Peugeot 508 2014 Handleiding (in Dutch)
Manufacturer: PEUGEOT, Model Year: 2014, Model line: 508, Model: Peugeot 508 2014Pages: 352, PDF Size: 13.66 MB
Page 21 of 352

.
19
In één oogopslag
Onder het rijden
1. Selecteren van de snelheidsbegrenzer. 2. Verlagen van de ingestelde snelheid. 3. Verhogen van de ingestelde snelheid. 4. Onderbreken/hervatten van de snelheidsbegrenzing (pause). 5. Uitschakelen van de snelheidsbegrenzer.
Snelheidsbegrenzer "LIMIT"
128
1. Selecteren van de snelheidsregelaar. 2. Verlagen van de ingestelde snelheid. 3. Verhogen van de ingestelde snelheid. 4. Onderbreken/hervatten van de snelheidsregeling (pause). 5. Uitschakelen van de snelheidsregelaar.
Snelheidsregelaar
"CRUISE"
130
Als de snelheidsregelaar of -begrenzer is ingeschakeld, verschijnen de instellingen van het systeem op het instrumentenpaneel.
Weergave op het instrumentenpaneel
Snelheidsregelaar
Snelheidsbegrenzer
Het instellen van de snelheid is alleen mogelijk bij draaiende motor. Het instellen van een snelheid en het activeren van de snelheidsregelaar is alleen mogelijk bij een rijsnelheid hoger dan 40 km/h, vanaf de 4e versnelling bij een handgeschakelde versnellingsbak (2e bij een elektronisch gestuurde versnellingsbak of een automatische transmissie).
Page 22 of 352

20
Maak optimaal gebruik van
de versnellingsbak
Als uw auto is voorzien van een handgeschakelde versnellingsbak, rijd dan rustig weg, schakel zo snel mogelijk
de tweede versnelling in en schakel bij voorkeur relatief snel over naar een hogere versnelling. Volg de aanwijzingen van de schakelindicator (indien aanwezig) die op het instrumentenpaneel worden weergegeven.
Als uw auto is voorzien van een automatische versnellingsbak of een elektronische gestuurde versnellingsbak, laat de selectiehendel dan in de stand Drive "D"of Auto "A" (afhankelijk van het type versnellingsbak) staan en trap het gaspedaal niet bruusk of diep in.
Kies voor een soepele rijstijl
Houd afstand van de auto's voor u, rem bij voorkeur af op de motor in plaats van het rempedaal te gebruiken en trap het gaspedaal geleidelijk in. Als u deze aanwijzingen naleeft,
neemt het brandstofverbruik en de CO2-uitstoot af en wordt de geluidsoverlast door het verkeer beperkt.
Als het verkeer goed doorstroomt, gebruik dan vanaf een snelheid van ongeveer 40 km/h de snelheidsregelaar (indien aanwezig).
Gebruik op slimme wijze de elektrische voorzieningen
Als bij het instappen blijkt dat de temperatuur in de auto hoog is opgelopen, open dan alle ruiten en de ventilatieroosters alvorens de airconditioning in te schakelen. Sluit vanaf een snelheid van 50 km/h de ruiten, maar laat de ventilatieroosters geopend. Gebruik de voorzieningen in het interieur die de temperatuurstijging kunnen beperken (blinderingspaneel van het panoramadak, zonneschermen, enz.). Schakel de airconditioning uit zodra de gewenste temperatuur is bereikt (behalve bij auto's met een automatische airconditioning). Schakel de achterruitver warming en de ontwaseming uit zodra deze niet meer nodig zijn als deze niet automatisch worden aangestuurd. Schakel de stoelver warming zo snel mogelijk uit.
Schakel de verlichting en de mistlampen uit als het zicht voldoende is.
Laat de motor vooral 's winters na het starten niet stationair warmdraaien, maar rijd zo snel mogelijk weg: uw auto warmt sneller op als u rijdt.
Sluit als passagier zo min mogelijk multimedia-apparatuur (DVD-speler, MP3-speler, spelcomputer, enz.) op de auto aan om het elektriciteitsverbruik, en dus het brandstofverbruik, te beperken. Koppel externe apparatuur los als u de auto verlaat.
Eco-rijden Door in de dagelijkse praktijk een aantal aanwijzingen op te volgen kunt u het brandstofverbruik en de CO2-uitstoot van uw auto verminderen.
Page 23 of 352

.
21
Beperk de oorzaken van een
hoger brandstofverbruik
Verdeel het gewicht evenwichtig over de auto: plaats de zwaarste voor werpen in de bagageruimte, zo dicht mogelijk bij de achterbank. Beperk de belading en de luchtweerstand (dakdragers, imperiaal, fietsendrager, aanhanger, enz.) van uw auto. Gebruik liever een dakkoffer. Ver wijder na gebruik de dakdragers en het imperiaal.
Vervang na de winter zo snel mogelijk de winterbanden door zomerbanden.
Houd u aan de
onderhoudsvoorschriften
Controleer regelmatig de bandenspanning (bij koude banden), houd u daarbij aan de bandenspanning die staat vermeld
op de sticker op de portiersponning aan bestuurderszijde. Controleer de bandenspanning met name: - voor een lange rit, - bij de wisseling van de seizoenen, - als de auto gedurende langere tijd niet is gebruikt. Vergeet niet de bandenspanning van het reservewiel en van de wielen van de aanhanger of de caravan te controleren.
Laat uw auto regelmatig onderhouden (olie verversen, oliefilter en luchtfilter vervangen, enz.) en houd u daarbij aan het door de fabrikant voorgeschreven interval.
Laat bij het tanken het vulpistool niet meer dan drie keer afslaan; zo voorkomt u dat brandstof uit de tank stroomt.
U zult bij een nieuwe auto merken dat pas na 3000 km het gemiddelde brandstofverbruik zich stabiliseert.
Page 24 of 352

22
Controle tijdens het rijden
508_nl_Chap01_controle de marche_ed01-2014
Instrumentenpaneel benzine - diesel
1. Toerenteller (x 1000 t /min of rpm), schaalverdeling afhankelijk van de motoruitvoering (benzine of diesel). 2. Motorolietemperatuurmeter. 3. Brandstofniveaumeter. 4. Koelvloeistoftemperatuurmeter. 5. Snelheidsmeter (km/h of mph). 6. Aanwijzingen van de snelheidsregelaar of
de snelheidsbegrenzer. 7. Opschakelindicator (handgeschakelde versnellingsbak) of weergave positie selectiehendel (gestuurde
A. Dimmer verlichting. B. Weergave logboek waarschuwingsmeldingen. Informatie over het onderhoud. C. Resetten van de dagteller.
handgeschakelde versnellingsbak of automatische transmissie). 8. Display: waarschuwingsmeldingen, meldingen over de status van functies, boordcomputer. 9. Dagteller (km of miles). 10. Automatische ruitenwissers Onderhoudsindicator
(km of miles) vervolgens, kilometerteller. Beide functies worden achtereenvolgend weergegeven na het aanzetten van het contact.
Meters en displays Bedieningstoetsen
Page 25 of 352

1
23
Controle tijdens het rijden
508_nl_Chap01_controle de marche_ed01-2014
Verklikkerlampjes
De verklikkerlampjes geven de bestuurder informatie over de werking van een systeem (ingeschakeld of uitgeschakeld) of waarschuwen de bestuurder in het geval van een storing (waarschuwingslampje).
Bij het aanzetten van het contact
Als het contact wordt aangezet, gaan bepaalde waarschuwingslampjes op het instrumentenpaneel en/of op het display van het instrumentenpaneel enkele seconden branden. Zodra de motor wordt gestart, moeten deze lampjes weer uitgaan.
Als het lampje blijft branden, controleer dan voordat u gaat rijden welke functie het betreft.
Bijbehorende waarschuwingen
Sommige verklikkerlampjes kunnen gaan branden in combinatie met een geluidssignaal en een melding op het display van het instrumentenpaneel. Verklikkerlampjes kunnen constant
branden of knipperen.
Een aantal verklikkerlampjes heeft beide mogelijkheden. Of het constant branden of knipperen van een controlelampje duidt op een storing, is afhankelijk van de werkingsfase van de auto.
1
2
2
2
3
3
3
2
3
3
Display van het instrumentenpaneel
Gebruik, als de auto stilstaat , de linker draaiknop van het stuur wiel om door de menu's te scrollen en de parameters van de auto in te stellen (comfort- en rijsystemen, ...). - Draaien (buiten menu om): u scrolt door de diverse beschikbare actieve functies. - Indrukken: toegang tot het algemene menu, bevestigen van uw keuze. - Draaien (in het menu): verplaatsen naar boven of naar beneden in het menu.
Algemeen menu
Parameters van de auto
Instellingen display
Voorverwarming / voorventilatie
Instellingen bestuurdersplaats
Alleen ontgrendelen kofferdeksel
Hulp bij het rijden
Geprogrammeerde snelheden
Achterruitenwisser aan bij achteruit
Elektrische parkeerrem
Verlichting
Instapverlichting
Follow me home-verlichting
Bochtverlichting
Instellingen
Ta a l
Eenheid
Ver br uik
Temperatuur
Kleurstelling
3
1
2
2
3
2
3
1
2
Page 26 of 352

24
Controle tijdens het rijden
508_nl_Chap01_controle de marche_ed01-2014
Verklikkerlampjes ingeschakelde functies
De volgende verklikkerlampjes op het instrumentenpaneel en/of op het display van het instrumentenpaneel geven aan dat de desbetreffende functie is ingeschakeld.
ControlelampjeStatusOorzaakActies / Opmerkingen
Richtingaanwijzer links knippert, met geluidssignaal. Als u de lichtschakelaar omlaag beweegt.
Richtingaanwijzer
rechts
knippert, met
geluidssignaal.
Als u de lichtschakelaar omhoog
beweegt.
Parkeerlichten permanent. De lichtschakelaar staat in de stand "Parkeerlichten".
Dimlicht permanent. De lichtschakelaar staat in de stand " D imlic ht ".
Grootlicht permanent. Als u de lichtschakelaar naar u toe trekt. Trek aan de lichtschakelaar om terug te schakelen naar dimlicht.
Mistlampen vóór permanent. De mistlampen vóór zijn ingeschakeld. Draai de ring twee standen naar achteren om de mistlampen vóór uit te schakelen.
Mistachterlichten permanent. De mistachterlichten zijn ingeschakeld. Draai de ring naar achteren om de mistachterlichten uit te schakelen.
Raadpleeg voor meer informatie over de lichtschakelaar de desbetreffende rubriek.
Page 27 of 352

1
25
Controle tijdens het rijden
508_nl_Chap01_controle de marche_ed01-2014
ControlelampjeStatusOorzaakActies / Opmerkingen
Voorgloeien dieselmotor permanent. De startknop "START/STOP" is ingedrukt (Contact). Wacht met starten tot het controlelampje uitgaat. Wanneer het lampje uitgaat, wordt de motor onmiddellijk gestart, op voor waarde dat het rempedaal ingetrapt blijft bij auto's met automatische versnellingsbak of EGS-versnellingsbak, of het koppelingspedaal bij een handgeschakelde versnellingsbak. De wachttijd is afhankelijk van de weersomstandigheden (in extreme gevallen 30 seconden). Als de motor niet wil aanslaan, zet dan het contact af. Zet het contact vervolgens weer aan en wacht opnieuw tot het lampje uitgaat voordat u de motor start.
Handrem permanent. De handrem is aangetrokken of niet goed vrijgezet. Zet de handrem vrij zodat het controlelampje uitgaat; trap het rempedaal in. Houd u aan de veiligheidsvoorschriften. Raadpleeg de rubriek "Handrem" voor meer informatie over de handrem.
Uitschakeling van de automatische werking van de elektrische parkeerrem
permanent. De functies "automatisch aantrekken" (bij het afzetten van de motor) en "automatisch vrijzetten" zijn uitgeschakeld of werken niet.
Activeer de functie (volgens land van bestemming) via het configuratiemenu van de auto of raadpleeg het PEUGEOT-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats als de parkeerrem niet meer automatisch wordt aangetrokken of vrijgezet. De parkeerrem kan met behulp van de procedure voor de noodontgrendeling handmatig worden vrijgezet.
Raadpleeg voor meer informatie over de elektrische parkeerrem de desbetreffende rubriek.
Page 28 of 352

26
Controle tijdens het rijden
508_nl_Chap01_controle de marche_ed01-2014
ControlelampjeStatusOorzaakActies / Opmerkingen
Automatische ruitenwissers permanent. De ruitenwisserschakelaar is naar beneden bewogen. De automatische stand van de ruitenwissers vóór is geactiveerd. Beweeg om de automatische stand van de ruitenwissers te deactiveren de hendel omlaag of zet de hendel in een andere stand.
Airbag aan passagierszijde permanent op het display van de verklikkerlampjes voor de veiligheidsgordels en de airbag vóór aan passagierszijde.
De schakelaar in het dashboardkastje staat in de stand " ON ". De passagiersairbag vóór is geactiveerd. Plaats in dit geval geen kinderzitje met de rug in de rijrichting op de stoel van de voorpassagier.
Zet de schakelaar in de stand "OFF" om de passagiersairbag vóór uit te schakelen. In dit geval kunt u een kinderzitje met de rug in de rijrichting plaatsen.
Stop & Star t permanent. Het Stop & Start-systeem heeft de motor in de STOP-stand gezet (verkeerslicht, stopbord, opstopping, e n z .) .
Het lampje gaat uit en de motor wordt automatisch gestart als u wilt wegrijden.
knippert enkele seconden en gaat dan uit.
De STOP-stand is nu niet beschikbaar. of De motor wordt automatisch in de START-stand gezet.
Raadpleeg voor meer informatie over de bijzonderheden van de STOP- en START-stand de rubriek "Stop & Start".
Page 29 of 352

1
27
Controle tijdens het rijden
508_nl_Chap01_controle de marche_ed01-2014
Verklikkerlampjes uitgeschakelde functies
De volgende verklikkerlampjes geven aan dat de desbetreffende functie handmatig is uitgeschakeld. Soms klinkt er ook een geluidssignaal en verschijnt er een melding op het display van het instrumentenpaneel.
ControlelampjeStatusOorzaakActies / Opmerkingen
Passagiersairbag permanent, op het display van de verklikkerlampjes voor de veiligheidsgordels en de airbag vóór aan passagierszijde.
De schakelaar in het dashboardkastje staat in de stand " OFF ". De airbag vóór aan passagierszijde is uitgeschakeld.
Zet de schakelaar in de stand " ON " om de airbag vóór aan passagierszijde in te schakelen. Bevestig in dit geval op deze zitplaats geen kinderzitje met de rug in de rijrichting.
Page 30 of 352

28
Controle tijdens het rijden
508_nl_Chap01_controle de marche_ed01-2014
Waarschuwingslampjes
Als bij draaiende motor of tijdens het rijden een van de volgende verklikkerlampjes gaat branden, wijst dit op een storing in het desbetreffende systeem en moet de bestuurder actie ondernemen. Lees in het geval van een storing waarbij een waarschuwingslampje gaat branden de aanvullende informatie, die via een melding op het display van het instrumentenpaneel wordt weergegeven. Raadpleeg indien nodig het PEUGEOT-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats.
ControlelampjeStatusOorzaakActies / Opmerkingen
STOP permanent, in combinatie met een ander waarschuwingslampje, een geluidssignaal en een melding op het display.
Dit waarschuwingslampje brandt bij een lekke band, een storing met betrekking tot het remsysteem of de stuurbekrachtiging, een te lage motoroliedruk, een te hoge koelvloeistoftemperatuur of een ernstige elektrische storing.
Zet de auto zo snel mogelijk stil op een veilige plaats, omdat u anders het risico loopt op ernstige motorschade. Zet het contact af en raadpleeg het PEUGEOT-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats.
Service tijdelijk. Er is een kleine storing opgetreden waarbij geen specifiek verklikkerlampje gaat branden.
Identificeer de storing met behulp van de melding op het display zoals bijvoorbeeld: - het motorolieniveau, - de mate van vervuiling van het roetfilter (diesel), - de stuurbekrachtiging, - een kleine elektrische storing, - ... Raadpleeg in andere gevallen het PEUGEOT-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats.
permanent. Er is een ernstige storing opgetreden waarbij geen specifiek verklikkerlampje gaat branden.
Identificeer de storing met behulp van de melding op het display en raadpleeg het PEUGEOT-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats.