alarm PEUGEOT 508 2021 Instructieboekje (in Dutch)
[x] Cancel search | Manufacturer: PEUGEOT, Model Year: 2021, Model line: 508, Model: PEUGEOT 508 2021Pages: 292, PDF Size: 8.68 MB
Page 37 of 292

35
Toegang tot de auto
2and Start-systeem of de geïntegreerde sleutel
gebruiken om de auto te ontgrendelen.
Automatisch (beveiliging tegen agressie)
De portieren en de achterklep worden tijdens het
rijden automatisch vergrendeld (bij een snelheid
hoger dan 10
km/h).
De functie is standaard ingeschakeld. Voor uit- of
weer inschakelen:
â–º
Druk op de toets totdat er een geluidssignaal
klinkt en er ter bevestiging een melding wordt
weergegeven.
Vervoer van lange of grote voorwerpen Druk op de knop van de centrale
vergrendeling om met geopende achterklep en
vergrendelde portieren te kunnen rijden. Anders
hoort u de sloten terugspringen telkens wanneer
de auto harder dan 10 km/h rijdt en wordt er een
waarschuwing weergegeven.
Alarm
(Afhankelijk van de uitvoering)
Dit systeem beveiligt uw auto tegen inbraak en
diefstal.
Omtrekbeveiliging
Dit systeem controleert of de auto wordt geopend.
Het alarm gaat af als iemand een portier, de
bagageruimte of de motorkap probeert te openen.
Interieurbeveiliging
Het systeem controleert op bewegingen in het
interieur.
Het alarm gaat af als er een ruit wordt ingeslagen,
als iets of iemand het interieur binnendringt of als
iets of iemand in de auto beweegt.
Wegsleepbeveiliging
Het systeem controleert op veranderingen in de
positie van de auto.
Het alarm gaat af wanneer de auto wordt opgetild of
wordt verplaatst.
Wanneer de auto is geparkeerd, gaat het alarm niet af als de auto wordt aangestoten
of aangetikt.
Zelfbeveiligingsfunctie
Het systeem controleert of systeemcomponenten
niet goed werken.
Het alarm gaat af als iemand probeert de accu, de
bedieningseenheid of de kabels van het hoorbare
alarm uit te schakelen of te beschadigen.
Werkzaamheden aan het alarmsysteem Neem contact op met een PEUGEOT-dealer
of een gekwalificeerde werkplaats.
Vergrendelen van de auto met
volledig ingeschakeld alarm
Activering
â–º Zet het contact af en verlaat de auto.
â–º V ergrendel de auto of schakel de
supervergrendeling in met de afstandsbediening of
met het Keyless Entry and Start-systeem.
Wanneer het alarmsysteem is geactiveerd, knippert
het rode controlelampje van de toets één keer per
seconde en gaan de richtingaanwijzers gedurende
ongeveer 2 seconden branden.
De omtrekbeveiliging wordt na 5 seconden
geactiveerd en de interieur- en wegsleepbeveiliging
na 45 seconden.
Wanneer een portier, de achterklep of de motorkap niet goed is gesloten, wordt de
auto niet vergrendeld, maar worden de
omtrekbeveiliging, de interieurbeveiliging en de
Page 38 of 292

36
Toegang tot de auto
wegsleepbeveiliging wel na 45 seconden
ingeschakeld.
Uitschakelen
â–º Druk op een van de ontgrendeltoetsen van de
afstandsbediening:
kort indrukken
lang indrukken
of
â–º
Ontgrendel de auto met het Keyless Entry and
Start-systeem.
Het alarmsysteem wordt uitgeschakeld; het
verklikkerlampje van de toets gaat uit en de
parkeerlichten en/of dagrijverlichting knipperen
gedurende ongeveer 2 seconden.
Als de auto automatisch opnieuw wordt vergrendeld (als binnen 30 seconden niet
een van de portieren of de achterklep wordt
geopend), wordt ook het alarmsysteem
automatisch weer ingeschakeld.
Vergrendelen van de auto met
alleen de omtrekbeveiliging
ingeschakeld
Schakel de interieurbeveiliging en de
wegsleepbeveiliging uit om vals alarm te voorkomen,
bijvoorbeeld in de volgende gevallen:
–
Het raam staat een klein stukje open.
– De auto wordt gewassen.
– Er wordt een wiel verwisseld.
–
De auto wordt gesleept.
–
De auto staat op een schip of veerboot.
Uitschakelen van de interieur- en
wegsleepbeveiliging
â–º Zet het contact af en druk binnen 10 seconden
op de alarmtoets totdat het rode controlelampje blijft
branden.
â–º
V
erlaat de auto.
â–º
V
ergrendel de auto meteen met de
afstandsbediening of het Keyless Entry and
Start-systeem.
Alleen de omtrekbeveiliging wordt ingeschakeld: het
rode controlelampje in de toets knippert één keer
per seconde.
Deze uitschakelprocedure moet elke keer na het afzetten van het contact opnieuw
worden uitgevoerd.
Opnieuw inschakelen van de interieur-
en wegsleepbeveiliging
â–º Schakel de omtrekbeveiliging uit door de auto
met de afstandsbediening of het Keyless Entry and
Start-systeem te ontgrendelen.
Het controlelampje in de toets gaat uit.
â–º
Schakel alle beveiligingsvoorzieningen opnieuw
in door de auto met de afstandsbediening of het
Keyless Entry and Start-systeem te vergrendelen. Het rode controlelampje in de toets knippert weer
één keer per seconde.
Afgaan van het alarm
Als het alarm afgaat, treedt het hoorbare alarm
in werking en knipperen de richtingaanwijzers
gedurende 30 seconden.
Afhankelijk van het land van verkoop blijven
bepaalde bewakingsfuncties ingeschakeld totdat het
alarm voor de 11e keer achtereenvolgens afgaat.
Als de auto wordt ontgrendeld met de
afstandsbediening of met het Keyless Entry and
Start-systeem, gaat het rode controlelampje in de
toets knipperen om aan te geven dat het alarm
tijdens uw afwezigheid is afgegaan. Het lampje stopt
met knipperen als het contact wordt aangezet.
Storing afstandsbediening
Om de beveiligingsfuncties uit te schakelen:
â–º
Ontgrendel de auto met de sleutel in het slot van
het portier linksvoor.
â–º
Open het portier; het alarm gaat af.
â–º
Zet het contact aan; het alarm stopt. Het
controlelampje in de toets gaat uit.
De auto vergrendelen zonder
het alarm in te schakelen
► Vergrendel de auto met de sleutel (geïntegreerd
in de afstandsbediening) in het slot van het portier
linksvoor.
Storing
Wanneer het contact wordt aangezet, betekent het
permanent branden van het rode controlelampje in
de toets dat er een storing in het systeem aanwezig
is.
Laat het systeem door een PEUGEOT-dealer of
door een gekwalificeerde werkplaats controleren.
Automatisch inschakelen van het alarm
(Afhankelijk van de uitvoering)
Het systeem wordt automatisch ingeschakeld 2
minuten nadat het laatste portier of de bagageruimte
is gesloten.
â–º Om het afgaan van het alarm bij het openen
van een portier of de achterklep te voorkomen,
moet u eerst op de ontgrendeltoets van de
afstandsbediening drukken of moet u de
auto ontgrendelen met het Keyless Entry and
Start-systeem.
Portieren
Uw auto heeft portieren met frameloze ruiten.
Zodra de buiten- of binnenportiergreep wordt
gebruikt voor het openen en sluiten van het portier,
wordt een systeem geactiveerd om de ruit iets te
laten zakken.
Page 39 of 292

37
Toegang tot de auto
2Storing
Wanneer het contact wordt aangezet, betekent het
permanent branden van het rode controlelampje in
de toets dat er een storing in het systeem aanwezig
is.
Laat het systeem door een PEUGEOT-dealer of
door een gekwalificeerde werkplaats controleren.
Automatisch inschakelen van het alarm
(Afhankelijk van de uitvoering)
Het systeem wordt automatisch ingeschakeld 2
minuten nadat het laatste portier of de bagageruimte
is gesloten.
â–º
Om het afgaan van het alarm bij het openen
van een portier of de achterklep te voorkomen,
moet u eerst op de ontgrendeltoets van de
afstandsbediening drukken of moet u de
auto ontgrendelen met het Keyless Entry and
Start-systeem.
Portieren
Uw auto heeft portieren met frameloze ruiten.
Zodra de buiten- of binnenportiergreep wordt
gebruikt voor het openen en sluiten van het portier,
wordt een systeem geactiveerd om de ruit iets te
laten zakken.
Openen
Van buitenaf
â–º Wanneer u de auto hebt ontgrendeld of de
elektronische sleutel van het Keyless Entry and
Start-systeem zich in de detectiezone bevindt, trekt
u aan de portierhandgreep.
De ruit gaat automatisch een paar millimeter
omlaag, zodat het portier bij het sluiten goed wordt
afgedicht.
Wanneer het portier langer dan één minuut open blijft staan, gaat de ruit weer omhoog;
trek nog een keer aan de portiergreep om het
systeem weer te activeren.
Bij vrieskou kan de aanwezigheid van ijs het
‘micro-descent’ ruitsysteem (om de ruit iets te
laten zakken) hinderen; verwijder het ijs dat
zich bij de onderste afdichting van de ruit heeft
gevormd en open vervolgens voorzichtig het
portier.
Als het selectief ontgrendelen is geactiveerd en één keer op de ontgrendelknop van de
afstandsbediening wordt gedrukt, kan alleen het
bestuurdersportier worden geopend.
Van binnenuit
â–º Trek aan de binnenportiergreep van een portier;
de auto wordt dan volledig ontgrendeld.
De ruit gaat automatisch enkele millimeter omlaag,
zodat het portier bij het sluiten goed wordt afgedicht.
Als de selectieve ontgrendeling is geactiveerd:
–
W
anneer het bestuurdersportier wordt
geopend, wordt alleen het bestuurdersportier
ontgrendeld (als de auto nog niet volledig was
ontgrendeld).
–
W
anneer een van de passagiersportieren
wordt geopend, wordt de auto volledig
ontgrendeld.
Sluiten
De ruit gaat na een paar seconden automatisch
terug omhoog, waarbij voor een perfecte afdichting
wordt gezorgd.
Page 84 of 292

82
Veiligheid
Algemene aanbevelingen met betrekking tot de
veiligheid
Verwijder de stickers niet die op de
verschillende plaatsen van uw auto zijn
aangebracht. Ze bevatten
veiligheidswaarschuwingen en informatie over de
identificatie van de auto.
Neem voor alle werkzaamheden aan uw auto contact op met een gekwalificeerde
werkplaats die beschikt over de juiste technische
informatie, vakkennis en apparatuur. Het
PEUGEOT-netwerk is in staat u dit te bieden.
Afhankelijk van de landelijke wetgeving kan de aanwezigheid van bepaalde
veiligheidsuitrusting verplicht zijn:
veiligheidsvesten, gevarendriehoeken,
alcoholtests, een set reservelampen,
reservezekeringen, een brandblusser, een
verbandtrommel, spatlappen aan de achterzijde
van de auto enz.
Monteren van elektrische accessoires: – Het monteren van elektrische
uitrustingselementen of accessoires die niet
onder een artikelnummer in het assortiment
van PEUGEOT voorkomen, kan tot een hoger
stroomverbruik leiden en kan storingen in het
elektrische systeem van uw auto veroorzaken.
Ga naar het PEUGEOT-netwerk voor meer
informatie over het aanbod aan accessoires met
een artikelnummer.
–
Uit veiligheidsoverwegingen is toegang tot de
diagnose-aansluiting, die is gekoppeld aan de
elektronische systemen in de auto, uitsluitend
voorbehouden aan het PEUGEOT-netwerk
of een gekwalificeerde werkplaats waar de
beschikking is over geschikt gereedschap (kans
op storingen in de elektronische systemen die
kunnen leiden tot pech of ernstige ongevallen).
De fabrikant kan niet aansprakelijk worden
gesteld als dit voorschrift niet wordt opgevolgd.
–
Wijzigingen of aanpassingen die niet door
PEUGEOT zijn voorzien of toegestaan, of die
niet volgens de technische voorschriften van de
fabrikant zijn uitgevoerd, leiden tot het vervallen
van de commerciële garantie.
Monteren van als accessoire geleverde radiocommunicatiezenders
Voordat u een radiocommunicatiezender
met buitenantenne monteert, moet u bij
het PEUGEOT-netwerk de technische
gegevens (frequentieband, maximaal
uitgangsvermogen, positie antenne, specifieke
installatievoorschriften) van de voor montage
geschikte zenders opvragen, conform de Richtlijn
Elektromagnetische Compatibiliteit (2004/104/
EG).
Conformiteitsverklaring voor radioapparatuur
De relevante certificaten zijn beschikbaar op de
website http://public.servicebox.peugeot.com/
APddb/.
Alarmknipperlichten
â–º Wanneer u op deze rode toets drukt, gaan alle
richtingaanwijzers knipperen.
Ze werken ook als het contact is afgezet.
Automatisch inschakelen van de alarmknipperlichten
Bij een noodstop worden de alarmknipperlichten
automatisch ingeschakeld, afhankelijk van de mate
van remvertraging. Zodra u weer gas geeft, gaan de
alarmknipperlichten uit.
Ze kunnen ook worden uitgeschakeld door op de
toets te drukken.
Claxon
â–º Druk op het middelste gedeelte van het stuurwiel.
Geluidssignaal voor
voetgangers (plug-in
hybride)
Dit systeem waarschuwt voetgangers wanneer u in
de stand Electric (100% elektrisch) rijdt.
Het geluidssignaal voor voetgangers klinkt als
de auto rijdt, bij snelheden tot 30 km/h in een
versnelling vooruit of achteruit.
Deze functie kan niet worden uitgeschakeld.
* In overeenstemming met de algemene gebruiksvoorwaarden van de dienst, di\
e u bij een dealer kunt opvragen en afhankelijk van de technische beperkingen van het
systeem.
** Afhankelijk van de geografische dekking van de "Peugeot Connect SOS" en "Peugeot Connect Assistance".
Bij een dealer kunt u een lijst van landen waar het systeem werkzaam is \
en een lijst met beschikbare telematicadiensten opvragen; deze lijsten zijn ook beschikbaar
op de website voor uw land.
Page 149 of 292

147
Rijden
6Park Assist) of tussen 30 en 140 km/h (uitvoeringen
met Park Assist of Full Park Assist) liggen.
–
W
anneer u een auto inhaalt en het verschil in
snelheid minder dan 10 km/h is.
–
W
anneer u door een andere auto wordt ingehaald
en het verschil in snelheid minder dan 25
km/h is.
–
Het verkeer stroomt vloeiend door
.
–
De inhaalmanoeuvre duurt langer dan normaal en
het ingehaalde voertuig blijft in de dode hoek.
–
U rijdt in een rechte lijn of in een flauwe bocht.
–
Uw auto trekt geen aanhanger of caravan enz.
Werkingslimieten
In de volgende gevallen wordt er geen
waarschuwing gegeven:
–
W
anneer stilstaande objecten (zoals geparkeerde
auto's, vangrails, lantaarnpalen) aanwezig zijn.
–
Bij tegemoetkomende voertuigen.
–
Op kronkelige wegen of bij scherpe bochten.
–
Bij het inhalen of ingehaald worden door een
erg lang voertuig (zoals een vrachtwagen, bus)
dat wordt gedetecteerd in een dode hoek aan de
achterzijde en dat tegelijkertijd aanwezig is in het
gezichtsveld van de bestuurder.
–
Bij een snelle inhaalmanoeuvre.
–
Bij erg druk verkeer: de voertuigen die voor en
achter worden gedetecteerd, worden aangezien
voor een vrachtwagen of een stilstaand object.
–
W
anneer de functie Park Assist of Full Park
Assist
wordt ingeschakeld.
Storing
Bij een storing gaat dit waarschuwingslampje op het instrumentenpaneel branden en wordt
er een melding weergegeven.
Laat het systeem door een PEUGEOT-dealer of
door een gekwalificeerde werkplaats controleren.
Onder bepaalde weersomstandigheden (zoals regen, hagel) werkt het systeem
mogelijk tijdelijk niet goed.
Vooral het rijden op een nat wegdek of het
van een droog wegdek op een nat wegdek
terechtkomen kan tot een vals alarm leiden (zo
kan een wolk waterdruppels in de dode hoek
worden aangezien voor een voertuig).
Let er bij slecht weer en in de winter altijd op
dat de sensoren niet met modder, sneeuw of ijs
bedekt zijn.
Plak geen stickers of andere voorwerpen op
het gedeelte van de buitenspiegels waar het
waarschuwingsgebied zich bevindt of op de
detectiezones op de voor- en achterbumper,
omdat de dodehoekbewaking dan mogelijk niet
goed werkt.
Actieve dodehoekbewaking
Als aanvulling op het permanent branden van
het verklikkerlampje in de buitenspiegel aan
de betreffende zijde, geeft het Active Lane
Departure Warning System bij het overschrijden
van een rijstrookmarkering met ingeschakelde
richtingaanwijzers een rukje aan het stuurwiel om u
Page 190 of 292

188
In geval van pech
Gevarendriehoek
Deze reflecterende en inklapbare voorziening moet
langs de kant van de weg worden geplaatst bij pech
of schade aan de auto.
Voordat u uit de auto staptSchakel de alarmknipperlichten in en
doe het veiligheidsvest aan. Zet dan de
gevarendriehoek in elkaar en plaats deze.
Opbergruimte
In de binnenbekleding van de achterklep bevindt
zich een opbergvak voor de gevarendriehoek.
â–º
Open de achterklep en maak de afdekking los
door de schroef een kwart naar links te draaien.
Uitvouwen en plaatsen van de
gevarendriehoek
Zie de bovenstaande afbeelding voor uitvoeringen
met een originele gevarendriehoek.
Raadpleeg bij andere gevarendriehoeken
de instructies voor het uitvouwen in de
gebruiksaanwijzing van de gevarendriehoek.
â–º
Plaats de gevarendriehoek achter de auto, houd
u daarbij aan de ter plaatse geldende regels.
Brandstoftank leeg (diesel)
Bij een auto met dieselmotor moet het
brandstofsysteem worden ontlucht als de
brandstoftank leeg is.
Voordat u begint met het ontluchten van het
systeem, is het van groot belang om minimaal 5 liter
diesel in de brandstoftank te gieten.
Zie het betreffende deel voor meer informatie over het tanken en de
tankbeveiliging (diesel).
Voor andere uitvoeringen dan BlueHDi bevinden de
componenten van het brandstofsysteem zich in de
motorruimte; ze kunnen onder een verwijderbare
afdekplaat liggen.
Zie het betreffende deel voor meer informatie over de motorruimte, en met
name de plaats van deze onderdelen onder de
motorkap.
1.5 BlueHDi-motoren
â–º Zet het contact aan (zonder de motor te starten).
â–º W acht ongeveer 1 minuut en zet het contact af.
â–º
Start de motor
.
Als de motor niet direct aanslaat, beëindig dan uw
startpoging en herhaal de procedure.
2.0 BlueHDi-motoren
â–º Zet het contact aan (zonder de motor te starten).
â–º W acht ongeveer 6 seconden en zet het contact
af.
â–º
Herhaal deze handelingen 10 keer
.
â–º
Start de motor
.
Als de motor niet direct aanslaat, beëindig dan uw
startpoging en herhaal de procedure.
Geen BlueHDi-motoren
â–º Open de motorkap en maak indien nodig de
sierkap los om de handopvoerpomp te kunnen
bereiken.
â–º Draai de ontluchtingsschroef los.â–º Bedien de handopvoerpomp tot u
brandstof door de transparante slang ziet
stromen.
â–º Draai de ontluchtingsschroef weer vast.
â–º Bedien de startmotor tot de motor aanslaat (als
de motor niet gelijk aanslaat, wacht dan ongeveer 15
seconden voordat u het opnieuw probeert).
â–º Als de motor na meerdere pogingen niet
aanslaat, bedien dan de handopvoerpomp en
vervolgens de startmotor opnieuw.
â–º Breng de sierkap aan, klem deze vast en sluit de
motorkap.
Boordgereedschap
Gereedschapsset die bij de auto wordt geleverd.
De samenstelling ervan is afhankelijk van de
uitrusting van uw auto:
– Bandenreparatieset.
– Reservewiel.
Toegang tot het gereedschap
Het gereedschap bevindt zich in de bagageruimte,
onder de vloerplaat.
Page 192 of 292

190
In geval van pech
De krik mag uitsluitend worden gebruikt voor het verwisselen van een wiel met een
beschadigde band.
Gebruik niet een andere krik dan de door de
fabrikant geleverde krik.
Als de auto niet is voorzien van de originele krik,
neem dan contact op met het PEUGEOT-netwerk
of een gekwalificeerde werkplaats, om de door
de fabrikant voorgeschreven krik aan te schaffen.
De krik voldoet aan de Europese regelgeving
zoals deze is vastgelegd in de Richtlijn 2006/42/
EG over machines.
De krik is onderhoudsvrij.
Beschikbaar gereedschap
1. Wielblok om het wegrollen van de auto te
voorkomen (afhankelijk van de uitvoering)
2. Dop voor het verwijderen van slotbouten (in het
dashboardkastje) (afhankelijk van de uitvoering)
Hiermee kunnen de speciale slotbouten met
behulp van de wielsleutel worden verwijderd.
3. Afneembaar sleepoog Zie het betreffende deel voor meer informatie over
het
slepen van de auto en het gebruik van het
afneembare sleepoog.
Met bandenreparatieset
4. Een 12V-compressor, een flacon afdichtmiddel
en een sticker met de snelheidslimiet
Voor het tijdelijk repareren en het op spanning
brengen van een band.
Zie het betreffende deel voor meer informatie over
de bandenreparatieset.
Uitvoeringen met reservewiel
5. Wielsleutel
Hiermee kunt u de wielbouten verwijderen.
6. Krik met geïntegreerde slinger
Hiermee kan de auto worden opgekrikt.
7. Gereedschap voor het verwijderen van
sierdoppen van wielbouten (afhankelijk van de
uitvoering)
Hiermee kunnen de sierdoppen bij lichtmetalen
velgen van de wielbouten worden verwijderd.
Zie het betreffende deel voor meer informatie over
het reservewiel.
Bandenreparatieset
Scan de QR-code op pagina 3 om
verklarende video's te bekijken.
U kunt de band tijdelijk repareren met een
compressor en een flacon met afdichtmiddel zodat u
naar de dichtstbijzijnde garage kunt rijden.
Ontworpen om algemene lekkages op het loopvlak
van een band te repareren.
De compressor kan via de 12 V-aansluiting lang genoeg op het elektrische systeem van
de auto worden aangesloten om een lekke band
weer op te pompen.
Op deze sticker staat de bandenspanning aangegeven.
Zie het betreffende hoofdstuk voor meer
informatie over de identificatie, vooral dit label.
Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor meer informatie over de gereedschapsset.
Reparatiemethode
Verwijder het voorwerp (zoals een spijker of schroef) dat de lekkage heeft veroorzaakt
niet uit de band.
â–º Parkeer de auto zonder het verkeer te
belemmeren en schakel de parkeerrem in.
â–º Volg de veiligheidsinstructies
(alarmknipperlichten, gevarendriehoek,
Page 193 of 292

191
In geval van pech
8U kunt de band tijdelijk repareren met een
compressor en een flacon met afdichtmiddel zodat u
naar de dichtstbijzijnde garage kunt rijden.
Ontworpen om algemene lekkages op het loopvlak
van een band te repareren.
De compressor kan via de 12 V-aansluiting lang genoeg op het elektrische systeem van
de auto worden aangesloten om een lekke band
weer op te pompen.
Op deze sticker staat de bandenspanning aangegeven.
Zie het betreffende hoofdstuk voor meer
informatie over de identificatie, vooral dit label.
Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor meer informatie over de gereedschapsset.
Reparatiemethode
Verwijder het voorwerp (zoals een spijker of schroef) dat de lekkage heeft veroorzaakt
niet uit de band.
â–º
Parkeer de auto zonder het verkeer te
belemmeren en schakel de parkeerrem in.
â–º
V
olg de veiligheidsinstructies
(alarmknipperlichten, gevarendriehoek, verkeersveiligheidsvest enz.) volgens de regelgeving
in het land waar u rijdt.
â–º
Zet het contact af.
â–º
Rol de slang uit die onder de compressor is
opgeborgen.
â–º Sluit de slang van de compressor aan op de
flacon met afdichtmiddel.
â–º Keer de flacon met afdichtmiddel om en bevestig
deze in de uitsparing op de compressor.
â–º Haal het dopje van het ventiel van de lekke band
en bewaar het op een schone plaats.
â–º Sluit de slang van de flacon met afdichtmiddel
aan op het ventiel van de lekke band en zet deze
stevig vast.
â–º
Controleer of de schakelaar van de compressor
in stand "O " staat.
â–º
Rol de elektrische kabel, die onder de
compressor is opgeborgen, volledig uit.
â–º
Sluit de stekker van de compressor aan op de
12V-aansluiting in de auto.
â–º Bevestig de sticker met
snelheidslimiet.
De sticker met snelheidslimiet moet in de auto vlak bij de bestuurder worden geplakt
om hem / haar te herinneren aan het feit dat er
met een gerepareerde band wordt gereden.
Page 209 of 292

207
In geval van pech
8
â–º Maak het afdekplaatje los door op het onderste
gedeelte te drukken.
â–º
V
erwijder het afdekplaatje door het naar rechts
en vervolgens omlaag te bewegen.
Voor het slepen van uw auto:
â–º
Draai het sleepoog vast tot de aanslag.
â–º
Bevestig de sleepstang.
â–º
Zet de versnellingsbak in de neutraalstand.
Wanneer deze instructie niet in acht wordt genomen, kunnen bepaalde onderdelen
(zoals de remmen en de transmissie) beschadigd
raken en kan het zijn dat de rembekrachtiging
niet werkt wanneer de motor een volgende keer
wordt gestart.
Automatische transmissie Sleep de auto nooit met de aangedreven
wielen op de grond terwijl de motor is afgezet.
â–º
Ontgrendel het stuurwiel en zet de parkeerrem
vrij. â–º
Schakel de alarmknipperlichten van beide auto's
in.
â–º
Rijd voorzichtig weg en houd zowel de snelheid
als de af te leggen afstand beperkt.
Slepen van een andere auto
Toegang tot de sleepoogaansluiting aan de
achterzijde:
â–º Maak het afdekplaatje los door op het onderste
gedeelte te drukken.
Voor het slepen van een andere auto:
â–º
Draai het sleepoog vast tot de aanslag.
â–º
Bevestig de sleepstang.
â–º
Schakel de alarmknipperlichten van beide auto's
in.
â–º
Rijd voorzichtig weg en houd zowel de snelheid
als de af te leggen afstand beperkt.
Page 262 of 292

260
Trefwoordenregister
12V-accu 178, 182, 199–203, 199–204
180° zicht naar achteren
152
A
Aanhanger 87, 173
Aanhangergewichten
208–209, 211–213
Aanraakgevoelige leeslampjes
65–66
Aansluiten MirrorLink
224
Aansluiting 12 V
62, 66, 70
Aansteker
62
ABS
85
Accessoires
82, 177
Accu laden
201, 203–204
Achterbank
52
Achterklep
38
Achterlichten
198–199
Achterruitverwarming
59
Achteruitrijcamera
122, 151, 152
Achteruitrijlicht
198–199
Actief dodehoekbewakingssysteem
147
Actieradius AdBlue®
20, 182
Actieve motorkap
92
Actieve vering
11 5
Active Safety Brake
138–141
Active Suspension Control
11 5
Adaptieve achterverlichting
72
Adaptieve cruise control met Stop-functie
125
Adaptieve LED-technologie
31, 72
Adaptieve snelheidsregelaar
130–131
AdBlue®
20, 184
AdBlue® bijvullen 185
AdBlue®-reservoir
185
Afmetingen
214
Afstandsbediening
28–32
Afstellen van de koplamphoogte
74
Afzetten van de motor
105
Airbags
89–92, 94
Airbags vóór
90–91, 95
Airconditioning
54, 57
Airconditioning met gescheiden regeling
55
Alarmknipperlichten
82, 188
Alarmsysteem
35–36
Algemeen menu
25
Allesdragers
175–176
Android Auto verbinding
243
Antiblokkeersysteem (ABS)
85
Antidiefstalsysteem/Startblokkering
30
Antispinregeling (ASR) ~ Antislipregeling
86
Apple®-speler
223, 248
Apple CarPlay verbinding
224, 243
Apps
244
Armleuning achter
66
Armleuning vóór
64
Audiokabel
247
Audioversterker
64
Automatische airconditioning ~ Airconditioning,
automatische
58
Automatische airconditioning met gescheiden
regeling
55
Automatische ruitenwissers
81
Automatische transmissie ~ Versnellingsbak,
automatische
110–113, 115, 183, 201Automatisch inschakelen verlichting 74
Automatisch noodremsysteem
138–141
AUX-aansluiting
223, 247
B
Bagageafdekking 67–68
Bagagenet voor hoge belading
69–70
Bagageruimte
38–40, 71
Banden
183, 215
Banden oppompen
183, 215
Bandenreparatieset
189–190
Bandenspanning
183, 191, 193, 215
Bandenspanningscontrole (met set)
190, 192
Bandenspanning te laag (detectie)
120
Batterij afstandsbediening ~ Afstandsbediening,
batterij
33, 60
Batterij afstandsbediening vervangen ~
Afstandsbediening, batterij vervangen
33
Bediening autoradio aan stuurkolom ~ Autoradio,
bedieningen aan stuurkolom
218, 232
Bekerhouder
61
Beladen
175–176
Benzinemotor
117, 180, 209
Bergingsauto of trailer (slepen)
205
Bijvullen AdBlue®
182, 185
Binnenspiegel
52
BlueHDi
20, 182, 188
Bluetooth (handsfree set)
225–226, 248–249
Bluetooth (telefoon)
225–226, 248–250
Bluetooth-verbinding
225–226, 244, 248–250