sensor PEUGEOT 508 2021 Instructieboekje (in Dutch)
[x] Cancel search | Manufacturer: PEUGEOT, Model Year: 2021, Model line: 508, Model: PEUGEOT 508 2021Pages: 292, PDF Size: 8.68 MB
Page 155 of 292

153
Rijden
6een vooruitversnelling is ingeschakeld, en een 
weergave van de omgeving achter de auto als de 
achteruitversnelling is ingeschakeld.
De functie wordt uitgeschakeld:
– 
Automatisch, als de rijsnelheid hoger wordt dan
  
ongeveer 30
  km/h (het beeld verdwijnt tijdelijk vanaf 
een snelheid van 20
  km/h).
–
 
Als op de witte pijl linksboven in de hoek van het
  
touchscreen wordt gedrukt.
Standaardweergave 
 
Het gebied vóór de auto wordt weergegeven op het 
scherm.
De oranje lijnen 1  geven de breedte van de auto 
weer met uitgeklapte buitenspiegels; ze verplaatsen 
zich afhankelijk van de stand van het stuurwiel.
De rode lijn 2  geeft een afstand van 30 cm vanaf de 
voorbumper weer; de twee oranje lijnen 3  en 4 een 
afstand van respectievelijk 1 en 2 meter.
Deze weergave is beschikbaar in de stand AUTO 
of door deze te selecteren in het menu voor het 
veranderen van de weergave.
Ingezoomde weergave 
 
De camera registreert de omgeving tijdens het 
manoeuvreren om een samengesteld beeld van 
bovenaf van de voorzijde van de auto en van zijn 
nabije omgeving te creëren zodat de obstakels 
rondom de auto goed zichtbaar zijn.
Deze weergave is beschikbaar in de stand AUTO 
of door deze te selecteren in het menu voor het 
veranderen van de weergave.
De obstakels kunnen verder weg lijken dan  ze in werkelijkheid zijn.
Tijdens het manoeuvreren moet u met de 
buitenspiegels de zijkanten van de auto in de 
gaten houden.
De parkeerhulp geeft bovendien extra informatie 
over de omgeving van de auto.
Stand AUTO 
 
Deze stand is standaard geactiveerd.
Wanneer u een obstakel nadert, wordt dankzij 
de sensoren in de voorbumper automatisch 
overgeschakeld van de weergave van de omgeving 
vóór de auto (standaard) naar de weergave van het 
beeld van bovenaf van de auto (zoom).
180°-weergave 
    
Page 156 of 292

154
Rijden
Wanneer u vooruitrijdend een parkeerplaats verlaat, 
kunt u dankzij de 180°-weergave voertuigen, 
voetgangers of fietsers zien aankomen.
Wij raden u aan om deze weergave niet tijdens de 
gehele manoeuvre te gebruiken.
De weergave heeft drie zones: links A, centraal B 
en rechts C .
Deze weergave is alleen beschikbaar door deze te 
selecteren in het menu voor het veranderen van de 
weergave.
Park Assist
Lees voor meer informatie de algemene  adviezen over het gebruik van de rij- en 
parkeerhulpsystemen.
Dit systeem biedt actieve parkeerhulp: het detecteert 
een parkeerplek en stuurt vervolgens in de 
betreffende richting om op deze plek te parkeren, 
terwijl de bestuurder de rijrichting bepaalt, schakelt, 
accelereert en remt.
Het systeem zorgt dat Visiopark 1 of Visiopark 
2 automatisch wordt weergegeven en dat de 
parkeerhulp wordt ingeschakeld zodat de bestuurder 
de manoeuvre in de gaten kan houden.
Het systeem meet beschikbare parkeerplekken en 
berekent de afstand tot obstakels met behulp van 
ultrasone sensoren in de voor- en achterbumpers 
van de auto.
 
 
Het systeem biedt ondersteuning bij de volgende 
manoeuvres:
A. Fileparkeren - inparkeren
B. Fileparkeren - uitparkeren
C. Parkeervakken - inparkeren
Werking
► Verminder de snelheid van de auto tot 30   km/h of 
lager als u een parkeerplek nadert.
Inschakelen van de functie
De functie kan in het menu Auto/ Rijverlichting van het touchscreen worden 
ingeschakeld.
Selecteer "Park Assist".
Wanneer de functie wordt ingeschakeld,  wordt het Dodehoekbewaking-systeem 
uitgeschakeld.
Tot de start van de parkeermanoeuvre of de  manoeuvre om de parkeerplek te verlaten 
kunt u op elk gewenst moment op de pijl in de 
linkerbovenhoek van de weergegeven pagina 
drukken om de functie uit te schakelen.
Selecteren van het type 
manoeuvre
 
 
Er wordt een selectiepagina voor de manoeuvre op 
het touchscreen weergegeven: standaard is dit de 
pagina "Inparkeren" als de auto na het aanzetten 
van het contact heeft gereden, zo niet dan wordt de 
pagina "Uitparkeren" weergegeven.
►
 
Selecteer het type en de zijde van de manoeuvre
  
om het zoeken naar een parkeerplek in te 
schakelen.
De geselecteerde manoeuvre kan op elk gewenst 
moment worden gewijzigd, ook wanneer er naar een 
beschikbare parkeerplek wordt gezocht.
Dit lampje gaat branden om de selectie te  bevestigen.
Zoeken naar een parkeerplek
► Zorg dat u tijdens het rijden een afstand van 0,50  
tot 1,50 meter tussen de geparkeerde auto's en uw 
auto aanhoudt en rijd hierbij niet harder dan 30
  km/h 
tot het systeem een beschikbare parkeerplek vindt.   
Page 158 of 292

156
Rijden
De manoeuvre kan op ieder gewenst moment 
definitief worden onderbroken, door de bestuurder 
zelf of automatisch door het systeem.
Onderbreking door de bestuurder:
– 
door de controle over de auto weer over te
  
nemen.
–
 
door de richtingaanwijzers in te schakelen aan de
  
tegenovergestelde zijde van die van de manoeuvre.
–
 
door de veiligheidsgordel van de bestuurder los
  
te maken.
–
 
door het contact af te zetten.
Onderbreking door het systeem:
–
 
De snelheidslimiet wordt overschreden: 7
   km/h 
tijdens manoeuvres bij het inparkeren en 5
  km/h bij 
het uitparkeren.
–
 
De antispinregeling grijpt in op een glad wegdek.
–
 
Een van de portieren of de bagageruimte wordt
  
geopend.
–
 
De motor slaat af.
–
 
Bij een storing in het systeem.
–
 
Na 10 in- of uitparkeermanoeuvres bij fileparkeren
  
en na 7 manoeuvres bij haaks inparkeren.
Wanneer de manoeuvre wordt onderbroken, dan 
wordt de functie automatisch uitgeschakeld.
Het manoeuvreersymbool wordt in het rood 
weergegeven, samen met de melding "Manoeuvre 
geannuleerd" op het touchscreen.
Een melding verzoekt de bestuurder om de controle 
over de auto weer over te nemen.
De functie wordt na een paar seconden  uitgeschakeld; dit lampje gaat uit en de 
functie keert terug naar de oorspronkelijke 
weergave.
Einde van de in- of 
uitparkeermanoeuvre
De auto stopt zodra de manoeuvre is voltooid.
Het manoeuvreersymbool wordt in het rood 
weergegeven, in combinatie met de melding 
" Manoeuvre voltooid" op het touchscreen.
Wanneer de functie wordt uitgeschakeld, 
gaat dit lampje uit en klinkt er een 
geluidssignaal.
Bij het inparkeren is het mogelijk dat de bestuurder 
de manoeuvre moet voltooien.
Werkingslimieten
– Het systeem kan een ongeschikte parkeerplaats  
voorstellen (parkeerverbod, wegwerkzaamheden 
met beschadigd wegdek, parkeerplaats naast een 
greppel enz.).
–
 
Het systeem kan aangeven dat er een plaats is
  
gevonden, maar biedt deze niet aan vanwege een 
vast obstakel aan de tegenoverliggende zijde van de 
manoeuvre waardoor de auto de voor het inparkeren 
benodigde baan niet kan volgen.
–
 
Het systeem kan aangeven dat er een plaats is
  
gevonden, maar activeert de manoeuvre niet, omdat 
de breedte van de rijstrook onvoldoende is.
–
 
Het systeem is niet ontworpen voor het uitvoeren
  
van parkeermanoeuvres in scherpe bochten.
–
 
Het systeem detecteert geen parkeerplaatsen
  
die veel groter zijn dan de auto zelf of die begrensd 
worden door obstakels die te laag (trottoirbanden, 
drempels enz.) of te dun (bomen, palen, 
draadhekken enz.) zijn.
– Als de auto zwaar is beladen, kunnen de  
afstandsmetingen worden verstoord door het 
achteroverhellen van de auto.
Gebruik de functie niet onder de volgende  omgevingsomstandigheden:
–
 
Langs een zachte berm (bijvoorbeeld greppel),
  
kade of een rand van een afgrond.
–
 
Bij een glad wegdek (bijvoorbeeld ijzel).
Gebruik de functie niet als een van de  volgende situaties zich voordoet:
–
 
Als de bandenspanning van een band te laag
  
is.
–
 
Als een van de bumpers is beschadigd.
–
 
Als een van de camera's defect is.
Gebruik de functie niet wanneer de auto is  blootgesteld aan een van de volgende 
aanpassingen:
–
 
W
anneer voorwerpen worden vervoerd 
die langer zijn dan de auto (ladder op de 
allesdragers, fietsendrager op de achterklep 
enz.).
–
 
Indien een niet-goedgekeurde trekhaak
  
gemonteerd is.
–
 
Indien sneeuwkettingen gemonteerd zijn.
–
 
Indien een noodreservewiel wordt gebruikt.
–
 
Als wielen met een andere diameter dan de
  
oorspronkelijke zijn aangebracht.
–
 
Na aanpassing van een of beide bumpers
  
(aanvullende bescherming).
–  Als de sensoren opnieuw gespoten zijn buiten 
het PEUGEOT-dealernetwerk,
–  Bij gebruik van sensoren die niet voor de auto 
zijn goedgekeurd.
Storingen
Als de functie niet is geactiveerd, knippert het  lampje kort en klinkt er een geluidssignaal 
om een systeemstoring aan te geven.
Als de storing zich voordoet terwijl het systeem 
wordt gebruikt, gaat het controlelampje uit.
Als de storing in het parkeerhulpsysteem zich  voordoet tijdens het gebruik van het systeem 
(dit waarschuwingslampje gaat branden), dan wordt 
de functie uitgeschakeld.
Neem contact op met een PEUGEOT-dealer of een 
gekwalificeerde werkplaats.
Bij een storing in de stuurbekrachtiging wordt  dit waarschuwingslampje weergegeven op 
het instrumentenpaneel in combinatie met een 
waarschuwingsmelding.
Zet de auto stil. Zet de auto zo snel mogelijk stil op een 
veilige plaats en zet het contact af.
Neem contact op met een PEUGEOT-dealer of 
een gekwalificeerde werkplaats.   
Page 159 of 292

157
Rijden
6– Als de sensoren opnieuw gespoten zijn buiten 
het PEUGEOT-dealernetwerk,
–
 
Bij gebruik van sensoren die niet voor de auto
  
zijn goedgekeurd.
Storingen
Als de functie niet is geactiveerd, knippert het  lampje kort en klinkt er een geluidssignaal 
om een systeemstoring aan te geven.
Als de storing zich voordoet terwijl het systeem 
wordt gebruikt, gaat het controlelampje uit.
Als de storing in het parkeerhulpsysteem zich  voordoet tijdens het gebruik van het systeem 
(dit waarschuwingslampje gaat branden), dan wordt 
de functie uitgeschakeld.
Neem contact op met een PEUGEOT-dealer of een 
gekwalificeerde werkplaats.
Bij een storing in de stuurbekrachtiging wordt  dit waarschuwingslampje weergegeven op 
het instrumentenpaneel in combinatie met een 
waarschuwingsmelding.
Zet de auto stil. Zet de auto zo snel mogelijk stil op een 
veilige plaats en zet het contact af.
Neem contact op met een PEUGEOT-dealer of 
een gekwalificeerde werkplaats.
Full  Park Assist
Lees voor meer informatie de algemene  adviezen over het gebruik van de rij- en 
parkeerhulpsystemen.
Dit systeem biedt actieve parkeerhulp bij auto's met 
de automatische transmissie EAT8; het detecteert 
een vrije parkeerplek parallel aan of haaks op 
de rijbaan en voert de parkeermanoeuvre uit. De 
bestuurder hoeft niets te doen. Hiermee kunt u 
automatisch uitparkeren na fileparkeren.
Het systeem regelt het sturen, de rijrichting, het 
accelereren en het remmen. Het systeem meet 
beschikbare parkeerplekken en berekent de afstand 
tot obstakels met behulp van 12 ultrasoonsensoren 
in de voor- en achterbumpers van de auto.
Het systeem zorgt dat de Visiopark 1 of Visiopark 
2 automatisch wordt weergegeven en dat de 
parkeerhulp wordt ingeschakeld zodat de bestuurder 
de manoeuvre in de gaten kan houden.
 
 
Inschakelen / uitschakelen
Hulpsysteem inschakelen bij het naderen van een 
parkeergebied:
►
 
V
 erlaag de snelheid van de auto tot maximaal 
30
  km/h. 
 
 
► Druk op de toets op de selectiehendel of  
selecteer  Rijverlichting
  / Auto >   Full Park Assist 
op het touchscreen.
Wanneer het systeem wordt ingeschakeld,  wordt de Dodehoekbewaking uitgeschakeld.
Volgorde
Zodra het systeem is ingeschakeld, worden de 
volgende stappen achtereenvolgend uitgevoerd:
–
 
Selecteren van het type manoeuvre op het
  
touchscreen.
–
 
Zoeken naar een beschikbare plek.
–
 
V
 oorbereiden op de manoeuvre.
–
 
Uitvoeren van de manoeuvre.
–
 
V
 oltooien van de manoeuvre.   
Page 162 of 292

160
Rijden
transmissie schakelt 4 seconden na het voltooien 
van de manoeuvre naar stand P.
–
 
W
 anneer u een parkeerplek verlaat, schakelt 
de transmissie naar stand
  N als de manoeuvre is 
voltooid. Met een melding en symbolen wordt de 
bestuurder aangespoord de controle over de auto 
over te nemen.
De transmissie schakelt automatisch naar stand P 
als de bestuurder binnen 30 seconden geen actie 
onderneemt.
Werkingslimieten
– Het systeem kan een ongeschikte parkeerplaats  
voorstellen (parkeerverbod, wegwerkzaamheden 
met beschadigd wegdek, parkeerplaats naast een 
greppel, enz.).
–
 
Het system kan aangeven dat een plaats is
  
gevonden, maar biedt deze niet als mogelijkheid 
aan omdat door een vast obstakel aan de 
tegenoverliggende zijde van de manoeuvre de auto 
de voor de parkeermanoeuvre vereiste koers niet 
kan volgen.
–
 
Het systeem kan aangeven dat een plaats is
  
gevonden, maar activeert de manoeuvre niet, omdat 
de breedte van de rijbaan onvoldoende is.
–
 
Het systeem is niet ontworpen voor het uitvoeren
  
van parkeermanoeuvres op een steile helling of in 
een scherpe bocht.
–
 
Het systeem detecteert geen parkeerplaatsen
  
die veel groter zijn dan de auto zelf of die begrensd 
worden door obstakels die te laag (trottoirbanden, 
drempels enz.) of te dun (bomen, palen, 
draadhekken enz.) zijn.
– De werking van het systeem kan negatief worden  
beïnvloed door een onjuiste bandenspanning.
–
 
Als de auto zwaar beladen is, kunnen de
  
afstandsmetingen worden verstoord door het 
achteroverhellen van de auto.
Gebruik de functie niet onder de volgende  omgevingsomstandigheden:
–
 
Langs een zachte berm (greppel), kade of een
  
rand van een afgrond.
–
 
Bij een glad wegdek (ijzel).
Gebruik de functie niet als een van de  volgende situaties zich voordoet:
–
 
Als de bandenspanning van een band te laag
  
is.
–
 
Als een van de bumpers is beschadigd.
–
 
Als een van de camera's defect is.
–
 
Als de remlichten niet werken.
Gebruik de functie niet wanneer de auto is  blootgesteld aan een van de volgende 
aanpassingen:
–
 
W
anneer voorwerpen worden vervoerd 
die langer zijn dan de auto (ladder op de 
allesdragers, fietsendrager op de achterklep 
enz.).
–
 
Indien een niet-goedgekeurde trekhaak
  
gemonteerd is.
–
 
Indien sneeuwkettingen gemonteerd zijn.
–
 
Indien een noodreservewiel wordt gebruikt.
–
 
Als wielen met een andere diameter dan de
  
oorspronkelijke zijn aangebracht.
– Na aanpassing van een of beide bumpers  
(aanvullende bescherming).
–
 
Als de sensoren opnieuw gespoten zijn buiten
  
het PEUGEOT-dealernetwerk,
–
 
Bij gebruik van sensoren die niet voor de auto
  
zijn goedgekeurd.
Storingen
Als de functie niet is ingeschakeld, knippert  dit controlelampje tijdelijk en klinkt er een 
geluidssignaal om een storing in de Full Park 
Assist
 
aan te geven.
Als de storing tijdens het gebruik optreedt, gaat het 
controlelampje uit.
Als de storing in het parkeerhulpsysteem zich  voordoet tijdens het gebruik van het Full Park 
Assist-systeem (dit waarschuwingslampje gaat 
branden), dan wordt de functie uitgeschakeld.
Neem contact op met een PEUGEOT-dealer of een 
gekwalificeerde werkplaats.
Bij een storing in de stuurbekrachtiging gaat  dit waarschuwingslampje branden op het 
instrumentenpaneel in combinatie met een melding.
Zet de auto stil. Zet de auto zo snel mogelijk stil op een 
veilige plaats en zet het contact af.
Neem contact op met een PEUGEOT-dealer of 
een gekwalificeerde werkplaats.   
Page 188 of 292

186
Praktische informatie
Binnenkant
Wanneer u de auto wast, gebruik dan nooit een waterslang of hogedrukreiniger om de 
binnenkant te reinigen.
Bekers of andere open houders met vloeistof 
kunnen lekken, met kans op schade aan het 
instrumentenpaneel en de bedieningselementen 
op het dashboard en de middenconsole. Wees 
altijd voorzichtig!
Reinig instrumentenpanelen, touchscreens en 
andere displays door ze voorzichtig met een 
zachte, droge doek af te vegen. Gebruik geen 
producten (zoals alcohol of desinfectiemiddelen) 
of zeepwater direct op deze oppervlakken - kans 
op schade!
Carrosserie
Hoogglanslak
Gebruik nooit schurende producten,  oplosmiddelen, benzine of olie om de 
carrosserie te reinigen.
Gebruik nooit een schuursponsje om lastige 
vlekken te verwijderen - kans op krassen in de 
lak!
Breng geen poetsmiddel aan als de zon fel 
schijnt, of op kunststof of rubber onderdelen.
► Bij een  AdBlue®-pomp: steek het vulpistool in de 
vulpijp en blijf tanken totdat het vulpistool afslaat.
Om te voorkomen dat u het AdBlue®-
reservoir met te veel vloeistof vult:
–
 
V
ul 10 tot 13 liter bij met behulp van 
AdBlue
®-verpakkingen.
–
 Stop met bijvullen als het vulpistool voor het  
eerst afslaat als u bij een tankstation tankt.
Het systeem kan alleen hoeveelheden van 5 liter 
AdBlue
® of meer registreren.
Als  het AdBlue®-reservoir helemaal leeg is, 
wat wordt bevestigd met de melding 
" Vul
 
AdBlue
 
bij: Starten niet mogelijk", dan 
moet u minimaal 5 liter bijvullen.
Activeren van de vrijloop
In bepaalde situaties moet de auto in de 
vrijloopstand worden gezet (bijvoorbeeld bij slepen, 
op een testbank, in een automatische wasstraat 
(wasstand), of bij transport per trein of over zee).
De procedure hiervoor is afhankelijk van het type 
transmissie en parkeerrem.
 / 
Procedure voor het activeren van de vrijloop
► Selecteer stand   N terwijl de auto stilstaat en de 
motor draait, en zet het contact uit.
Binnen 5 seconden:
►
 
Zet het contact weer aan.
► Houd het rempedaal ingetrapt en beweeg de  
selectiehendel naar voren of naar achteren om 
stand  N te bevestigen.
►
 
Druk het rempedaal in en duw op de knop om de
  
parkeerrem uit te schakelen.
►
 
Laat het rempedaal los en zet het contact uit.
Als de limiet van 5 seconden wordt overschreden,
 
schakelt de transmissie stand P  in; u moet de 
procedure dan opnieuw volgen.
Terug naar de normale werking
► Houd het rempedaal ingetrapt en start de motor .
Keyless Entry and Start
Trap het rempedaal niet in terwijl u het 
contact aan en weer uit zet. Als u dat wel doet, 
start de motor waardoor u de procedure opnieuw 
moet uitvoeren.
Onderhoudstips
Algemene aanwijzingen
Houd u aan de volgende  aanbevelingen om 
beschadiging van de auto te voorkomen.
Buitenkant
Gebruik nooit een hogedrukspuit in de  motorruimte - kans op schade aan 
elektrische componenten!
Was de auto niet bij fel zonlicht of bij zeer lage 
temperaturen.
Wanneer u de auto in een autowasstraat  wast, vergrendel dan alle portieren en, 
afhankelijk van de uitvoering, haal de 
elektronische sleutel uit de detectiezone en 
schakel de handsfree-functie (Handsfree toegang 
achterklep) uit.
Wanneer u een hogedrukreiniger gebruikt, 
houd de spuitmond dan op minimaal 30 cm 
van de auto (vooral wanneer u gebieden met 
beschadigde lak, sensoren of afdichtingen 
reinigt).
Verwijder meteen alle vlekken die chemicaliën 
bevatten die de lak van uw auto kunnen 
beschadigen (zoals boomhars, vogelpoep, 
insectenafscheidingen, pollen en teer).
Afhankelijk van de omgeving moet u de 
auto vaker wassen om zoutafzettingen (in 
kustgebieden), roet (in industriële gebieden) 
of modder/zout (in natte of koude gebieden) 
te verwijderen. Deze materialen kunnen zeer 
corrosief zijn.
Neem contact op met een PEUGEOT-dealer 
of gekwalificeerde werkplaats voor advies 
over het verwijderen van hardnekkige vlekken 
waarvoor speciale producten nodig zijn (zoals 
verwijdermiddelen voor teer en insecten).
Laat lakschade bij voorkeur repareren door 
een PEUGEOT-dealer of een gekwalificeerde 
werkplaats.    
Page 259 of 292

257
Event Data Recorders (EDR)
12Event Data Recorders 
(EDR)
Er zijn elektronische regeleenheden in uw auto 
gemonteerd. Regeleenheden verwerken gegeven 
die, bijvoorbeeld, afkomstig zijn van autosensoren 
of die de regeleenheden zelf aanmaken of 
onderling uitwisselen. Sommige regeleenheden 
zijn vereist voor een veilige werking van uw auto, 
andere bieden ondersteuning tijdens het rijden 
(bestuurdersondersteuningssystemen) of verzorgen 
comfort- of infotainmentfuncties. 
Hieronder volgt algemene informatie over 
gegevensverwerking in de auto. U vindt extra 
informatie over welke specifieke gegevens worden 
geüpload, opgeslagen en doorgegeven aan derden 
en voor welke doeleinden in uw auto onder het 
trefwoord Gegevensbescherming gekoppeld 
aan de verwijzingen voor de desbetreffende 
functionele eigenschappen in de desbetreffende 
gebruikershandleiding of in de algemene 
verkoopvoorwaarden. U kunt deze ook online inzien. 
Bedieningsgegevens in de 
auto
Regeleenheden verwerken gegevens voor 
bediening van de auto. 
Dergelijke gegevens omvatten, bijvoorbeeld: 
– 
statusinformatie over de auto (bijv
 .snelheid, 
vertraging, dwarsversnelling, onderling verwisselen 
van wielen, schermpje "veiligheidsgordels 
omgedaan")  –
 
omgevingsomstandigheden (bijv
 . temperatuur, 
regensensor, afstandssensor) 
In de regel zijn dergelijke gegevens van 
voorbijgaande aard en worden ze niet langer 
dan een bedrijfscyclus opgeslagen en alleen aan 
boord van de auto zelf verwerkt. Vaak maken 
regeleenheden gebruik van gegevensopslag (zo 
ook de autosleutel). Dit om tijdelijke of permanente 
opslag mogelijk te maken met betrekking tot de 
autoconditie, de belasting van componenten, de 
onderhoudsvereisten en technische gebeurtenissen 
en storingen. 
Afhankelijk van de technische uitrustingsniveaus 
worden de volgende gegevens opgeslagen: 
–  
bedieningsstatus van systeemcomponenten (bijv
 . 
vloeistofpeil, bandenspanning, accustatus) 
–  
storingen en gebreken in belangrijke
  
systeemcomponenten (bijv. verlichting, remmen) 
–  
systeemreacties in bepaalde rijsituaties (bijv
 . 
triggering van een airbag, activering van de 
stabiliteitsregelingen) 
–  
informatie over gebeurtenissen die tot schade aan
  
de auto hebben geleid 
–  
bij elektrische voertuigen het oplaadniveau in de
  
hoogspanningsaccu, geschatte actieradius 
In speciale gevallen (bijv. als de auto een storing 
heeft gedetecteerd), moeten mogelijk gegevens 
worden opgeslagen die anders vluchtig van aard 
zijn. 
Wanneer u gebruikmaakt van diensten (bijv. 
reparatie, onderhoud), zijn de bedieningsgegevens 
samen met het chassisnummer uit te lezen en 
waar nodig te gebruiken. Personeel werkzaam  binnen het servicenetwerk (bijv. garages, 
fabrikanten) of derden (bijv. pechhulpverleners) 
kunnen de gegevens uitlezen aan de auto. 
Hetzelfde geldt voor garantiewerkzaamheden en 
kwaliteitsborgingsmaatregelen. 
Gegevens worden doorgaans uitgelezen in de auto 
via de OBD-aansluiting (On-Board Diagnostics) 
zoals wettelijk voorgeschreven. De uitgelezen 
bedieningsgegevens documenteren de technische 
conditie van de auto of afzonderlijke componenten 
en helpen om storingen op te sporen, te voldoen aan 
garantievoorwaarden en de kwaliteit te verhogen. 
Deze gegevens, in het bijzonder informatie over 
de belasting van componenten, technische 
gebeurtenissen, bedieningsfouten en andere 
storingen, worden samen met het chassisnummer 
doorgegeven aan de fabrikant, als dat nodig mocht 
zijn. De fabrikant is tevens onderworpen aan 
productaansprakelijkheid. De fabrikant gebruikt 
mogelijk ook bedieningsgegevens van auto's nodig 
voor terugroepacties. Deze gegevens kunnen ook 
worden gebruikt ter controle van garantieclaims van 
klanten. 
Storingscodegeheugens in de auto kunnen worden 
gereset door een servicebedrijf in het kader van 
onderhoud of reparatie of op uw verzoek. 
Comfort- en 
infotainmentfuncties
Comfortinstellingen en persoonlijke instellingen 
kunnen worden opgeslagen in de auto en te allen 
tijde worden gewijzigd of gereset.    
Page 267 of 292

265
Trefwoordenregister
Resetten van het traject    23
Richtingaanwijzers     
73, 197–199, 198
Rijadviezen
    
8, 104–105
Rijden 
    
46–47, 104–105
Rijhulpcamera (waarschuwingen)
   
122
Rijhulpsystemen (algemene adviezen)
   
121
Rijstanden
    
115–116
Rijstrookcontrolesystemen
    
85
Rijverlichting
    
72, 75
Roetfilter
    
182
Ruitensproeier achter
    
79
Ruitensproeiers
    
79
Ruitensproeiers vóór
    
79
Ruitenwisser achter
    
79
Ruitenwisserbladen (vervangen)
   
80
Ruitenwisserbladen vervangen
   
80
Ruitenwissers
    
78, 81
Ruitenwisserschakelaar
    
78–79, 81
Ruitenwissers vóór
    
79, 81
S
Schakelaars stoelverwarming ~  
Stoelverwarming, schakelaars    
49–50
SCR (Selective Catalytic Reduction)
   
21, 184
SCR-systeem
    
21, 184
Selectiehendel
    
110–114
Sensoren (waarschuwingen)
   
122
Serienummer auto
    
215
Set voor tijdelijke bandenreparatie ~ 
Bandreparatieset
    
189–192
Sfeerverlichting
    
66
Signalering onoplettendheid    141–142
Sjorogen     
67, 71
Skiluik
    
66
Slepen
    
205–207
Slepen van de auto
    
205–206
Slepen van een auto
    
205, 207
Sleutel
    
28, 30, 32–33
Sleutel met afstandsbediening
   
28, 105
Sleutel niet herkend
    
107
Smartphone
    
27, 63
SMS
    
251
Sneeuwkettingen
    
120, 177–178
Sneeuwscherm
    
177
Snelheidsbegrenzer
    
125–127, 130
Snelheidslimietherkenning
    
123–124
Snelheidsregelaar
    
125, 128–130
Snelheidsregeling met   
snelheidslimietherkenning
    
125
Snelmenu's
    
25
Spaarfase
    
178
Sport-stand
    
116–117
Starten
    
200
Starten dieselmotor ~ Dieselmotor starten
   
162
Starten / Stoppen van de auto 
   
105
Starten van de auto
   
106, 110–113
Starten van de motor
    
105–106
Stickers
    
187
Stickerset
    
187
Stilzetten van de auto
   
106, 110–113
Stoelen achter ~ Achterbank
   
52–54, 93
Stoelen verstellen
    
47–49
Stoelverwarming
    
49–50Stop & Start    24, 55, 58, 118–119,  
162, 178, 182, 202
Streaming audio Bluetooth
   
223, 248
Stuurkolomschakelaars
    
110–112
Stuurwiel (verstellen)
    
50
Supervergrendeling
    
29, 31
Synchroniseren afstandsbediening
   
34
Synchroniseren van de afstandsbediening ~ 
Afstandsbediening synchroniseren
   
34
T
Tankbeveiliging     163–164
Technische gegevens    
209, 211–213
Te laag brandstofniveau ~ Brandstofniveau
   
162
Telefoon
    
225–227, 248–251
Teller
    
10, 122
Temperatuurregeling
    
56
Terugwinnen van energie
   
21, 114
Tijdelijke bandenspanning (met set) ~   
Banden, noodreparatie
   
190, 192
Tijd instellen
    
228, 253
TMC (verkeersinformatie)
   
240
Toerenteller
    
10
Toevoer van buitenlucht ~ Luchttoevoer   
(bediening)
    
56, 58
Top Tether (bevestiging)
    
97
Touchscreen
    
24, 26, 60
Tractiebatterij opladen (plug-in   
hybride)
    
21, 164, 171–173
Tractiebatterij (plug-in hybride)
   
22, 164–165, 171
Trailer Stability Management (TSM)
   
87    
Page 268 of 292

266
Trefwoordenregister
Trekhaak     87, 173
U
Uitgebreide verkeersbordherkenning    125–126
Uitschakelen airbag passagier ~   
Passagiersairbag uitschakelen
   
90, 94–95
USB
    
222, 224, 243, 247
USB-aansluiting
    
62, 66, 222, 224, 243, 247
USB-poort
    
222, 247
V
Veiligheidsgordels     87–88, 95
Veiligheidsgordels achter    
88
Veiligheidsvoorzieningen voor   
kinderen
    
90, 92–101
Veiligheidsvoorzieningen voor kinderen ~   
Kinderen (veiligheidsvoorzieningen)
   
90, 92–101
Ventilatie
    
54, 59–60
Ventilatieroosters
    
54
Verbonden apps
    
244
Verbruikscijfers
    
26
Vergrendelen
    
29–31
Vergrendeling portieren ~ Portieren   
vergrendelen
    
34–35
Vergrendeling van binnenuit
   
34
Vering met variabele demping
   
11 5
Verkeersinformatie (TMC)
   
240
Verklikkerlampje READY
 
  
179
Verklikkerlampjes ~ Controlelampjes
   
12
Verklikkerlampjes ~  
Waarschuwingslampjes     
12, 22
Verklikkerlampje veiligheidsgordel bestuurder   
niet vastgemaakt ~ Gordellampje
   
88
Verklikkerlampje veiligheidsgordels ~ Gordel 
(lampje)
    
88
Verlichting bagageruimte ~   
Bagageruimteverlichting
    
71
Verlichting met Full LED-technologie
   
74, 77, 197
Verlichting overdag ~ Dagrijverlichting
   
73, 197
Vermogen
    
21
Vermogensmeter (plug-in hybride)
   
9, 10, 21
Verversen
    
180
Vervoer van lange voorwerpen ~ Lange   
voorwerpen vervoeren
    
66
Vervuiling van het roetfilter (diesel)
   
182
Verwarming
    
54, 59–60
Video
    
247
Vierwielaandrijving (4WD)
   
117, 178
Visiopark 1
    
151
Visiopark 1 - Visiopark 2
   
150, 152
Voorruitverwarming
    
58
Voorstoelen
    
47–49
Voorverwarming/-koeling interieur (plug-in   
hybride)
    
26, 60
W
Waarschuwing kans op aanrijding    138–140
Waarschuwing oplettendheid bestuurder    
141–142
Waarschuwing vergeten verlichting
   
72
Wallbox (plug-in hybride)
   
166–167, 172
Wassen      122
Wassen (adviezen)    
165, 186–187
Webbrowser
    
240, 244
Wiel demonteren
    
194–195
Wiel monteren
    
194–195
Wielophanging 
    
184
Wiel verwisselen
    
189, 193
WiFi-netwerkverbinding
    
245
Window-airbags
    
91–92
Z
Zekeringen     199
Zekeringen vervangen     
199
Zicht
    
58
Zicht naar voren 180°
    
152
Zij-airbags
    
90–91
Zijspots
    
75
Zonneklep
    
61
Zonnescherm
    
43–45
Zonnesensor
    
54
Zuinig rijden
    
8