
4. Waarschuwingslampje veiligheidsgordel
middenachter 5.
Waarschuwingslampje veiligheidsgordel
rechtsachter
Waarschuwingslampje veiligheidsgordel(s)
losgemaakt / niet vastgemaakt
Dit lampje gaat rood branden op zowel het
instrumentenpaneel als het display met
waarschuwingslampjes voor de veiligheidsgordels,
als het systeem heeft gedetecteerd dat een van
de veiligheidsgordels is losgemaakt of niet is
vastgemaakt.
Waarschuwing niet vastgemaakte veiligheidsgordel vóór
Als het contact aan staat en de bestuurder of
voorpassagier zijn gordel niet heeft vastgemaakt,
gaat het betreffende waarschuwingslampje (1 of
2 ) rood branden. Bij snelheden hoger dan 20
km/h
knippert dit waarschuwingslampje ongeveer 2
minuten rood in combinatie met een geluidssignaal.
Vervolgens blijft het waarschuwingslampje rood
branden totdat de gordel is vastgemaakt.
Waarschuwing veiligheidsgordel achter niet vastgemaakt
Als het contact aan staat en een van de passagiers
achterin de veiligheidsgordel niet heeft vastgemaakt,
gaat het betreffende waarschuwingslampje (3 , 4 of
5 ) gedurende 1 minuut rood branden.
Waarschuwing veiligheidsgordel
losgemaakt
Nadat het contact is ingeschakeld en de bestuurder
of passagier de veiligheidsgordel losmaakt, gaat
het betreffende waarschuwingslampje (1 , 2 , 3 , 4 of
5 ) rood branden. Bij snelheden hoger dan 20
km/h
knippert dit waarschuwingslampje ongeveer 2
minuten in combinatie met een geluidssignaal.
Vervolgens blijft het waarschuwingslampje branden
totdat de veiligheidsgordel weer is vastgemaakt.
Als het contact aan staat en de bestuurder of een passagier zijn of haar veiligheidsgordel
heeft vastgemaakt, gaat het betreffende
waarschuwingslampje (1 , 2 , 3 , 4 of 5 ) groen branden
op het display.
Als het systeem detecteert dat een van de passagierszitplaatsen voorin of achterin niet
bezet is met het contact aan, gaat het betreffende
waarschuwingslampje (2 , 3 , 4 or 5 ) grijs branden op
het display.
Als er geen waarschuwingen voor niet-bevestigde of
losgemaakte veiligheidsgordel meer zijn, dan blijven
de groene of grijze waarschuwingslampjes ongeveer
30 seconden branden en gaan dan uit.
Advies
Alvorens te gaan rijden dient de bestuurder te controleren of alle passagiers hun
veiligheidsgordel goed hebben omgedaan en
vastgemaakt.
Maak altijd de veiligheidsgordel vast, ongeacht
de reistijd en de plaats waar u in de auto zit.
Wissel de gordelsluitingen van de
veiligheidsgordels onderling niet om; de gordels
zijn dan niet voldoende effectief.
Voor een juiste werking van de gordelsluiting
moet u voor het vastmaken van de gordel
Page 90 of 260

88
Veiligheid
controleren of er geen vreemde voorwerpen
aanwezig zijn in de sluiting.
Controleer zowel voor als na het gebruik van de
gordel of deze goed is opgerold.
Controleer na het neerklappen of verstellen van
een stoel of de achterbank of de gordel zich op
de juiste plaats bevindt en goed is opgerold.
OmdoenDe heupgordel moet zo laag mogelijk op het
bekken worden geplaatst.
De schoudergordel moet langs het holle gedeelte
van de schouder worden geplaatst.
Aan de voorkant moet de stoelhoogte mogelijk
worden aangepast om de positie van de
veiligheidsgordel af te stellen.
Voor een effectieve werking van de
veiligheidsgordel:
–
dient deze strak om het lichaam te worden
gedragen.
–
moet deze in een vloeiende beweging naar
voren worden getrokken, zonder dat de gordel
gedraaid raakt.
–
mag deze door niet meer dan één persoon
worden gedragen.
–
mag deze geen beschadigingen of rafels
vertonen.
–
mag er niets aan de gordel worden gewijzigd
om te voorkomen dat de gordel niet goed werkt.
Aanbevelingen voor kinderen Maak voor kinderen tot 12 jaar en/of
passagiers kleiner dan 1,5 meter gebruik van een
geschikt kinderzitje.
De veiligheidsgordel mag door niet meer dan één
kind gedragen worden.
Laat een kind tijdens het rijden nooit op schoot
zitten.
Zie het betreffende deel voor meer informatie
over kinderzitjes.
Onderhoud
Vanwege de wettelijke
veiligheidsvoorschriften moeten alle
werkzaamheden aan de veiligheidsgordels
worden uitgevoerd door een PEUGEOT-dealer
of een gekwalificeerde werkplaats, om te
garanderen dat de werkzaamheden volgens de
voorschriften worden uitgevoerd.
Laat de veiligheidsgordels van uw auto
regelmatig controleren door een PEUGEOT-
dealer of een gekwalificeerde werkplaats, vooral
als de gordels beschadigingen vertonen.
Reinig de veiligheidsgordels met zeepsop of
een reinigingsmiddel voor textiel, verkrijgbaar bij
PEUGEOT-dealers.
Airbags
Algemene informatie
Het systeem is speciaal ontworpen om de
veiligheid van de inzittenden op de voorstoelen
en de middelste zitplaatsen achterin bij ernstige
aanrijdingen te verhogen. De airbags vullen
de werking van de veiligheidsgordels met
spankrachtbegrenzers aan.
Elektronische schoksensoren registreren en
analyseren de frontale en zijdelingse krachten
waaraan de detectiezones bij een aanrijding worden
blootgesteld:
–
Bij een ernstige aanrijding worden de airbags
onmiddellijk geactiveerd en verhogen deze de
bescherming van de inzittenden van de auto;
direct na de aanrijding ontsnapt het gas snel uit de
airbags, zodat het zicht niet wordt belemmerd en de
inzittenden de auto eventueel kunnen verlaten.
–
Bij een lichte aanrijding, een aanrijding van
achteren en in sommige gevallen bij over de kop
slaan, kan het zijn dat de airbags niet worden
geactiveerd. In deze situaties bieden alleen de
veiligheidsgordels bescherming.
De ernst van de aanrijding hangt af van de aard
van het obstakel en de snelheid van de auto op het
moment van de aanrijding.
De airbags werken alleen als het contact is ingeschakeld.
Deze uitrusting werkt slechts één keer. Als er een
tweede aanrijding plaatsvindt (tijdens hetzelfde