ESP PEUGEOT 308 2022 Instructieboekje (in Dutch)
[x] Cancel search | Manufacturer: PEUGEOT, Model Year: 2022, Model line: 308, Model: PEUGEOT 308 2022Pages: 260, PDF Size: 8 MB
Page 4 of 260

2
Inhoudsopgave
  ■
Overzicht
  ■
Eco-rijden
 1InstrumentenpaneelInformatie voor de bestuurder  10
Instrumentenpaneel met matrixdisplay  10
Digitale instrumentenpanelen  10
Waarschuwings- en verklikkerlampjes  12
Meters  18
Handmatige controle  22
Kilometerteller  22
Boordcomputer  22
10 inch touchscreen  23
i-Toggles  25
Op afstand bedienbare extra functies   
(plug-in hybride) 
 26
 2Toegang tot de autoAfstandsbediening/sleutel  27
Proximity Keyless Entry and Start  29
Centrale vergrendeling  31
Noodprocedures  32
Portieren  34
Achterklep  34
Elektrisch bedienbare achterklep (SW)  35
Alarm  38
Elektrische ruitbediening  41
Schuif- / kanteldak  41
 3Ergonomie en comfortZitpositie  44
Voorstoelen  45
Het stuurwiel verstellen  48
Stuurwielverwarming  49
Spiegels  49
Achterbank  51
Verwarming en ventilatie  53
Automatische airconditioning met gescheiden   
regeling 
 54
Ontwasemen - ontdooien voorruit en voorste   
zijruiten 
 57
Ontwasemen - ontdooien achterruit  57
Voorruitverwarming  57
Voorverwarming / -koeling (plug-in hybride)  58
Voorzieningen vóór  59
Plafonniers  62
Sfeerverlichting  63
Voorzieningen achter  63
Voorzieningen in de bagageruimte  64
 4Verlichting en zichtLichtschakelaar  69
Richtingaanwijzers  70
Hoogteverstelling van de koplampen  71
Automatisch inschakelen van de koplampen  71
Follow me home- en instapverlichting  72
Automatische verlichtingssystemen - Algemene 
aanbevelingen 
 72
Grootlichtassistent  73
Peugeot Matrix LED Technology 2.0  74
Ruitenwisserschakelaar  75
Intervalstand ruitenwissers  77
Automatische stand ruitenwissers  77
Ruitenwisserbladen vervangen  78
 5VeiligheidAlgemene aanbevelingen met betrekking tot de 
veiligheid  80
Alarmknipperlichten  80
Claxon  81
Geluidssignaal voor voetgangers (plug-in hybride)  81
Noodoproep of pechhulpoproep  81
Elektronisch stabiliteitsprogramma (ESP)  83
Veiligheidsgordels  86
Airbags  88
Kinderzitjes  91
De airbag vóór aan passagierszijde uitschakelen  93
ISOFIX-kinderzitjes  94
i-Size-kinderzitjes  95
Kinderzitjes plaatsen  96
Kinderbeveiliging  98
 6RijdenRijadviezen  99
Starten / afzetten van de motor met de sleutel  101
Starten / afzetten van de motor met Keyless   
Entry and Start 
 102
Plug-in hybrideauto starten  103
Elektrische parkeerrem  104
Handgeschakelde versnellingsbak  107
Automatische transmissie  107
Rijstanden  11 0
Hill  Start Assist  11 2
Schakelindicator  11 2
Stop & Start  11 3
Bandenspanningscontrolesysteem  11 4
Rij- en parkeerhulpsystemen - Algemene   
adviezen 
 11 6
Stuurwiel met hands-on-detectiesysteem  11 7
Snelkopppelingen voor rijhulpsystemen  11 8   
Page 5 of 260

3
Inhoudsopgave
  
  
 
 
 
 
Verkeersbordherkenning  11 8
Snelheidsbegrenzer  122
Snelheidsregelaar - Specifieke adviezen  124
Snelheidsregelaar  124
Drive Assist  Plus  126
Drive Assist  2.0  127
Adaptieve snelheidsregelaar  127
Lane  Positioning Assist  132
Aanpassing bochtsnelheid  135
Halfautomatisch veranderen van rijstrook  135
Active Safety Brake met Collision Risk Alert en 
Intelligente noodremassistentie 
 140
Systeem voor detecteren van onoplettendheid  143
Active Lane Departure Warning System  144
Dodehoekbewaking met groot bereik  147
Parkeerhulp  148
Visiopark 1  150
Visiopark 2  151
Verkeerswaarschuwing achter  153
 7Praktische informatieCompatibiliteit van brandstoffen  156
Tanken  156
Tankbeveiliging (diesel)  157
Plug-in hybridesysteem  158
De tractiebatterij opladen (motor plug-in hybride)  164
Trekhaak  167
Trekhaak met afneembare kogel  168
Dakdragers  171
Sneeuwschermen  172
Sneeuwkettingen  173
Eco-stand  174
Motorkap  175
Onder de motorkap  176
Niveaus controleren  176
Controles  178
AdBlue® (BlueHDi)  180
Overgaan op vrijloop  182
Onderhoudstips  183
 8In geval van pechGevarendriehoek  186
Brandstoftank leeg (diesel)  186
Boordgereedschap  186
Bandenreparatieset  188
Reservewiel  191
Een lamp vervangen  194
Zekeringen  196
12V-accu  196
Slepen van de auto  202
 9Technische gegevensTechnische gegevens motoren en   
aanhangergewichten  204
Benzinemotoren  205
Dieselmotoren  207
Motoren van plug-in hybrides  208
Afmetingen  209
Identificatie  210
 10 PEUGEOT i-Connect Advanced - PEUGEOTi-Connect
De eerste stappen  2 11
Aanpassen  214
Stuurkolomschakelaars  216
Applicaties  216
Gesproken commando's  216
Navigatie  218
Connectiviteit  219
Mirror Screen  220
Media  222
Telefoon  224
Instellingen  225
Help  226
 11Event Data Recorders (EDR)
  ■
Trefwoordenregister  
bit.ly/helpPSA 
Toegang tot aanvullende video's  
Page 7 of 260

5
Overzicht
Schakelaars op of rondom het stuurwiel 
 
1.Lichtschakelaar / richtingaanwijzers / 
pagina display instrumentenpaneel / 
onderhoudsindicator 
2. Bediening ruitenwissers / ruitensproeier / 
boordcomputer
3. Schakelflippers automatische transmissie
4. Bediening snelheidsbegrenzer / 
snelheidsregelaar / Adaptieve snelheidsregelaar 
/ Drive Assist Plus of Drive Assist 2.0
A. Ingestelde snelheid verhogen / verlagen
Weergeven en instellen van de afstand tot de 
voorligger (Adaptieve snelheidsregelaar)
B. Snelheidsregelaar in-/uitschakelen
Adaptieve snelheidsregelaar in-/uitschakelen / 
Drive Assist  Plus C.
Snelheidsbegrenzer of snelheidsregelaar 
inschakelen / onderbreken met de opgeslagen 
snelheid
Bevestiging van het wegrijden van de auto 
nadat deze automatisch tot stilstand is gebracht 
(Adaptieve cruise control met Stop&Go-functie)
D. Snelheidsbegrenzer in-/uitschakelen
E. Snelheidsbegrenzer of snelheidsregelaar 
activeren met de opgeslagen snelheid
De snelheid gebruiken die wordt voorgesteld 
door de Verkeersbordherkenning -functie
5. Claxon / airbag vóór aan bestuurderszijde
6. Bediening audiosysteem
F. Indrukken: weergeven favoriete radiozender / 
media
Omhoog / omlaag: selecteren van vorige / 
volgende zender / medium / smartphone
Indrukken: keuze bevestigen
G. Volume verhogen / verlagen
H. Opnemen / ophangen
Toegang tot het oproeplogboek van de 
Telefoon-app
I. Kort indrukken: gesproken commando's van het 
systeem
Lang indrukken: gesproken commando's van de 
smartphone
Schakelaarpaneel aan de zijkant 
 
 
 
1. Hoogteverstelling van de koplampen met 
led-technologie
2. Dynamic Stability Control / Traction Control
3. Elektrisch bedienbare achterklep (SW)
4. Voorruitverwarming
5. Stuurwielverwarming
6. Openen van de brandstofvulklep
7. Controlelampje voorverwarmen / voorkoelen
Centraal schakelaarpaneel 
 
 
 
1. Bediening automatisch airconditioningssysteem 
/ toets HOME
of
toets i-Toggles/HOME    
Page 10 of 260

8
Eco-rijden
Eco-rijden
Door in de dagelijkse praktijk een aantal 
aanwijzingen op te volgen kan de bestuurder het 
energieverbruik van zijn auto (brandstof en / of 
elektriciteit) en de CO
2-uitstoot optimaliseren.
Het gebruik van de versnellingsbak / 
transmissie optimaliseren
Als uw auto is voorzien van een handgeschakelde 
versnellingsbak, rijd dan rustig weg en schakel zo 
snel mogelijk naar de tweede versnelling. Schakel 
bij het accelereren bij voorkeur snel over naar een 
hogere versnelling.
Met een automatische transmissie kunt u het 
beste de automatische modus gebruiken. Trap het 
gaspedaal niet heel diep of plotseling in.
De schakelindicator adviseert u de versnelling 
te kiezen die het best geschikt is voor de 
rijomstandigheden. Volg het schakeladvies op het 
instrumentenpaneel zo snel mogelijk op.
Bij een auto met een automatische transmissie 
wordt de schakelindicator alleen in de handmatige 
stand weergegeven.
Kies voor een soepele rijstijl
Houd afstand van de auto's voor u, rem bij voorkeur 
af op de motor in plaats van het rempedaal te 
gebruiken en trap het gaspedaal geleidelijk in. 
Op deze manier verlaagt u het energieverbruik 
en de CO
2-emissies, en neemt het algemene 
geluidsniveau van het verkeer af.
Bij een EAT8-transmissie kunt u met de 
selectiehendel in stand
  D, behalve in stand
  Sport, de vrijloop gebruiken door uw voet van het gaspedaal 
te halen om zo brandstof te besparen.
Wanneer het verkeer goed doorstroomt, kunt u de 
snelheidsregelaar inschakelen.
Gebruik de elektrische voorzieningen op de 
juiste manier
Als bij het instappen blijkt dat de temperatuur in het 
interieur hoog is opgelopen, open dan alle ruiten en 
de ventilatieroosters voordat u de airconditioning 
inschakelt.
Sluit de ruiten bij snelheden hoger dan 50
  km/h, 
maar laat de ventilatieroosters geopend.
Maak gebruik van alle voorzieningen die de 
temperatuur in het interieur kunnen verlagen.
Schakel de airconditioning uit zodra de gewenste 
temperatuur is bereikt (behalve bij auto's met een 
automatische airconditioning).
Schakel de achterruitverwarming en de 
ontwaseming uit zodra deze niet meer nodig zijn, als 
deze niet automatisch worden geregeld. 
Schakel de stoelverwarming en het verwarmde 
stuurwiel zo snel mogelijk uit.
Pas uw gebruik van de (mist)verlichting aan het 
zicht aan, in overeenstemming met de geldende 
wetgeving in het land waar u rijdt.
Laat de motor vooral 's winters (behalve onder zeer 
winterse omstandigheden: bij temperaturen lager 
dan -23 °C) na het starten niet stationair draaien. De 
auto warmt onder het rijden veel sneller op.
Sluit als passagier zo weinig mogelijk multimedia-
apparaten (voor bijvoorbeeld films, muziek of 
spelletjes) aan om het energieverbruik te beperken.  Koppel alle draagbare apparatuur los als u de auto 
verlaat.
Beperk de oorzaken van een hoger 
brandstofverbruik
Verdeel het gewicht gelijkmatig over de auto: plaats 
de zwaarste voorwerpen in de bagageruimte zo 
dicht mogelijk bij de achterbank.
Beperk de belading en de luchtweerstand van 
uw auto (onder meer door dakdragers, imperiaal, 
fietsendrager en aanhanger). Gebruik bij voorkeur 
een dakkoffer voor het vervoer van bagage op het 
dak.
Verwijder de dakdragers en het imperiaal na gebruik.
Vervang de winterbanden na de winter zo snel 
mogelijk door zomerbanden.
Houd u aan de onderhoudsvoorschriften
Controleer de bandenspanning regelmatig (bij koude 
banden) en houd u daarbij aan de bandenspanning 
die staat vermeld op de sticker op de sponning van 
het bestuurdersportier.
Controleer de bandenspanning met name:
–
 
voorafgaand aan een lange rit;
–
 
bij de wisseling van de seizoenen;
–
 
als de auto gedurende langere tijd niet is gebruikt.
V
ergeet daarbij het reservewiel en de wielen van 
een aanhanger of caravan (indien van toepassing) 
niet.
Laat uw auto regelmatig onderhouden 
(motorolie verversen, oliefilter, luchtfilter en 
interieurfilter vervangen enz.). Houd u aan het 
onderhoudsschema van de fabrikant.    
Page 22 of 260

20
Instrumentenpaneel
Storing in het SCR-emissieregelsysteem
Storingsdetectie
 
 
Als er een storing wordt 
gedetecteerd, gaan deze 
waarschuwingslampjes 
branden in combinatie met een 
geluidssignaal en de melding 
"Storing emissieregeling".
De waarschuwing wordt tijdens het rijden gegeven 
zodra de storing voor de eerste keer wordt 
gedetecteerd en vervolgens steeds bij het aanzetten 
van het contact zolang de storing niet is verholpen.
Bij een tijdelijke storing verdwijnt de  waarschuwing tijdens de volgende rit na de 
zelfdiagnose van het SCR-emissieregelsysteem.
Storing bevestigd tijdens de toegestane 
rijfase (tussen 1.100 en 0 km)
Als de storingsmelding na 50 km rijden nog steeds 
wordt weergegeven, wordt de storing in het SCR-
systeem bevestigd.
Het AdBlue-waarschuwingslampje knippert en 
er wordt een melding weergegeven ("Storing 
emissieregeling: starten niet meer mogelijk over 
X km"), met de actieradius in kilometers.
Tijdens het rijden wordt de melding elke 30 
seconden weergegeven. De waarschuwing wordt 
opnieuw weergegeven zodra het contact wordt 
aangezet.
Bij draaiende motor:
–  In zone  A is de temperatuur in orde.
–
 
In zone 
 B is de temperatuur te hoog. Het 
bijbehorende waarschuwingslampje en het 
waarschuwingslampje  STOP
  branden rood op 
het instrumentenpaneel, er wordt een melding 
weergegeven en er klinkt een geluidssignaal.
Zet de auto zo snel mogelijk op een veilige 
plaats stil.
Wacht enkele minuten voordat u de motor afzet.
Zet het contact uit, open voorzichtig de  motorkap en controleer het 
koelvloeistofniveau.
Zie het betreffende deel voor meer  informatie over het controleren van de 
niveaus.
AdBlue®-
actieradiusindicatoren 
(BlueHDi)
De  BlueHDi-dieselmotoren zijn uitgerust met 
een systeem waarbij het roetfilter (FAP) wordt 
gecombineerd met het SCR-emissieregelsysteem 
(Selective Catalytic Reduction) voor de 
nabehandeling van de uitlaatgassen. Deze kunnen 
niet functioneren zonder AdBlue
®-vloeistof.
Zodra de reservevoorraad van het AdBlue®-reservoir 
is aangesproken (tussen 2400 en 0 km), gaat bij 
het aanzetten van het contact een verklikkerlampje 
branden en wordt een melding weergegeven die 
aangeeft hoeveel kilometer u nog ongeveer kunt 
rijden voordat het opnieuw starten van de motor 
automatisch wordt geblokkeerd.
Het wettelijk verplichte  startblokkeringssysteem wordt automatisch 
geactiveerd zodra het AdBlue
®-reservoir leeg is. 
De motor kan weer worden gestart nadat 
AdBlue
® is bijgevuld tot het minimale niveau.
Handmatige weergave van de 
actieradius
Een actieradius van meer dan 2.400 km wordt niet 
automatisch weergegeven.
Informatie over de actieradius is toegankelijk  via de app Instellingen   > Voertuig op het 
touchscreen.
►
 
Selecteer vervolgens 
 Veiligheid   > Diagnose.
Benodigde maatregelen vanwege te 
weinig AdBlue®
De volgende waarschuwingslampjes gaan branden 
wanneer de hoeveelheid AdBlue® minder is dan de 
reservevoorraad die goed is voor een actieradius 
van 2.400 km.
Samen met de waarschuwingslampjes herinneren 
meldingen u er regelmatig aan dat u het reservoir 
moet bijvullen om te voorkomen dat de motor 
niet meer kan worden gestart. Zie het hoofdstuk 
Waarschuwings- en controlelampjes voor 
informatie over de weergegeven meldingen.
Zie het betreffende hoofdstuk voor meer  informatie over AdBlue® (BlueHDi) en met 
name over het bijvullen ervan.
Waarschuwings-  / 
controlelampjes  aan Actie Resterende 
actieradius
 
 
Vul bij. Tussen 2.400 km en 800 km
 
 
Vul zo snel 
mogelijk bij.Tussen 800 
km en 100
  km
 
 
Bijvullen is 
noodzakelijk; 
de kans 
bestaat dat 
de motor niet 
meer kan 
worden gestart.Tussen 100 en 
0 km
 
 
De motor 
kan pas weer 
starten als er 
minimaal 5 liter 
AdBlue
® aan 
het reservoir is 
toegevoegd. 0 km   
Page 78 of 260

76
Verlichting en zicht
Uitschakelen 
Handmatig 
Als het contact is afgezet, kunnen de 
ruitenwissers iets bewegen aan de 
onderkant van de voorruit.
In stand 1  of 2 wordt de wisfrequentie 
automatisch verlaagd als de snelheid van 
de auto lager is dan 5
  km/h.
Zodra de wagensnelheid hoger wordt dan 
10
 
km/h, wordt de oorspronkelijke wisfrequentie 
(snel of normaal) weer aangehouden.
Eén keer wissen
Met de ruitenwisserschakelaar in de stand: 
►  INT  of de stand AUTO trek de schakelaar kort 
naar u toe en laat de schakelaar dan los.
►
 
0 druk kort op de schakelaar en laat deze los.
Als u deze ingedrukt houdt, gaat de ruitenwisser met
 
de normale wissnelheid continu wissen.
Ruitensproeiers vóór
► Trek de ruitenwisserschakelaar naar u toe.
Na het gebruik van de ruitensproeiers wordt nog een 
laatste wisslag gemaakt.
De ruitensproeiers voor de voorruit zijn in de  punt van elke ruitenwisserarm geïntegreerd.
Er bevindt zich een extra spuitmond onder 
het middelste punt van de arm aan de 
bestuurderszijde.
De ruitensproeiervloeistof wordt over de gehele 
lengte van het ruitenwisserblad op de voorruit 
gesproeid. Dit verbetert het zicht en zorgt dat er 
minder ruitensproeiervloeistof wordt gebruikt.
Bij een automatische airconditioning zorgt  elke beweging van de 
ruitensproeierbediening dat de luchtinlaat tijdelijk 
wordt gesloten om te voorkomen dat er geurtjes 
in het interieur komen.
Bedien de ruitensproeiers niet zolang het  reservoir van de ruitensproeiervloeistof leeg 
is; kans op beschadiging van de 
ruitenwisserbladen.
Bedien de ruitensproeiers alleen als er geen 
risico is van bevriezing van de vloeistof op de 
voorruit; hierdoor zou het zicht namelijk kunnen 
afnemen. Gebruik tijdens de winter producten die 
geschikt zijn voor zeer lage temperaturen.
Vul nooit bij met water.
Ruitenwisser achter 
 
► Draai aan de ring om het symbool van de  
gewenste stand tegenover het merkteken te zetten.
Uit  
Intervalstand ruitenwissers  
Ruitensproeier / -wisser 
Als het contact is afgezet terwijl de 
ruitenwisser achter is ingeschakeld, dan 
moet u de ring bedienen om de ruitenwissers in 
te schakelen nadat het contact is aangezet (tenzij 
het contact minder dan 1 minuut was afgezet).
Bij de eerste keer draaien van de ring naar de 
ruitensproeierstand maakt de ruitenwisser één 
wisbeweging. Als de ring dan in de stand voor de 
intervalstand blijft staan, maakt de ruitenwisser 
achter een wisbeweging onafhankelijk van die 
van de voorruitenwissers en de snelheid van de 
auto.
Achteruitversnelling
Als de ruitenwissers vóór zijn geactiveerd op het 
moment dat u de achteruitversnelling inschakelt, 
treedt ook de ruitenwisser achter in werking.    
Page 85 of 260

83
Veiligheid
5ASSISTANCE
► Houd bij pech toets 2 langer dan 2 seconden 
ingedrukt om hulp in te roepen (dit wordt bevestigd 
met een spraakbericht*).
►
 
W
 anneer u deze toets meteen opnieuw indrukt, 
wordt de oproep geannuleerd.
In de privacymodus kunt u instellen hoeveel  er wordt gedeeld (gegevens en/of locatie) 
tussen uw auto en PEUGEOT.
Dit kunt u instellen in de app Instellingen
  van het 
touchscreen.
Wanneer u uw auto niet bij een dealer  aangesloten bij het PEUGEOT-
dealernetwerk hebt gekocht, raden wij u aan de 
aanwezigheid van deze diensten bij een dealer te 
laten controleren en eventueel configureren. In 
een land waar meerdere talen worden gesproken 
kunnen de diensten worden geconfigureerd voor 
gebruik van de officiële nationale taal naar keuze.
Om technische redenen, zoals het  verbeteren van de kwaliteit van 
telematicadiensten voor klanten, behoudt de 
fabrikant zich het recht voor om op elk willekeurig 
moment het telematicasysteem in de auto te 
wijzigen.
* Afhankelijk van de geografische dekking van de systemen "eCall (SOS)" en ASSISTANCE en van de officiële landstaal die is gekozen door de eigenaar van de auto. 
Bij een dealer kunt u een lijst van landen waar het systeem werkzaam is \
en een lijst met beschikbare telematicadiensten opvrage n; deze lijsten zijn ook beschikbaar 
op de website voor uw land.
Tijdens een update van het geïntegreerde  telematicasysteem van de auto is het 
ASSISTANCE-systeem niet beschikbaar.
Indien uw auto is uitgerust met de Peugeot  Connect Packs met het Pack SOS & 
Assistance, beschikt u via uw persoonlijke pagina 
op de landelijke website over aanvullende 
diensten.
Raadpleeg de algemene voorwaarden van deze 
diensten voor informatie over het Pack SOS & 
Assistance.
Elektronisch 
stabiliteitsprogramma (ESP)
Het elektronische stabiliteitsprogramma omvat de 
volgende systemen:
–
 
Antiblokkeersysteem (ABS) en elektronische
  
remdrukregelaar (EBD).
–
 
Noodremassistentie (BAS).
–
 
Post Collision Safety Brake (PCSB).
–
 
Antispinregeling (ASR).
–
 
Dynamische stabiliteitsregeling (DSC).
–
 
Aanhangerstabiliteitscontrole (TSM).
Antiblokkeersysteem (ABS)/elektronische remdrukregelaar 
(EBD)
Deze systemen verbeteren de stabiliteit en het 
weggedrag van de auto tijdens het remmen en 
zorgen ervoor dat u de auto beter onder controle 
hebt in bochten, vooral op slechte of natte wegen.
Het ABS voorkomt dat de wielen bij een noodstop 
blokkeren.
De elektronische remdrukregelaar (EBD) regelt de 
remdruk op elk afzonderlijk wiel.
►
 
W
 anneer er in een noodgeval moet worden 
geremd, trap het pedaal dan stevig in en houd 
die druk vast.
Als het ABS ingrijpt, kunt u trillingen in het  rempedaal voelen; dit is normaal.
Als dit lampje blijft branden, duidt dit op een storing in het ABS.
De auto kan normaal remmen. Rijd voorzichtig en 
met een matige snelheid.
Laat het systeem door een PEUGEOT-dealer of 
door een gekwalificeerde werkplaats controleren.
Als dit waarschuwingslampje samen met de  waarschuwingslampjes  STOP en ABS gaat 
branden, in combinatie met een melding en een 
geluidssignaal, dan is er een storing in de EBD.    
Page 89 of 260

87
Veiligheid
5Omdoen
► Trek aan de gordel en steek de gesp in de 
gordelsluiting.
► 
Controleer of de veiligheidsgordel goed is
  
vastgemaakt door even aan de gordel te trekken.
Losmaken
► Druk op de rode knop van de gordelsluiting.
►  Houd de gordel vast terwijl deze zich oprolt.
Waarschuwingen losgemaakte 
/ niet vastgemaakte 
veiligheidsgordel
 
 
 
 
1. Waarschuwingslampje veiligheidsgordel 
linksvoor
2. Waarschuwingslampje veiligheidsgordel 
rechtsvoor
3. Waarschuwingslampje veiligheidsgordel 
linksachter
4. Waarschuwingslampje veiligheidsgordel 
middenachter 5.
Waarschuwingslampje veiligheidsgordel 
rechtsachter
Waarschuwingslampje veiligheidsgordel(s) 
losgemaakt / niet vastgemaakt
Dit lampje gaat rood branden op zowel het 
instrumentenpaneel als het display met 
waarschuwingslampjes voor de veiligheidsgordels, 
als het systeem heeft gedetecteerd dat een van 
de veiligheidsgordels is losgemaakt of niet is 
vastgemaakt.
Waarschuwing niet vastgemaakte  veiligheidsgordel vóór
Als het contact aan staat en de bestuurder of 
voorpassagier zijn gordel niet heeft vastgemaakt, 
gaat het betreffende waarschuwingslampje (1  of 
2 ) rood branden. Bij snelheden hoger dan 20
  km/h 
knippert dit waarschuwingslampje ongeveer 2 
minuten rood in combinatie met een geluidssignaal. 
Vervolgens blijft het waarschuwingslampje rood 
branden totdat de gordel is vastgemaakt.
Waarschuwing veiligheidsgordel achter  niet vastgemaakt
Als het contact aan staat en een van de passagiers 
achterin de veiligheidsgordel niet heeft vastgemaakt, 
gaat het betreffende waarschuwingslampje (3 , 4  of 
5 ) gedurende 1 minuut rood branden.
Waarschuwing veiligheidsgordel 
losgemaakt
Nadat het contact is ingeschakeld en de bestuurder 
of passagier de veiligheidsgordel losmaakt, gaat 
het betreffende waarschuwingslampje (1 , 2 , 3 , 4  of 
5 ) rood branden. Bij snelheden hoger dan 20
  km/h 
knippert dit waarschuwingslampje ongeveer 2 
minuten in combinatie met een geluidssignaal. 
Vervolgens blijft het waarschuwingslampje branden 
totdat de veiligheidsgordel weer is vastgemaakt.
Als het contact aan staat en de bestuurder of een passagier zijn of haar veiligheidsgordel 
heeft vastgemaakt, gaat het betreffende 
waarschuwingslampje (1 , 2 , 3 , 4  of 5 ) groen branden 
op het display.
Als het systeem detecteert dat een van de  passagierszitplaatsen voorin of achterin niet 
bezet is met het contact aan, gaat het betreffende 
waarschuwingslampje (2 , 3 , 4  or 5 ) grijs branden op 
het display.
Als er geen waarschuwingen voor niet-bevestigde of 
losgemaakte veiligheidsgordel meer zijn, dan blijven 
de groene of grijze waarschuwingslampjes ongeveer 
30 seconden branden en gaan dan uit.
Advies
Alvorens te gaan rijden dient de bestuurder  te controleren of alle passagiers hun 
veiligheidsgordel goed hebben omgedaan en 
vastgemaakt.
Maak altijd de veiligheidsgordel vast, ongeacht 
de reistijd en de plaats waar u in de auto zit.
Wissel de gordelsluitingen van de 
veiligheidsgordels onderling niet om; de gordels 
zijn dan niet voldoende effectief.
Voor een juiste werking van de gordelsluiting 
moet u voor het vastmaken van de gordel     
Page 93 of 260

91
Veiligheid
5Laat alle werkzaamheden alleen door een 
PEUGEOT-dealer of een gekwalificeerde 
werkplaats uitvoeren
Window-airbagsBevestig nooit iets op of aan de 
hemelbekleding; dit zou bij het afgaan van de 
window-airbags kunnen leiden tot hoofdletsel.
Verwijder de handgrepen aan het dak niet.
Kinderzitjes
De regelgeving met betrekking tot het  vervoer van kinderen verschilt per land. 
Raadpleeg de in uw land geldende regels.
Volg voor een optimale veiligheid de volgende 
adviezen op:
–
 
Conform de Europese wetgeving dienen 
 kinderen 
jonger dan 12 jaar of kleiner dan 1,50 m in 
gehomologeerde, aan het lichaamsgewicht 
aangepaste kinderzitjes op met veiligheidsgordels 
of ISOFIX-bevestigingen uitgeruste plaatsen te 
worden vervoerd.
–
 
De veiligste plaats voor het vervoeren van een
  
kind is volgens de statistieken een plaats op de 
achterbank van uw auto.
–
 
Kinderen tot 9 kg moeten zowel voor- als
  
achterin met de "rug in de rijrichting" worden 
vervoerd.
Het is raadzaam om kinderen op de  achterzitplaatsen van de auto te 
vervoeren:
–
 
tot 3 jaar "
 met de rug in de rijrichting",
–
 
vanaf 3 jaar "
 met het gezicht in de 
rijrichting".
Zorg ervoor dat de veiligheidsgordel goed  gepositioneerd is en strak staat.
Zorg er bij kinderzitjes met een steun voor dat de 
steun goed contact maakt met de vloer.
Wanneer een kinderzitje niet goed in een  auto is bevestigd, kan de veiligheid van het 
kind bij een ongeval in gevaar komen.
Controleer of er geen veiligheidsgordel of 
gordelsluiting van de veiligheidsgordel onder het 
kinderzitje zit; dat zou de stabiliteit van het zitje in 
gevaar kunnen brengen.
Zorg ervoor dat de veiligheidsgordels of het tuigje 
van het kinderzitje, zelfs bij korte ritten, worden 
vastgemaakt waarbij de speling ten opzichte van 
het lichaam van het kind zoveel mogelijk moet 
worden beperkt.
Wanneer het kinderzitje met de veiligheidsgordel 
wordt bevestigd, moet u ervoor zorgen dat de 
veiligheidsgordel correct tegen het kinderzitje is 
gespannen en dat de gordel het kinderzitje stevig 
op zijn plaats houdt. Wanneer de passagiersstoel 
verstelbaar is, moet u deze waar nodig naar 
voren schuiven.
Verwijder de hoofdsteun voordat u 
een kinderzitje met rugleuning op een 
passagierszitplaats bevestigt.
Berg de hoofdsteun zorgvuldig op om te 
voorkomen dat de hoofdsteun door de auto vliegt 
bij krachtig afremmen. Plaats de hoofdsteun 
terug zodra het kinderzitje is verwijderd.
Plaatsen van een zittingverhoger Het bovenste gedeelte van de 
veiligheidsgordel moet over de schouder van het 
kind liggen zonder de hals te raken.
Controleer of de heupgordel goed over de 
bovenbenen van het kind ligt.
Gebruik een zittingverhoger met rugleuning 
voorzien van een gordelgeleider ter hoogte van 
de schouder.
Extra beveiliging Gebruik de kinderbeveiliging om te 
voorkomen dat de portieren en de portierruiten 
achter per ongeluk geopend worden.
Zorg ervoor dat de achterportierruiten niet verder 
dan voor 1/3 deel worden geopend.
Plaats zonneschermen op de achterportierruiten 
om jonge kinderen tegen de zon te beschermen.
Laat uit veiligheidsoverwegingen nooit:
–
 
een kind alleen en zonder toezicht in de auto
  
achter;
–
 
een kind of een dier in een auto achter
  
wanneer alle ruiten gesloten zijn en de auto in de 
zon staat;    
Page 112 of 260

11 0
Rijden
instrumentenpaneel weergegeven (behalve in de 
stand Normaal).
Met benzine-/dieselmotoren
Wanneer  het contact wordt aangezet, wordt 
standaard de rijstand Normaal geselecteerd.
Normaal
Hiermee worden de standaardinstellingen hersteld.
Eco
Deze stand vermindert het energieverbruik door de 
prestaties van de verwarming en de airconditioning 
te verlagen zonder deze uit te schakelen.
Sport
Auto met een handgeschakelde versnellingsbak: in 
deze stand is een meer dynamische rijstijl mogelijk 
door aanpassing van de stuurbekrachtiging, de 
respons op het gaspedaal en de mogelijkheid om 
de dynamische instellingen van de auto op het 
instrumentenpaneel weer te geven.
Met een automatische transmissie: deze stand 
maakt een meer dynamische rijstijl mogelijk door 
aanpassing van de stuurbekrachtiging, de response 
op het gaspedaal, het schakelen, weergave van 
de dynamische instellingen van de auto op het 
instrumentenpaneel (afhankelijk van de uitvoering) 
en het in- / uitschakelen van de displaykleur 
(afhankelijk van de uitvoering).
Vrijloop-stand Afhankelijk van de uitvoering of motor kan 
bij een auto met een EAT8-transmissie in stand 
D  (behalve in stand Sport) de vrijloop worden 
De auto starten
► Trap het rempedaal volledig in.
►
 Start de motor .
►
 
Beweeg, met uw voet op het rempedaal, de
  
keuzeschakelaar een of twee keer naar achteren om 
de automatische stand D  te selecteren of naar voren 
om de achteruitversnelling R in te schakelen.
►
 
Laat het rempedaal los.
►
 
Geef geleidelijk gas om de elektrische
  
parkeerrem automatisch vrij te zetten.
De auto begint onmiddellijk te rijden.
Automatische transmissie Probeer de motor nooit te starten door de 
auto aan te duwen.
De auto afzetten
Stand P wordt direct automatisch ingeschakeld 
wanneer het contact wordt afgezet, ongeacht de 
huidige stand van de transmissie.
In stand N  wordt stand P  echter na een vertraging 
van 5 seconden ingeschakeld (tijd om de 
vrijloopstand in te schakelen).
Controleer of stand P  inderdaad is ingeschakeld 
en of de elektrische parkeerrem automatisch is 
aangetrokken; zo niet, trek de parkeerrem dan 
handmatig aan.
De betreffende controlelampjes op de  keuzeschakelaar van de transmissie en de 
hendel van de elektrische parkeerrem, en de 
controlelampjes op het instrumentenpaneel moeten 
branden.
Storing in de transmissie
Dit waarschuwingslampje gaat branden, in  combinatie met een geluidssignaal en een 
melding.
Ga naar een PEUGEOT-dealer of een 
gekwalificeerde werkplaats.
Rijd niet sneller dan 100
  km/h waar dat is 
toegestaan.
Overschakelen van de transmissie op het 
noodprogramma
Stand  D wordt geblokkeerd in de derde versnelling.
De flippers op het stuurwiel werken niet en stand M 
is niet meer beschikbaar.
U kunt een hevige schok voelen als de 
achteruitversnelling wordt ingeschakeld. Dit is niet 
schadelijk voor de transmissie.
Storing in de selectiehendel
Kleine storing
Dit waarschuwingslampje gaat branden, in  combinatie met een melding en een 
geluidssignaal.
Rijd voorzichtig.
Ga naar een PEUGEOT-dealer of een 
gekwalificeerde werkplaats.
In bepaalde gevallen gaan de controlelampjes 
van de selectiehendel niet meer branden, maar 
wordt de status van de transmissie nog wel op het 
instrumentenpaneel weergegeven.
Ernstige storing
Dit waarschuwingslampje gaat branden, in  combinatie met een melding.
Zet de auto stil.Zet de auto zo snel mogelijk stil op een 
veilige plaats en zet het contact af.
Neem contact op met een PEUGEOT-dealer of 
een gekwalificeerde werkplaats.
Rijstanden
Welke  rijstanden beschikbaar zijn is afhankelijk van 
de motor en uitvoering van de auto.
De rijstanden kunnen met de volgende schakelaar 
worden geselecteerd: 
 
 
 
 
► Druk op de schakelaar om de standen op het  
instrumentenpaneel weer te geven.
►
 
Druk nogmaals op de schakelaar om de stand
  
te wijzigen.
Wanneer de melding verdwijnt, is de geselecteerde 
stand geactiveerd en wordt deze op het