alarm Peugeot 308 SW BL 2008 Handleiding (in Dutch)
[x] Cancel search | Manufacturer: PEUGEOT, Model Year: 2008, Model line: 308 SW BL, Model: Peugeot 308 SW BL 2008Pages: 260, PDF Size: 12.08 MB
Page 7 of 260
28
CONTROLE TIJDENS HET RIJDEN Zelfdiagnosesysteem motor.
Dit lampje gaat branden in het
geval van een storing in het
motormanagementsysteem.
Als het lampje knippert, wijst dit op een
storing in de emissieregeling.
Laag brandstofniveau.
Dit lampje gaat branden op het
moment dat u met de resteren-
de hoeveelheid brandstof nog
ongeveer 50 km kunt rijden.
De inhoud van de brandstoftank be-
draagt ongeveer 60 liter.
Maximum temperatuur
koelvloeistof.
Dit lampje gaat branden in het
geval van een te hoge koel-
vloeistoftemperatuur. Zet de auto zo
snel mogelijk op een veilige plaats stil. Airbags.
Dit lampje gaat branden in het
geval van een storing in één
van de airbags of de pyrotech-
nische gordelspanners.
Veiligheidsgordel niet
vastgemaakt/weer
losgemaakt.
Dit lampje gaat branden als de
bestuurder en/of voorpassagier zijn vei-
ligheidsgordel niet heeft vastgemaakt of
weer heeft losgemaakt.
Dit lampje gaat ook branden als de vei-
ligheidsgordels van één of meer achter-
passagiers zijn losgemaakt.
W a t e r i n b r a n d s t o f fi l t e r .
Dit lampje gaat branden in het ge-
val van de aanwezigheid van wa-
t e r i n h e t b r a n d s t o f fi l t e r ( d i e s e l ) .
Er bestaat kans op schade aan het in-
spuitsysteem bij dieselmotoren.
Geopend portier.
Een portier, de achterklep, de
achterruit of de motorkap * is
nog geopend:
- bij een snelheid lager dan 10 km/h brandt dit lampje constant,
- bij een snelheid hoger dan 10 km/h brandt dit lampje
constant, in combinatie met een
geluidssignaal. Laden van de accu.
Dit lampje gaat branden in het
geval van een storing in het
laadcircuit van de accu (gecor-
rodeerde of losgeraakte accupolen, dy-
namoriem slap of gebroken, ...). Motoroliedruk.
Dit lampje gaat branden in het
geval van een storing in het
smeersysteem van de motor.
Zet de auto zo snel mogelijk op een vei-
lige plaats stil.
S p e c i fi e k e w a a r s c h u w i n g s l a m p j e s
* Uitsluitend bij auto's met alarmsysteem.
Page 9 of 260
30
CONTROLE TIJDENS HET RIJDEN Airbags.
Dit pictogram wordt weergege-
ven in het geval van een storing
in één van de airbags of de py-
rotechnische gordelspanners.
Remsysteem.
Dit pictogram wordt weergege-
ven in het geval van een storing
in het remsysteem:
- te laag remvloeistofniveau,
- storing elektronische remdrukregelaar (REF) (het
verklikkerlampje ABS brandt in dat
geval ook).
Zet de auto zo snel mogelijk op een vei-
lige plaats stil.
Controleer tijdens het rijden of de hand-
rem niet is aangetrokken.
Antiblokkeersysteem (ABS).
Dit pictogram wordt weergege-
ven in het geval van een storing
in het antiblokkeersysteem.
De normale remwerking met rembe-
krachtiging blijft ec-hter behouden.
Elektronisch
stabiliteitsprogramma (ESP/ASR).
De systemen ESP en ASR wor-
den automatisch ingeschakeld
als de motor wordt gestart.
Als de systemen niet zijn uitgeschakeld
en dit verklikkerlampje en het lampje in
de schakelaar constant branden, wijst
dit op een storing in het systeem ESP
of ASR of de hill holder.
Stuurbekrachtiging.
Dit pictogram wordt weergege-
ven in het geval van een storing
in de stuurbekrachtiging. Zet
de auto zo snel mogelijk op een veilige
plaats stil.
Geopend portier.
Een portier, de achterklep, de
achterruit of de motorkap * is
nog geopend:
- bij een snelheid lager dan 10 km/h wordt dit pictogram oranje
weergegeven,
- bij een snelheid hoger dan 10 km/h wordt dit pictogram rood
weergegeven. Waarschuwing kans op
gladheid.
Dit pictogram waarschuwt u voor
weersomstandigheden waarbij
gladheid kan ontstaan (buiten-
temperaturen lager dan 3°C).
Rijd voorzichtig.
Handrem.
Dit pictogram wordt tijdens
het rijden weergegeven als de
handrem nog (iets) is aange-
trokken.
Elektronische
startblokkering.
Dit pictogram wordt weergege-
ven in het geval van een storing
in de elektronische startblokkering of
wanneer de batterij van de afstandsbe-
diening leeg is.
* Uitsluitend bij auto's met alarmsysteem.
Laag brandstofniveau.
Dit pictogram wordt weergege-
ven op het moment dat u met de
resterende hoeveelheid brand-
stof nog ongeveer 50 km kunt rijden.
De inhoud van de brandstoftank be-
draagt ongeveer 60 liter. Ruitensproeiervloeistofniveau.
Dit pictogram wordt weergegeven
als bij het bedienen van de ruiten-
wisserschakelaar het niveau van
de ruitensproeiervloeistof te laag is.
Vul het reservoir van de ruiten- en kop-
lampsproeiers bij de eerstvolgende ge-
legenheid bij.
Page 66 of 260
!
i
80
TOEGANG TOT DE AUTO
ALARM
Dit systeem beveiligt uw auto tegen in-
braak en diefstal. Het systeem bestaat
uit een omtrek- en een interieurbevei-
liging en is voorzien van een anti-in-
braakfunctie. Vergrendelen van de auto met
volledig ingeschakeld alarm
Breng geen wijzigingen aan het
alarmsysteem aan, dit kan leiden
tot storingen. De interieurbeveiliging wordt uit-
sluitend uitgeschakeld als deze
procedure wordt uitgevoerd na het
afzetten van het contact.
Inschakelen van de
interieurbeveiliging
Ontgrendel de auto met de ontgren-
delknop van de afstandsbediening.
Vergrendel de auto met de afstands-
bediening.
Het alarm wordt weer ingeschakeld met
twee beveiligingsniveaus; het verklik-
kerlampje van de knop A gaat uit.
Vergrendelen van de auto met
alleen de omtrekbeveiliging
Inschakelen
Zet het contact af en verlaat de
auto.
Vergrendel de auto of schakel de su-
pervergrendeling in met de vergren-
delknop van de afstandsbediening.
Het alarm is geactiveerd; het verklikker-
lampje van de knop A zal één keer per
seconde knipperen.
Omtrekbeveiliging
Dit systeem houdt de te openen carros-
seriedelen van de auto in de gaten.
Het alarm gaat af als iemand probeert
in te breken door een portier, de achter-
klep of de motorkap te forceren.
Interieurbeveiliging
Dit systeem treedt in werking als er be-
wegingen in het interieur worden waar-
genomen.
Het alarm gaat af als er een ruit wordt
ingeslagen of als iets of iemand in de
auto beweegt.
Schakel de interieurbeveiliging uit als
u tijdens uw afwezigheid een ruit een
stukje open wilt laten of als er een huis-
dier in de auto achterblijft.
Anti-inbraakfunctie
Dit systeem treedt in werking als ie-
mand probeert het alarm te saboteren.
Het alarm gaat af als iemand probeert
de kabels van de sirene, de bedienings-
eenheid of de accu door te knippen.
Uitschakelen
Ontgrendel de auto met de ontgren-
delknop van de afstandsbediening.
Het alarm wordt uitgeschakeld; het ver-
klikkerlampje van de knop A gaat uit. Uitschakelen van de
interieurbeveiliging
Zet het contact af.
Druk binnen 10 seconden op de
knop A tot het verklikkerlampje blijft
branden.
Verlaat de auto.
Vergrendel de auto of schakel de su-
pervergrendeling in met de vergren-
delknop van de afstandsbediening.
Alleen de omtrekbeveiliging wordt inge-
schakeld; het verklikkerlampje van de
knop A zal één keer per seconde knip-
peren.
Page 67 of 260
!
81
TOEGANG TOT DE AUTO
Activering
Als het alarm afgaat, treedt de sirene in
werking en knipperen de richtingaanwij-
zers ongeveer dertig seconden.
Nadat het alarm is gestopt, zijn de om-
trek- en interieurbeveiliging weer actief.
Als het alarm 10 keer achter elkaar
is afgegaan, wordt het bij de elfde
keer uitgeschakeld.
Als het lampje van de knop A snel
knippert, betekent dit dat het alarm
tijdens uw afwezigheid is afgegaan.
Het lampje stopt met knipperen als
het contact wordt aangezet.
Om te voorkomen dat tijdens het
wassen van uw auto het alarm af-
gaat, is het raadzaam de auto in dat
geval met de sleutel af te sluiten.
Schakel voordat u de accukabels
losneemt het alarm uit om te voor-
komen dat de sirene afgaat. Storing afstandsbediening
Ontgrendel de auto met de sleutel in
het slot van het bestuurdersportier.
Open het portier; het alarm gaat af.
Zet het contact aan; het alarm
stopt.
Storing
Als bij het aanzetten van het contact het
verklikkerlampje van de knop A gedu-
rende 10 seconden blijft branden, duidt
dit op een storing in de verbinding met
de sirene.
Laat het systeem controleren door het
PEUGEOT-netwerk.
Vergrendelen van de auto zonder
het alarm in te schakelen
Vergrendel de auto of schakel de su-
pervergrendeling in met de sleutel in
het slot van het bestuurdersportier. Automatisch inschakelen *
Afhankelijk van de wetgeving in uw land
is het volgende van toepassing:
- het alarm wordt 45 seconden na-
dat de auto met behulp van de af-
standsbediening is vergrendeld
geactiveerd, ongeacht de toestand
van de portieren en de achterklep.
- het alarm wordt 2 minuten nadat het laatste portier of de achterklep is ge-
sloten, geactiveerd.
Om het afgaan van het alarm bij het
openen van een portier of de ach-
terklep te voorkomen, moet eerst op
de ontgrendelknop van de afstands-
bediening worden gedrukt.
* Volgens land van bestemming.
Page 121 of 260
i
i
i
126
VEILIGHEID
RICHTINGAANWIJZERS
Gebruik de richtingaanwijzers om een
verandering van rijrichting of rijstrook
aan te geven. Wanneer bij een snelheid van meer
dan 60 km/h de richtingaanwijzers
na meer dan 20 seconden nog niet
zijn uitgeschakeld, wordt automa-
tisch het knippergeluid versterkt.
Links: duw de hendel helemaal om-
laag.
Rechts: duw de hendel helemaal
omhoog.
ALARMKNIPPERLICHTEN
Gebruik de alarmknipperlichten om het
overige verkeer te waarschuwen in het
g e v a l v a n fi l e , p e c h , s l e p e n o f e e n o n -
geval.
Schakel omwille van de veiligheid
de alarmknipperlichten in als u de
s t a a r t v a n e e n fi l e n a d e r t .
Druk de knop A in, de richtingaan-
wijzers knipperen tegelijkertijd.
De alarmknipperlichten werken ook als
het contact is afgezet.
Automatische ontsteking van de
alarmknipperlichten
Bij een noodstop schakelen de alarm-
knipperlichten, afhankelijk van de rem-
vertraging die optreedt, automatisch in.
De alarmknipperlichten blijven knipperen
totdat er opnieuw gas wordt gegeven.
U kunt de alarmknipperlichten ech-
ter ook uitschakelen door de knop A
in te drukken.
CLAXON
Druk op een van de spaken van het
stuurwiel.
Gebruik de claxon alleen wanneer
het echt nodig is, in de volgende
gevallen:
- onmiddellijk gevaar,
- i n h a l e n v a n fi e t s e r s o f v o e t g a n - gers,
- naderen van een onoverzichte- lijke bocht.
Gebruik de claxon om medeweggebrui-
kers te waarschuwen bij gevaar.
Page 172 of 260
11
177
PRAKTISCHE INFORMATIE
Zekering Ampère Functies
F8 20 A Autoradio, autoradio/telefoon, CD-wisselaar,
multifunctioneel display, detectie te lage
bandenspanning.
F9 30 A 12V-aansluiting vóór, aansteker.
F10 15 A Stuurkolomschakelaars, sirene alarm,
elektronische eenheid alarm.
F11 15 A Contactslot met circuit lage stroomsterkte.
F12 15 A
Instrumentenpaneel, pictogrammendisplay
veiligheidsgordels/airbag aan passagierszijde,
airconditioning, geheugeneenheid positie
bestuurdersstoel, schakelaars stoelen 2 e zitrij, lesautomodule.
F13 5 A Servicecentrale motor, airbags, selectiehendel
gestuurde handgeschakelde versnellingsbak.
F14 15 A Multifunctioneel display, versterker, handsfree set,
regen-/lichtsensor, elektronische eenheid
parkeerhulp, servicecentrale trekhaakaansluiting,
Lane Departure Warning System (LDWS).
F15 30 A Vergrendeling en supervergrendeling.
F17 40 A Achterruit- en buitenspiegelverwarming.
SH - Shunt tijdens opslag.