Peugeot 508 2019 Handleiding (in Dutch)
Manufacturer: PEUGEOT, Model Year: 2019, Model line: 508, Model: Peugeot 508 2019Pages: 320, PDF Size: 10.22 MB
Page 91 of 320

89
Automatisch inschakelen
van de verlichting
Met behulp van een lichtsensor worden de
kentekenplaatverlichting, de achterlichten en
het dimlicht automatisch ingeschakeld wanneer
de ring in de stand "AUTO" staat en de
lichtsterkte van de omgeving onvoldoende is.
De verlichting kan ook, in geval van neerslag,
gelijktijdig met het automatisch inschakelen van
de ruitenwissers vóór worden ingeschakeld.
De verlichting wordt uitgeschakeld als de
lichtsterkte van de omgeving weer voldoende is
of nadat het wissen is gestopt.
Storing
Bij een storing in de lichtsensor gaat de
verlichting branden, wordt dit pictogram
weergegeven op het instrumentenpaneel
in combinatie met een geluidssignaal en/of
een melding.
Neem contact op met het PEUGEOT-
netwerk of een gekwalificeerde werkplaats.
Dek de met de regensensor
gecombineerde lichtsensor, die zich in het
midden aan de bovenzijde van de voorruit
achter de binnenspiegel bevindt, niet af.
De aan de sensor gekoppelde functies
worden dan niet meer bediend. Bij mist of sneeuw kan de zonlichtsensor
ten onrechte voldoende licht waarnemen.
De verlichting wordt dan niet automatisch
ingeschakeld.
Follow me home-
verlichting
Automatisch
Als de ring in de stand "
AUTO" staat, wordt bij
gering omgevingslicht het dimlicht automatisch
ingeschakeld zodra u het contact uitschakelt.
Handmatig
Inschakelen/uitschakelen
F G eef bij afgezet contact een "lichtsignaal"
met de lichtschakelaar om de functie in/uit
te schakelen.
De handbediende follow me home-verlichting
wordt na een bepaalde tijd automatisch
uitgeschakeld.
Automatische
instapverlichting buitenzijde
Als de functie "automatische verlichting" is
geactiveerd, gaan bij een geringe lichtsterkte
van de omgeving na het vergrendelen van
de auto de parkeerlichten, het dimlicht en de
instapverlichting in de buitenspiegels branden.
U kunt de functie in- en
uitschakelen en de tijdsduur van
de instapverlichting instellen via
het menu Rijden /Auto van het
touchscreen.
U kunt de functie in- en uitschakelen
en de tijdsduur van de follow me
home-verlichting instellen via
het menu Rijden
/Auto van het
touchscreen.
4
Verlichting en zicht
Page 92 of 320

90
Instapverlichting
buitenspiegels
Inschakelen
De instapverlichting wordt automatisch
ingeschakeld:
-
bij
het ontgrendelen,
-
a
ls er een portier geopend wordt,
-
a
ls een verzoek wordt ontvangen van de
afstandsbediening voor het lokaliseren van
de auto.
De instapverlichting in de buitenspiegels
wordt ook ingeschakeld in combinatie met de
instapverlichting buitenzijde en de follow me
home-verlichting.
Uitschakelen
De verlichting dooft na 30 seconden
automatisch.
Om de toegang tot de auto te vergemakkelijken,
worden de volgende delen verlicht:
-
h
et opper vlak naast het bestuurders- en het
passagiersportier,
-
h
et opper vlak voor de spiegel en achter de
voorportieren.
Grootlichtassistent
Dit systeem schakelt automatisch tussen
dim- en grootlicht, afhankelijk van het
omgevingslicht en de rijomstandigheden, met
behulp van een camera aan de bovenzijde van
de voorruit.
Dit systeem is een hulpsysteem bij het rijden.
De bestuurder blijft zelf verantwoordelijk voor
de verlichting van zijn auto en de aanpassing
van de verlichting aan de lichtsterkte van de
omgeving, het zicht en het verkeer en voor
het naleven van de verkeersregels.
Het systeem wordt geactiveerd vanaf
25
km/h.
Als de snelheid lager dan 15
km/h wordt,
werkt de functie niet meer.
Verlichting en zicht
Page 93 of 320

91
Inschakelen/uitschakelen
F Zet de ring van de lichtschakelaar in de stand "AUTO" .
U kunt het systeem in- en uitschakelen
via het menu Rijden/Auto van het
touchscreen.
De status van de functie blijft nadat het contact
is afgezet opgeslagen in het geheugen.
Werking Werking onderbreken
De bestuurder kan indien nodig op elk moment
zelf de verlichting omschakelen.
F
D
oor het geven van een "lichtsignaal" wordt
de werking van de functie onderbroken:
-
a
ls de verklikkerlampjes "AUTO" en
"Dimlicht" groen branden, zal het
systeem overschakelen op het grootlicht,
-
a
ls de verklikkerlampjes "AUTO" en
"Grootlicht" blauw branden, zal het
systeem overschakelen op het dimlicht.
Geef nogmaals een lichtsignaal om de functie
weer te activeren. Er kunnen storingen in de werking van het
systeem optreden:
-
b
ij slecht zicht (sneeuw, zware
regenval enz.),
-
a
ls het gedeelte van de voorruit voor
de camera vuil, beslagen of bedekt is
(bijvoorbeeld met een sticker),
-
a
ls de verlichting van uw auto wordt
weerkaatst door spiegelende of
reflecterende panelen (bijvoorbeeld
verkeersborden).
Het systeem schakelt de functie tijdelijk uit
als het dichte mist detecteert.
Het systeem detecteert geen:
-
w
eggebruikers die geen verlichting
voeren, zoals voetgangers,
-
v
oertuigen waar van de verlichting
wordt afgeschermd (bijvoorbeeld door
een vangrail op de snelweg),
- v oertuigen die zich aan de top of de
voet van een steile helling, in een
bocht of op een zijweg bevinden.
Als de omgeving voldoende is verlicht en/
of als de verkeerssituatie het gebruik van het
grootlicht niet toelaat: -
d
e dimlichten blijven
ingeschakeld: op het
instrumentenpaneel gaan deze
lampjes branden. In een zeer donkere omgeving en als de
verkeerssituatie het toelaat:
-
h
et grootlicht wordt automatisch
ingeschakeld: op het
instrumentenpaneel gaan deze
lampjes branden.
Het systeem schakelt de functie tijdelijk uit als
het dichte mist detecteert.
Zodra de auto de mistbank uit rijdt, wordt de
functie automatisch weer ingeschakeld.
Dit verklikkerlampje gaat uit als de
functie wordt uitgeschakeld.
4
Verlichting en zicht
Page 94 of 320

92
Reinig de voorruit, met name het gedeelte
vóór de camera, regelmatig.
De binnenkant van de voorruit kan
ook rondom de camera beslagen
raken. Bij vochtige en koude
weersomstandigheden moet u de voorruit
regelmatig ontwasemen.
Laat geen sneeuw op de motorkap of op
het dak liggen, omdat de detectiecamera
erdoor kan worden afgedekt.
Statische bochtverlichting
Inschakelen/uitschakelen
Deze functie kan geactiveerd en
gedeactiveerd worden via het menu
Rijden/Auto van het touchscreen.
Activering
Deze functie wordt geactiveerd vanaf een
bepaalde stuuruitslag.
Uitschakelen
De verlichting werkt in de volgende gevallen niet:
-
b ij een geringe stuuruitslag,
-
b
ij snelheden boven 90 km/h,
-
a
ls de achteruit is ingeschakeld.
Night Vision
Met behulp van een infraroodcamera aan
de voorzijde van de auto kan het systeem bij
weinig omgevingslicht de aanwezigheid van
voetgangers en dieren in het gezichtsveld van
de bestuurder vaststellen en signaleren.
Voor een permanente beeldweergave van de
infraroodcamera op het instrumentenpaneel,
selecteert u de weergavemodus "Night Vision"
door aan de rolknop links van het stuur wiel te
draaien. Wanneer aan de voor waarden wordt
voldaan, wordt er een waarschuwing gegeven
bij een kans op een aanrijding. Night Vision is een rijhulpsysteem voor
de bestuurder die echter te allen tijde
zijn aandacht op het verkeer moet blijven
vestigen.
Onder sommige omstandigheden zijn
de temperatuurcontrasten onvoldoende
en kan het systeem niet alle gevaren
detecteren of, omgekeerd, onjuiste
waarschuwingen geven (bijv. door warme
motoren van langs de weg geparkeerde
vrachtwagens).
Werkingsvoorwaarden
Als het dimlicht of grootlicht is ingeschakeld,
zorgt deze functie er voor dat de binnenkant van
de bocht met leds wordt verlicht.
De snelheid van de auto moet lager zijn dan
90 km/h.
Deze functie is alleen beschikbaar met het
"Full
LED"-verlichtingssysteem. Als de functie "Night Vision" niet is geselecteerd,
wordt de waarschuwing via een pop-upvenster
in het instrumentenpaneel weergegeven.
De functie is beschikbaar als de motor draait en
in de Stop-stand van het Stop & Start-systeem.
De omgeving moet zeer donker zijn. Het dimlicht
moet zijn ingeschakeld en goed werken.
Het temperatuurbereik voor de detectie ligt
tussen -30°C en +30°C.
De snelheid van de auto moet lager zijn dan
160
km/h.
Het detectiebereik van de camera ligt tussen
15
m (voor voetgangers) en 200 m, afhankelijk
van het zicht.
Dieren kleiner dan 0,50
m worden niet
gedetecteerd.
Verlichting en zicht
Page 95 of 320

93
De modus "Night Vision" van het
instrumentenpaneel moet geactiveerd zijn om
het beeld van de infraroodcamera permanent te
kunnen weergeven.
De permanente weergave verdwijnt nadat het
contract wordt afgezet of als er niet aan de
voorwaarden wordt voldaan.
Werking
De functie kan worden geactiveerd/
gedeactiveerd in het menu Rijden/
Auto van het touchscreen.
Als aan alle werkingsvoorwaarden
is voldaan, gaat dit lampje groen
branden: de weergave op het
instrumentenpaneel (indien de
modus "Night Vision" is geselecteerd)
en de activering van waarschuwingen
zijn beschikbaar.
Als aan bepaalde werkingsvoorwaarden
(snelheid of temperatuur) niet wordt
voldaan, gaat het lampje oranje
branden: alleen de weergave op het
instrumentenpaneel is beschikbaar
(in
de modus "Night Vision").
Zolang het omgevingslicht te sterk is of
het dimlicht niet is ingeschakeld, zijn de
waarschuwingen niet beschikbaar.
Het camerabeeld wordt in grijstinten op het
instrumentenpaneel weergegeven, waarbij
warme objecten lichter zijn dan koude objecten.
Wanneer voetgangers of dieren worden
gedetecteerd, worden ze in een geel kader
weergegeven.
Wanneer het systeem de kans op
een aanrijding met een voetganger
of een dier detecteert, geeft
het een waarschuwing: op het
instrumentenpaneel wordt een van
deze symbolen weergegeven. Het
betreffende silhouet wordt rood
omkaderd.
Als de modus "Night Vision" niet is geselecteerd,
verschijnt de waarschuwing in een pop-upvenster.
In het geval van een waarschuwing kan
de bestuurder direct ingrijpen via een
uitwijkmanoeuvre of door te remmen.
Werkingslimieten
Het systeem werkt in de volgende situaties
mogelijk minder goed of helemaal niet:
-
a
ls het zicht slecht is (bij sneeuwval, zware
regenval of dichte mist),
-
a
ls de camera wordt bedekt door sneeuw,
modder of stof,
-
a
ls de camera bekrast is door het
herhaaldelijk wassen van de auto in een
wasstraat met roterende borstels,
-
b
ij een zeer hoge buitentemperatuur,
-
a
an de top of de voet van een steile helling.
-
o
p zeer bochtige wegen,
-
i
n een bocht,
-
n
a een aanrijding, waardoor de instellingen
van de camera verstoord zijn of de camera
beschadigd is.
-
a
ls de grille opnieuw gespoten is, maar
niet door het PEUGEOT-netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats.
4
Verlichting en zicht
Page 96 of 320

94
Onderhoudstips
De infraroodcamera beschikt over een
sproeierkop die is aangesloten op het
ruitensproeiersysteem vóór van de auto.
Deze sproeierkop werkt bij elk 5e gebruik van
de ruitensproeiers.
Controleer regelmatig of de camera schoon is.
Zorg er bij slecht of winters weer voor dat de
camera niet bedekt raakt met modder, ijs of
sneeuw.
Storing
Als het oranje verklikkerlampje brandt
in combinatie met de weergave
van een melding terwijl aan alle
werkingsvoorwaarden is voldaan, is er
sprake van een storing in het systeem.
Raadpleeg het PEUGEOT-netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats.
Ruitenwisserschakelaar
Instellen
U kunt de automatische werking van de
ruitenwissers vóór instellen.
Bij de SW kunt u ook het automatisch
inschakelen van de ruitenwisser achter bij het
inschakelen van de achteruitversnelling instellen.Verwijder onder winterse omstandigheden
sneeuw, ijs of rijp van de voorruit, van het
gebied rondom de ruitenwisserarmen en
-bladen en van de voorruitrand alvorens
de ruitenwissers in te schakelen.
Schakel de ruitenwissers niet in
als de voorruit droog is. Controleer
voordat u bij extreem koud of warm
weer de ruitenwissers inschakelt of de
ruitenwisserbladen niet vastzitten aan de
voorruit.
Ruitenwissers vóór
Na het afzetten van het contact kunnen de
ruitenwissers nog een kleine beweging maken
waarmee ze onder de motorkap worden opgeborgen.
Elke keer dat het contact langer dan
één minuut is afgezet, moet u de
functie opnieuw inschakelen door de
ruitenwisserschakelaar te bedienen,
ongeacht de voorgaande stand hiervan.
Automatisch (wissnelheid
aangepast aan de intensiteit
van
de regen).
Selecteren van de wissnelheid: zet de hendel in
de gewenste stand.
Eén keer wissen
F Trek de hendel kort naar u toe.
Ruitensproeiers voorruit
F Trek de hendel van de ruitenwisserschakelaar naar u toe.
De ruitensproeiers en ruitenwissers werken
zolang er aan de hendel wordt getrokken. Normale snelheid (matige regenval).
Interval (wissnelheid aangepast aan
de wagensnelheid).
Uit.
Hoge snelheid (hevige neerslag).
Verlichting en zicht
Page 97 of 320

95
De ruitensproeiers zijn in de uiteinden van elke
ruitenwisserarm geïntegreerd.
Er zijn extra sproeiers onder het centrale punt
van elke ruitenwisserarm aangebracht.
De ruitensproeier vloeistof wordt over de
gehele lengte van het ruitenwisserblad op de
voorruit gesproeid. Dit zorgt voor beter zicht en
een lager verbruik van ruitensproeiervloeistof.
In sommige gevallen, afhankelijk van de
samenstelling of kleur van de vloeistof en het
omgevingslicht is het sproeien van de vloeistof
nauwelijks merkbaar.
Bedien de ruitensproeiers niet als het
reservoir van de ruitensproeiervloeistof
leeg is; kans op beschadiging van
de ruitenwisserbladen. Bedien de
ruitensproeiers alleen als er geen risico
is van bevriezing van de vloeistof op de
voorruit; hierdoor zou het zicht namelijk
kunnen afnemen. Gebruik 's winters altijd
producten die voldoende tegen vorst
beschermd zijn. Vul nooit bij met water.
Ruitenwisser achter (SW)
Draai voor selectie van de ruitenwisser achter
de ring tot het gewenste symbool tegenover de
markering staat.Uit.
Interval.
Sproeien en wissen.
Ruitensproeier achter
Wanneer de ruitensproeiers stoppen, wissen
de ruitenwissers nog één keer.
F
D
raai de ring in de richting van het
dashboard.
De ruitensproeiers en ruitenwissers werken
zolang de ring wordt gedraaid.
Wanneer de ruitensproeiers stoppen, wissen
de ruitenwissers nog één keer.
Achteruitversnelling
Als de ruitenwissers vóór zijn geactiveerd op het
moment dat u de achteruitversnelling inschakelt,
treedt ook de ruitenwisser achter in werking. Deze functie kan geactiveerd of
gedeactiveerd worden via het menu
Rijden/Auto
van het touchscreen.
Deze functie is standaard geactiveerd.
Schakel de automatische werking van de
ruitenwisser achter uit bij sneeuwval, strenge
vorst of als een fietsendrager op de trekhaak
is bevestigd. Dit kan worden uitgevoerd via
het menu Rijden/Auto van het touchscreen.
Speciale stand van de
ruitenwissers vóór
In deze stand kunnen de ruitenwisserbladen
worden gereinigd of ver vangen. De stand kan
tevens 's winters (ijs, sneeuw) worden gebruikt
om de ruitenwisserbladen los te zetten van de
voorruit.
Om een goede werking van de
ruitenwisserbladen te behouden adviseren
wij u:
-
e
r voorzichtig mee om te gaan,
-
z
e regelmatig te reinigen met zeepsop,
-
z
e niet te gebruiken om een stuk
karton tegen de voorruit te houden,
-
z
e te ver vangen zodra ze tekenen van
slijtage vertonen.
4
Verlichting en zicht
Page 98 of 320

96
Voordat u een wisserblad vóór
demonteert
F De ruitenwissers worden verticaal geplaatst als binnen de minuut na het uitschakelen
van het contact de ruitenwisserschakelaar
wordt bediend.
F
G
a verder naar de gewenste procedure
of naar het ver vangen van de
ruitenwisserbladen.
Na het monteren van een
ruitenwisserblad vóór
F Zet het contact aan en bedien de ruitenwisserschakelaar om de ruitenwissers
weer in de oorspronkelijke stand te zetten.
Ruitenwisserbladen
ver vangen
Verwijderen/aanbrengen aan de
voorzijde
Pak de ruitenwisserarmen niet vast op de
plek van de ruitensproeiers.
Raak het ruitenwisserblad niet aan; u kunt
daarbij onherstelbare schade veroorzaken.
Laat de ruitenwissers niet los tijdens het
verplaatsen – Kans op beschadiging van
de voorruit!
F
R
einig de voorruit met behulp van een
reinigingsmiddel voor autoruiten. Gebruik geen waterafstotende producten
van het "Rain X" type.
F
M
aak het versleten wisserblad het dichtst bij
u los en ver wijder het.
F
B
reng het nieuwe wisserblad aan en
bevestig het op de ruitenwisserarm.
F
H
erhaal de procedure voor het andere
ruitenwisserblad.
F
B
egin met het ruitenwisserblad het dichtst
bij u, houd nogmaals elke arm vast bij het
starre gedeelte en leg de ruitenwisser
voorzichtig op de voorruit.
Verwijderen/aanbrengen aan de
achterzijde
F Houd de arm vast bij het starre gedeelte en til deze op tot de ruststand.
F
R
einig de achterruit met behulp van
ruitensproeiervloeistof.
F
M
aak het versleten wisserblad los en
verwijder het.
F
B
reng het nieuwe wisserblad aan en klem
deze op ruitenwisserarm.
F
H
oud nogmaals de arm vast bij het starre
gedeelte en leg de ruitenwisser voorzichtig
op de achterruit.
F
V
oer de vervangingsprocedures voor
de ruitenwisserbladen uit vanaf de
bestuurderszijde.
F
B
egin met het ruitenwisserblad het verst
van u af, houd elke arm vast bij het starre
gedeelte en til deze op tot de ruststand.
Verlichting en zicht
Page 99 of 320

97
Automatische
ruitenwissers
In de stand AUTO worden de ruitenwissers
automatisch ingeschakeld als regen wordt
gedetecteerd. De snelheid van de ruitenwissers
wordt aangepast aan de hoeveelheid neerslag.
De regen wordt gedetecteerd door een
regensensor die zich in het midden aan de
bovenzijde van de voorruit bevindt, achter de
binnenspiegel.
Inschakelen
F Duw de hendel kort omlaag.
De ruitenwissers maken één slag om het
inschakelen te bevestigen.Dit verklikkerlampje op het
instrumentenpaneel gaat branden en
er verschijnt een melding.
Uitschakelen
F Duw de hendel nog een keer kort omlaag of zet de hendel in een andere stand ( Int., 1 of 2 ).
Dit lampje op het instrumentenpaneel
gaat uit en er verschijnt een melding.
Elke keer als het contact meer dan 1
minuut is afgezet, moet u de automatische
werking van de ruitenwissers opnieuw
activeren door de hendel één keer omlaag
te duwen.
Storing
In het geval van een storing in de automatische
werking van de ruitenwissers werken deze in
de intervalstand.
Laat ze controleren door het PEUGEOT-
netwerk of een gekwalificeerde werkplaats. Dek de regensensor, die zich gecombineerd
met de lichtsensor in het midden van
de voorruit bevindt, niet af. Schakel de
automatische werking van de ruitenwissers
uit als de auto wordt gewassen in
een wasstraat. Wacht 's winters met
het inschakelen van de automatische
ruitenwissers tot de voorruit ontdooid is.
4
Verlichting en zicht
Page 100 of 320

98
Algemene aanbevelingen
met betrekking tot de
veiligheid
Op verschillende plaatsen in uw auto
zijn labels aangebracht. Ze bevatten
veiligheidswaarschuwingen en informatie
over de identificatie van uw auto.
Ver wijder ze niet: ze horen namelijk bij de
auto.
Neem voor alle werkzaamheden aan uw
auto contact op met een gekwalificeerde
werkplaats die beschikt over de juiste
technische informatie, vakkennis en
apparatuur. Het PEUGEOT-netwerk is in
staat u dit te bieden.
Afhankelijk van de landelijke wetgeving
kan de aanwezigheid van bepaalde
veiligheidsuitrusting verplicht zijn:
veiligheidsvesten, gevarendriehoeken,
alcoholtests, een set reservelampen,
reservezekeringen, een brandblusser,
een verbandtrommel, spatlappen aan de
achterzijde van de auto, enz.
Belangrijke informatie:
- H et monteren van elektrische
uitrustingselementen of accessoires
die niet onder een artikelnummer in het
assortiment van PEUGEOT voorkomen,
kan tot een hoger verbruik leiden en
storingen in het elektronische systeem
van uw auto veroorzaken. Ga naar het
PEUGEOT-netwerk voor meer informatie
over het aanbod aan accessoires met een
artikelnummer.
-
U
it veiligheidsoverwegingen is toegang
tot de diagnose-aansluiting, die is
gekoppeld aan de elektronische systemen
in de auto, uitsluitend voorbehouden
aan het PEUGEOT-netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats waar de
beschikking is over geschikt gereedschap
(kans op storingen in de elektronische
systemen die kunnen leiden tot pech of
ernstige ongevallen). De fabrikant kan niet
aansprakelijk worden gesteld als deze
aanwijzing niet wordt opgevolgd.
-
W
ijzigingen of aanpassingen die niet door
PEUGEOT zijn voorzien of toegestaan,
of die niet volgens de technische
voorschriften van de fabrikant zijn
uitgevoerd, leiden tot het ver vallen van de
wettelijke en contractuele garanties.Monteren van als accessoire geleverde
radiocommunicatiezenders
Voordat u een radiocommunicatiezender
monteert, moet u bij het PEUGEOT-
netwerk de technische gegevens
van compatibele zenders opvragen
(frequentieband, maximaal
uitgangsvermogen, positie antenne,
specifieke installatievoorschriften),
conform de Richtlijn Elektromagnetische
Compatibiliteit (2004/104/EG).
Alarmknipperlichten
F Wanneer u deze rode knop indrukt, knipperen alle vier de richtingaanwijzers
tegelijkertijd.
De alarmknipperlichten werken ook als het
contact is afgezet.
Veiligheid